HERFST 04/2021
SAMEN VOOR VOGELS EN NATUUR
De vogelaar Frans de Waal
IJskoude prachteiders Basiskwaliteit Natuur: hard nodig
Vogelakkers moeten velduil en blauwe kiek verleiden TEKST NIENKE BEINTEMA
Blauwe kiekendief en velduil zijn twee van onze zeldzaamste broedvogels. Dankzij speciaal aangelegde vogelakkers hebben zij nu ’s winters meer te eten. Maar is dat genoeg om deze soorten voor ons land te behouden?
BLAUWE KIEKENDIEF Mark Gottenbos/Nature in Stock
VOG E LS 04/21•11
VELDUIL Yves Adams/Vilda
ge eens gelegenheid kunt vin“W anneer den, om de groote duinvlakten van onze
Noordzee-eilanden te bezoeken en daar rustig urenlang rond te dwalen, dan kan het niet missen, of ge krijgt velduilen te zien.” Dat schreef Jac. P. Thijsse, grondlegger van de Nederlandse natuurbescherming, in 1904 in zijn boek Het Vogeljaar. “In den nazomer, als de jongen vlug zijn, kan het in sommige streken wemelen van deze uilen. Ze zijn zeer nieuwsgierig en menigmaal
vlogen ze met me mee, als ik in de avondschemering een wandeling maakte door ‘t duin.” Op de Rode Lijst Hoe anders is het ruim honderd jaar later. Nu behoren deze fraai getekende uilen tot de zeldzaamste broedvogels van Nederland. In de meeste jaren zijn er minder dan tien broedparen. In de tijd van Thijsse moeten dat er vele honderden zijn geweest, misschien wel meer dan duizend
Jules Bos
STEUNPILAREN VAN DE VOGELAKKERS Jules Bos: “Vogelakkers zijn een tijdelijke maatregel. Na drie tot vier jaar moet je ze onderploegen en opnieuw aanleggen om de situatie voor veldmuizen optimaal te houden. Boeren die Vogelakkers aanleggen en onderhouden, krijgen daar een vergoeding voor; ze leveren er immers productie voor in. Ze zijn er zelf vaak ook blij mee. Vogelakkers zijn goed voor de bodem en veel boeren hebben hart voor de biodiversiteit op hun land.”
in goede muizenjaren. Vroeger broedden ze in ons hele kustgebied, maar tegenwoordig vrijwel alleen nog op de Waddeneilanden. De velduil staat daarom op onze Rode Lijst. Daar staat hij naast een andere muizenjager, waarvoor een vergelijkbaar verhaal geldt: de blauwe kiekendief. Ook daarvan hebben we de laatste jaren nog maar tien broedparen: op Texel en Terschelling en in graanakkers in Noordoost-Groningen.
“Er zijn allerlei ontwikkelingen waar deze twee soorten last van hebben”, vertelt Jules Bos van Vogelbescherming. “Ten eerste de veranderingen in de duinen, zoals verdroging, verruiging, begrazing en toegenomen recreatie. Maar we denken dat ze daarnaast in de winter te weinig voedsel vinden.” Beide soorten eten vooral muizen. Die leefden vroeger overal. Maar door de intensieve landbouw zijn ze er tegenwoordig veel minder. Om het tij te keren heeft Vogelbescherming VO G E LS 04/21•13
HARTELIJK DANK! De vogelakkers van Wadvogels van Allure kwamen tot stand dankzij bijdragen van de leden van Vogelbescherming en donateurs en vrijwilligers van Grauwe Kiekendief -
– gezamenlijk met Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels – in de afgelopen zes jaar gewerkt aan een bijzonder project: ‘Wadvogels van Allure’. “We hebben verspreid over het Waddengebied 150 hectare vogelakkers aangelegd”, vertelt Bos. “Dat zijn akkers waarop stroken met luzerne of klaver worden afgewisseld met stroken met granen en kruiden.” De luzerne en klaver worden nu en dan gemaaid, maar de granen en kruiden blijven staan. Daarin vinden muizen het hele jaar dekking en voedsel en kunnen hun aantallen flink toenemen. “Die aanpak lijkt goed te werken”, zegt Bos. “Die vogelakkers worden ‘s winters heel goed bezocht, zowel door velduilen als door blauwe kiekendieven.”
Kenniscentrum Akkervogels, het Waddenfonds, de provincies Noord-Holland en Friesland, het Prins Bernhard Cultuurfonds en het Bettie Wiegman Fonds. Aanleg en beheer gebeurden samen met agrarische natuurvereniging De Lieuw, Groenvoederdrogerij BV Oldambt, Stichting Het Groninger Landschap, Natuurmonumenten en een aantal Groninger akkerbouwers.
Lange adem Vertaalt zich dat al in meer broedgevallen? “Zo gemakkelijk werkt dat helaas niet”, antwoordt Bos. “Het is een kwestie van lange adem. En van voldoende schaalgrootte. Daarnaast zijn beide soorten heel ongrijpbaar: er zijn allerlei factoren in het spel waar we nog weinig zicht op hebben.” Eén daarvan is de actieradius van velduil en blauwe kiekendief. Ze kunnen binnen een jaar enorme afstanden overbruggen en daarbij verschillende landen aandoen. Vooral velduilen zijn nomadisch; ze vestigen zich, schijnbaar vanuit het niets, op plekken waar de omstandigheden gunstig zijn, maar kunnen even snel weer verdwijnen. Bos: “Maar waarom precies? Punt is dat er een heleboel tegelijkertijd is veranderd, over een lange reeks van jaren. Dat maakt het erg lastig de vinger op de zere plek te leggen.” Het mysterie ontrafelen Er vindt veel onderzoek plaats om om de puzzelstukjes op hun plek te leggen. Dat gebeurt onder meer door Sovon Vogelonderzoek Nederland en Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels. “Vooral door het broedsucces nauwkeurig te monitoren”, vertelt Bos, “maar er worden ook ieder jaar velduilen en blauwe kiekendieven uitgerust met een zender. Zo kunnen we volgen waar ze heen vliegen. Hoe ze het landschap gebruiken. Welke gebieden vooral belangrijk zijn tijdens bepaalde perioden.” Zo weten we nu dat een velduil die in 2019 in de Friese graslanden broedde, een winter in Libië doorbracht, om vervolgens richting Rusland te vliegen, wellicht op zoek naar geschikt broed-
BLAUWE KIEKENDIEF Fabrice Cahez/ Nature in Stock
gebied. “We hebben slecht zicht op de aantallen en de broedsituatie in Rusland”, merkt Bos op. “Wie weet gaat het met deze soorten op wereldschaal helemaal niet zo slecht, maar heeft alleen Nederland ze steeds minder te bieden.” Blijven inzetten Hoe erg dat is, daarover kun je twisten. Bos: “Ons uitgangspunt is dat we deze soorten graag voor Nederland willen behouden. Het zijn karakteristieke soorten van het Waddengebied, en veel mensen genieten van ze. Bovendien zijn er ook veel andere muizeneters die profiteren van de maatregelen die we treffen, zoals torenvalken. In vogelakkers zie je ook veel insecten en allerlei zangvogels.” Daarnaast nemen beide soorten ook af in de ons omringende landen. “Daarom willen we ons blijven inzetten voor blauwe kiekendief en velduil in het Waddengebied. Ze laten gaan is te gemakkelijk”, vindt Bos. “We zijn dus begonnen met
een vervolgproject, als onderdeel van het grotere project ‘Wij & Wadvogels’. Daarbij willen we nog meer vogelakkers gaan inrichten, en onderzoeksvragen beantwoorden: hoe gebruiken die vogels dat duingebied, welke factoren zijn daar belangrijk, en hoe verdelen ze hun tijd tussen het duin en de landbouwgebieden?” Het nieuwe project is dit jaar gestart en loopt tot 2026. “De bescherming van deze soorten is weerbarstige materie”, besluit Bos. “Maar stapje voor stapje hopen we toch verder te komen. Daarvoor zijn dit soort projecten zo belangrijk.” Jac. P. Thijsse zou dat grif hebben beaamd. “Je ziet zoo, hoe zelfs de woeste plekken in de zeepolders, waar eeuwen lang de vogels ongestoord broedden, door den mensch in gebruik genomen worden”, zo schreef hij in Het Vogeljaar, “en hoe noodig het dus is, de vogels zooveel mogelijk te beschermen, opdat wij deze prachtige dieren niet kwijtraken.”
VELDUIL Yves Adams/Vilda
VOG E LS 04/21•15
De naam van de vogel TEKST GERT OTTENS ILLUSTRATIES CASPER GIJZEN
Jules Verreaux
Beestjes moeten een naam hebben. Vooral in de 18e en 19e eeuw kregen vogels namen van beroemde ornithologen. We stellen vier van deze voorouderlijke vogelaars aan u voor. Temminck
N
atuurlijk bestaan de meeste vogelsoorten al veel langer dan wij mensen. Maar toch heeft iedere vogelsoort een ‘ontdekker’. Iemand die de vogel voor het eerst zag, beschreef en/of benoemde. Want het beestje moet wel een naam hebben. Tegenwoordig worden nog steeds ‘nieuwe’ vogelsoorten ontdekt. Maar het was vooral in de 18e en 19e eeuw dat vogelaars nieuwe vogels aan onze kennis toevoegden. En vaak werden deze dan naar iemand vernoemd.
Pallas
Steller
Naamgeving Vaak wordt een vogel genoemd naar onderscheidende kleedkenmerken, of een geluid dat ze voortbrengen, eventueel in combinatie met het gebied of land waar ze voorkomen. Zoals de drieteenstrandloper of de Aziatische roodborsttapuit. Als je de wetenschappelijke en Engelse namen bij elkaar optelt, kreeg bijna een kwart van alle vogelsoorten de naam van een persoon. Het betreft ongeveer 2200 soorten (en 1100 mensen). De naamgever is niet altijd de ontdekker, of degene die de soort als eerste vastlegt voor de wetenschap. Soms wordt zo’n vogel uit eerbied naar iemand vernoemd, soms naar nu zeer controversiële figuren. Maar dat kan ook de vrouw of het kind van de naamgever zijn. >
VOG E LS 04/21•41
TEMMINCKS STRANDLOPER Een van de kleinste steltlopers en een schaarse doortrekker in voor- en najaar, broedend vanaf Scandinavië oostwaarts.
Pallas
foto: Markus Varesvuo/Agami
Temminck Temmincks strandloper werd vernoemd naar Coenraad Jacob Temminck (1778-1858), één van de beroemdste Nederlandse ornithologen. Hij was de eerste directeur van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in Leiden, tegenwoordig Naturalis. Zelf heeft hij meerdere vogelsoorten voor het eerst beschreven. Het is niet toegestaan om die je eigen naam te geven. Een aantal vogelsoorten met de naam Temminck, zijn door Temminck vernoemd naar zijn vader Jacob. Die was in zijn tijd óók een bekende vogelkenner. Later zijn vogels als eerbetoon naar Temminck jr. vernoemd. Zoals de Temmincks strandleeuwerik, Temmincks renvogel (een Afrikaanse steltloper), Temmincks saterhoen (een Aziatische fazant) en de Temmincks honingzuiger. Vele daarvan heeft Temminck overigens nooit in levende lijve gezien. Hij werkte vooral met soorten die door anderen waren ‘verzameld’ – in de meeste gevallen een eufemisme voor geschoten.
Peter Simon Pallas (1741-1811) was een Duitse geneeskundige en zoöloog; hij behoort zonder twijfel tot de meest beroemde natuurvorsers van de 18e eeuw. Hij was blijkbaar ook heel slim, want hij behaalde zijn eerste doctoraat toen hij nog maar 19 was. Pallas is vooral bekend van zijn reizen door het Russische rijk, met name door Siberië en Mongolië. Hier beschreef hij veel zoogdieren, vissen en insecten voor het eerst. En dus ook meerdere – bijna honderd! – vogels, waaronder een inmiddels uitgestorven aalscholver. Ter ere van Pallas zijn, na zijn dood, vele vogels naar hem vernoemd; zelfs ook een vulkaan. De Pallas’ boszanger – een Siberische zangvogel die ook jaarlijks in ons land opduikt – is wellicht de bekendste. Maar bijvoorbeeld ook de Pallas’ rietgors en de Pallas’ roodmus.
PALLAS’ BOSZANGER Bijna zo ‘groot’ als een goudhaantje. Ondanks zijn geringe formaat trekken er ieder najaar enkele honderden door Europa, ca. 7000 kilometer van de broedgebieden in Siberië. foto: Laurens Steijn/Agami
Steller
VERREAUX’ OEHOE Geen uil in Afrika is groter dan deze. En het is de enige uil waarvan bekend is dat die zelfs op apen jaagt. foto: Philippe Clement/Nature in Stock
Verreaux De Franse familie Verreaux, die vanuit Kaapstad een handel in opgezette dieren en veren dreef, heeft in ieder geval drie broers als naturalisten voortgebracht. Het is vooral Jules Pierre Verreaux (1807-1873) die zeer reislustig was. Zo trok hij jarenlang door Australië en kwam hij terug met 115.000 dierlijke en plantaardige monsters! Maar vooral in de namen van Afrikaanse en Aziatische vogels worden hij en broer Jean Baptiste (1810-1868) vaak gememoreerd. Zo is de zwarte arend (aquila verreauxii) naar de jongere broer genoemd en de Verreaux’ oehoe – beide uit Afrika – naar de oudere. De uil werd door Jules ontdekt terwijl hij nog een tiener was, en officieel door Temminck beschreven. Verreaux’ duif – uit Noord- en Zuid-Amerika – is naar allebei vernoemd, en wel door Prins Charles Lucien Bonaparte, een volle neef van Napoleon. Overigens was ethiek de broers Verreaux vreemd. Ze deinsden er niet voor terug om het lichaam van een Afrikaan uit zijn graf te roven, te prepareren en in Parijs en Barcelona tentoon te stellen. Pas in 2000 werd het lichaam gerepatrieerd naar Botswana en daar begraven op misschien wel de verkeerde plek, zoals te lezen is in El Negro en ik van Frank Westerman.
In vroeger eeuwen waren vooral Franse, Britse en Duitse onderzoekers actief in de wereldwijde ornithologie. Ook de Duitse ontdekkingsreiziger Georg Wilhelm Steller (1709-1746) past in dat rijtje. Hij reisde met name door het Verre Oosten van Rusland en Alaska, onder andere met Vitus Bering, bekend van de zee en de straat. Reizen ging er anders aan toe dan nu. Zo strandde Steller negen maanden op wat later Beringeiland zou gaan heten. Bering overleed daar, samen met meer dan de helft van de bemanning. Ondanks alle ontberingen lukte het Steller om er onderzoek te doen en daarbij ontdekte hij de Stellers zeekoe. Helaas hebben pelsjagers de soort vervolgens in nog geen dertig jaar uitgeroeid. Uiteindelijk overleed Steller in Oost-Siberië aan koorts, op weg naar huis. Vier soorten vogels zijn eind 18e, begin 19e eeuw naar hem vernoemd: een Noord-Amerikaanse gaai, een albatros, een eider en een zeearend. De laatste twee werden ook echt door Steller ontdekt, maar voor het eerst beschreven door Peter Simon Pallas (evenals de zeearend).
STELLERS ZEEAREND De grootste arend ter wereld, zelfs nog groter dan ‘onze’ zeearend. foto: Yves Adams/Vilda
VOGE LS 04/21•4 3
Knoop met hulp van de kinderen van restjes touw in een oogwenk een hippe plantenhanger voor een laatbloeiend herfstplantje. Een cadeautje voor uzelf, de insecten én de vogels.
TEKST JEANET VAN ZOELEN
hangers herfstplanten
JUNIOR
Hippe voor
O
ok in de herfst zijn er planten die bloeien, bijvoorbeeld verschillende soorten vetplanten (sedum). Dat is fijn voor de insecten, want die vinden dan toch nog voedsel én voor vogels die insecten eten. Maak samen met de (klein)kinderen daarom een hippe plantenhanger voor zo’n laatbloeiend sedumplantje. Werk samen en gelijk op; dan kunnen ze meekijken en u nadoen. Het is makkelijk als ze eenmaal doorhebben wat de bedoeling is. Ook leuk als cadeau voor iemand anders!
Benodigdheden per persoon • Vier stukken touw van ruim 2 meter lang • Een houten of metalen (sleutelhanger)ring,
foto’s: Jeanet van Zoelen
Het knopen
karabijnhaak of ander soort clip • Een plantenpotje voor buiten • Een vetplantje dat in de herfst bloeit • Eventueel houten of metalen kralen voor versiering
• Pak de draden samen in het midden vast en leg er een knoop in met een ruime lus, want daar gaat de plant aan hangen. Heeft u een ring, schuif die dan om de draden tot in het midden en leg de knoop eronder. • U heeft nu een knoop of ring met acht losse draden. Hang deze bijvoorbeeld aan een deurklink om makkelijker te werken. • Pak steeds twee van de acht draden vast en maak op ongeveer 35 centimeter van boven een simpele knoop. Het staat het mooist als de
vier knopen op dezelfde hoogte zitten. • Maak nu 10 centimeter lager een nieuwe reeks van vier knopen. Let op: u maakt nu het rechtertouw van de bestaande knoop vast aan het linker touw van de bestaande knoop ernaast. U knoopt als het ware de buurtouwen aan elkaar vast. • Herhaal deze stap weer zo’n 10 centimeter lager. • Hieronder neemt u alle touwen weer samen en legt er een grote knoop in. • Plaats het potje met de vetplant in de hanger en zoek er een mooi plekje voor! VOGE LS 04/21•55