Verschijnt 5 maal per jaar, in feb., apr., juni, okt. en dec. Afgiftekantoor 1099 Brussel X P409339
BELGIË - BELGIQUE
P.B. Brussel X BC 9467
TIJDSCHRIFT TOELATING GESLOTEN VERPAKKING
Akademos I n f o r m a t i e m a g a z i n e v a n d e V r i j e U n i v e rs i t e i t B r u s s e l J a a rg a n g 8 - N ° 2 - A p r i l 2 0 0 5
“Brussel is voor ons een enorme troef” ............................................ p4 Samenwerking met Cuba op kruissnelheid .......... p7 Bent u ook flexibel? ................................... p12
Onderzoek................. p2
Kort nieuws.............. p6
Anouk zonder grenzen..... p15
1.
ONDERZOEK KORT
Wist u dat… … PRATEN OVER SEKS TABOE IS IN ÉÉN OP TIEN GEZINNEN? Telidja Klaï, verantwoordelijke voor de doelgroep jongeren, kinderen en hun ouders bij Sensoa, promoveerde aan de Vrije Universiteit Brussel met haar doctoraal proefschrift ‘Intergenerationeel onderzoek naar de communicatie over seksualiteit: een studie bij ouders en jongeren tussen 15 en 21 jaar.’ Belangrijkste conclusie is dat relationele en seksuele vorming binnen een gezinscontext niet evident is, jongeren halen in de eerste plaats informatie buiten het gezin. Binnen het gezin nemen moeders voornamelijk deze rol op zich, al blijken de vaders vandaag toch aan een inhaalbeweging bezig in vergelijking met hun vader. Nog opmerkelijk is dat dochters meer dan zonen de ouders, en dan vooral de moeder, als informatiebron gebruiken. In de communicatie blijken technisch-biologische thema’s en relationele onderwerpen het meest voor de hand te liggen. Communicatie over aids, seksueel overdraagbare aandoeningen, seksueel geweld en perversiteiten ligt een pak moeilijker. Daarnaast zijn er rechtstreekse verbanden tussen de communicatie en de kwaliteit van de ouder-kind relatie, de seksuele activiteit van de ouders en het seksueel leven van het kind.
… EEN NIEUW INFRAROOD CAMERASYSTEEM LANDMIJNEN BETER OPSPOORBAAR MAAKT? De techniek ‘Multispectral Thermal Imaging’, die ontdekt werd door onderzoekers van het Departement Elektronica en Informatieverwerking (ETRO) van de Vrije Universiteit Brussel, is gebaseerd op een infrarood-camera systeem dat in een zone van 20m x 30m zoekt naar verdachte doelwitten. De nieuwe techniek zorgt voor een gedetailleerd beeldoverzicht van het gebied, met op de centimeter na nauwkeurige posities van mogelijke landmijnen. Het systeem analyseert verschillen in de warmtestraling in de bodem en detecteert op basis daarvan waar ‘vreemde objecten’ begraven liggen. Met steun van de VN werd het systeem eind 2004 uitgebreid getest in een echt mijnenveld in de gedemilitariseerde zone in Cyprus. De onderzoekers ontdekten er zo verschillende mijnen die met de bestaande technologie amper te lokaliseren zijn. Onderzoek van de camerabeelden heeft ook uitgewezen dat in bepaalde bodems en onder bepaalde weersomstandigheden, mijnen op te sporen zijn die tot 10 cm onder de grond liggen. Ontmijners willen vooral via effectief bewezen technieken beter te weten komen waar ze best beginnen te zoeken. De testen met multispectrale en thermische camerabeelden hebben alvast aangetoond hoe ze efficiënter kunnen werken.
… ER IN VLAANDEREN NOOD IS AAN EEN VOORTGEZETTE OPLEIDING VOOR PALLIATIEVE SUPPORT TEAMS?
… ER EEN NIEUWE METHODE BESTAAT OM EEN VERHOOGD RISICO OP EMBOLEN OP TE SPOREN BIJ PATIËNTEN MET HERSENTROMBOSE? Aan de vakgroep Cardiologie van het AZ van de Vrije Universiteit Brussel werd een nieuwe methode ontwikkeld om ‘patent foramen ovale’ (PFO) op te sporen bij patiënten met hersentrombose. PFO is een kleine opening tussen beide hartholtes, meer bepaald de voorkamers, waardoor klontertjes die losgekomen zijn van het been kunnen passeren en ter hoogte van de hersenen mogelijk een trombose veroorzaken. De techniek is vooral belangrijk voor hersentrombose-patiënten jonger dan 65. Bij die mensen gaat men actief op zoek naar zo’n PFO, aangezien het vinden van zo'n gaatje belangrijk is voor de verdere behandeling. Via de nieuwe ‘transthoracale echocardiografie’-methode, plaatst men voor een echocardiografie van het hart, een sonde op de borstkas. Deze methode is veel gemakkelijker, sneller, minder belastend voor de patiënt en vooral minder duur dan de huidige ‘transoesofageale echocardiografie’-methode, waarbij de echosonde via de slokdarm in de patiënt wordt gebracht. Bovendien heeft onderzoek aangetoond dat met de nieuwe methode beduidend meer PFO’s gedetecteerd worden, waardoor de techniek meteen ook meer betrouwbaar is.
2.
Sinds 2001 zijn de Vlaamse algemene ziekenhuizen verplicht om een palliatief support team (PST) op richten, bestaande uit een (halftijds aangesteld) geneesheer-specialist, een verpleegkundige en een psycholoog. Anno 2003 voldeed slechts 13% van de ziekenhuizen aan die vereiste. Dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Ruddy Verbinnen over de gespecialiseerde palliatieve zorg in Vlaanderen. Eén van de belangrijkste oorzaken is dat leden van een PST te weinig vrijgesteld worden van andere taken. Dat blijkt uit een bevraging van 286 leden en coördinatoren van PST's in Vlaanderen. Ziekenhuizen krijgen weliswaar subsidies om een PST te financieren, maar die gelden zijn ontoereikend om het volledige team te betalen. PST's zijn bovendien vaak adviserend. Ruddy Verbinnen wijst in zijn doctoraat ook op een nood aan begeleiding van zowel patiënten en hun familieleden als van andere hulpverleners door de PST-leden. Palliatieve zorg is immers een zeer specifiek werkterrein waar niet alleen medische, maar ook sociale, psychologische en communicatieve vaardigheden van belang zijn. Een palliatieve hulpverlener staat immers in nauw contact met zowel de patiënt als de familie op een zeer emotioneel moment. Het permanent doorgeven van ervaringen moet er bovendien voor zorgen dat de expertise in palliatieve zorg niet gaat 'uitsterven'. Er zou best werk gemaakt worden van een palliatieve opleiding of scholing voor alle zorgverleners, vindt Ruddy Verbinnen. Want zelfs in 2005 hangt er nog een groot taboe rond dood, zowel binnen als buiten de gezondheidszorg.
… ER EEN NIEUWE MANIER BESTAAT OM KANKER MOGELIJK BETER OP TE SPOREN?
… DE SOCIALE ONGELIJKHEID IN DE 19E EEUW STERK ZICHTBAAR IS IN DE SCHRIJFTAAL? Als men soortgelijke teksten van arbeiders en hoger opgeleiden uit de 18e eeuw naast mekaar legt dan vindt men bij beide klassen dezelfde typische schrijfproblemen in het Nederlands terug. Het verschil is wel dat de kwaliteitsverbetering van het schrijfgedrag, historisch bekeken, vroeger optreedt bij de hoger opgeleiden dan bij de middenklasse en lagere klassen. Aan het einde van de 18de eeuw sukkelden de hoogste klassen met identieke schrijfproblemen als hun ondergeschikten 100 jaar later. Vanaf 1800 trad echter bij de elite een algemene kwalitatieve taalbeheersing op. De middenstand schreef even ‘slecht’ als de laagste klassen tijdens de eerste helft van de 19de eeuw, maar na 1850 was de hele middenstand min of meer beter geletterd. De laagste klasse tenslotte zou het ‘goede’ gemiddelde schrijfniveau pas bereiken tussen de twee wereldoorlogen. Een verklaring voor die sociale verschillen moet waarschijnlijk gezocht worden in het onderwijssysteem enerzijds en in het gewijzigde belang van ‘schrijfvaardigheid’ voor iemands sociale status, anderzijds. Al moet dit nog in verder onderzoek bevestigd worden. Dit zijn enkele bevindingen uit het doctoraatswerk van Wim Vandenbussche, waarin hij op zoek ging naar het echte, ‘levende’ geschreven taalgebruik van de gewone man in het 19de-eeuwse Brugge. Hij kreeg er de prijs Ignace Vanderschueren van de Vrije Universiteit Brussel voor uitgereikt.
… 3D BEWEGINGSANALYSE VAN MENSELIJKE GEWRICHTEN EEN STERKE OPGANG KENT? Van 15 tot 24 maart hield Prof. Dr. Aurelio Cappozzo van het Universitair Instituut voor Bewegingswetenschappen in Rome, op uitnodiging van de Faculteit voor Lichamelijke opvoeding en Kinesitherapie, aan de Vrije Universiteit Brussel vier lezingensessies rond het thema ‘The Ascent of Human Movement Analysis’. Daarin werden de spots gericht op de vooruitgang die zich op het vlak van bewegingsanalyse van menselijke gewrichten gedurende de laatste decennia heeft voltrokken. In de jaren zeventig gebeurde bewegingsanalyse vaak met tweedimensionale methoden; het aantal publicaties over 3D bewegingsanalyses was toen vrij beperkt en de onderzoeksresultaten werden daarbij vaak verkregen door gebruik te maken van prototypes van onderzoeksapparatuur. Parallel aan de opgang van de automatisering werden in de jaren tachtig en negentig diverse gecomputeriseerde systemen voor 3D bewegingsanalyse ontwikkeld en gecommercialiseerd. Met een duidelijk accent op gewrichtskinematica, maar met een openheid naar diverse andere toepassingsgebieden en aspecten van bewegingsanalyse, heeft Aurelio Cappozzo tijdens de laatste vijfentwintig jaar op sturende wijze en erg gedreven mee getimmerd aan deze vooruitgang.
Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel hebben een manier gevonden om kankercellen mogelijk doelgerichter op te sporen. Ze zijn er namelijk in geslaagd om de opname van radioactief gemerkte aminozuren in kankercellen tot op het moleculair niveau te beschrijven. Kankercellen groeien snel en hebben in vergelijking met normale cellen een sterk verhoogde nood aan aminozuren. Deze aminozuren worden door de cellen uit de bloedbaan opgenomen via specifieke transportermoleculen. Binnen de onderzoeksgroep medische beeldvorming van de Vrije Universiteit Brussel wordt dit proces reeds meerdere jaren bestudeerd aan de hand van radioactief gemerkte aminozuren. Indien deze radioactief gemerkte aminozuren geïnjecteerd worden bij kankerpatiënten, dan stapelen deze stoffen zich op in de tumor. Door middel van een scan is het mogelijk om dit op te sporen, waardoor de kanker in beeld kan worden gebracht. Door het gebruik van de gepaste radioactieve stof kan op deze manier de tumor eveneens van binnenuit bestraald en behandeld worden.
… DR. SCHMEDDING DE REGERING ADVISEERT OMTRENT EPILEPSIE EN RIJDEN? Dr. Eric Schmedding van de Dienst Neurologie van de Vrije Universiteit Brussel heeft, namens de Werkgroep rond epilepsie en rijden, een aantal nieuwe adviezen geformuleerd voor de Belgische regering om de wetgeving omtrent epilepsie en rijden verder aan te passen. Sinds de wetswijziging van 1998 geldt een rijverbod voor personen die één epilepsieaanval gehad hebben tot zij 6 maanden aanvalvrij zijn. Personen die twee of meerdere aanvallen hadden, mogen niet meer rijden tot zij 1 jaar aanvalvrij zijn. Het is vooral voor deze categorie dat de werkgroep een uitbreiding van de bestaande wet adviseert. Omdat de herhalingskans van een aanval niet hetzelfde is in verschillende situaties, wil men dat de periode van rijverbod afhangt van de situatie van de ‘patiënt’. Voor aanvallen die vooral in de slaap optreden, wil men bijvoorbeeld voldoende garantie dat deze niet overdag gaan optreden. Daarom wordt geadviseerd dat deze toestand gedurende een langere periode bestaat, nl. 2 jaar. Men moet ook een onderscheid maken tussen het persoonlijk risico voor een persoon met epilepsie en de risico’s die de andere mensen, dus de gemeenschap, lopen. Men verwacht een verandering van de Europese wet in 2006.
… EEN 80-TAL MENSEN DE AUTO INRUILDEN VOOR EEN FIETS VOOR HUN WOONWERKVERKEER? ‘Doe het met de fiets!’. Zo heet het onderzoeksproject van de vakgroep Menselijke Fysiologie en Sportgeneeskunde van de Vrije Universiteit Brussel en de Liberale Mutualiteit van Oost-Vlaanderen. Doel van het project is te onderzoeken hoe het met het transportgedrag van de Vlaming gesteld is. Sinds het voorjaar 2004 hebben een 80-tal mensen hun auto voor minstens 1 jaar ingeruild voor de fiets om de meestal korte afstand van en naar het werk te overbruggen. Coördinator professor Romain Meeusen wil nagaan wat hiervan het effect zal zijn op de gezondheid en de fysieke conditie van de deelnemende fietsers. De deelnemers aan de studie ondergaan voor aanvang, halverwege en aan het einde van het project een volledig medisch onderzoek met een evaluatie van hun fysieke conditie. Daarnaast zullen zij op regelmatige tijdstippen feedback krijgen over het fietsgedrag en hun fysieke conditie. Het project werd voorgesteld tijdens de vakbeurs Expo Vélo. Bezoekers konden er een conditietest laten uitvoeren en door middel van het ‘Fit-project’ van de Liberale Mutualiteit van Oost-Vlaanderen hun ‘trainingszone’ bepalen.
3.
INTERVIEW
Nieuwe dienst bundelt krachten op vlak van internationalisering
“Brussel is voor ons een enorme troef” Sinds kort kent de Vrije Universiteit Brussel een centrale dienst ‘Internationale Betrekkingen en Mobiliteit’. Onder deze noemer worden de bestaande diensten die zich bezighouden met internationalisering ondergebracht in één ‘International Office’. Filip Callewaert staat aan het hoofd van deze nieuwe ploeg. Hij krijgt de hulp van een Academische Raad onder het voorzitterschap van professor Patrick Stouthuysen. Waarom was er nood aan een Dienst voor Internationale Betrekkingen en Mobiliteit? Stouthuysen: Voordien waren er verschillende diensten die naast elkaar werkten: de cel VLIR-UOS (Universitaire Ontwikkelingssamenwerking), die behoorde tot de dienst Research & Development; de cel Socrates/Erasmus, die bij de dienst Onderwijszaken hoorde; en binnen Studentenzaken situeerden we FORSTIS (Foreign Students Integration Service) en de Sociale Dienst voor Buitenlandse Studenten. Door al deze departementen samen te brengen in één dienst en één gebouw, willen we ze efficiënter laten functioneren. De administratieve taken worden samengebracht en herverdeeld, waardoor er meer ruimte vrijkomt om nieuwe initiatieven op te starten. Callewaert: De nieuwe dienst wil impulsen geven aan de internationale werking van onze universiteit. Je kan de dienst beschouwen als een informatieportaal op het vlak van internationalisering. We werken nauw samen met andere bevoegde diensten, zoals Onderwijszaken, R&D, Studentenbeleid, …. Internationalisering vormt dus geen afzonderlijke, vertikale pijler naast deze andere diensten, maar snijdt horizontaal doorheen de hele universitaire werking. Samenwerking met deze andere diensten is juist daarom van groot belang. Betekent dit dat er op beleidsniveau meer werk zal gemaakt worden van de internationalisering? Callewaert: De rector wil een cen-
4.
Prof. Patrick Stouthuysen en Filip Callewaert
traal beleid uitstippelen rond internationalisering en nam daarom het initiatief tot de oprichting van deze dienst. Internationalisering wordt in de toekomst immers een belangrijke beoordelingsfactor voor de accreditering van onze opleidingen. Er dient een antwoord gezocht te worden op vragen als: hoe kunnen we studenten en docenten aanzetten tot mobiliteit? Hoe kunnen we op institutionele basis samenwerken met buitenlandse instellingen? En hoe verhogen we onze opvangcapaciteit in de opleidingen zodat
we meer buitenlandse studenten kunnen ontvangen. Is de Vrije Universiteit Brussel hiermee een pionier op het gebied van internationalisering of halen we juist onze achterstand in? Callewaert: Vergeleken met de ons omringende landen is Vlaanderen maar een schuchtere leerling op het vlak van internationalisering van het onderwijsgebeuren. Onze taalwetgeving bepaalt in hoge mate onze mogelijkheden. Waar er
internationalisering is, wordt die vooral gestimuleerd door Europa. Vergeten we trouwens niet dat het BaMa-, en flexibiliseringsdenken een gevolg is van de Europese beleidskeuze voor mobiliteit en internationalisering. Er zijn echter niet enkel beperkingen, maar ook mogelijkheden. Brussel is voor ons een enorme troef die we meer moeten uitspelen.
Hebben jullie al een actieplan opgesteld, bepaalde streefdoelen vastgelegd? Stouthuysen: Momenteel werken we aan een inventarisatie van sterke en zwakke punten, daarom startten we een ‘faculteitenronde’. Aan de verschillende faculteiten vragen we wat er volgens hen goed loopt, wat er beter kan, waar we centraal kunnen ondersteunen,... . Sommige faculteiten werken bijvoorbeeld met een streefcijfer voor studentenmobiliteit: minimum zoveel procent van hun studenten moet een tijdje in het buitenland kunnen gaan studeren. Dit is echter niet overal haalbaar. Wij gaan op zoek naar de problemen en hun oorzaken. Callewaert: Een goed voorbeeld is de screening van buitenlandse studenten. Er is op dat vlak heel wat ervaring aan deze universiteit, al is deze versnipperd. We willen die aanwezige knowhow verzamelen en daaruit leren. Zo zijn er soms enorme verschillen in de kwaliteiten en competenties die de buitenlandse studenten bezitten, ook wat betreft taalkennis. Dit kan je echter niet altijd opmaken uit de dossiers die worden ingediend. Daarom is het belangrijk alle ervaringen van andere partners samen te brengen om zo een grondigere screening mogelijk te maken. Wij bezorgen onze bevindingen en conclusies aan de rector, zodat beleidsmatig kan worden gereageerd. Welke andere belangrijke problemen willen jullie nog aanpakken? Stouthuysen: Het gaat in de eerste plaats over praktische problemen waarmee de faculteiten worden geconfronteerd. We hebben ook nood aan aantrekkelijke Engelstalige documentatie en een up-todate Engelstalige website. Daar wordt nu volop aan gewerkt. Callewaert: De nieuwe Engelstalige nieuwsbrief is duidelijk al een stap in de goede richting. Buitenlandse studenten en vorsers moeten verstaanbare informatie krijgen over bijvoorbeeld het invullen van hun belastingbrief en andere praktische zaken. We willen ook niet-reguliere buitenlandse studenten een e-mailadres bezorgen, ervoor zorgen dat ze kunnen inloggen op het universiteitsnetwerk, dat ze het teleleerplatform Pointcarré kunnen gebruiken,… . We werken nauw samen met de dienst Studentenbeleid en met de informatici van de dienst Administratieve Informatie-
verwerking om deze problemen op te lossen. Zal de dienst nog worden uitgebreid? Callewaert: Er liggen van de grote internationale puzzel nog maar een heel beperkt aantal puzzelstukjes op hun plaats. Er zijn nog zoveel onbekende, te verkennen terreinen in verband met internationalisering. Een dergelijke tocht doe je met een team, en al naargelang de aspiraties van het internationaliseringsbeleid moet de grootte van dat team aangepast worden. De cel VLIR-UOS, de dienst voor Universitaire Ontwikkelingssamenwerking, groeit bijvoorbeeld mee op basis van het aantal projecten dat de Vrije Universiteit Brussel binnenhaalt. Op dit ogenblik scoren we goed wat betreft ontwikkelingssamenwerking. We hebben drie projecten lopen: in Vietnam, Cuba en Kenia. We voorzien ook een nauwe samenwerking met de Erasmushogeschool Brussel en met de ULB. We zijn, wat internationalisering betreft, immers op vele vlakken complementair. Stouthuysen: Doordat we subafdelingen samenbrengen, kunnen stafmedewerkers ontlast worden van administratieve taken. Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden binnen de bestaande diensten. Welke rol zal de Academische Raad hierin spelen? Stouthuysen: De Academische Raad zal vooral beleidsvoorbereidend werk verrichten. We zitten samen rond specifieke thema’s met mensen die ervaring hebben op dat terrein. Zo hebben we recent vergaderd met collega’s die in China bezig zijn aan onderzoeks- of onderwijsprojecten. Op basis van hun ervaring hebben we voor de rector een lijst gemaakt van factoren die samenwerken met China tot een succes maken, of kunnen doen mislukken. Zal UCOS, het Universitair Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking, ook deel uitmaken van de Dienst voor Internationale Betrekkingen en Mobiliteit? Callewaert: UCOS is geen dienst binnen de bestaande administratie, maar werkt onafhankelijk. Het is wel zo dat er nauw samengewerkt wordt met onze dienst, namelijk met FORSTIS en de VLIR-UOS-cel. Die samenwerking zouden wij
graag nog versterken. Wat verwachten jullie in de nabije toekomst? Stouthuysen: De nieuwe dienst bestaat al, maar nu moeten we praktisch nog op dreef geraken met een heel nieuw team. Alle taken
moeten op elkaar worden afgestemd en we moeten echt als één groep beginnen samenwerken. Callewaert: Het is alvast onze wens dat het geheel groter mag zijn dan de som der delen.
Het Bureau Ontwikkelingssamenwerking Het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid aan de Vrije Universiteit Brussel wordt vormgegeven door het Bureau Ontwikkelingssamenwerking (BOW). Het BOW formuleert voorstellen en verleent advies inzake universitaire ontwikkelingssamenwerking aan de Onderzoeksraad van de universiteit en in de toekomst aan de Academische raad van het nieuwe ‘International Office’. Sinds 2003 heeft het BOW een voorzitter-ondervoorzitter structuur en telt een twaaftal leden. Voorzitter is professor Stefaan Smis. Hij legt zich voornamelijk toe op het interne beleid en de organisatie van de ontwikkelingssamenwerking. Ondervoorzitter prof. Marc Nyssen vertegenwoordigt de Vrije Universiteit Brussel in het Bureau van de Vlaamse Interuniversitaire Raad - Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS). Het BOW wil de uitstraling en profilering van onze universiteit op nationaal en internationaal niveau als een instelling met een actief beleid inzake universitaire ontwikkelingssamenwerking optimaliseren. De medewerkers van het BOW zorgen voor efficiënte info-verspreiding, netwerking en sensibilisering. Ze verlenen advies en administratieve ondersteuning bij ontwikkelingsrelevante onderzoeksprojecten en zorgen onder meer ook voor een warm onthaal van VLIR–UOS- en VUB-beursstudenten uit de derde wereld. Meer info over het BOW vind je op www.vub.ac.be/infovoor/onderzoekers/ontwikkelingssamenwerking.html. Verderop in deze Akademos lees je meer over de verschillende ontwikkelingssamenwerkingsprojecten van de Vrije Universiteit Brussel.
5.
KORT NIEUWS
CAMPUSSEN ZETTEN DEUREN OPEN Op zaterdag 30 april zet de campus Jette van de Vrije Universiteit Brussel alle deuren open. Tijdens dit Campus Event ontdek je alle facetten van de faculteit Geneeskunde en Farmacie, het Academisch Ziekenhuis, Sportopolis en het departement Gezondheidszorg van de Erasmushogeschool Brussel. Je krijgt er doorlopend studie-informatie, je kan er de labo’s bezoeken, je Body Mass Index bepalen, je eigen verzorgingscrème maken en je laten rondleiden in het kinderziekenhuis. Verder staan er sportdemonstraties, een quiz en een fuif op het programma. Bovendien zendt Radio Contact live uit vanop de campus. Meer info vind je op www.campusjette.be. Op dezelfde dag kan je ook naar de campus Etterbeek voor de tweede infozaterdag van het jaar. De infozaterdag van 19 maart was alvast een succes. We telden in vergelijking met het jaar voordien zestien procent meer bezoekers in Etterbeek en in Jette was de toeloop van geïnteresseerde studenten dubbel zo groot in vergelijking met 2004.
4DE DAG VAN DE ONDERWIJSVERNIEUWING Het Onderwijsvernieuwing en OnderwijsServiceCentrum (OSC) van de Vrije Universiteit Brussel en de diensten ICTO en Onderwijszaken van de Erasmushogeschool organiseren op 8 juni 2005 op de campus Etterbeek van de Vrije Universiteit Brussel de 4de editie van de Dag van de Onderwijsvernieuwing. In het academiejaar 2005-2006 wordt het flexibiliseringsdecreet ingevoerd. Vanaf dan kunnen de studenten een flexibel studietraject te volgen. Maar wat betekent dit voor beleid en praktijk van onze onderwijsinstellingen? Welke grenzen breken we open; hoever gaan we? Onder het motto 'Flexibel leren - Geen grens te ver?!' zal er op 8 juni aandacht zijn voor individuele studieroutes en studietrajectbegeleiding, voor samenwerken aan en samen delen van leerinhouden, voor Eerder (of Elders) Verworven Competenties (EVC) en Eerder (of Elders) Verworven Kwalificaties (EVK), portfolio en assessment, voor instellingsoverschrijdende samenwerking en voor grensoverschrijdende internationale projecten en e-learning. Meer informatie op www.vub.ac.be/OSC.
SPORTPRIKKELS Op donderdag 24 maart zakten zowat 600 laatstejaars uit het secundair onderwijs van verschillende Vlaamse scholen af naar de campus Etterbeek van de Vrije Universiteit Brussel naar aanleiding van 'Sportprikkels 2005'. De sportdag startte met een massa-opwarming waarna de jongeren konden kiezen uit een breed sportaanbod, gaande van klassieke sporten (voetbal, baseball, waterpolo, rugby, kaatsen) over meer avontuurlijke sporten (avonturenzwemmen, zelfverdediging/vechtsporten, klimmen) tot cultuursporten (funk, inline skaten, skateboarden, frisbee, highlandgames). Nieuw dit jaar op het programma was 'Atletiek voor blinden', een ideale gelegenheid voor jongeren om zelf eens aan den lijve te ondervinden wat het is en hoe het voelt om als blinde aan sport te doen. De sportdag werd georganiseerd door de studenten 2de licentie Lichamelijke Opvoeding van de Vrije Universiteit Brussel in samenwerking met de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS) en BLOSO. Het organiseren van deze sportieve happening is voor de studenten een verplicht lesonderdeel. In het vak ‘eventmanagement’ leren de studenten hoe ze een klein of middelgroot evenement moeten realiseren, rekening houdend met de beste organisatievorm in functie van de vooropgestelde doelstelling(en) van het evenement. Deze sportieve happening voor laatstejaarsstudenten van het secundair onderwijs was al aan de dertiende editie toe.
WEDSTRIJDJE FRANS
MASSEREN VOOR HET GOEDE DOEL
Op 4 maart ontving de sectie Frans van de vakgroep Taal- en letterkunde van de Vrije Universiteit Brussel 350 leerlingen uit de twee laatste jaren van het Secundair Onderwijs in het kader van de schriftelijke selectieproeven van de 'Olympi@de van het Frans en van de FrancophonieVlaanderen (Olyfran)'. Dit concours, een initiatief van het Limburgs Universitair Centrum Diepenbeek, waaraan alle Vlaamse Universiteiten meewerken, heeft tot doel de interesse voor het Frans bij de Vlaamse jeugd aan te wakkeren. Jaarlijks nemen een 5000-tal 16 tot 18-jarigen deel. En het loont de moeite, want wie wint, krijgt een mooie prijs: een verblijf in Québec, in Parijs of in Zuid-Frankrijk, een maandabonnement op het Europese spoorwegnet, boeken en cd’s,… Prof. Michel Pierrard en Vinciane Vanderheyde, de coördinatoren van het evenement op de Vrije Universiteit Brussel, werden bij de organisatie geholpen door de studenten didactiek Frans en de mentoren Frans van de Lerarenopleiding.
De studenten 1ste Bachelor REVAKI (Revalidatiewetenschappen en kinésitherapie) aan de Vrije Universiteit Brussel masseerden tijdens de Ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen op 2 april 2005 de renners voor het goede doel. Daarmee zamelden ze geld in voor de organisatie ‘Vrienden van Burkina Faso’. Deze organisatie, opgericht door ex-leden van de ploeg van Eddy Merckx, zamelt nu al enkele jaren fondsen in om ondermeer polio-slachtoffers aan een rolstoel te helpen. De organisatie zorgt ook voor waterpompen in gebieden waar er een watertekort is. Het is niet de eerste keer dat de studenten zich inzetten om geld in te zamelen voor Burkina Faso. Ook tijdens De Gordel van 2004 masseerden ze de fietsers en wandelaars en zamelden op die manier geld in voor hun project.
In het kader van de Week van de Diversiteit verzamelden op 11 maart studenten en personeel van de Vrije Universiteit Brussel op het sportveld van de campus Etterbeek voor een groepsfoto. Het diversiteitsforum bedankt iedereen voor zijn aanwezigheid.
CUBA
Een delegatie Vlaamse professoren trok in juni vorig jaar naar Cuba in het kader van het door de VLIR gefinancierde Institutioneel Universitaire Samenwerkingsprogramma (IUS) met De Universidad Central ‘Marta Abreu’ de Las Villas (UCLV) in Santa Clara. Acht maanden later was het aan de Cubaanse delegatie om het vliegtuig richting België te nemen. Prof. Angel Rubio, vice rector onderzoek, Prof. Luis Hernandez Santana, manager van het IUS-programma en Stefaan Putzeys, institutioneel coördinator ontwikkelingssamenwerking aan de Vrije Universiteit Brussel vertellen over de Belgisch-Cubaanse samenwerking.
Samenwerking met Cuba op kruissnelheid Prof. Luis Hernandez Santana: De eerste contacten tussen onze beide universiteiten kwamen er ongeveer zes jaar geleden. Dr. Vet. Françoise De Cupere, een oud-studente van professor Van Driessche van de onderzoeksgroep Scheikunde der Proteïnen (SPRO) van de Vrije Universiteit Brussel, kwam in Equador, waar zij aan een project meewerkte, in contact met professor Eduardo Cruz van UCLV. Zij kon professor Van Driessche ervan overtuigen een Eigen Initiatief project in te dienen bij DGOS. Door dit project kon Dr. De Cupere aan de slag aan de Cubaanse universiteit. Zij speelde vanaf toen steeds een belangrijke rol bij het opzetten van nieuwe samenwerkingen tussen UCLV en de Vlaamse universiteiten. Prof. Angel Rubio: Twee jaar geleden ging dan het VLIR-IUS-programma van start dat een looptijd heeft van 10 jaar en uit twee clusters bestaat. In een eerste cluster ligt de focus op de uitbouw en toepassing van informatie- en communicatietechnologieën (ICT’s). We zijn momenteel in een eerste fase (de eerste vijf jaar) vooral bezig met het verder uitbouwen en versterken van het computernetwerk. Goede internetvoorzieningen zijn niet vanzelfsprekend in Cuba. We werken via de satelliet (1Mb bandbreedte), omdat we door het Amerikaanse embargo niet op de bestaande netwerken kunnen aansluiten. Daardoor is de internettoegang beperkt. Zo kunnen studenten en professoren maar op bepaalde tijdstippen en voor een bepaalde duur het net gebruiken. Voor zowel onderzoek als up-to-date onderwijs
is de toegang tot wetenschappelijke literatuur nochtans van kapitaal belang. Daarom werd een afzonderlijk project in het programma opgenomen dat erop gericht is de bibliotheken op centraal en facultair niveau verder te ontwikkelen en de onderzoeks- en onderwijsactiviteiten te ondersteunen. Prof. Luis Hernandez Santana: In Cuba ondervinden we problemen bij het bekomen van goede en recente vakliteratuur. Dankzij de steun van de Vlaamse universiteiten hebben we nu de beschikbare informatie in onze research-database aanzienlijk kunnen uitbreiden en updaten. Dit komt niet alleen onze universiteit ten goede, maar ook het land in het algemeen. We kunnen deze up-to-date informatie namelijk ook ter beschikking stellen van andere onderwijsinstellingen, scholen en ziekenhuizen. Prof. Angel Rubio: De tweede cluster van het programma is gericht op onderzoek, maar tijdens de eerste fase omvatten alle projecten ook een belangrijke onderwijscomponent. Er lopen projecten rond landbouw, ontwikkeling van geneesmiddelen, milieuproblematiek en computerwetenschappen. Prof. Luis Hernandez Santana: Wij willen van ons bezoek ook gebruik maken om samenwerkingen op te starten binnen andere domeinen dan diegene die voorzien worden in het huidige programma. We hebben aan onze universiteit nog veel faculteiten en onderzoeksgroepen die op zoek zijn naar buitenlandse partners. Voor die onder-
zoeksdomeinen gaan we hier in Vlaanderen op zoek naar vak- en onderzoeksgroepen die met onze universiteit willen samenwerken. Stefaan Putzeys: Het huidige VLIRprogramma dient dus als basis van waaruit we de samenwerking tussen UCLV en de Vlaamse universiteiten kunnen uitbreiden. Daardoor hebben onze Cubaanse vrienden tijdens hun bezoek ook een hele drukke agenda. (lacht)
VLIR-IUS De Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) ondersteunt en financiert universitaire ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s waaronder de Institutionele Universitaire Samenwerkingsprojecten (IUS). Bij deze IUS-projecten gaat het om brede, lange termijn (10 jaar) samenwerking tussen een beperkt aantal universiteiten uit het Zuiden en de Vlaamse universiteiten. Daarbij worden lokale prioriteiten en noden gekoppeld aan de bestaande expertise aan Vlaamse zijde. De Vrije Universiteit Brussel is de coördinerende instelling van drie dergelijke IUS-projecten.
Prof. Angel Rubio: Het IUS-programma wordt volledig ondersteund door de regering. We hebben immers de goedkeuring nodig van de Minister van Internationale Samenwerking en Buitenlandse Investeringen. Al komt er soms veel bureaucratie bij kijken, toch zijn de regels en vereisten heel duidelijk. Een project zoals dit voorbereiden vraagt dus wel wat tijd, maar uiteindelijk krijg je de goedkeuring van de regering. Stefaan Putzeys: Voor we met een project beginnen, doen we eerst een stakeholders-analyse waarbij we een antwoord zoeken op vragen als: ‘wie zijn de deelnemers?’, ‘wie kan betrokken worden bij het programma?’… Op dat ogenblik worden er goede afspraken gemaakt en is alles voor alle participanten duidelijk. Deze manier van werken bevordert ook het verloop van het project. De goede relatie die we opbouwen met alle betrokken partijen en zeker met de bevoegde ministeries, maakt het ook makkelijker om bijvoorbeeld zendingen met materiaal op de juiste plaats te krijgen.
Santa Clara, de stad van Che De Universidad Central ‘Marta Abreu’ de Las Villas ligt in Santa Clara, een stad in het centrum van Cuba. De stad is onlosmakelijk verbonden met Ernesto ‘Che’ Guevara. De revolutionair vocht er eind 1958 tegen het leger van Batista een beslissende slag uit en leverde zo de ultieme bijdrage aan het welslagen van Fidel Castro’s revolutie. Het majestueuze Che-monument aan de rand van de stad herinnert de inwoners dagelijks aan ‘hun’ held en toont hoezeer de vrijheidsstrijder ook nu nog als een voorbeeld wordt beschouwd.
7.
UNIVERSITAIRE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
MEDISCHE SAMENWERKING MET CONGO EN BANGLADESH
ECOLOGICAL MARINE MANAGEMENT De Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit Antwerpen organiseren sinds enkele jaren een tweejarige interuniversitaire masteropleiding ECOlogical MArine MAnagement (ECOMAMA) die gesubsidieerd wordt door de Vlaamse InterUniversitaire Raad-Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (Vlir-UOS). De masteropleiding is de opvolger van het masterprogramma ‘Fundamental and Applied Marine Ecology’ (FAME) dat van 1985 tot 1997 door de vakgroep Biologie werd ingericht. Dit postgraduaatprogramma was vooral gericht naar wetenschappers uit ontwikkelingslanden die hun algemene kennis in mariene ecologie wilden verruimen. Na 12 jaar ervaring en consultatie van afgestudeerden werd op vraag van de ontwikkelingslanden besloten een vernieuwd en meer aangepast programma aan te bieden, het huidige ECOMAMA. Doel van de ECOMAMA-opleiding is het opfrissen en opwaarderen van de basiskennis in mariene wetenschappen van studenten uit ontwikkelingslanden. Tijdens de opleiding worden de deelnemers getraind om een onderzoeksprogramma succesvol af te ronden (experimenteel design, gegevensanalyse, wetenschappelijke presentatie van resultaten, informatie-opvraging en –overbrenging) en krijgen ze inzicht in management (beheer en beleid) inzake mariene wetenschappen en toepassingen op verschillende niveau’s. De opleiding telt momenteel 31 studenten uit 16 verschillende landen (Peru, Domenicaanse Republiek, Equador, Nigeria, Tanzania, Kenia, Madagascar, Indonesie, Vietnam, Thailand, Filipijnen, Engeland, België, USA, Griekenland en Bulgarije).
8.
Prof. Jean-Paul Butzler van het Department for Human Ecology aan onze universiteit superviseert samen met Dr. Olivier Vandenberg (Dienst Microbiologie, ULB) en lokale technici de diagnostische en research activiteiten in het Centre Scientifique et Médical de l’Université Libre de Bruxelles en Afrique Centrale (CEMUBAC), gelegen in Lwiro in de streek Bukavu in Congo. De samenwerking tussen de Dienst Microbiologie van het Universitair St Pietersziekenhuis (ULB) en het cenrum in Congo bestaat al sinds 1972. Naast een permanente training van medisch en paramedisch personeel lopen er nog verschillende onderzoeksprojecten in het ziekenhuis te Lwiro. Zo wordt gewerkt aan een klinische en epidemiologische studie van sepsis (etterende wonden) bij kinderen, worden de antimicrobiële weerstand en het antibioticabeleid opgevolgd en wordt er gezocht naar nieuwe darmziekte veroorzakende bacteriën. Sinds 1986 bestaat er eveneens een nauwe samenwerking tussen het International Center for Diarrhoeal Diseases Research (ICDDR-B) in Dhaka, Bangladesh en de dienst Microbiologie van het UMC St Pieter te Brussel. Dr. Mahbubur Rahman die in 1985 zijn doctoraat in de Microbiologische wetenschappen behaalde aan de Vrije Universiteit Brussel is als Senior Research Scientist verbonden aan het ICDDR-B, waar hij de afdeling Respiratory Infections leidt. Tijdens een bezoek aan het ICDDR-B in januari 2005 legde Prof. Jean-Paul Butzler samen met Dr. David Sack, Directeur van het Centrum, de basis voor een uitbreiding van de samenwerking. Prof. Jean-Paul Butzler en Dr. Olivier Vandenberg zullen ook deelnemen aan een congres over infectieziekten dat zal plaatsvinden in Dhaka in maart 2006. Dr. Mahbubur Rahman zal dan weer vanaf 1 maart 2006 voor een periode van 3 maanden stage lopen op de dienst microbiologie en er een aantal voordrachten geven over ademhalingsinfecties en antimicrobiële resistentie van de Shigella-bacterie. Het ICDDR-B dat 2200 personeelsleden telt, geniet als WHO-Centrum internationale faam voor de behandeling van darmziekten en is een belangrijke partner voor klinisch onderzoek en navorming.
Universitaire ontwikkelingssamenwerking in de kijker TAALONDERZOEK IN PERU
RECHTEN STUDEREN IN PALESTINA
De institutionele samenwerking tussen de Vrije Universiteit Brussel en de Birzeit University in Palestina bestaat sinds 1998. Het cultureel akkoord dat toen tussen beide universiteiten werd afgesloten, werd in 2003 verlengd. Centraal in deze samenwerking stond de oprichting van een Rechtsinstituut. Het instituut richt een masteropleiding in, verleent steun aan de rechtsontwikkeling en de opbouw van een rechtsstaat in Palestina. De Vrije Universiteit Brussel is in dit project de leidende instelling in een consortium van Europese universiteiten waar, naast onze zusteruniversiteit, de Université Libre de Bruxelles, ook de Universiteit Gent, Université de Paris I, Université de Versailles, University of East London, University of London (Birkbeck College), University of Westminster, University of Hull en de Universidad Carlos III deel van uitmaken. Het consortium stuurt docenten uit ter ondersteuning van de onderwijsactiviteiten van het Rechtsinstituut en zoekt financiering voor de uitbouw van een volledige Rechtsfaculteit. De Vrije Universiteit Brussel heeft een VUBAROS-doctoraatsbeurs toegekend aan Feras Milhem die in november 2004 zijn doctoraat behaalde en nu als docent opnieuw werkzaam is in het Rechtsinstituut van Birzeit University. Een beurs van de Staatsecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking liet Samer Fares dan weer toe een doctoraat te behalen aan de Universiteit Gent in 2003 en hij is nu eveneens docent aan het Rechtsinstituut. Momenteel beheert de Vrije Universiteit Brussel een VLIR-project ‘Eigen Initiatief’ dat het Rechtsinstituut ondersteuning geeft inzake de onderwijsactiviteiten en bijdraagt aan de ontwikkeling van een onafhankelijke onderzoekscultuur. Het opzet is om het Rechtsinstituut een eigen onderzoeksagenda te laten ontwikkelen. In het kader van dit partnerschap ontving Dr. Hanan Ashrawi, hoogleraar aan Birzeit University, een eredoctoraat aan de Vrije Universiteit Brussel. Bovendien gaf onze eredoctor en dirigent/pianist Daniel Barenboim in 2004 een concert voor de Edward Said National Conservatory of Music dat deel uitmaakt van Birzeit University. Birzeit University was de eerste hoger onderwijsinstelling in Palestina. De bezetting door Israel van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in 1967 maakte de nood aan een Palestijnse universiteit acuut. Birzeit University ging van start in 1972. De universiteit telt momenteel meer dan zesduizend studenten en net geen zevenhonderd personeelsleden. Zowel personeel als studenten ondervinden dagelijks de gevolgen van de bezetting. Onder de duizenden studenten die in ‘adminstratieve hechtenis’ zitten in Israelische militaire gevangenissen, is een aanzienlijke groep studenten en docenten van Birzeit. Vaak werden zij opgepakt aan de militaire checkpoint op weg naar de universiteit of tijdens razzia’s in de studentenverblijven. De Right to Education Campaign die vanuit Birzeit University wordt geleid en ondermeer wordt gesteund door Amnesty International, werd recentelijk door Ucos (zie ook pagina 14) in het licht gesteld tijdens de Palestina Dag. Voor de start van de tweede intifada gingen twee studenten van de Vrije Universiteit Brussel naar Birzeit voor een tiendaagse zomercursus.
De Vrije Universiteit Brussel heeft een lange traditie op het vlak van sociolinguïstisch onderzoek. In 2004 startten Prof. Dr. Hildegard Vermeiren (docente Spaanse sociolinguïstiek) en Anke Van Rooten, studente Romaanse, in het kader van een scriptie een origineel project op in het stadje San Jerónimo, in de onmiddellijke nabijheid van Cusco (Peru). Daar werd reeds onderzoek verricht en zal verder onderzoek gebeuren rond de relatie Spaans-Quechua. De problematiek is deze van een asymmetrische tweetaligheid tussen de officiële taal van het land - Spaans- en de moedertaal van een groot deel van de inheemse bevolking, met name Quechua. Tijdens de kerstvakantie 2004-2005 verbleef Prof. Hildegard Vermeiren twee weken in San Jerónimo voor een globale taalsociologische verkenning waarbij ze onder andere het gebruik van beide talen bij de verschillende leeftijdsgroepen observeerde. Tijdens de grote vakantie zal studente Anke Van Rooten in het kader van haar licentiaatsverhandeling dit onderzoek verderzetten door concreet een typologie uit te werken in verband met de interferenties tussen Quechua en Spaans bij jongeren. De bedoeling is via de scriptie studiemateriaal te ontwerpen dat kan gebruikt worden in de scholen van San Jerónimo, waar specifieke lesmaterialen schaars zijn. Promotor en student hopen steun te krijgen van VLIR voor dit onderzoek. Voor het opzetten van dit project is intensief gebruik gemaakt van persoonlijke en institutionele netwerken en werkte ook de BelgischPeruaanse NGO Chico Latino mee.
MALARIA-ONDERZOEK IN CONGO De dienst Farmaceutische technologie en Fysische farmacie onder leiding van Prof. Jacqueline Plaizier-Vercammen werkt in Congo aan een Vlirproject rond malaria-medicijnen. Dit gebeurt in samenwerking met prof. Chimanuka Bantuzeko (ULB, CEMUBAC-Lwiro, Oost-Kivu, Kongo D.R.) en prof. Mutabana (universiteit C.U.B., Bukavu, Congo). De onderzoekers willen een correlatie vinden tussen de verkoop van vervalste antimalaria-geneesmiddelen en het bestaan van resistentie tegen de malaria-parasiet in Oost-Kivu in de Democratische Republiek Congo. Het is immers geweten dat de resistentie tegen de veel gebruikte antimalaria-geneesmiddelen, chloroquine en sulfadoxine-pyrimethamine, een hoge vlucht heeft genomen in Afrika, meer bepaald in de hele streek beneden de Sahara. Nochtans is de vervalsing van de antimalariageneesmiddelen zeer groot. Daarom werd een onderzoek gestart om analysemethoden op punt te stellen om vervalsingen op te sporen. Daarnaast wordt door in-vitrotesten nagegaan of patiënten inderdaad resistentie ontwikkelen of ontwikkeld hebben. Uit de voorlopige onderzoeksresultaten kan men reeds besluiten dat er inderdaad vervalsingen of ondergedoseerde antimalariageneesmiddelen worden verkocht op de lokale markten in Oost-Kivu en dat een aantal personen resistentie ontwikkeld heeft tegen een aantal antimalaria-geneesmiddelen. In de toekomst zal er dan ook geijverd worden om lokaal een analyselabo uit te rusten en een aantal personen op te leiden, zodat de kwaliteit van de antimalariageneesmiddelen ter plaatse kan worden geëvalueerd en ondergedoseerde medicijnen of vervalsingen snel kunnen worden opgespoord.
9.
ASIA-LINK
“Een trein die we niet mogen missen” Asia-Link ondersteunt samenwerking met China Professor Gustaaf Geeraerts van de vakgroep Politieke Wetenschappen, gespecialiseerd in Internationale Betrekkingen, heeft een speciale band met China. Hij is er regelmatig gastdocent aan diverse universiteiten en coördineert voor de Vrije Universiteit Brussel het door de Europese Commissie gesubsidieerde Asia-Linkprogramma.
“Het huidige Asia-Linkprogramma werd opgestart in 2002 met de bedoeling de samenwerking en het wederzijds begrip tussen Europa en Azië te vergroten. Asia-Link wil door academische uitwisselingen van docenten, onderzoekers en studenten de belangstelling voor elkaars cultuur en onderwijssysteem stimuleren”, legt Geeraerts uit. Het Asia-Linkprogramma is niet het eerste initiatief van de Europese Unie op dit vlak. Geeraerts: “In feite is Asia-Link een verderzetting van het vroegere EUChina Higher Education Coöperation Program waaraan onze universiteit ook actief deelnam. Het was onder de vlag van dit programma dat we reeds samenwerkten met Renmin University in Peking en Fudan University in Shanghai. Op basis van die ervaring hebben we nu met behulp van het AsiaLinkfondsen nieuwe initiatieven opgezet. De titel van ons project is ‘Asian Studies in Europa and China’ en loopt samen met Durham University in het Verenigd Koninkrijk en de Chinese Renmin University in Peking. Het programma werd opgestart in 2003 en loopt tot eind 2005. We wisselen docenten, studenten en onderzoekers uit. Zo trokken vorig jaar drie van onze studenten naar Renmin University. Aan onze vakgroep rondden dan weer twee Chinese onderzoekers hun doctoraat succesvol af waarbij professor Stouthuysen en ikzelf als promotoren fungeerden.” Thuis komen Professor Geeraerts ging reeds meerdere keren op werkbezoek naar China, laatst nog begin deze maand. “Zelf ben ik in 1997 voor de eerste keer naar China gegaan. Ik werd uitgenodigd om gedurende zes weken een cursus ‘Modern theories of international relations’ te doce-
10.
ren aan de universiteit van Nankai in Tianjin. Mijn eerste kennismaking met de Chinese academische wereld verliep heel vlot. Iedereen had mij gewaarschuwd voor een culturele schok, maar toen ik daar aankwam had ik eerder een ‘coming home’gevoel. Ik voelde me er echt onmiddellijk thuis. Er is een enorme goodwill om met buitenlanders te communiceren indien je je open opstelt naar de Chinese cultuur- en samenleving toe.” Razendsnelle evolutie China evolueert razendsnel. Naast de ontelbare verschillen tussen onze culturen ziet Geeraerts toch ook meer en meer gelijkenissen “Zo zijn er verschillen in onderwijsstijl. Al zie je wel dat China ook op dat vlak heel snel evolueert. In het begin merkte ik dat mijn Chinese collega’s op een heel traditionele manier lesgaven. Het ging dan om ex cathedra-onderwijs waarbij de studenten alles netjes noteerden en verder geen vragen stelden. Dat is tot op zekere hoogte nog steeds het geval, maar vooral de jonge Chinese docenten, die vaak in het westen hebben gestudeerd, geven nu op een meer interactieve manier les. Uitwisselingsprogramma’s zoals Asia-Link spelen bij dit soort veranderingen zeker een belangrijke rol.” “Wel merk ik dat de Chinezen minder aandacht besteden aan de wetenschapsfilosofische en onderzoeksmethodologische aspecten. Daar moet zeker nog wat bijgesleuteld worden. Het is ook daarom dat onze Chinese collega’s graag Westerse professoren uitnodigen. Zeker bij ons vakgebied van de Internationale Betrekkingen zien we dat dit sterk Westers is georiënteerd. Op dat vlak moeten de Chinese studenten door een soort socialisatiefase. Maar eens die doorlopen, brengt die zogezegde verschillende visie op de wereld geen echte problemen met zich
mee”, merkt Geeraerts op. Ook de toegang tot wetenschappelijke informatie is de laatste jaren enorme verbeterd. “Ik merk dat in vergelijking met mijn eerste bezoek de Westerse literatuur veel makkelijker toegankelijk is. Ook het internet is aan de Chinese universiteiten zeer goed ingeburgerd. Dat zijn allemaal zaken die wijzen op de grote veranderingen die momenteel in het land aan de gang zijn. Je ziet ook dat Chinese academici aan de vooraanstaande universiteiten, die veel met het buitenland samenwerken, kritischer beginnen staan ten opzichte van de overheid en dat ook vrij kunnen doen”, aldus Geeraerts. Ongelijke ontwikkeling De Chinese economie draait op volle toeren, de Chinese wetenschappelijke wereld gaat er met rasse schreden op vooruit. Toch geldt dit niet voor heel het reusachtige land. Geeraerts: “Typisch voor het China van vandaag is de zeer ongelijkmatige, asymmetrische ontwikkeling. Terwijl je aan de grote universiteiten in Peking modernere informaticatoepassingen en -faciliteiten vindt dan bij ons, is de situatie op dat vlak aan de universiteiten in de provincies veel slechter.” Door de bevolkingsexplosie en de recente economische en maatschappelijke ontwikkelingen blijft het aantal studenten stijgen. “Er zijn momenteel vele honderden universiteiten in China, maar dat is niet voldoende om aan de vraag naar hoger onderwijs te voldoen. Daarom zal er in de toekomst een enorme export van Chinese studenten zijn. Een trend die nu al aan de gang is.”
“De toekomst is de onze” “Het land verandert zo verschrikkelijk snel met zoveel nieuwe mogelijkheden tot gevolg. Het is een trein die we niet mogen missen. Ik denk dat het zeer belangrijk is om onze contacten met China goed te onderhouden en zelfs uit te breiden. We moeten er ook van uitgaan dat binnen een tiental jaren de Chinese universiteiten tot de top van de wereld zullen behoren. Ze hebben ons al verbaasd en ik denk dat ze ons zullen blijven verbazen. Want wat me telkens weer opvalt wanneer ik naar China reis, is de mentaliteit van ‘de toekomst is de onze’. Hun motto luidt “Als we hard werken dan zullen we er wel geraken”, besluit Geeraerts.
Prof. Gustaaf Geeraerts
De Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel vormen samen de Universitaire Associatie Brussel. Om onze associatiepartner beter te leren kennen, reserveren we elke keer een plaatsje in Akademos.
ASSOCIATIE
Keynesiaans, sociolinguïstiek, secularisatie,... U zegt? het Huis van het Nederlands in Brussel
© Eric De Mildt
Professoren durven tijdens hun lessen vaak moeilijke woorden gebruiken en ook sommige complexe formuleringen van multiple-choice-examenvragen zorgen bij een aantal studenten voor problemen. Studenten die niet slagen in het hoger onderwijs omdat ze de finesses van het academisch Nederlands niet genoeg beheersen, kunnen vanaf nu terecht in het ondersteuningscentrum Nederlands.
Het centrum, een initiatief van het Huis van het Nederlands, de Universitaire Associatie Brussel, de KUB, Ehsal, Honim, Sint-Lucas en Vlehko, richt zich naar studenten die bij hun studie moeilijkheden hebben met het Nederlands, omdat dit niet hun moedertaal is. “Het project wordt gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, dus studenten kunnen er kosteloos terecht en worden er zowel individueel als in groep begeleid”, aldus Jean-Pierre Roose van de dienst Internationalisering van de Erasmushogeschool Brussel. In de eerste fase, die momenteel loopt op de campus Jette van de Erasmushogeschool, richt het ondersteuningscentrum zich enkel tot de studenten van de richting Lerarenopleiding en tot alle docenten en studentenbegeleiders. Als docent kan men er terecht voor allerlei praktische tips om tegemoet te komen aan de problemen van anderstaligen, zonder hiervoor het onderwijsniveau te verlagen. In augustus wordt dit pilootproject geëvalueerd en waarschijnlijk uitgebreid naar de verschillende afdelingen en naar alle studenten. Op lange termijn is het de bedoeling een vijftal ondersteuningscentra op te richten: op de campussen van Honim, KUB, Ehsal en de Erasmushogeschool in Jette en op de campus Etterbeek van de Vrije Universiteit Brussel.
Hulpkreet Jean-Pierre Roose: “Op dit moment is er een 40-tal studenten ingeschreven, wat toch bewijst dat er nood was aan dit initiatief. Het project kwam er ook na een hulpkreet vanwege de docenten, die elk jaar geconfronteerd werden met studenten die weliswaar een Nederlandstalig diploma secundair onderwijs hebben, maar die niet in staat zijn het academisch Nederlands te begrijpen en door te stromen naar het hoger onderwijs.” Een voorbeeld van dit grote niveauverschil zijn de talloze studenten die omwille van hun povere taalkennis niet slagen voor het examen Sociologie in het eerste jaar. Ze beheersen het Nederlands niet voldoende om de vraagstelling te begrijpen. Ook Raf Devos, algemeen coördinator van de Universitaire Associatie Brussel, beaamt dat er op dit vlak problemen zijn. “Het centrale probleem ligt eigenlijk in het mislukken van de democratisering van het hoger onderwijs. Vroeger werd dit op een totaal andere manier ingevuld, namelijk door de studenten geld te geven. Dit bleek duidelijk niet voldoende. Hoewel de financiële steun ook belangrijk is en zal blijven, blijkt de socio-economische omgeving en het ontbreken van rolmodellen één van de meest doorslaggevende criteria van de gebrekkige doorstroming van veel
allochtone scholieren naar het hoger onderwijs. De associatie heeft in Brussel een grote taak te vervullen wat betreft doorstroming en democratisering van het onderwijs. De doelstelling is dan ook de interactie tussen het universiteitsleven en het secundair onderwijs te versterken.”
niet bezig met het opvangen van die aspecten waarin de secundaire scholen zouden tekort schieten. Brutus wil preventief werken en de kansen van scholieren vergroten. Tevens wil het de verantwoordelijkheid en praktijkervaring bij studenten versterken.” “Nog een belangrijke opmerking hierbij is dat het niet om een recruBrutus teringsmachine gaat. Het initiatief Op initiatief van het diversiteitsfozal netoverschrijdend werken. De rum van de Vrije Universiteit studenten zullen alleszins les geven Brussel en onder voorzitterschap zonder folders van de Vrije van Prof. dr. Machteld De Universiteit Brussel of de ErasmusMetsenaere start daarom vanaf vol- hogeschool op zak”, aldus Devos. gend academiejaar een pilootproHoewel het project dus start vanuit ject met werktitel Brutus (Brusselse de partners van de Universitaire Tutors voor Scholieren). Brutus wil Associatie Brussel, is het evenwel de de kloof tussen middelbaar en bedoeling om alle Brusselse instelhoger onderwijs overbruggen. lingen van het hoger onderwijs over Concreet houdt dit in dat studenten alle netten en grenzen heen hierbij (betaald) les zullen geven aan kleite betrekken. Het platform Quartier ne groepjes van drie tot acht scho- Latin, waartoe alle Brusselse hoger lieren. Naast taalcursussen zal er onderwijsinstellingen behoren, kan ook aandacht worden besteed aan hierbij als basis dienen. “En aangeleervaardigheden en, in een later zien er in het Franstalig onderwijs stadium, aan specieke vakken. reeds een dergelijk project, uitgaanRaf Devos: “Brutus gaat echter niet de van de ULB, bestaat, behoort een om bijlessen, huiswerkklassen of samenwerking met hen ook tot de remediëringslessen. We houden ons mogelijkheden”, besluit Devos.
Voor meer informatie: Elke Schellekens ondersteuningscentrum NT2 Het Huis van Nederlands Brussel Philippe de Champagnestraat 23 1000 Brussel +32 (0)2 501 66 64 elke.schellekens@huisnederlandsbrussel.be www.huisnederlandsbrussel.be www.ulb.ac.be/enseignements/tutorat/
11.
ONDERWIJS
Flexibele studietrajecten vanaf volgend academiejaar van start Nu het eerste academiejaar van het nieuwe bachelor-mastersysteem volop aan de gang is, maken we ons op voor alweer een nieuwe verandering van formaat in het hoger onderwijs. Vanaf volgend academiejaar start namelijk de zogenaamde flexibilisering. Door de invoering van dit op Angelsaksische leest geschoeide studiepuntensysteem zullen we hoe langer hoe minder in termen van studiejaren denken. Studiepunten of credits worden de nieuwe toverwoorden. De nieuwe studietrajectbegeleiders moeten de studenten aan de Vrije Universiteit Brussel door dit nieuwe systeem gidsen. We staken ons licht op bij Vice-rector Onderwijs Rosette S’Jegers en haar Adviseur Onderwijswetgeving en –reglementen Vanessa De Cock.
Bent u ook flexibel?
Rosette S’Jegers en Vanessa De Cock
U was als vice-rector altijd voorstander van een snelle invoering van de flexibilisering. Heeft de Vrije Universiteit Brussel momenteel een voorsprong ten opzichte van andere instellingen? Rosette S’Jegers: Het was inderdaad de bedoeling om de flexiblisering al vanaf dit academiejaar in te voeren. Maar door een aantal onduidelijkheden was dit niet mogelijk. We vreesden ook dat we ons zouden vergalopperen op technisch en administratief gebied. Denken we maar aan de inschrijvingen en onze onderwijsdatabanken. Maar eigenlijk maakte het niet zoveel verschil of we het nieuwe systeem dit jaar of volgend jaar invoerden. Het eerste moment waarop er nood is aan die flexibilisering is op het einde van het eerste jaar van het nieuwe studietraject; het eerste jaar bachelor dus. We kunnen immers niet beginnen flexibiliseren voordat de nieuwe trajecten van start zijn gegaan. Vanessa De Cock: Nog een belangrijke reden waarom we nu pas starten met de flexibilisering is, omdat het desbetreffende decreet er pas in april was. We hadden bijgevolg maar twee maanden de tijd om die procedure in te voeren en dat was te kort dag. Rosette S’Jegers: Het invoeren van het flexibiliseringsdecreet heeft ook enorme gevolgen voor de inschrij-
12.
vingen en de faculteitssecretariaten en voor het beheer van de databanken. En daar konden we dus niet op voorhand aan beginnen vermits je het personeel niet kan opzadelen met nieuwigheden die nadien misschien terug afgeblazen zouden worden. Hoever staat het met de invoering van de flexibilisering aan de Vrije Universiteit Brussel? Vanessa De Cock: Het nieuwe bijhorende examenreglement werd door de Raad van Bestuur goedgekeurd, al moet het wel nog worden bijgestuurd in functie van het (voorontwerp) basisdecreet hoger onderwijs. Momenteel werken we ook volop aan de nieuwe onderwijsregeling. Rosette S’Jegers: Die onderwijsregeling beschrijft onder meer hoe het studietraject van de student er uitziet en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om dat traject te wijzigen. Al gaan we er wel van uit dat het overgrote deel van de studenten een modeltraject zal volgen. Er komen in het studietraject veel meer momenten waarop de student kan bijsturen. Studenten die vinden dat ze hun sterke punten niet volledig kunnen uitspelen of studenten die veel hinderpalen tegenkomen kunnen zich op die manier beter heroriënteren. Uiteraard moeten we ervoor zorgen dat die studenten zo
vlug mogelijk en met zo weinig mogelijk creditverlies hun programma kunnen bijsturen. Dat vergt een andere manier van omgaan met voortgangsbeslissingen zoals deliberaties. Er komen bijvoorbeeld alleen maar klassieke deliberaties op het moment dat er een diploma moet worden uitgereikt. De overige zijn voortgangsdeliberaties waar de student nog een mogelijkheid heeft tot heroriëntatie. Al deze nieuwigheden vereisen ook een nieuw soort begeleiding van de studenten. Dat hebben we opgevangen met de aanwerving van de studietrajectbegeleiders. Die zijn momenteel volop aan het werken in de faculteiten. Zij zijn geëngageerd in de herfst van 2004 en zijn na een opleiding effectief aan de slag gegaan op het moment dat het tweede semester begon. Studenten die na de examens in januari problemen ondervonden konden dus reeds terecht bij die studietrajectbegeleiders. Wat is de taak van die trajectbegeleiders? Rosette S’Jegers: De studietrajectbegeleiders hebben een zichtbare plaats binnen de faculteit en begeleiden, zoals de naam het zegt, de studenten doorheen hun studietraject. Naast hun adviserende taak moeten zij ook de aanvragen om af te wijken van het modeltraject behandelen. Zo nemen ze werk weg waarmee de faculteitssecretariaten
anders overstelpt zouden worden. De uiteindelijke goedkeuring ligt uiteraard wel bij de decaan en de faculteitssecretaris. Verplichte het flexibiliseringsdecreet de universiteit tot het aanstellen van trajectbegeleiders? Vanessa De Cock: Neen, daar hebben we zelf bewust voor gekozen. Het hele flexibiliseringsproces en de studievoortgangsbewaking die daarmee gepaard gaat, is veel ingewikkelder dan nu het geval is. Omdat duidelijk werd dat de faculteitssecretariaten deze veranderingen met hun huidige personeelsbezetting niet zouden kunnen bolwerken, hebben we ervoor gekozen om die trajectbegeleiders aan te stellen. Dat in navolging van de zogenaamde ‘student deans’ in de Angelsaksische landen. Zo heeft elke cluster van opleidingen bij ons zijn eigen trajectbegeleider die hiervoor een specifieke opleiding kreeg. Zij zullen mee waken over de studievoortgang van ‘hun’ studenten en zullen ook een belangrijke rol spelen in de voorbereiding van de deliberaties van de verschillende examencommissies. U had het over een nieuw examenreglement. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen en vernieuwingen? Vansessa De Cock: Een belangrijke vernieuwing is dat er vanaf nu drie examencommissies zijn. Eén na het
eerste jaar bachelor, een voortgangscommissie die de tussentijdse deliberaties verzorgt en een examencommissie die samenkomt op het einde van het studietraject. Dus op het einde van de bachelor- of masteropleiding. Elke examencommissie heeft eigen bevoegdheden. Zo zal de examencommissie op het einde van het eerste bachelorjaar oordelen of de student geslaagd is voor de gevolgde opleidingsonderdelen, terwijl de voortgangscommissie nagaat of de student voldoende credits verzamelt, geen te lage cijfers heeft of het nodige gemiddelde haalt. Aan de hand van die beoordeling kan de voortgangscommissie dan een niet-bindend studieadvies formuleren. De examencommissie op het einde van de opleiding oordeelt dan weer over de toekenning van het diploma en de bijhorende graad van verdienste. De examencommissies doen ook aan studievoortgangsbewaking. Wat houdt dit in? Vanessa De Cock: Zij gaan na of de student niet te veel ‘treuzelt’, of hij/zij de toegestane examenkansen niet heeft opgebruikt,… en verbinden aan de volgende inschrijving van de student voorwaarden. De
beslissing die de commissie op dit vlak neemt, is in tegenstelling tot het studieadvies wel bindend. Examenkansen? Vanessa De Cock: Elke student heeft volgens het nieuwe decreet recht op twee inschrijvingen en bij elke inschrijving horen twee examenkansen. Is een beperking van het aantal inschrijvingen geen nadeel voor de ietwat ‘tragere’ studenten? Rosette S’Jegers: Net zoals nu zal men om te mogen ‘trissen’ toestemming moeten krijgen. Vanessa De Cock: Trissers worden in de toekomst beoordeeld per opleidingsonderdeel. Wel is het zo dat de beperking op het aantal inschrijvingen ‘levenslang’ geldt. Studenten die vroeger een jaar overdeden en nog niet geslaagd waren, konden zich een aantal jaren later gemakkelijk opnieuw inschrijven voor dat studiejaar. Het nieuwe decreet voorziet dit niet meer.
Zijn er richtlijnen gegeven om anders te quoteren? Vanessa De Cock: Er werden geen richtlijnen uitgeschreven. In principe dient men er vanuit te gaan dat de student net zoals vroeger 10 op 20 krijgt van zodra hij/zij het opleidingsonderdeel met goed gevolg heeft afgelegd. We kunnen natuurlijk niet uitsluiten dat docenten minder snel dan vroeger die bewuste 10 zullen geven. Dat cijfer geeft nu eenmaal recht op credits. Wat wil zeggen dat de student dat opleidingsonderdeel verworven heeft en een creditattest krijgt.
Niet iedereen was voorstander van deze wijziging, maar omdat het decreet dit voorschrijft was deze wijziging in het examenreglement noodzakelijk. Ook voor de toekenning van de graden heeft dit consequenties. Met een gemiddelde van 14 op 20 onderscheiding halen wordt in principe moeilijker. Voor dit probleem zoeken we momenteel naar een oplossing. Bijvoorbeeld door een lager gemiddelde te eisen bij de toekenning van een graad of door een extra proclamatievorm ‘geslaagd zonder graad’ in te voeren.
Alle trajectbelgeiders op een rijtje (vlnr): Suzy De Wilde (WE en TW), Veerle Van Gijsegem (RG), Inge Van Mol (PE), Sofie Daniels (LK) en Heidi Belet (ES). Kathlijn Pittomvils (LW) en Ruddy Verbinnen (GF) ontbreken op de foto.
Een andere wijziging in het examenreglement is de vrijstelling vanaf 10 op 20. Vanessa De Cock: Inderdaad, deze verandering gaat dit jaar al bij de
Een woordje uitleg • Flexibilisering: invoering van een systeem van accumulatie van studiepunten dat de mobiliteit van de student en de mogelijkheden tot differentiëring binnen het onderwijs en tot levenslang leren moet vergroten. Bij het voltooien van een opleidingsonderdeel ontvangt de student een creditattest. • Modeltraject: het ‘vaste’ studietraject dat voor een groep van studenten de modaliteiten bepaalt inzake studieomvang (aantal SP te volgen per academiejaar), deliberatie en studievoortgangsbewaking. • Minor: een verbredend (keuze)vakkenpakket uit andere, complementaire studiedomeinen. Een minor is een verbreding buiten het eigen vakgebied, vormt een meerwaarde o.m. bij toekomstige tewerkstelling en zorgt voor een vlottere doorstroming naar een andere Master. • Studiepunt: een internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt. • Credit: verworven studiepunt.
eerstvolgende zittijd in. Dit geldt zowel voor de studenten in het kandidatuur-licentietraject als voor de nieuwe bachelorstudenten.
De nieuwe bachelorstudenten kunnen vanaf dit academiejaar dus terecht bij de studietrajectbegeleiders. Heidi Belet, trajectbegleider op de faculteit Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen, is één van hen. Weten de nieuwe studenten je te vinden? Ik was in het verleden reeds studentenbegeleider voor de studenten Politieke en Sociale Wetenschappen en had op die manier al een goed contact met hen. Tijdens de onthaalweek heb ik mezelf dan voorgesteld aan de nieuwe studenten. Na de eerste examens heb ik hen via e-mail nog eens op de hoogte gebracht dat ze bij mij terecht konden met eventuele problemen. Na die examens zag ik toch dat meer en meer studenten met vragen naar me toe kwamen. Elke voormiddag kunnen ze bij me binnenlopen in het studentensecretariaat en ’s namiddags na afspraak. Welke soort vragen stellen de studenten? Dat gaat van studenten die een 7 op 20 hebben voor een bepaald vak en zich afvragen of ze nog kunnen slagen tot studenten die menen dat ze in de verkeerde richting zitten en willen weten of ze nog kunnen veranderen. Al naargelang het probleem help ik hen zelf of stuur ik ze door naar studie-advies of een andere bevoegde dienst.
13.
UCOS
UCOS: al 25 jaar in de bres voor een andere wereld Aan Vlaamse zijde is Ucos een unicum. Het centrum is één van de weinige erkende niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) met een loutere educatieve werking en is bovendien één van de enige die zich als vrijzinnig etaleert in een landschap dat stilaan pluralistisch wordt. In de universitaire wereld is Ucos helemaal een vreemde eend in de bijt: andere instellingen kennen wel ad hoc ontwikkelingsgerichte activiteiten, zoals Student-Aid, maar alleen de Vrije Universiteit Brussel heeft een structurele band met een onafhankelijke ngo. Van bij de oprichting van Ucos lag het accent op sensibilisering voor ontwikkelingssamenwerking. Die focus is geëvolueerd naar een werking rond duurzame ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor gender-gelijkwaardigheid, kleinschaligheid en uitwisseling met mensen uit het Zuiden. Door de intensieve sensibilisering direct te enten op het ritme van het academiejaar, kleurt Ucos niet enkel de campus, maar ook het bewustwordingsproces van de studenten en academici. En dat kan zijn vruchten afwerpen; de studenten van nu zijn immers de adviseurs van en/of de beleidsmakers van morgen. Binnen de universiteit heeft Ucos een belangrijke lobbyfunctie middels een zitje in het Bureau Ontwikkelingssamenwerking, discussies in de wandelgangen, samenwerking met de milieucoördinator en met de fietswerkgroep, waar men het idee van duurzame ontwikkeling ingang probeert te laten vinden. Ucos blijft bewust een kleinschalige organisatie met een initieel beperkt bereik. Daarom participeert Ucos in vele netwerken zoals het Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling, 11.11.11., Commissie Vrouwen en Ontwikkeling en de Unie Vrijzinnige
14.
Verenigingen. Meerdere stichters of latere medewerkers van Ucos vinden na hun studententijd hun weg in de humanitaire sector of gaan vanuit een zelfde inspiratie aan de slag in allerlei beleidsvoorbereidende cellen. Eén ‘oud-Ucos-gediende’ werd zelfs lid van de gemengde ACP-EU-commissie. Nog anderen specialiseerden zich dermate dat hun onderzoek aanleiding gaf tot het opstarten van eigen onderzoeksinstituten of centra. Kortom, het ‘indirecte’ palmares van Ucos mag gezien worden. Eén van de oprichters van Ucos is Marc Bontemps (50). Deze handelsingenieur was assistent bij professor Missorten en begon zijn loopbaan bij de auditafdeling van Price Waterhouse Coopers. Hij bouwde onder andere Oxfam-Wereldwinkels en het merk Oxfam-Fair Trade mee uit tot leidinggevende referenties. Als bestuurder van de internationale Fairtrade Labelling Organizations deelde hij in 2002 nog in de Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk. Marc Bontemps werd in juni vorig jaar directeur van het Europese Ethibel Label. Hij wil Ethibel verder positioneren als een ‘internationaal onafhankelijk onderzoekscentrum met hoge ethische normen en met een kwaliteitslabel dat het volle vertrouwen verdient van huidige en toekomstige beleggers en van fondsenbeheerders’. Of individuele leden van het Ucosdoelpubliek het ook zo ver zullen schoppen valt af te wachten, al hoeft dat niet. Wanneer de studenten, eenmaal afgestudeerd, begrijpen dat deze wereld, en vooral het Zuiden, er anders kan uitzien en dat elk individu daar een eigen rol in kan spelen, dan is Ucos op de goede weg.
Het zou nogal verwaand klinken indien Ucos (Universitair Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking) vzw zou claimen dat de wereld dankzij haar inbreng er een beetje beter aan toe is dan 25 jaar geleden. Maar als klein radertje in een mondiaal netwerk van ngo’s heeft Ucos zeker haar steentje bijgedragen. Dat studenten en personeel vandaag op de campus fair trade producten kunnen kopen en dat deze ook in het restaurant geserveerd worden, is mede te danken aan Ucos.
één van de 'vrouwen' die de campus bezetten tijdens het wereldvrouwenfestival
Meer weten? Voor het mission statement, de bredere visie daarachter en een gedetailleerde historiek kan je terecht op de pas vernieuwde website www.ucos.be. Daar kan je je ook inschrijven op de Ucos-nieuwsbrief waarin je verslagjes vindt van alle georganiseerde activiteiten, zoals het filmsalon en debatavonden, of jaarlijks weerkerende evenementen zoals de thesisbeurs, het wereldvrouwenfestival, de wereldmarkt, geschenkenbeurs evenals commentaren bij het globale wereldgebeuren. Agenda Woensdag 20 april 2005: Duurzame Wereldmarkt Dinsdag 3 mei 2005: Fietsactiedag Dinsdag 10 mei 2005: Let’s Talk! In het najaar viert Ucos haar 25-jarig bestaan met een academische zitting, een persconferentie, nieuwe initiatieven en ook een echt verjaardagsfeest. Wereldwinkel De wereldwinkelwerking, die helemaal gedragen wordt door vrijwilligers, krijgt voortaan een nieuwe stek: achteraan in het studentenrestaurant werd een vaste winkelruimte gecreëerd die na de lentevakantie feestelijk wordt geopend. Noteer ook dat het Ucos-lokaal verhuist naar gebouw M.
ALUMNI
Jonge mensen opleiden tot kritische, zelfstandige en ambitieuze individuen, die vrij denken en durven afwijken van platgetreden paden. Dat is één van de objectieven die de Vrije Universiteit Brussel zichzelf stelt. Akademos geeft in elk nummer een oudstudent het woord die ook na zijn/haar studies blijk gaf van deze kwaliteiten.
Anouk zonder grenzen Anouk Delafortrie (36) ging na haar studies Communicatiewetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel aan de slag bij Artsen zonder Grenzen (AzG). Momenteel werkt ze als International Information Coördinator bij AzG Internationaal in Genève.
“Als kind groeide ik op in het ‘Biafra-tijdperk’. De beelden op televisie van de hongersnood daar maakten een grote indruk op mij. Een mix van afkeer voor onrechtvaardigheid, fascinatie voor oorlog, graag schrijven, dolgraag reizen en wellicht ook toeval heeft me de humanitaire richting ingeduwd. Maar eigenlijk wilde ik graag oorlogscorrespondent worden. Via een vriend ben ik halftijds als persattaché bij AzG begonnen. Mijn baas en eerste werkmentor was Gerda Bossier, eveneens ex-VUBster. Ze was bevlogen en passioneel, maar overleed helaas enkele jaren terug. Momenteel werk ik op het internationaal hoofdkantoor van AzG in Genève waar ik de informatie en communicatie coördineer, wat een hele uitdaging is. AzG kent immers een intense debatcultuur en meningen durven nogal eens verschillen, maar dat zien we als een pluspunt. Mijn job is behoorlijk gevarieerd. Het gaat van het coördineren van het internationale jaarverslag van onze activiteiten in meer dan 70 landen over crisiscommunicatie tot het gaande houden van de dialoog en communicatie tussen de verschillende afdelingen. Daarnaast assisteer ik de internationale voorzitter van AzG bij publieke gelegenheden. Bijvoorbeeld zoals toen onze organisatie in Jordanië uit handen van Koningin Noor de ‘King Hussein Humanitaire Leiderschapsprijs’ kreeg. Maar ik ga ook nog als persattaché de baan op. In augustus was ik in de Afghaanse hoofdstad Kaboel om een persconferentie te organiseren. We kondigden er het vertrek van AzG aan als gevolg van de moord op vijf van onze collega's waaronder de Belgische Hélène de Beir. Ik werkte vanuit een kantoortje waar Hélène's naamkaartje nog hing. Ik kende haar niet, maar heb enorm veel respect voor haar en het werk dat ze deed. Een maand later bezocht ik de Darfoer-regio in Soedan waar een systematische zuiveringspolitiek geleid heeft tot hongersnood, dood, verkrachting en het
massaal op de vlucht slaan van de bevolking. Een situatie die trouwens nog steeds voortduurt. Als communicator is het niet altijd evident om je nuttig te voelen wanneer je cameraploegen rondleidt in voedselcentra voor ernstig ondervoede kinderen, of zelf interviews afneemt en de dokters en verpleegsters van hun werk houdt. Maar de taak van AzG is niet alleen medisch te helpen, maar ook te getuigen over noodsituaties die zich ver weg van de camera's afspelen. Zo ging mijn baas Rowan Gillies, de huidige internationale voorzitter van AzG, tijdens de maand januari aan de slag in een AzG-ziekenhuis in Bunia in het oosten van de Democratische Republiek Congo. Al leken Indonesië en Sri Lanka gezien de tsunami misschien een evidentere plek. Ondertussen zagen hij en de teams in de stad Bunia iedere week 40 verkrachte meisjes en vrouwen die hulp zochten bij AzG. In deze streken bevechten de milities elkaar in dienst van anderen die hun hand willen leggen op natuurlijke rijkdommen. Zij hebben baat bij de continue destabilisatie. Het zijn echter de gewone mensen die de eerste slachtoffers zijn van het gruwelijke geweld dat bovenop de problemen zoals honger en ziekte komt. Je mag niet te delicaat of gevoelig zijn voor dit werk. Je ziet mensen op hun zwakst, als speelbal of slachtoffer van hun medemens. Sommige herinneringen zijn onuitwisbaar. 18jarige soldaten aan het front in het door Armenië en Azerbeidjan betwiste Nagorno-Karabagh die als kanonnenvlees dienden. De Rwandese kinderen die door hun buren voor het leven verminkt werden en nu zonder armen of benen verder moeten. De straatkindjes in Manilla die al op hun vierde alle vertrouwen in volwassenen hebben verloren, die het huis zijn uitgegooid of –gevlucht en die geëxploiteerd worden door de maffia. En soms als je het niet verwacht of
wil dat je emoties de bovenhand nemen, gebeurt het toch. Toen ik in september in Darfoer was, kwam ik vaak in één van de voedingscentra van AzG in het vluchtelingenkamp Kalma. Er lag een wat ouder meisje van zes jaar met een prachtig gezichtje, maar een uitgemergeld lichaampje van nog geen 5kg. Haar zusje van negen zorgde voor haar. Je zag dat ze verschrikkelijk leed, alles leek pijn te doen, ze wilde niet meer drinken. Ik voelde me machteloos, woedend en verschrikkelijk triest. Maar wat toen bijna onmogelijk leek, gebeurde. Ze werd beetje bij beetje beter. Het klinkt allemaal heel tragisch en is het ook, maar ter plaatse zie je niet alleen de miserie zoals je die op televisie ziet. In die kampen merk je ook vreugde op, kinderen die spelen, lachen en naar de ‘kahwaja's’ - de blanken – wuiven. En je ziet de vastbeslotenheid van mensen die desondanks ze alles verloren hebben hun leven opnieuw in handen nemen.
humanitaire hulpverleners zijn ons niet noodzakelijk beschermt. Toch is het zo dat gezien het aantal landen en crisissituaties waarin we werken, AzG tot voor het Afghanistan-incident (drie internationale en twee lokale medewerkers werden er vermoord), redelijk gespaard is gebleven. Wij hopen dat ons medisch werk dicht bij de bevolking een zekere garantie biedt voor onze veiligheid en we hierdoor ook voeling houden met wat de gevaren zijn.”
Risico’s en gevaar zijn inherent aan het werken in conflictgebieden zonder gewapende escortes. Er zijn doorheen de jaren meerdere incidenten geweest, en sinds het ontstaan van AzG in 1971 zijn er 8 internationale vrijwilligers overleden als gevolg van een aanslag of ander geweld. Dit is te veel, maar we beseffen dat ons neutraal karakter of het feit dat we onpartijdige
15.
PERSONALIA - Oud-studente Griet Neukermans heeft voor haar thesis ‘Remote sensing of mangroves in Gazi Bay (Kenya) with very high resolution QuickBird sattelite imagery: automated methods for species and assemblage identification’ de Aanmoedigingsprijs Mariene Wetenschappen 2004 gekregen van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). - Verschillende vorsers van het Oncologisch centrum en het Departement Physiologie – Immunologie van de Vrije Universiteit Brussel werden voor hun onderzoekswerk gelauwerd tijdens de officiële uitreiking van de onderzoekskredieten verleend door de Stichting tegen Kanker. - Prof. Dr. Marc Noppen, kliniekhoofd Longziekten van het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel, is sinds 2004 Associate Editor van twee toonaangevende tijdschriften in pneumologie en bronchoscopie, nl. ‘Respiration’ en ‘Journal of Bronchoscopy’. - Prof. Sylvain Loccufier, ere-rector van de Vrije Universiteit Brussel en tevens boegbeeld van de vereniging Bruggelingen Buiten Brugge, werd benoemd tot nieuwe voorzitter van de Van Ackerstichting. - Prof. Geert Desmet van de Faculteiten Wetenschappen en Toegepaste Wetenschappen werd vanaf 1 januari 2005 opgenomen in de Editorial Board van het Journal of Chrematography A, een toonaangevend Elsevier-tijdschrift in de analystische chemie. - Anouk Verheyden, doctoraatsstudente aan de Vrije Universiteit Brussel, heeft met publicaties uit haar doctoraatswerk ‘Rhizophora mucronata as a proxy for changes in the environmental conditions, a study on the wood anatomy stable isotope chemistry and inorganic composition of an Kenyan mangrove species’ de cover van prestigieuze wetenschappelijke tijdschriften gehaald. - Vinciane Vanderheyde, Lector didactiek Frans en Spaans heeft met het Formacom-project, waarvan zij algemeen coördinator, pedagogisch coördinator en opleider is, het Europees Label voor Innovatief Talenonderwijs 2004 gekregen. FORMACOM staat voor Formation/communication en is een origineel en succesvol nascholingsprogramma voor het onderwijs van het Frans in Vlaanderen, opgezet en gefinancierd door de Franse Ambassade, het Departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap in samenwerking met alle onderwijsnetten in Vlaanderen, de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit Gent, de Vrije Universiteit Brussel (IDLO) en het Centre d’Approches vivantes des Langues et des Médias (CAVILAM) te Vichy. - Farid Dahdouh-Guebas, van het Departement Biologie werd uitgenodigd op de Gordon Research Conference on Past Ecosystem Processes and Human-Environment Interactions (California), één van de meest vooraanstaande internationale wetenschappelijke forums, om een keynote presentatie te geven over het mangrove-onderzoek van de vakgroep Biologie van onze universiteit. Aangezien de Gordon Research Conferences blijkbaar
COLOFON REDACTIE Sandra Van Maurik, Jeroen De Samblancx, Raf Van Dyck, Thomas Mels EINDREDACTIE Thomas Mels CARTOON Norbert Van Yperzeele OPMAAK EN DRUK Livosales.be VERLEENDEN VERDER HUN MEDEWERKING Jacqueline Couder, Kristof Douven, Steph Feremans, Veerle Magits, Ditke Van Goethem FOTO’S Yorick Amerlynck, Raf Van Dyck, Thomas Mels REDACTIESECRETARIAAT Myriam De Pelseneer Dienst Interne en Externe Communicatie Pleinlaan 2 – 1050 Brussel Tel.: +32 (0)2 629 21 34 - Fax: +32 (0)2 629 12 10 E-mail: ieco@vub.ac.be - Web: www.vub.ac.be Wilt u Akademos thuis ontvangen, laat ons iets weten. VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Prof. Dr. Benjamin Van Camp - Rector Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2, B – 1050 Brussel 16.
een strikte nagenoeg elitaire toekenning van deelnameplaatsen aan elke conferentie (beperkt tot max. 135 wereldexperten) hanteren, mag deze uitnodiging zeker als een erkenning van het onderzoekswerk van Farid en zijn team gezien worden. - Dirk Danschutter van het medisch interventieteam van het Academisch Ziekenhuis heeft in opvolging van de Tsunami-persberichten en de internationale aandacht in Zuid-Oost Azië, een aantal uitnodigingen gehad om dit project te gaan toelichten op verschillende internationale congressen. Daarnaast heeft hij een vraag gekregen van de World Health Organisation (WHO) om voor deze organisatie een persbericht te schrijven met de outline van het project. De internationale congressen waarop hij is uitgenodigd zijn: het ‘EfCCNa congres’ - Amsterdam november 2005 (Europese Critical Care Nurses) en het ‘ESPNIC congres’ september in Antwerpen (European Society Pediatric Intensive Care Nurses). Verder is hij ook nog gevraagd om een artikel te schrijven in Critical Care Nursing North America en een artikel voor de World Federation of the Pediatric Intensive Care Society - Kim De Muynck is met haar eindwerk ‘Kameelantilichamen: klein maar dapper’ een van de zeven laureaten voor de K VIV-Ingenieursprijzen Promotie 2004. Met deze prijzen bekroont de Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging jaarlijks de beste eindwerken van pas afgestudeerde burgerlijk en bio-ingenieurs. Tijdens de Jaarvergadering van de K VIV op 21 mei a.s. zal de winnaar bekend gemaakt worden. - De Jeanine Segersprijs 2004 werd toegekend aan Sofie MERTENS voor haar thesis 'Emotiecongruent denken en depressie bij kinderen. Evaluatie van de effecten van emotie-inductie op de cognitief-gedragstherapeutische behandeling’ en aan Dang Kim Thu voor haar eindwerk 'Effecten van een sociale vaardigheidstraining bij Vietnamese lagere schoolkinderen'. - De studenten 2de jaar Licentiaat Biomedische Wetenschappen namen deel aan de 9th Maastricht Medical Students Research Conference. Christelle Orlando kreeg er de prijs voor de beste mondelinge presentatie en Mieke Geens ontving de publieksprijs voor beste poster. Tessa Dieltjens nam in deze categorie de tweede plaats voor haar rekening. - Vice-rector Onderzoek Jan Cornelis neemt in de Raad voor het Wetenschapsbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de plaats in van Prof. Els Witte.
30 april 2005 Campus
event Jette
naar ieders smaak Maak kennis met Campus Jette van 10.00u tot 17.00u Academisch Ziekenhuis VUB n Erasmushogeschool Brussel Vrije Universiteit Brussel n Sportopolis