e j ef o tons r ui p r e i o t c e l Vo nse s. l
ge etee i i Voge pr e Uzi n acht z a t i g d a vang ui edenm enont l h s. d i l art a j d r r o e p W ne5x zi a g a m
KNOBBELZWAAN Marcel van Kammen/Nature in Stock
De offers van vogelouders TEKST JEANET VAN ZOELEN
Het voeden, schoonhouden en beschermen van hun jongen gaat vogelouders niet altijd in de koude kleren zitten. Zij brengen indrukwekkende, ontroerende en soms vieze offers voor hun kroost.
VO G E LS 02/20•9
Na het broedseizoen zien vogelouders er nogal eens
PIMPELMEES Walter Soestbergen/Agami
verfomfaaid uit.
V Kerkuilkuikens krijgen de eerste tijd de zachte delen
KERKUIL Hans Aarden
van een prooi.
ogelouders zien er na het broedseizoen vaak verfomfaaid uit: grauw, met piekende plukken en kale plekken. Geen wonder als je weet dat bijvoorbeeld een koolmees zich wel zo’n 400 keer per dag op en neer naar je nestkast haast en zich door dat invlieggat wurmt met een rups voor één van die bedelende bekjes. Hoe meer jongen, hoe vaker. Minstens 18 dagen achtereen zijn ze in touw en dan blijven ze ook nog bijvoeren tot een week of twee nadat de jongen zijn uitgevlogen. Soms volgt een tweede nestje er strak achteraan. Respect!
Moeder kerkuil heeft ook wat te verduren, want ze moet haar jongen op een aparte manier voeren. Ze onthoofdt de muis en eet de kop en andere harde delen zelf. De zachte delen, zoals de darm en kleine stukjes vlees geeft ze aan het jong. Eén zo’n voedering duurt de eerst dagen maar liefst een uur! En dan te bedenken dat ze vaak vier tot zeven kuikens heeft. Overigens van verschillende leeftijden, dus niet allemaal even bewerkelijk. In de derde week kunnen de jongen kleine prooien, zoals spitsmuizen, geheel naar binnen werken. Het mannetje kerkuil beperkt zich tot de jacht en voert niet. Kerkuilen jagen vooral op woel- en andere muizen en daarvan brengen ze er per nacht wel een stuk of veertien naar het nest; dat weten we uit het webcamproject Beleef de Lente van Vogelbescherming. Die score is wel afhankelijk van hoeveel jongen er zijn en welk formaat ze hebben. Aan de lopende band jagen voor jezelf en je uilskuikens is al een uitdaging – een volwassen uil eet zelf vier tot acht prooien per dag – maar ook het voeren vergt dus nogal wat van deze soort. Duivenmelk en bunkeraars Een geheel ander soort offer brengen duiven. Ze voeden hun jongen namelijk met hun eigen huidcellen. Een paar dagen voor de jonge duiven uit het ei komen, wordt bij de ouders de binnenlaag van de krop – een verbreding
KIEVIT EN GRAUWE GANS Hans Aarden
bovenin de keel – steeds dikker, komt dan los en vormt een voedzaam prutje, de zogenaamde ‘duivenmelk’. Dat gebeurt bij het mannetje én het vrouwtje. Briljant, want zo kunnen ze ook in de winter jonkies groot krijgen als het te koud is voor rupsen, larven en ander voedsel voor de jongen. De volwassen duiven leven van zaden, pitten, granen en bloemknoppen. 15.000 kilometer Aalscholvers zijn viseters en pakken het nog anders aan. Ze blijven wat langer weg en schransen zoveel mogelijk vis naar binnen. Dan vliegen ze terug naar het nest – waar ze nog net niet worden aangevallen door hun hongerige jongen – en braken het voedsel voor ze op. Hoe moeilijker het vissen gaat, des te langer blijven vis etende vogels weg. Albatrossen spannen de kroon en vliegen soms wel 15.000 kilometer voor een maal voor het kuiken en kunnen tot drie weken wegblijven van het nest.
Oudervogels willen zo veel mogelijk jongen zo gezond mogelijk groot krijgen. Genoeg eten is dan essentieel, maar hygiëne ook, want alle inspanning was voor niets als ze ziek worden, laat staan opgegeten. In de uitwerpselen van jongen die dagen of zelfs weken in het nest blijven, leven veel ziekteverwekkers en de stank brengt predatoren op het spoor van dat kommetje vol lekkere hapjes. Weg dus, met die viezigheid. Vandaar dat bijna alle jonge vogels die het eerste deel van hun leven in het nest blijven, poepen in een soort zakje van een stevig wit of doorzichtig vlies. Vader of moeder hoeven dat zakje alleen maar overboord te gooien om het nest schoon te houden. Soms eten ze het poepzakje zelfs op. Dat is wat overdreven hygiënisch denkt u misschien, maar het is ook slim, want vaak bevat het nog goede voedingsstoffen. Met de eischalen doen ze om die reden trouwens hetzelfde: ook uit het nest gooien of opeten. Wilt u dit gedrag met eigen ogen zien? >
Veel weidevogels verdedigen hun jongen fel tegen indringers.
VO G E LS 02/20•11
SPREEUW Marc Guyt/Agami
Spreeuwen voeren de poep van hun jongen af.
Kijk dan dit jaar naar de koolmezen van Beleef de Lente. Die zijn vaak goed te zien terwijl ze in de weer zijn met eischalen of poepzakjes. Nu weet u waarom. Met een beetje geluk ziet u ook dat de jonge mezen stoppen met het maken van die zakjes als ze eenmaal kunnen vliegen. Het gevaar is dan geweken. Terror-moeder van het jaar Naast deze passieve vorm van nestverdediging, beschermen sommige vogels hun nest ook actief. Hoe groter de vogel, hoe meer indruk dat maakt. Bij zwanen heeft u het vast wel eens aan den lijve ondervonden als u nietsvermoedend in de buurt van een nest kwam. Ze beschermen hun kroost door te hissen en met hun vleugels te flapperen of zelfs te slaan. Die zwanenmoeder is overtuigd dat je haar kinderen wilt verorberen, dus neem het haar maar eens kwalijk.
Andere vogels vallen aan vanuit de lucht en proberen op je hoofd te poepen, te pikken of krabben als jij (of een andere rover) in de buurt van hun nest dreigt te komen. Denk aan alle nieuwsberichten over ‘terror-buizerds’ afgelopen jaren. ‘Moeder van het Jaar’ zou een betere benaming zijn, al ervaren de aangevallenen dat vast anders. Wie niet groot is, moet slim zijn en dat spreekwoord neemt de kluut en soms de kievit ter harte. Niet zo krachtig als zwaan of buizerd, doen deze oudervogels alsof ze gewond zijn; ze fladderen met één hangende vleugel van het nest vandaan. Ze lijken een makkelijke prooi en zo lokken ze roofdieren als vossen, marterachtigen en roofvogels weg. Komt de rover de ‘gewonde’ té nabij, dan volgt een wonderbaarlijke genezing. Overigens schroomt de belaagde ook niet om aan te vallen als het nodig is.
De houtsnip doet alles ter bescherming van nest en jongen. Ei en jong zijn gecamoufleerd, het vrouwtje neemt haar kleintjes met haar snavel uit het nest (weg van die geurtjes), pikt naar belagers én doet alsof ze gewond is om ze weg te lokken. En als dat allemaal niet mag baten, heeft ze nog een aandoenlijke troef achter de hand. Ze draagt haar jongen vliegend weg, tussen en op haar poten… Meeliften gebeurt trouwens vaker, maar meestal op de rug van vader of moeder, alles in het belang van de kleintjes. In gracht, park of sloot, zie je dit sterkte staaltje van ouderliefde bij knobbelzwanen en futen.
Bij dreigend gevaar klemt een volwassen houtsnip een jong tussen de poten en vliegt er mee weg om het kuiken in veiligheid te brengen.
VOGE LS 02/20•13
OPINIE TEKST KEES DE PATER ILLUSTRATIE LOTTE DIJKSTRA
Tijd voor een groene Mansholt Een subsidieslurpende milieuvervuiler die de natuur vernietigt... Met die karikatuur voelt een deel van de Nederlandse boeren zich weggezet als dé schuldige aan een reeks problemen voor milieu, landschap, natuur en vogels. De begrijpelijke tegenreactie is boosheid en ontkenning. Een wenkend perspectief is nodig om tegenstellingen te overbruggen, betoogt Kees de Pater, hoofd Communicatie van Vogelbescherming
B
oeren wegzetten als dé oorzaak van de grote achteruitgang van biodiversiteit en vernietiging van natuurrijke landschappen lost niets op. Maar dat geldt net zo hard voor het ontkennen of bagatelliseren van de negatieve invloed van ons landbouwsysteem op natuur en landschap. De veel te grote uitstoot van stikstof en fosfaat, het gebruik van pesticiden, de te lage waterstand in veenweidegebieden en de verdroging van veel natuurgebieden; intensieve landbouw draagt er fors aan bij. Willen we een gezond land met een rijke natuur en een mooi boerenlandschap, waar nog grutto’s broeden en hoog boven ons veldleeuweriken zingen? Dat kan alleen door het landbouwsysteem te veranderen. Nederland moet afstappen van een landbouw gebaseerd op maximale productie voor de wereldmarkt waarbij vele tonnen veevoer worden geïmporteerd en de mest hier achterblijft. We moeten de
weg inslaan naar een grondgebonden landbouw met ruimte voor natuur. Zo’n toekomst bereiken we niet door alle problemen op het bordje van de boer te leggen. Veel boeren zitten klem tussen de aflossing aan de bank en de markt die voor de laagste prijs gaat. Zeker, een groeiende groep boeren produceert wel natuurvriendelijk, maar dat is in het huidige systeem niet voor iedereen weggelegd. De noodzakelijke omslag bereiken we alleen gezamenlijk: boeren, supermarkten, consumenten, banken…. Met vooral een wenkend perspectief voor de boer. Dat perspectief moet gaan over een fatsoenlijk inkomen, maar met minder vee, minder productie, duidelijkheid over milieueisen én maatschappelijke waardering. Intussen zijn er vele initiatieven van boeren, burgers en natuurorganisaties die laten zien dat het anders kan. Vogelbescherming speelt hierin een voortrekkersrol in verschillende samenwerkingsverbanden,
samen met het netwerk van boerenlandvogelboeren en dankzij steun van leden en vele andere partijen. Zulke maatschappelijke initiatieven zijn essentieel. Die geven aan dat het nĂş al anders kan. Om voldoende schaalgrootte in de landbouwtransitie te bereiken, heeft de overheid echter een prominente rol te spelen. Niet door het er een beetje bij te doen, of problemen naar de toekomst te verschuiven, zoals bij de stikstof. Geld voor een overgang, regelgeving en heldere doelen zijn nodig, nationaal en Europees.
Na de Tweede Wereldoorlog was het credo Nooit meer honger. Met Mansholt aan het roer, eerst als minister en daarna als Europees landbouwcommissaris werd de landbouw succesvol hervormd. Het is nu tijd voor een nieuwe drastische hervorming; voor een groene Mansholt (m/v). Doel daarvan is voldoende gezond voedsel produceren in combinatie met een boerenland waar het gonst van de bijen, waar geelgorzen de vijfde van Beethoven eindeloos repeteren en het zachte koeren van de zomertortel weer klinkt.
Een wenkend perspectief voor de boer; minder productie voor een fatsoenlijke prijs
VOGE LS 02/20•15
NICO & ELWIN TEKST NICO DE HAAN ILLUSTRATIE ELWIN VAN DER KOLK
Zomertortel, het verdwijnen van een goede vriend
A In deze serie nemen Nico de Haan en Elwin van der Kolk u mee in een verrassende vogelwereld.
fgelopen zomer zag ik ineens in de achtertuin van een zomerhuis in Zeeland een zomertortel. Hij liep bijna de achterdeur in en ik riep met bijna overslaande stem: “Daar! Een zomertortel!” Mijn vrouw keek me verbaasd aan. “Nou en?” Maar voor mij was het alsof ik na jaren een oude bekende tegenkwam. Als kleine jongen in het Zalkerbos en later in de Gelderse Vallei kon je geen zomerwandeling maken of je hoorde ze. Zelfs toen we 25 jaar geleden in een lommerrijke wijk gingen wonen, klonk de hele zomer het zachte en zoete en ronde toer-toer-geluid. Een ontmoeting met deze vogel bracht me – ook toen al – altijd in verrukking. Het frisse ‘zebra’-vlekje op de nek, de warme kastanjebruine rossige rug en de wijnrode keel en borst maken hem voor mij tot een van de mooiste bosvogels. Heel opvallend is bij het neerstrijken en opvliegen de spierwitte staartrand. Zomertortels zijn snelle vliegers en de rechte vlucht met ‘trekkende’ en ‘rukkende’ vleugelslag is typisch voor
deze soort. Het ziet eruit als wit vlagvertoon en levert een uniek schouwspel op. Tijdens de baltsvlucht maakt het mannetje een snelle opwaartse boog met daarna een zweefvlucht, waarbij staart en vleugels worden gespreid. Ze waren hier met duizenden, een heel gewone plattelands- en bosvogel. Maar bijna overal is het onkruid op de akkers doodgespoten, zijn heggen en hagen gerooid, ooit bloemrijke weilanden zijn zo kaal en dood als een pier. In Afrika verdwijnen door overbegrazing en houthak in hoog tempo de gebieden waar ze overwinteren en op de heen- en terugweg liggen ze letterlijk onder vuur; ze worden zwaar bejaagd. Geen wonder dat deze vogels stiekem uit mijn dagelijks leven zijn verdwenen. Voor mij was het verdwijnen van de zomertortel als het verliezen van een goede vriend, zonder dat je een rouwkaart hebt gekregen. En dan plotseling, als een geestverschijning, deze ontmoeting in het Zeeuwse. Zou er toch een toekomst voor ze zijn? VOGE LS 02/20•35