Akademos april 2007

Page 1

Verschijnt 5 maal per jaar Afgiftekantoor Gent X P409339

België - Belgique

P.B.

Vrije Universiteit Brussel - Pleinlaan 2 - 1050 Brussel

Gent X BC 9467

Akademos I n f o r m a t i e m a g a zi n e v a n d e V r i j e U n i v e rs i t e i t B r u s s e l J a a rg a n g 10 - N ° 2 - A p r i l 2 0 07

Risicokapitaalfonds doet spin-offs groeien............................................................................................................ p4 AZ-VUB wordt UZ Brussel............................... p9 “Brussel is een sterk merk”....................... p12

Onderzoek..................... p2

Een visionair criminoloog............... p14

.

Dialoog voor vrede p18


Wist u dat... … de behandeling van een dikke arm na borstkanker te laat start? Onderzoekers van het Borstcentrum van het Universitair Ziekenhuis Brussel (UZ Brussel) pleiten voor de aanpassing van de normen die het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) hanteert bij de behandeling van lymfoedeem of dikke arm. Na onderzoek bleek dat aan de hand van de huidige normen de behandeling vaak te laat wordt ingezet. Een derde van de vrouwen die borstkanker krijgen, ontwikkelt na hun behandeling een dikke arm. Die is enkel met een doorgedreven en dure kinesitherapie te bestrijden. Het RIZIV betaalt de behandeling pas terug wanneer het verschil in omtrek tussen beide armen groter is dan 2,5 cm. “Een behandeling op dat moment starten is echter in vele gevallen te laat”, waarschuwen professor Pierre Lievens en zijn medewerkers. “Als je zo lang wacht, dan zijn de veranderingen in de onderhuidse weefsels onomkeerbaar. Zelfs een kinébehandeling heeft dan geen effect meer. De enige oplossing die dan nog rest is een nog duurdere chirurgische ingreep”, zegt Lievens. Hij pleit er dan ook voor om veel vroeger in te grijpen door een juiste diagnose te stellen en preventieve kinesitherapie toe te passen.

… de Vrije Universiteit Brussel deelneemt aan een Europees luchtvaartproject? Alle corrosieschade bij vliegtuigen moet onmiddellijk opgespoord en onderhouden worden voordat mogelijke structurele schade kan optreden. Dat staat in de huidige onderhoudsvoorschriften die de luchtvaartsector hanteert. Voor de Amerikaanse vliegtuigvloot komt dit neer op een jaarlijkse kost van 2,2 biljoen dollar. Een betere modelmatige voorspelling van het optreden van het begin van roest en het verloop ervan wordt dus essentieel voor een beter onderhoud en herstel in de toekomst. Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel ontwikkelen nu, samen met verschillende vliegtuigbouwers en luchtvaartonderzoeksinstellingen, dergelijke modellen in een Europees project. De Vrije Universiteit Brussel zal twee delen uitwerken. Prof. Johan Deconinck heeft ruime ervaring in de modellering van elektrochemische fenomenen. Prof. Herman Terryn en dr. ir. Iris De Graeve bestuderen de microstructuur van aluminiumlegeringen en de relatie met de oppervlaktebehandelingen.

.

… de Vlaming tijdkrediet neemt voor de kinderen? De belangrijkste reden waarom Vlamingen tijdkrediet of loopbaanonderbreking nemen, is om meer tijd te hebben voor de kinderen. “Voor 73 procent van de vrouwen en de helft van de mannen die deeltijds gaan werken, is dat reden nummer één”, zegt sociologe Jessie Vandeweyer. Zij onderzocht de motivatie van 1.236 Vlamingen jonger dan 50 die kozen voor tijdkrediet of loopbaanonderbreking. Uit haar onderzoek blijkt dat 85% van de loopbaanonderbrekers vrouwen zijn, tegenover 15% mannen. Alleen bij mannen die een voltijdse onderbreking nemen, komt meer tijd voor de kinderen op de tweede plaats. Bij hen is het uitbouwen van een ander beroep de belangrijkste reden. De grote meerderheid van de mannen en vrouwen die tijdkrediet nemen, doet dat, behalve voor de kinderen, om meer tijd voor zichzelf en voor het huishouden te hebben. Tijdkrediet om te reizen is een uitzondering: slechts 1 procent geeft dat als voornaamste reden op.

... laag opgeleide patiënten minder snel herstellen na een beroerte? In een revalidatiecentrum hebben patiënten met een lagere opleiding een lagere kans op een beter herstel in vergelijking met patiënten met een hogere opleiding. Dat achterhaalde een team van gezondheidswetenschappers van de vakgroep Medische Sociologie op basis van een Europese studie naar het herstel na een beroerte (herseninfarct). Een mogelijke verklaring is dat patiënten met een hogere opleiding anders omgaan met hun situatie dan laaggeschoolde patiënten. Hoger opgeleiden zouden zelf meer initiatief nemen om op zoek te gaan naar informatie en oplossingen voor hun problemen. Een andere mogelijkheid is dat de communicatie tussen het personeel en de patiënt bij lager opgeleide patiënten minder goed verloopt. Ook in de periode vanaf het ontslag uit het ziekenhuis tot 6 maanden na de beroerte merkten de onderzoekers dat patiënten met een hoger inkomen een grotere kans op beter herstel hebben dan patiënten met een lager inkomen. Dit kan het geval zijn omdat patiënten met hogere inkomens zich meer en langer therapie kunnen veroorloven. Maar uit een ander onderzoek van de vakgroep blijkt dan weer dat er geen socio-economische verschillen zijn in de kans om kinesitherapie of ergotherapie te krijgen in de periode na het verlaten van het revalidatiecentrum. De onderzoekers zoeken ondertussen verder naar andere mogelijke verklaringen.


Onderzoek Kort

… we onze werktijd zwaar overschatten? Dat blijkt uit een studie van de vakgroep Tempus Omnia Revelat (TOR) naar de tijdsbesteding van de werkende Vlaming. In het onderzoek werd enerzijds rechtstreeks naar de tijdsbesteding gevraagd door middel van een enquête. Anderzijds moesten de respondenten een dagboek bijhouden waarin ze nauwkeurig noteerden welke activiteit ze uitvoerden, op welk tijdstip en wat de duur ervan was. In de enquête antwoordden mannen dat ze ongeveer 45 uur per week werkten, vrouwen hielden het op een kleine 34 uur. Maar uit hun dagboekverslag bleken mannen slechts 38,43 uur te werken en vrouwen maar 26,32 uur. Als we beide groepen samen nemen, blijkt dat de werkende Vlaming zijn werktijd met zo’n 16% overschat. Een gelijkaardig onderzoek in Engeland wees uit dat de werkende Britten per dag liefst drie uur onproductief invullen met surfen op het internet (gemiddeld 1 uur per dag), formatteren van documenten (46 minuten) en het oplossen van PC-problemen. De rest van de drie onproductieve uren wordt gevuld met roddelen met collega’s, bellen met vrienden, koffie drinken, naar het toilet gaan en dagdromen.

… … vooral laptops en gsm’s in trek zijn bij dieven? Doorgaans gaan inbrekers in België alleen en erg goed geïnformeerd op pad. Ze zijn op zoek naar verkoopbare zaken en houden rekening met het gewicht van de goederen, zodat ze niet teveel moeten slepen. Op dit ogenblik zijn vooral laptops en de nieuwste versies van mobiele telefoons gegeerd. Dat blijkt uit een studie door de Interuniversitaire Onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse, een samenwerkingsverband tussen Prof. Dr. Els Enhus van de Vrije Universiteit Brussel en Prof. Dr. Paul Ponsaers van de Universiteit Gent. Naast een analyse van politiegegevens interviewden de onderzoekers 56 gedetineerde inbrekers in verschillende gevangenissen in België. Zij getuigden hoe onachtzaam mensen zijn in het afsluiten van hun woning en regelmatig een sleutel onder de mat bewaren. Ze beschouwen inbraak voorts niet als een ernstig misdrijf, eerder als een stiel die in de gevangenis kan worden aangeleerd.

… drie keer meer buitenlanders zich vestigden in Vlaanderen? In vijf jaar tijd is het aantal buitenlanders dat in Vlaanderen komt wonen verdrievoudigd. In 2000 kwamen er 5.000 migranten bij, in 2005 steeg dat aantal tot bijna 15.000. Dat blijkt uit berekeningen van professor Johan Surkyn van de onderzoeksgroep Interface Demografie in het kader van een grootschalige studie over de vergrijzing in Vlaanderen. De toevloed van buitenlanders is volgens Surkyn door drie factoren te verklaren. Arbeidsmigratie is de belangrijkste reden. De uitbreiding van de Europese Unie heeft sinds midden 2004 voor een grote stroom mensen uit het voormalig Oostblok gezorgd die met een werkvergunning in Vlaanderen komen wonen. Maar de stijging was al voor 2004 merkbaar. Toenemende studiemigratie speelt ook een belangrijke rol. Studenten uit China, Amerika, maar ook uit Europese landen, komen naar de Vlaamse universiteiten en blijven hier na hun studie. Ten slotte neemt ook de huwelijksmigratie toe. Turken en Marokkanen die hier al jaren wonen, zoeken nog vaker dan vroeger een partner uit hun land van herkomst en brengen die naar Vlaanderen. Ook Filipijnse of Poolse bruiden komen naar Vlaanderen om hier te wonen.

… een elektronisch geneesmiddelen­ voorschrift in de maak is? Binnenkort schrijft uw arts uw medisch voorschrift misschien via de computer. Verschillende partners uit de privésector onderzoeken momenteel de mogelijkheid het huidige papieren voorschrift te vervangen door een nationaal elektronisch geneesmiddelenvoorschrift. Vandaag schrijft een arts een geneesmiddelenvoorschriften uit op papier, de patiënt biedt dit aan bij de apotheker die het elektronisch verwerkt. Deze ‘papieren’ handeling willen de onderzoekers vervangen door een volledig elektronische proces. Dit moet de kans op fouten verkleinen en de zorgkwaliteit verhogen. Bovendien kan zo de administratieve druk op de zorgverleners aanzienlijk dalen. Momenteel bevindt het project zich nog in de studiefase. Professor Medische Informatica Marc Nyssen van de Vrije Universiteit Brussel, dokter Theo Putzeys en apotheker Luc Baert zijn de drijvende krachten erachter. Belgacom levert de knowhow op gebied van ICT-infrastructuur, netwerkbeheer- en beveiliging en neemt momenteel ook de kosten voor zijn rekening. Tijdens de studiefase wordt onder meer nagegaan hoeveel besparingen gerealiseerd kunnen worden. De eigenlijke ontwikkeling van het systeem zou deze zomer van start gaan.

… de medische screening van jonge sporters te wensen overlaat? Per jaar sterft een aantal jonge sporters door het zogeheten sudden death syndroom. Vaak ligt een genetische hartafwijking aan de grondslag van een dergelijke doodsoorzaak. Danny Schoors en Pedro Brugada, twee befaamde hartspecialisten van het UZ Brussel, hekelen vooral de gebrekkige medische screening van jonge sporters en luiden de alarmbel. Om het probleem onder de aandacht te brengen, stapten de twee cardiologen naar tweedeklasse voetbalclub KV Mechelen. Binnenkort krijgen zo’n tachtig dertien- tot veertienjarige voetballertjes een grondige medische check-up. Schoors: ,,Hoe verder je gaat in je onderzoek - een inspanningstest, een cardiologisch onderzoek - hoe beter je kunt voorkomen dat jonge sporters plots doodvallen.’’ De cardiologen praten momenteel ook met een aantal geïnteresseerde eersteklassers uit het voetbal en met een aantal clubs uit andere sporten. Op termijn zou dat moeten worden uitgebreid tot alle sportdisciplines.

.


BI³ Fund bestaat 5 jaar

Risicokapitaalfonds doet spin-offs groeien Het Brussels Imagination, Innovation & Incubation Fund NV – of kortweg BI³ Fund – werd in 2002 opgericht als risicokapitaalfonds van de Vrije Universiteit Brussel. Het fonds moest meer ruimte creëren voor een innovatief industrieel beleid, met het oog op de stimulering van valorisatiegericht onderzoek en ondernemerschap. Vandaag, 5 jaar later, maken vicerector Onderzoek Jan Cornelis, bestuurder Gerard Van Acker en secretaris-generaal Bruno De Vuyst de tussenstand op.

Bij de oprichting van het BI³ Fund werd de nadruk gelegd op een inhaalbeweging in het valorisatiebeleid van de universiteit. Was daar behoefte aan? Jan Cornelis: In 2002 groeide het besef dat de Vrije Universiteit Brussel een uitzonderlijk hoog potentieel aan exploiteerbare onderzoeksresultaten produceert. We verrichten immers onderzoek met een grote impact op onze omgeving. Dat blijkt onder meer uit onze publicaties - wij hebben de grootste gemiddelde citatie-index per publicatie in Vlaanderen. We staan ook al lang sterk in de competitieve financieringskanalen rond strategisch basisonderzoek. Dat onderzoek beschouwen we als risicovol, maar dat kan op lange termijn gevaloriseerd worden. In 2002 hadden we op het R&D-departement wel al de Technology Transfer Interface die dat valorisatieproces ondersteunde, maar er ontbraken een aantal essentiële ‘tools’. Eén daarvan was een fonds dat kapitaal verschaft aan mensen die een spin-off willen oprichten. Gerard Van Acker: Ten tijde van de oprichting van het BI³ Fonds werd een sterk pleidooi gehouden voor universitair onderzoek ten dienste van de industriële ontplooiing. Enerzijds met het oog op het versterken van het innovatiepotentieel van de Europese bedrijven, anderzijds om meer opstartende bedrijven te creëren. Met het BI³

.

Fund wilden we daarbij aansluiten. Een tweede belangrijk aspect van een risicokapitaalfonds voor een universiteit is dat het de overstap mogelijk maakt van een idee, technologie of ontwikkeling binnen een onderzoekslabo naar een product of dienst op de markt. Die overstap is niet zo eenvoudig; er zijn zeer grote risico’s aan verbonden die gewone marktmechanismen niet altijd opvullen. Zowel van overheidswege als vanuit de privé-sector bestaan er verschillende investeringsmaatschappijen die hulp kunnen bieden bij die overstap. Waarom maken alle grote universiteiten in België aanspraak op een eigen risicokapitaalfonds? Bruno De Vuyst: Naast onderwijs en fundamenteel onderzoek heeft de universiteit een derde functie: die van valorisatie ten behoeve van de gemeenschap. Vanuit die optiek moet ze dus uitvindingen naar de markt brengen en dat is, zoals Gerard al zei, niet altijd evident. Vaak is er geen of weinig mogelijkheid om interesse op te wekken bij mensen uit de privé-sector. Zelfs van overheidswege zitten we daar nog steeds met lacunes. En daar kan een universitair fonds tussenkomen. Van Acker: In België en Vlaanderen gaan de meeste middelen inzake risicokapitaal naar buy-outs, dat is de herfinanciering van bestaande bedrijven. Het andere uiterste

is wat men kan omschrijven als geld dat wordt samengebracht om nieuwe, opstartende bedrijven te financieren. Daarin maakt men het onderscheid tussen bedrijven die al bewezen hebben dat hun idee of concept economisch haalbaar is en initiatieven waarbij nog veel geduld nodig is om een idee te transformeren naar een bedrijf. Die eerste categorie is de laatste jaren het klassieke terrein geworden van ondermeer de Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (GIMV). Bij die laatste groep is het nog meer de lokale omgeving die een impuls moet geven. In alle Europese landen wordt daar een inspanning geleverd door de overheid. In België gebeurt dat onder meer door onderzoeksinstituten en aan de hand van de ARKimedesregeling (een initiatief van Minister Fientje Moerman dat risicokapitaal verschaft aan startende en groeiende bedrijven, red.). Cornelis: De overheid focust zeer sterk op innovatie. Een startkapitaalfonds is daarom onontbeerlijk voor een universiteit die daar wil op inspelen. De naam BI³ Fund beschrijft heel goed het traject dat we op een actieve manier willen ondersteunen. Het is de hoofdtaak van een universiteit om aan fundamenteel onderzoek te doen, dat betekent dat we nieuwe dingen moeten kunnen ontdekken en daarvoor heb je verbeelding nodig, vandaar Imagination. Ten tweede is het aangewezen dat we die creaties ook een stapje verder

kunnen brengen tot op het uitvindingniveau, ter ondersteuning van de Innovation. Ten slotte moeten wij die uitvindingen in een incubatietraject naar praktische toepassingen kunnen ondersteunen, zo komen we bij Incubation. We mogen ook niet onderschatten dat universiteiten een speciaal type spin-off creëren. Het zijn meestal high-tech spin-offs die een specifieke niche bespelen. Onze acht faculteiten dekken een heel breed spectrum van onderwerpen, waarvan er veel a priori afgewezen worden door de klassieke risicoinvesteerders, de zogenaamde venture capitalists. BI³ wil ook die onderwerpen - indien ze ondersteund kunnen worden door een goed business plan - aan bod laten komen. Daarin speelt de hechte samenwerking tussen BI³, de Technology Transfer Interface en de onderzoeksgroepen een belangrijke rol. Die interactie kan je niet altijd verwachten van venture capitalists. Van Acker: Grote organisaties hebben het moeilijker om aan te voelen wat het basisonderzoek inhoudt en waartoe het kan leiden. Het onderzoek in universitaire centra verloopt misschien wat anarchistischer, maar kan wel nieuwe richtingen aangeven waaruit nieuwe ideeën en producten kunnen ontstaan. Richt het fonds zich naar een bepaalde industriële sector? De Vuyst: Het fonds is niet beperkt


© Sara Engelen

Interview

Vicerector Onderzoek Jan Cornelis, bestuurder Gerard Van Acker en secretaris-generaal Bruno De Vuyst van het BI3 Fund

tot een specifieke industriële sector, maar het richt zich wel tot spin-offs die ontstaan zijn vanuit zeer uiteenlopend onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel. Cornelis: Die diversiteit wordt mooi gereflecteerd in de spin-off portfolio, die gaat van micro-elektronica, diverse engineering activiteiten over sportmanagement tot de farmaceutische en biotechnologische sector. Het onderwerpenpalet is heel ruim, wat aantoont dat er in alle disciplines interesse is om te valoriseren. De Vuyst: Waar er echt een goed idee is of waar er nood is, kan het fonds bijspringen. Wij zijn er om mee te helpen in de eerste en/of tweede financieringsronde, en ook om andere fondsen te vinden, zoals het Vlaams Innovatiefonds (Vinnof), of fondsen uit de subsidieregeling van het Instituut voor Wetenschap en

Technologie (IWT) of het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF). Wat waren de voorbije 5 jaar de grootste uitdagingen? Cornelis: Als je kijkt naar de kapitaalinjecties die we tot nu toe gedaan hebben, is elk verhaal anders, elke spin-off is maatwerk en gebaseerd op een andere aanpak. De Vuyst: Veel van onze spin-offs moeten wij continu bijsturen, herstellen, verbouwen; een beetje zoals een zeilschip dat je tijdens het zeilen moet gaan aanpassen. Soms kan het gebeuren dat je zo’n schip uiteindelijk tot een stoomschip moet ombouwen. Van Acker: Iedere spin-off die gefinancierd wordt met risicokapitaal - het woord zegt het zelf - is blootgesteld aan een aantal risico’s en dat leidt niet altijd tot succes, maar

dat is nu eenmaal eigen aan het ondernemersgebeuren. Cornelis: Wat geen schande is. Van Acker: De statistieken zeggen dat van de tien projecten twee dossiers succes boeken en er vier slabakken, terwijl de rest verdwijnt. Dus als je dat op onze portefeuille toepast, zitten wij op een zeer redelijk niveau. Eén van de meerwaarden van het BI³ Fund is dan ook dat het bedrijven gedurende de diverse fasen – waaronder ook crisisfasen – continu kan begeleiden en bijsturen. Is er vandaag een voelbaar effect van het fonds op het industriële beleid van de Vrije Universiteit Brussel? Van Acker: Als je de portefeuille bekijkt – en uiteraard zijn niet alle bedrijven met medefinanciering van

het BI³ Fund tot stand gekomen - zijn er enkele bedrijven die zich vandaag al internationaal kunnen profileren, maar die morgen nog sterker internationaal zullen groeien. Spin-offs zoals Ablynx, Elsyca, Numeca en Eqcologic. Vier van de vijftien bedrijven die zich ontplooien tot internationale marktspelers, dat is een prachtig resultaat! Cornelis: Ik denk dat de effecten van BI³ Fund nog kunnen vergroten als we het beslissingsproces kunnen versnellen. Het BI³ Fund is nog steeds een recent fonds en in de interactie met de Interface zijn we bezig aan een leerproces. Ik denk dat, als je kijkt naar het typische traject van fundamenteel en strategisch basisonderzoek tot valorisatie, elk van die drie domeinen een aangepaste snelheid heeft. Fundamenteel onderzoek is een traag proces waar je veel geduld moet

.


Interview

voor hebben, en dat je zijn tijd moet laten om tot ontplooiing te komen. Bij strategisch basisonderzoek - daar waar iedereen begint te zeggen “Ha, nu wordt het interessant!” - moet je meer geld injecteren. Vandaar onze keuze voor zwaartepunten in ons onderzoek, omdat je sneller vooruit moet kunnen gaan. Ten derde, waar de markt ten volle speelt, moet de snelheid nog opgedreven worden om competitief te zijn. In die laatste fase is de snelheid cruciaal, wat een grote druk legt op de Technology Transfer Interface. De Vuyst: Men heeft inderdaad een beperkt window of opportunity waar het fonds en de interface zeer snel op moeten kunnen inspelen, anders is het te laat. Cornelis: Het is ook duidelijk dat we een universiteit zijn waar het niet zo gemakkelijk is om iedereen via het kanaal BI³ te laten passeren, want onze proffen zijn inderdaad ‘rede-

lijk’, maar ook ‘eigenzinnig’. Zodanig dat nieuwe spin-offs vaak andere financiering vinden dan via BI³. We laten de vorsers vrij in hun keuze. Niet iedereen wil zijn valoriseerbare resultaten per se omzetten in een spin-off. En wat brengt de toekomst? Van Acker: De venture capital markt is gedurende de jaren negentig uitgegroeid tot een bloeiende economische activiteit. Maar door bepaalde schandalen en de crisis op de beurs, toch wat technologiebedrijven betreft, verschrompelde die markt in België vanaf 2000. Gelukkig zien we sinds 2005 een opmerkelijke verandering, die mee gestimuleerd wordt door de ARKimedesregeling. Daarnaast moeten we de interesse van onze huidige financiers aanwakkeren. Momenteel hebben we binnen het BI³ Fund een mooie ronde tafel tot stand gebracht van financiers waaronder Fortis Private

Equity, KBC Private Equity, Ethias en Brustart. Zij zorgen voor een belangrijk multiplicatoreffect op vlak van financiering. Cornelis: Aan de universiteit is leren belangrijk en ik denk dat we met BI³ een heel nieuw redenerings- en reactiepatroon hebben ontdekt. Zo was ik vroeger meer onderzoeksgericht, terwijl ik nu, dankzij dit leerproces, ook de praktische toepassingen van het onderzoek bekijk. Ik denk dat de vorsers die aan de starterseminaries deelnemen en een businessplan leren uitwerken ook die bredere, toekomstgerichte visie ontwikkelen.

De Vuyst: Bij de voorbereiding van een dossier stellen we altijd dezelfde klassieke vragen. Wat is uw innovatie? Hoe is ze beschermd? Wat is uw markt? Wie zijn uw potentiële concurrenten? Die vragen zijn essentieel voor de ontwikkeling van een goed basisconcept. Over de volgende vraag “Wanneer ga je dat scheepje nu te water laten?” kan je heel lang debatteren, maar op een bepaald moment moet je het wel doén. Dan moeten wij klaarstaan om financiële steun te bieden. Het zoeken van dat point of no return is van levensbelang.

De spin-offs gefinancierd door het BI3 Fund Symbion °2002: Nieuwe materialen Eggcentris °2002: Biotech/In-vitro testing Brucells °2001: Biotech/Kankervaccins Elsyca °1997: Elektrochemie

R&D en valorisatie Als schakel tussen universiteit en industrie, ondersteunt de R&D Technology Transfer Interface (TTI) onderzoekers in alle fasen van hun samenwerking met de bedrijfswereld. De Interface helpt bij het opzetten van cont(r)acten met de industrie, de screening van economisch valoriseerbare onderzoeksresultaten, organiseert regelmatig trainingsessies rond ondernemerschap en begeleidt dossiers doorheen de volledige transfer van uitvinding tot spin-off. Het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) financiert zwaartepunten voor het strategisch basisonderzoek, die een soort van kweekvijver moeten worden voor valoriseerbare resultaten, zoals licentie-inkomsten, samenwerkingsovereenkomsten en spin-off creatie. In 2003 werd CROSSTALKS opgericht. Dit interdisciplinair universiteits- en industrienetwerk wil kennis over maatschappelijke en industriële kwesties vertalen naar lange termijn visies. Ook op onderwijsvlak wordt de link gelegd tussen onderzoek en het bedrijfsleven. Zo startte de vakgroep Bedrijfskunde met het project Technologisch Entrepreneurship. Deze module maakt niet alleen handelsingenieurs wegwijs in het ondernemerschap, maar wil ook de ondernemersgeest van studenten uit de faculteiten Wetenschappen en Ingenieurswetenschappen stimuleren. Meer informatie: Technology Transfer: www.vub.ac.be/valorisatie CROSSTALKS: http://crosstalks.vub.ac.be BI³ Fund: www.vub.ac.be/infovoor/bedrijven/startkapitaalfonds.html

.

Overige spin-offs van de Vrije Universiteit Brussel Eqcologic °2005: Micro-elektronica Cesor °2005: Soc-Wet. Onderzoek & Data-analyse Double Pass °2004: Sportmanagement Vicim °2003: Chemometrie Ablynx °2001: Biotech/Therapeutische antilichamen Intellicrops °1999: Biotech/Agricultuur Beta-cell °1998: Biotech/Behandeling van diabetes Numeca °1992: Numerieke simulatie van stromingen NMDG Engineering °1991: Elektriciteit en instrumentatie FOS&S °1990: Fiber optical sensing systems Cebes °1989: Podologisch onderzoekscentrum


Kortxxxxxxxx nieuws

Eerste Masterinfodag op 21 april

Stephen Hawking en Harold Kroto in Brussel © NASA/GSFC/Dana Berry

Voor het eerst organiseert de Universitaire Associatie Brussel een Master­ infodag. Deze infodag is bedoeld voor iedereen die in het academiejaar 2007-2008 aan een master- of master na masteropleiding wil beginnen. Iets (bij)studeren is door de nieuwe bachelormasterstructuur flexibeler geworden. Er zijn meer mogelijkheden tot een geïndividualiseerd programma dat op de interesses van de student is afgestemd. De nieuwe curriculaopbouw (waarbij het denken in studiejaren terrein verliest ten voordele van een soepeler systeem uitgedrukt in studiepunten) zorgt er voor dat de student voor elk geslaagd opleidingsonderdeel een creditbewijs krijgt waardoor behaalde studiepunten voor dat ene vak niet verloren gaan. Inschrijven voor slechts enkele opleidingsonderdelen, je studies even stopzetten of credits verwerven in meerdere instellingen of landen is dus perfect mogelijk. De masterinfodag vindt plaats op 21 april van 10u tot 16u op de campussen in Etterbeek en Jette. Het academiejaar 2007-2008 start op 24 september 2007. Inschrijven voor een master- of master na masteropleiding kan tot uiterlijk 31 oktober 2007.

De Solvay Instituten van de Vrije Universiteit Brussel en de Université Libre de Bruxelles halen op zondag 20 mei twee grote namen uit de fysica naar Brussel. Niemand minder dan Stephen Hawking (auteur van de bestseller ‘Brief History of Time’) en nobelprijswinnaar Harold Kroto (ontdekker van de ‘buckyballs’) zullen aanwezig zijn tijdens een publiek event op de Heizel. Stephen Hawking is zonder meer een bijzonder wetenschapper. Ondanks een zware lichamelijke handicap heeft hij zich bewezen als een vooraanstaand theoretisch natuurkundige. Hawking is het meest bekend vanwege zijn werk op het gebied van zwarte gaten. Een zwart gat is een bijzonder object in het heelal waaruit als gevolg van het sterke zwaartekrachtsveld geen licht of materie kan ontsnappen. Stephen Hawking ontdekte echter dat kwantummechanica impliceert dat zwarte gaten toch stralen. Sindsdien staat dit fenomeen bekend als Hawking straling. Harold Kroto kreeg in 1996 samen met Robert Curl en Richard Smalley de nobelprijs voor Chemie voor de ontdekking van fullerenen. Fullerenen zijn moleculen die geheel bestaan uit koolstof, in de vorm van een holle bol, ellipsoide of buis. Men noemt ze ook buckyballs (C60). Tot het eind van de twintigste eeuw waren grafiet en diamant de enige bekende stabiele verschijningsvormen van koolstof. Harold Kroto, James Heath, Sean O’Brien, Robert Curl en Richard Smalley, ontdekten C60 en andere fullerenen. Het event met deze beroemde wetenschappers vindt plaats op zondag 20 mei om 16u00 in Auditorium 2000 op de Heizel. Het is gericht op een breed publiek, en jongeren in het bijzonder. Simultaanvertaling naar het Nederlands wordt voorzien. Deelname is gratis, maar vooraf inschrijven is verplicht. Dat kan via www.solvayinstitutes.be/20May2007.

Kort nieuws Erasmushogeschool Brussel

Het Communiqué gaat digitaal Exact tien jaar na de geboorte van Het Communiqué (HC), het magazine van de studenten Bachelor Journalistiek van de Erasmushogeschool, presenteren de makers een digitale variant van hun magazine. Op www.persopehb.be kunt u terecht om de creatieve opdrachten (en uitspattingen) van de journalisten in spe op de voet te volgen. Dat blijft niet beperkt tot een aantal filmpjes, want de studenten zijn van plan om ‘persopehb.be’ uit te bouwen tot een interactief medium.

.


Onderwijs

Handelsingenieurs op handelsmissie

Studenten verkennen Indische economie India is wat ze noemen een ‘emerging economy’. Elf studenten Handelsingenieur trokken in het kader van de INISOLhandelsmissie drie weken naar Mumbai om er voor Belgische bedrijven deze snel groeiende markt te verkennen.

De Initiatiefgroep Solvay, kortweg INISOL, biedt studenten Handelsingenieur sinds 1990 de kans om een heuse buitenlandse handelsmissie te ondernemen. Bedoeling is het bedrijfsleven en de studenten dichter bij elkaar te brengen. Elf laatstejaars werden in februari ondergedompeld in het Indische bedrijfsleven. Elke student deed dat met een specifieke opdracht die hij of zij kreeg van een deelnemend Belgisch bedrijf. De ‘handelsmissionarissen’ voerden marktonderzoek uit, spoorden potentiële klanten of partners op, lanceerden nieuwe producten of verzorgden de pr van hun opdrachtgever. Uniek project Dat India één van de sterkst groeiende economieën ter wereld is, maakt het voor ondernemers een gedroomde handelspartner. De grote, gediversifieerde afzetmarkt heeft een enorm potentieel. Vooral in sectoren zoals energie, telecommunicatie en (lucht)haven- en wegeninfrastructuur liggen kansen voor het grijpen. De bedrijven die deelnamen aan de handelsmissie zijn voornamelijk KMO’s. Zij beschikken vaak over minder mogelijkheden dan grote ondernemingen. Deze handelsmissie was voor hen een uitgelezen kans om hun activiteiten naar India uit te breiden. Het unieke aan dit project is dat het bedrijf de opdracht zelf kon bepalen. Voorzitter van de missie Gregory Vandervelden en de chocoladeproducent die hij

.

vertegenwoordigde zijn in elk geval bijzonder tevreden. “Mijn opdrachtgever had in India nog geen activiteiten ontwikkeld, maar was wel geïnteresseerd in het enorme potentieel van de Indische markt. Het was mijn opdracht om voor hem marktonderzoek te doen.”

de tuin geleid worden.” Ook Gabriel Gregoire heeft veel bijgeleerd over India. Hij prospecteerde de markt voor een internationaal farmaceutisch bedrijf. “We dachten dat het moeilijk zou zijn om afspraken vast te leggen. Maar die vrees bleek ongegrond. Indiërs stellen zich heel

Toegankelijk en gastvrij Maar de Indische cultuur brengt voor buitenlandse ondernemers ook speciale uitdagingen met zich mee. Sylvia De Ryck die potentiële distributeurs voor de producten van het bedrijf Wellness International Network zocht, weet daar meer over. “Uit de contacten, zowel zakelijke als informele, heb ik veel opgestoken over de cultuur en de Indische manier van zakendoen. Indiërs zijn over het algemeen zeer vriendelijk, maar ook heel goede verkopers. Deze combinatie maakt dat je steeds op je hoede moet blijven, wil je niet om

toegankelijk en flexibel op, ook diegenen die belangrijke posities bekleden. Ik was dan ook aangenaam verrast dat hooggeplaatste managers tijd maakten om mij te ontvangen en naar mijn verhaal te luisteren.” Gregory Vandervelden beaamt dat. “Via interviews met zowel kleine producenten als grote firma’s kreeg ik een steeds beter beeld van de verhoudingen in India. De mensen daar hebben gastvrijheid echt in hun bloed zitten. Hun bereidheid om te helpen was echt ongelofelijk. Enkel de vervoersinfrastructuur in India is een probleem. Je verliest enorm veel

tijd met transport. Ook de culturele verschillen zijn niet te onderschatten, maar je merkt dat het een land is dat klaar staat om het gezicht van de wereld te veranderen.” Hard werken Bij dit alles werden de toekomstige handelsingenieurs ondersteund door ‘hun’ bedrijf. Dat betaalde de reiskosten en kon in ruil daarvoor rekenen op jong talent dat voor hen een bijzonder aantrekkelijke markt verkende. De bedrijfsleiders werden zowel voor, tijdens als na de missie uitgebreid op de hoogte gehouden van alle evoluties. De vakgroep Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid van de Vrije Universiteit Brussel zorgde voor gepaste begeleiding. Assistent Michael Dooms ging de eerste week mee naar Mumbai om hen op weg te helpen. Het INISOL-team kreeg bovendien advies van het Vlaams agentschap voor internationaal ondernemen, Flanders Investment and Trade, en van de Kamers van Koophandel. Toch vormde de handelsmissie een hele uitdaging voor de studenten. Ze regelden alles van begin tot einde immers zelf. Hoewel het dus vaak hard werken was, blikken de deelnemers stuk voor stuk enthousiast terug op de handelsmissie. Studente Daisy Hiel: “Het was een unieke ervaring. Enerzijds om de theorie om te zetten in de praktijk en anderzijds om het veelzijdige India te leren kennen. Het is een perfect project om onze opleiding te beëindigen.”


UZ Brussel

Ziekenhuis verandert na 30 jaar van naam

AZ-VUB wordt UZ Brussel Het AZ-VUB heet voortaan Universitair Ziekenhuis Brussel (afgekort UZ Brussel). Met die naamsverandering zegt het ziekenhuis duidelijker waarvoor het staat: een Nederlandstalig, universitair ziekenhuis in Brussel met naast de zorg- ook een onderzoeks- en een opleidingsopdracht.

Noppen benadrukte tijdens de officiële voorstelling dat het tijd was voor vernieuwing. “Toen het ziekenhuis werd opgericht, paste het volledig in de tijdsgeest van toen, terwijl we nu in 2007 te maken hebben met nieuwe tendensen en noden in onze maatschappij.”

© Marc De Beukeleer

De nieuwe naam sluit daarmee ook beter aan op de andere universitaire ziekenhuizen van Gent, Leuven en Antwerpen. De voorstelling van de nieuwe naam en het nieuwe logo komen er op het moment dat het ziekenhuis 30 jaar bestaat. Gedelegeerd bestuurder prof. Marc

Topexperts Om daarop in te spelen, wordt er momenteel volop geïnvesteerd in mensen, medische ontwikkelingen en infrastructuur. Het uitbouwen van speerpuntcentra wordt gestimuleerd en de basisspecialistische werking wordt geoptimaliseerd. Het UZ Brussel doet dat onder meer door te investeren in topexperts zoals dat gebeurde met de aanwerving van hartritmespecialist prof. dr. Pedro Brugada. Daarnaast investeert het UZ Brussel ook in topmaterialen en in bijkomende infrastructuur. De organisatiestructuur wordt beter en duidelijker voor de patiënt door de ontwikkeling van zogenaamde ‘clusters’, zoals het centrum voor medische genetica en het oncologisch centrum, waarbinnen de zorg aan een specifieke diagnose wordt gekoppeld.

Onderwijs en onderzoek Hoewel in de nieuwe naam de afkorting VUB (Vrije Universiteit Brussel) niet meer voorkomt, blijft de band met de universiteit wel bestaan. “Het is zelfs de bedoeling om die band nog sterker aan te halen”, zei rector Benjamin Van Camp tijdens de persconferentie. Het UZ Brussel wil in de toekomst nog meer aandacht besteden aan onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dat zal gebeuren in nauwe samenwerking met de faculteit Geneeskunde en Farmacie en met de Erasmushogeschool Brussel. Om het wetenschappelijk onderzoek te stimuleren en op te waarderen werd een UZ Brussel-onderzoeksraad en een UZ Brussel-onderzoekscommissie opgericht.

Het UZ Brussel in cijfers: Louis Tielemans-Paviljoen ingehuldigd De voorstelling van de nieuwe naam ging gepaard met de opening van een nieuw gebouw. Het ‘Louis Tielemans-Paviljoen’ is genoemd naar dé bezieler van het ziekenhuis die in 2005 overleed. Dit piramidevormige paviljoen herbergt de vernieuwde laboratoria voor hematologie en klinische chemie, waar jaarlijks zo’n 3 miljoen ontledingen op bloed of andere biologische vochten worden uitgevoerd. Het labo is opgevat als één grote open ruimte waar personeel en automatische analysetoestellen uit verschillende diensten zijn samengebracht. Voorheen waren die geografisch gescheiden. Samen met de dienst Informatieverwerking van het ziekenhuis werd een systeem uitgewerkt waardoor de arts van op de verpleegeenheid of tijdens zijn consultatie de aanvraag voor bloedonderzoeken via de computer naar het laboratorium kan sturen. Tezelfdertijd worden ter plekke een papieren aanvraagformulier en kleefetiketten met streepjescode gedrukt die het order en elke afnamebuis uniek zullen identificeren. De aankomst van de bloedmonsters in het labo wordt geregistreerd door de streepjescode te scannen, zoals men etiketten leest in de supermarkt. Daarna wordt elke buis in een apart gondeltje geplaatst dat zich voortbeweegt op een ‘intelligente’ lopende band. De computer weet dankzij de unieke streepjescode wat er moet gebeuren met elke buis. De computer groepeert na afloop van de tests alle resultaten voor elke patiënt en stuurt, na de nodige kwaliteitscontrole en validering, de resultaten elektronisch naar het patiëntendossier. Deze doorgedreven automatisatie moet het risico op menselijke fouten minimaliseren en verlicht ook de taak van de laboranten. Die krijgen op die manier meer tijd voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs. Nog dit jaar wordt op de bovenverdieping van het Louis Tielemans Paviljoen ook het vernieuwde Hart- en Vaatcentrum van het UZ Brussel gevestigd.

• Het UZ Brussel is met meer dan 700 bedden jaarlijks goed voor meer dan 25.000 opnames en 400.000 ambulante patiënten uit binnen- en buitenland. • Met 2.875 personeelsleden is het de grootste Nederlandstalige werkgever in Brussel. 40% zijn verpleegkundigen, 20% zijn artsen en 40% is paramedisch ondersteunend personeel. In 2007 zal het UZ Brussel de kaap van 3.000 werknemers bereiken. Meer informatie vind je op www.uzbrussel.be

.


Junior researcher

Studie onderzoekt houding tegenover euthanasie

Het levenseinde in Europees perspectief Hoe mensen denken over euthanasie hangt af van het land waarin ze wonen. Ook waar mensen sterven verschilt van land tot land. Dat blijkt uit een multidisciplinaire Europese studie naar zorgzaam sterven van doctoraatsstudent Joachim Cohen en zijn promotor Luc Deliens.

Een overkoepelend onderzoek naar het levenseinde in België en Europa bestond nog niet. Daarom verzamelde socioloog Joachim Cohen sinds 2003 gegevens over overlijdens en de attitudes daartegenover in verschillende Europese landen. De onderzoeksgroep Zorg rond het Levenseinde van de vakgroep Medische Sociologie in Jette bood hem hierbij ondersteuning. Typerend voor de onderzoeksgroep is haar interdisciplinaire werkwijze. Artsen, ethici, sociologen, psychologen, juristen,…kortom wetenschappers met verschillende achtergronden delen er hun visies en expertise. Levenseinde Een belangrijk onderdeel van Cohens onderzoek draait om de zogenaamde end-of-life-decisions. “Dat gaat van euthanasie en het stopzetten of niet starten van een behandeling, tot het opdrijven van pijnbestrijding (bijvoorbeeld met morfine) en terminale sedatie (de patiënt buiten bewustzijn houden bij ernstige symptomen, red.)”, legt Cohen uit. “Ik heb mij verdiept in die medische handelingen en hoe artsen en de publieke opinie daarover denken”. In een Europese databank (European Values Study) vond Cohen gegevens over de attitudes van de bevolking tegenover euthanasie in

10.

33 landen. “Omdat die gegevens op verschillende tijdstippen - in ’81, ’90 en ’99-2000 - werden verzameld, kon ik nagaan hoe de houding van het publiek geëvolueerd is. De houdingen van artsen bestudeerde ik op basis van een grote internationale artsensurvey (Eureld 2). Dankzij die informatie kon ik naar de mate van aanvaarding peilen en eventuele verklaringen zoeken voor de verschillen tussen de onderzochte Europese landen.” Publieke opinie En dat er verschillen zijn tussen de Europese landen bleek overduidelijk. Zo is België het land met de opvallendste stijging van aanvaarding van euthanasie. “Dit heeft te maken met de sterke secularisering van onze maatschappij, maar ook met een veranderde houding tegenover het recht op zelfbeschikking. Iets dat je ook merkt op het vlak van homoseksualiteit en echtscheiding”, verduidelijkt Cohen. De verandering in attitude is dus niet louter te wijten aan een afgenomen godsdienstbeleving. Een niet te verwaarlozen factor is de omgevingscultuur die bepaald wordt door historische en culturele ontwikkelingen. “Een goed voorbeeld is Duitsland. Door het nationaal­socialistische verleden en de toepassing van euthanasie door

de nazi’s is de aanvaarding van euthanasie er vrij laag. Nochtans zijn de inwoners er weinig religieus en wel tolerant op het vlak van homorechten en echtscheiding”, zegt Cohen. Die omgevingscultuur beïnvloedt ook het denken van religieuze mensen. “Katholiek zijn in België of Nederland is iets heel anders dan katholiek zijn in Italië of Polen.” Bovendien mogen we de rol van de media in het aanvaardingsproces van euthanasie niet vergeten. “Als patiënten voor de ogen van een groot publiek, bijvoorbeeld op televisie, op een mensonwaardige manier sterven, heeft dit een enorme impact op de publieke opinie.” Artsen Niet enkel het perspectief van het publiek is bepalend voor de aanvaarding van euthanasie, ook dat van de artsen. Cohen: “In landen waar er wetgeving rond euthanasie werd uitgewerkt, kon dit enkel omdat beide actoren niet te veel verschilden van mening. In veel landen stellen artsen zich echter veel negatiever op dan het algemeen publiek.” Zo valt vooral de situatie in Zweden op. Terwijl de publieke opinie euthanasie heel goed aanvaardt, staan artsen er heel weigerachtig tegenover. “Dit heeft misschien te maken met de Zweedse medische cultuur waarin artsen erg

levensbehoudend en ietwat paternalistisch zijn”, vertelt Cohen. Thuis sterven Een tweede deel van Cohens onderzoek spitst zich toe op de plaats van het overlijden. “De meeste mensen willen thuis, in een vertrouwde omgeving, sterven, maar in de praktijk overlijden ze vaak in een ziekenhuis.” Met Cohens onderzoek werden voor de eerste keer op dergelijke grote schaal overlijdensgegevens verzameld. De analyse daarvan bracht ook hier aanzienlijke Europese verschillen naar voor. “Die worden bijvoorbeeld verklaard door een verschillend aanbod aan gezondheidszorg. Zo is het aantal ziekenhuis- en rusthuisbedden een indicatie, maar spelen ook culturele factoren een rol.” Publicaties in internationale tijdschriften en congressen zorgden ondertussen voor de verspreiding van Cohens onderzoeksresultaten. “Het is misschien niet direct toepasbaar in de klinische praktijk, maar daarom is dit onderzoek niet minder zinvol”, weet Cohen. “Zowel medici als politici kunnen de informatie aanwenden in respectievelijk hun praktijk en hun beleid.” Het onderzoek laat de jonge researcher in elk geval nog niet los. Zijn volgende project is een gelijkaardige studie, maar dan specifiek over Brussel.


De Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel vormen samen de Universitaire Associatie Brussel. Om onze associatiepartner beter te leren kennen, reserveren we elke keer een plaatsje in Akademos

xxxxxxxx Associatie

Opleidingen Communicatiemanagement en Journalistiek behoren tot de top in Vlaanderen

Prima rapport voor EhB-bachelors De Erasmushogeschool Brussel (EhB) maakt een erg goede beurt na de eerste visitatieronde in het kader van de Bolognahervorming van het hoger onderwijs. Daarbij werden opleidingen uit alle Vlaamse hogescholen diepgaand doorgelicht met het oog op accreditering als professionele bachelor. De gevisiteerde opleidingen van de Erasmushogeschool Brussel kregen zonder onderscheid een ‘ruim voldoende’. De opleidingen Communicatiemanagement en Journalistiek van het EhB-departement Communicatie onderscheiden zich bovendien op zowat de helft van de 20 geëvalueerde onderwijsfacetten en positioneren zich daarmee aan de top in Vlaanderen.

De Vlaamse hogescholen kregen de voorbije twee jaar bezoek van een visitatiecommissie, die was samengesteld uit vertegenwoordigers van het onderwijs en het beroepenveld. Het EhB-departement Communicatie ontving een visitatiecommissie voor de bacheloropleidingen Communicatiemanagement, Officemanagement en Journalistiek; bij Gezondheidszorg kregen de opleidingen Verpleegkunde en Vroedkunde een commissie over de vloer. Al deze opleidingen kregen een positief rapport. Naast een aantal specifieke troeven per opleiding, wordt bij het departement Communicatie vooral de nauwe samenwerking met het beroepenveld en de studentgecentreerde benadering als positief ervaren. Het departement krijgt een extra

vermelding voor zijn probleemgestuurd onderwijs (PGO) als didactisch concept: “een gedurfde onderwijsvernieuwing die een grote evolutie inzake competentiegericht leren mogelijk maakt”. Vooral bij de beheersing van de beroepsgerichte competenties blijkt dat vruchten af te werpen. “PGO leert de studenten dat problemen zelden uit een boekje komen en verplicht de studenten om een kritische visie te ontwikkelen”, zo stelt de commissie. Professionele bagage De EhB-bachelors scoren dan ook als enige opleidingen Journalistiek en Communicatiemanagement (JT/CM) in Vlaanderen een ‘goed’ voor ‘professionele gerichtheid’. Ook wat ‘gerealiseerd niveau’ betreft doet geen enkele Vlaamse

hogeschool beter. De visitatiecommissie JT/CM en het geconsulteerde werkveld zijn bovendien lovend over de onmiddellijke inzetbaarheid van de afgestudeerden: “dankzij de professionele bagage van een aantal lectoren, het inzetten van gastlectoren en het onderhouden van contacten met het beroepenveld sluit het programma goed aan bij de actuele beroepspraktijk.” Ook de visitatiecommissie van de bachelor Officemanagement (OM) wijst op de hoge tevredenheidsgraad van het werkveld en van de afgestudeerden. De inhoudelijk sterke samenhang van het programma en de zeer gunstige tewerkstellingskansen van de afgestudeerden vormen hier een meerwaarde. Het OM-personeel krijgt een extra vermelding wegens “de grote aanspreekbaarheid, zowel ten aanzien van de studenten als van het werkveld.” Excellent Ondanks de beperkte financiering van het hoger onderwijs krijgt de EhB ook goede kritieken voor de infrastructuur en materiële voorzieningen van haar departementen, die “toelaten de behoeften in te vullen en de specifieke opleidingsdoelstellingen te realiseren.” De opleidingen Verpleegkunde en Vroedkunde van het departement Gezondheidszorg op de Campus

Jette vielen bovendien sterk in de smaak door hun studielandschap en verdienden een ‘excellent’ voor het opmerkelijk uitgebouwde ‘skillslab’. Op het vlak van het opleidingsconcept onderscheiden zij zich door de student, de studentenbegeleiding en de nauwe samenwerking met het beroepenveld centraal te stellen. Niet op lauweren rusten “Samen met mijn felicitaties aan alle personeelsleden, geef ik graag het advies om niet op onze lauweren te rusten. Integendeel, we moeten op hetzelfde en een nog beter elan doorgaan! Dat geldt trouwens ook voor de andere opleidingen van onze hogeschool. Er lopen nog een aantal visitaties en ook daar ziet het er goed uit. Ik hoop dan ook dat al onze opleidingen een even goed of zelfs beter resultaat behalen. Want geef toe, het is niet altijd eenvoudig om als Brusselse onderwijsinstelling onze plaats op te eisen in het Vlaamse hogeronderwijslandschap. Een visitatie als deze bewijst dat de Erasmushogeschool Brussel echt iets kan betekenen!”, zegt algemeen directeur Frank Roos. Het integrale visitatierapport kan u inkijken op www.vlhora.be (‘Visitaties & accreditatie’).

11.


Onderzoek

Studie peilt naar het businessimago van de hoofdstad

“Brussel is een sterk merk” ICT- en consultancybedrijven vestigen zich in grote getale in Brussel. De aanwezigheid van de Europese instellingen werkt daarbij als een magneet. Maar hoe beoordelen deze bedrijven het businessklimaat van onze hoofdstad? En hoe scoort Brussel ten opzichte van andere steden? Dat onderzochten de Bulgaarse gastprofessor Irina Zinovieva en professor Roland Pepermans van de vakgroep Arbeids- en Organisatiepsychologie. Hun bevindingen moeten het Brussels Gewest helpen het businessimago van de stad te verbeteren.

Is het de eerste keer dat het imago van Brussel onderzocht wordt? Zinovieva: Nee hoor, Brussel is een erg bestudeerde stad. Dit onderzoek volgt bijvoorbeeld op een vorig onderzoeksproject dat ik uitvoerde voor het Brussels Gewest. Dat handelde over het imago van Brussel bij hoogopgeleide professionals in banken, in de ICT-sector en in de Europese instellingen. Eén van de conclusies was dat veel topexperts die hier werken plannen hebben om hun carrière buiten België verder te zetten. Vanuit die vaststelling zijn we vertrokken. Alleen bekijken we nu de werkgeverszijde van het probleem. Pepermans: Terwijl haar vorig onderzoek peilde naar de aantrekkelijkheid van Brussel voor werknemers, lag de focus nu op de bedrijven zelf. Jullie onderzochten met andere woorden welke kenmerken Brussel aantrekkelijk of onaantrekkelijk maken voor bedrijven? Pepermans: Niet zomaar bedrijven, maar specifiek de zogenaamde ‘knowledge intensive enterprises’. Zinovieva: Daartoe behoren alle grote ICT-bedrijven enerzijds en consultancybedrijven die financieel, management- en wettelijk advies verlenen anderzijds. Wat is er zo specifiek aan die kennisintensieve sector? Pepermans: De bedrijven zijn erg afhankelijk van kennis die razendsnel verandert. De managers van zulke firma’s moeten zich steeds aanpassen aan nieuwe situaties. Zinovieva: Eén van de managers

12.

die ik interviewde, vertelde me dat waneer hij op vrijdag thuiskomt, hij er absoluut geen idee van heeft of de ‘kennisindustrie’ er op maandag nog hetzelfde zal uitzien. Het is dus mogelijk dat alle investeringen die hij gedurende de laatste drie jaar deed nutteloos blijken. Zulke zaken gebeuren voortdurend. Er zijn heel wat producten die ontwikkeld worden, maar nooit de markt bereiken. Net omdat de vraag op die markt plotseling kan veranderen. Het is dus een zeer specifieke bedrijfstak, waar managers zeer snel beslissingen moeten nemen. Zoals gezegd verandert de economische realiteit extreem snel. Maar hoe leggen managers de nieuwe economische realiteit voor zichzelf uit en hoe reageren ze daarop?

bedrijven. Daarnaast legden we ons oor te luisteren bij de intermediaire organisaties tussen de bedrijfswereld en het beleid, zoals Agoria, en bij vertegenwoordigers van de internationale instellingen. Bovendien betrokken we ook de beleidsmakers zelf bij het onderzoek. Zo nam ik in totaal 182 diepte-interviews af en woonde ik presentaties bij van de CEO’s van alle grote bedrijven. Het onderzoek peilt naar de reputatie van Brussel. Gaat het dan enkel om de reputatie op economisch vlak? Zinovieva: We kijken specifiek naar de aantrekkelijkheid op businessniveau, maar dat imago wordt

En dat gebeurt vaak op basis van percepties? Zinovieva: Ja, en daarom is het bestuderen van die percepties zo belangrijk. Daar is nog niet zoveel onderzoek naar gedaan. Sommigen zeggen dat percepties geen wetenschappelijke waarde hebben, maar je mag niet vergeten dat mensen handelen op basis van hun perceptie. Zelfs wanneer je een beslissing moet nemen aan de hand van statistieken, dan interpreteer je die statistieken nog steeds volgens je eigen perceptie en vooroordelen. Hoe onderzoek je zoiets? Zinovieva: We gingen eerst na welke werkgevers uit de kennis intensieve sector in Brussel aanwezig zijn. Dat zijn zowel multinationals als grote en middelgrote Belgische

Prof. Roland Pepermans en zijn Bulgaarse collega Irina Zinovieva

natuurlijk ook bepaald door andere factoren. Wanneer een stad een algemeen negatief beeld heeft, zal dit vanzelfsprekend impact hebben op het businessimago van die stad. Wat viel op tijdens de interviews? Zinovieva: Dat er een groot verschil is tussen de manier waarop managers van Belgische bedrijven de hoofdstad percipiëren en hoe hun buitenlandse collega’s dat doen. De buitenlanders appreciëren Brussel meer dan de Belgen. Dat is toch verwonderlijk. Hoe attractief is Brussel voor die bedrijven? Zinovieva: Het merk ‘Brussel’


Interview

is zeer aantrekkelijk. Vele grote steden in Europa zijn veel minder bekend en roepen veel minder emoties op dan Brussel doet. In de hoofden van de topmanagers behoort Brussel zeker en vast tot de ‘belangrijke’ steden. Wanneer je met eender welke manager van een startend bedrijf uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten praat, dan hoor je dat een vestiging in Brussel een must is. Men kent natuurlijk de tekortkomingen en de specifieke moeilijkheden, maar Brussel wordt toch als zeer belangrijk beschouwd. Zeker in de reguliere economie. En niet in de kenniseconomie? Zinovieva: In de kennisintensieve sectoren vindt de echte economie plaats in een virtuele ruimte en zijn geografische locaties minder van belang. Maar er zijn wel enkele grote verkoopspunten in de wereld en Brussel is er daar één van. De reden daarvoor is niet de stad of de Belgische markt op zich, maar wel de directe link met de Europese instellingen. Die zorgen er nu eenmaal voor dat er heel wat beslissingsmacht, zowel economisch als politiek, in Brussel geconcentreerd zit. Pepermans: De positieve kanten zijn dus niet gerelateerd aan de

stad Brussel en de productiviteit of mentaliteit van haar inwoners, maar bijna allemaal aan de aanwezigheid van die Europese instellingen. België is dus niet echt populair bij bedrijven? Zinovieva: De Belgische markt wordt als zeer moeilijk aanzien. Dat komt mede door het algemene businessklimaat; de hoge belastingen, de veeleisende sociale zekerheidsnormen, de strenge regulering en de enorme fragmentatie van beslissingsmacht. Daarbij komt nog de taal. Men vindt het wel goed dat de mensen hier veel talen spreken, maar de bedrijven moeten dan ook alle faciliteiten in verschillende talen voorzien en dat wordt als zeer negatief gezien. Brussel is strategisch zeer belangrijk, maar de voordelen die Brussel zou kunnen brengen voor het land worden niet voldoende gebruikt. Daarvoor klinkt er vanuit de twee andere gewesten in dit land een te negatieve toon als het over de hoofdstad gaat. Kijk maar naar de moeilijkheden die een bedrijf heeft wanneer het wil verhuizen naar de periferie van de stad. Dan komt het in een ander gewest terecht en beginnen de problemen.

Dat brengt ons bij het communautaire verhaal? Zinovieva: Wanneer Brussel een normale hoofdstad zou zijn, is zo’n verhuis geen enkel probleem. Door de artificiële situatie van Brussel is het echter een dramatisch gegeven wanneer zo’n bedrijf Brussel verlaat en zich in een andere regio vestigt. Maar in de ogen van de managers trekt dat bedrijf helemaal niet weg uit Brussel. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakt die verhuis daarentegen wel een enorm verschil. De aantrekkelijkheid van Brussel wordt zo geconsumeerd door de andere twee gewesten en dat is geen goede zaak voor het Brussels gewest. De drie gewesten zouden dus beter hun krachten bundelen om de economische condities zo gunstig mogelijk te houden. Zo kan iedereen meer profiteren van de aantrekkelijkheid van de hoofdstad. Niet dat er niet wordt samengewerkt, maar er is meer samenwerking nodig. Nu wil het ene gewest nog teveel tonen dat het attractiever is dan het andere. Hoe ziet u de toekomst van Brussel? Zinovieva: We zitten met een snel

veranderende economie. Het is dus moeilijk om voorspellingen te doen. Maar je ziet wel dat het Verre Oosten veel sneller ontwikkelt dan wij. Er is dus een ernstig gevaar op enorm verlies van ‘high level’ jobs. Niet omdat we niet verder ontwikkelen, maar gewoon omdat het ginds zoveel sneller gaat. Pepermans: Dankzij de aanwezigheid van de Europese instellingen zal Brussel echter wel altijd aantrekkelijk blijven. Zinovieva: Brussel is nog steeds de ideale stad voor bedrijven die hun activiteiten willen uitbreiden naar alle landen in Europa en zelfs wereldwijd. Londen en Parijs zullen altijd Londen en Parijs blijven, maar ook Brussel is een sterk ‘merk’. Een niet business gerelateerde vraag om af te sluiten. Wonen de ondervraagde managers graag in Brussel? Zinovieva: Enorm graag. Zij die hier wonen zijn heel gelukkig. Ze houden heel erg van de internationale atmosfeer gecombineerd met de kleine schaal van de stad. Maar daar houden ze geen rekening mee wanneer het om zakelijke beslissingen gaat.

Irina Zinovieva is professor Differential Psychology, Organizational Behavior en Human Resources Management aan de Sofia University ‘St. Kliment Ohridsky’ in Bulgarije. Momenteel is ze als senior researcher verbonden aan de vakgroep Arbeids- en Organisatiepsychologie van Vrije Universiteit Brussel. Dr. Zinovieva doet voornamelijk onderzoek naar de Europese kenniseconomie. Voordien werkte Zinovieva aan verschillende universiteiten en onderzoekscentra waaronder Oxford University, het Netherlands Institute for Advanced Studies in social sciences and humanities (NIAS), de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en de Université Paris Descartes. Prof. Zinovieva nam deel aan meer dan 10 grote internationale projecten in de VS en in 17 Europese en 4 Aziatische landen. Daarnaast voerde ze onderzoeks- en consultancyopdrachten uit voor openbare overheden en ondernemingen zoals de Europese Commissie, de Raad van Europa, de Brusselse Gewestregering, Unisys Corporation en Saville & Holdsworth Ltd. In samenwerking met promotor Prof. Dr. Roland Pepermans wordt het huidig onderzoek ‘Perceived attractiveness of Brussels for knowledge intensive enterprises’ gefinancierd door de Brusselse Gewestregering. Dat gebeurt in het kader van het programma ‘Prospective research for Brussels’ van het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel.

13.


Emeritaat

Prof. Christian Eliaerts gaat met emeritaat

Een visionair criminoloog Professor Christian Eliaerts, de founding father van de vakgroep Criminologie aan de Vrije Universiteit Brussel, gaat met pensioen. Ter gelegenheid van zijn emeritaat stelden zijn collega’s twee boeken samen die een mooi overzicht geven van de wetenschappelijke carrière van deze trendsetter in zijn vakgebied.

Visionair Wanneer we op zijn wetenschappelijke carrière terugblikken, wordt duidelijk dat Eliaerts zijn tijd vaak ver vooruit was. Zo verschenen vanaf 1973 zijn eerste publicaties over de rechten van gedetineerden. Een logische stap voor iemand die rond de concentratiekampen van de Tweede Wereldoorlog had gewerkt, maar in die periode was dit hoogst uitzonderlijk in ons

14.

land. Op 28 maart 1977 verdedigde Eliaerts met de grootste onderscheiding zijn doctoraal proefschrift ‘De fundamentele rechten van veroordeelde gedetineerden’. Zijn stellingen, argumentaties en conclusies getuigden van een doorgedreven interdisciplinariteit tussen recht, criminologie, penologie, mensenrechten en criminele politiek. De voorstellen die Eliaerts toen formuleerde, bleken, 28 jaar na zijn doctoraat, nog steeds ongelooflijk actueel. Eliaerts was ook één van de eersten in België om de relatie tussen strafuitvoering en straftoemeting kritisch te analyseren, waarbij hij pleitte voor de invoering van een strafuitvoeringsrechter. Ook dit was bijna dertig jaar voor de inwerkingtreding in 2007 van de strafuitvoeringsrechtbanken. Hij verdedigde bovendien al zeer vroeg een strafbeleid gebaseerd op minder vrijheidsberoving en meer alternatieve sancties, lang vóór die benaming gemeengoed werd. Geen taboes Andere thema’s waarrond Eliaerts talrijke onderzoeksprojecten en publicaties uitwerkte, waren de jeugdbescherming en het jeugd(sanctie)recht. Daarbij ging hij moeilijke onderwerpen niet uit de weg. Dat blijkt uit zijn onderzoeken naar ernstige jeugddelinquentie of stadsbendes, maar ook uit zijn bereidheid om als enige Vlaamse criminoloog in 2001 deel te nemen aan het omstreden onderzoek naar criminaliteit van allochtone jongeren. Hij slaagde er ook in bruggen te bouwen tussen het politieonderzoek en de praktijk. Zijn gesprekken

met de drie politiescholen leidden in 1992 tot de oprichting van het Centrum voor Politiestudies (CPS), waarvan hij de drijvende kracht werd, en dat uitgroeide tot een belangrijk overlegorgaan tussen de academische wereld en de politiepraktijk. Criminoloog als tolk Zijn parallelle werkzaamheden op al deze onderzoeksterreinen geven blijk van Eliaerts’ visie op de rol van de criminoloog als generalist. Het liet hem toe als geen ander vergelijkingen te maken tussen evoluties in de jeugdbescherming en in het strafrecht voor volwassenen, tussen politie en magistratuur, tussen straftoemeting en strafuitvoering. Eliaerts was er ook al vroeg van overtuigd dat de criminoloog

een functie als tolk te vervullen had. Een tolk tussen verschillende wetenschappelijke disciplines, die elk met hun eigen referentie­kaders, theorieën en jargon naar het fenomeen criminaliteit en de sociale reactie daarop kijken. Daarom kroop hij ook in zijn pen ten tijde van de zaak ‘Notaris X’ of de zaak Dutroux. In al zijn activiteiten had Eliaerts steeds oog voor de mens in het verhaal, of die nu delinquent, politieman of –vrouw, rechter of collega was. Dat was eveneens te merken aan de manier waarop hij zijn wetenschappelijk werk steeds koppelde aan een grote toegankelijkheid voor zijn studenten en medewerkers. Het afscheid is voor hen slechts gedeeltelijk, vermits Eliaerts nog voor 10% verbonden blijft aan de vakgroep.

De boeken ‘Criminologie: tussen kritiek en realisme’ (‘Liber Amica/orum Christian Eliaerts’ en ‘Christian Eliaerts: een visionair criminoloog’) zijn verkrijgbaar bij VUBPress. Meer informatie vind je op www.vubpress.be. Op de website van de vakgroep Criminologie, www.vub.ac.be/SCRI/, kan je heel wat publicaties van Christian Eliaerts downloaden.

Christian Eliaerts tijdens de academische zitting ter gelegenheid van zijn emeritaat

© Marc Goldchstein

Christian Eliaerts begon zijn loopbaan aan de Vrije Universiteit Brussel binnen de faculteit Rechten. Onder invloed van leermeesters zoals Willy Calewaert en Paul Cornil, evolueerde zijn belangstelling echter steeds meer in de richting van de criminologie. Eliaerts bouwde vervolgens een hele criminologieonderzoeksploeg uit, wat in die tijd, eind jaren zeventig - begin jaren tachtig, niet evident was. Dankzij Eliaerts’ aanpak groeide de legitimiteit van de criminologie binnen de faculteit Rechtsgeleerdheid, die dan ook recent omgevormd werd tot de faculteit Recht en Criminologie. Eliaerts had ook een grote belangstelling voor beleid en research management. Dat begon toen hij ‘attaché voor onderzoek’ van voormalig rector Bart De Schutter werd. Nadien was Eliaerts jarenlang actief in de Onderzoeksraad van de universiteit, in de Commissie Sociale Wetenschappen en in de Internationale Commissie van het FWO. Van 1991 tot 1994 was hij bovendien decaan van de faculteit Rechtsgeleerdheid en zetelde hij in de Raad van Bestuur en de Senaat van de universiteit.


xxxxxxxx Alumni Q&A

Reclamemaker Tom Himpe • Leeftijd 30 jaar • Diploma behaald aan de Vrije Universiteit Brussel Licenciaat Communicatiewetenschappen (2001) • Beroep Senior Strategist bij Naked Communications (www. nakedcomms.com), een internationaal strategisch communicatiebureau. Ik werk in de vestiging in Londen voor internationale klanten als GAP, Unilever, Coca-Cola, Nokia en Western Union. • Eerste job na het behalen van mijn diploma Assistent Communicatieverantwoordelijke bij Tessenderlo Group in Brussel. • Beste karaktereigenschap gescherpt aan de Vrije Universiteit Brussel Mijn kritische zin en ingesteldheid, en mijn eigenzinnigheid. • Redelijk eigenzinnigheidsfactor Ik ben assertief. Zo heb ik op mijn eentje een boek samengesteld dat ik met een gezonde dosis blufpoker heb verkocht aan een internationale uitgeverij. Daarvoor nam ik een vriend mee die zich voordeed als mijn manager. Ik kleur ook graag buiten de lijntjes. De campagnes waarbij ik

nauw betrokken was, wijken af van de klassieke reclamepaden. Kijk maar naar de ‘trouw’ van de chocolademerken Jacques en Callebaut in de Basiliek van Koekelberg, de Humoliegt-campagne of de controversiële campagne voor Le Soir. • Meest memorabele professionele gebeurtenis Het feit dat de Mortierbrigade verkozen werd als beste reclameagentschap van het jaar, en dat tijdens het eerste jaar van ons bestaan. Maar ook de Humoliegt-campagne die de prijs voor beste jongerencampagne van het jaar kreeg en natuurlijk de wereldwijde publicatie van mijn boek “Advertising Is Dead, Long Live Advertising”. • Minst memorabele professionele gebeurtenis De vele meetings die er nooit hadden moeten zijn en de vele powerpoint presentaties die nooit geschreven hadden moeten worden. • Mooiste persoonlijk moment Mijn reizen naar Tokyo, Shanghai, New York, Guatemala, Chicago en Dubai, en natuurlijk de vele lange nachten in Brussel. • De droom die ik nog wil nastreven Een eigen merk uit de grond stampen • Studeren in Brussel is… Eclectisch, open minded en verrassend.

• Leeftijd 43 jaar • Diploma behaald aan de Vrije Universiteit Brussel Licenciaat in de Psychologie, Klinische en Volwassenenpsychologie (1987) • Beroep Televisiepresentatrice, auteur, zaakvoerder van productiehuis Jokfoe en Goodwill ambassadrice voor het bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA) • Eerste job na het behalen van mijn diploma Ik ben onmiddellijk voor televisie beginnen werken. Een praatprogramma op de Nederlandse televisie, met de zeer originele naam ‘Goedele’. • Beste karaktereigenschap gescherpt aan de Vrije Universiteit Brussel Doorzetten tegen beter weten in. Vaak denk ik: ik kan dat hier eigenlijk niet, maar ik moet wel. Dat heb ik bijvoorbeeld wanneer ik moet speechen op een internationaal congres voor een publiek van 1500 gynaecologen. • Redelijk eigenzinnigheidsfactor Look at my life. Ik denk dat dit wel duidelijk is.

• Meest memorabele professionele gebeurtenis Het erotisch radioprogramma De Lieve Lust op Studio Brussel begin jaren ’90. Dat was echt baan­ brekend en not done in die tijd. En mijn eerste reis voor de VN naar Afghanistan net na de val van het Talibanregime. • Minst memorabele professionele gebeurtenis Weet ik niet echt. Ik heb wel eens de slappe lach gekregen tijdens een live televisie-uitzending, maar verder… • Mooiste persoonlijk moment De geboorte van mijn twee dochters. Trouwens alle twee in het ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel. • De droom die ik nog wil nastreven Rustiger worden. De rust waarbij je denkt “’t is wel goed nu”. Dat is mij nu niet gegeven. Ik vind altijd wel iets om voor te gáán: een nieuw tv-programma, een volgend boek,… • Studeren in Brussel is… Het beginpunt van een pittig leven. In het dorp waar ik opgroeide voelde ik mij als een kikker in een emmer. Door in Brussel te gaan studeren kon ik over de rand van die emmer kijken, er uit springen en een heel nieuwe wereld ontdekken.

© Frank Bahnmuller

Televisiefiguur Goedele Liekens

15.


De demografische uitdagingen voor de 21ste eeuw

“We mogen de deur niet sluiten voor migratie” Langer werken, meer migratie en een hogere vruchtbaarheid. Dat zijn volgens demograaf Ron Lesthaeghe de antwoorden op de vergrijzing. Samen met buitenlandse toponderzoekers boog hij zich tijdens een congres in Brussel over deze en andere belangrijke demografische uitdagingen voor de 21ste eeuw. De bijeenkomst werd georganiseerd door de onderzoeksgroep Interface Demography naar aanleiding van het emeritaat van Lesthaeghe.

Wat zijn die demografische uitdagingen waar we in de komende jaren voor staan? Ron Lesthaeghe: Voor onze westerse wereld, maar ook voor veel van de zogenaamde nieuwe geïndustrialiseerde landen, is dat de vergrijzing. Dit is uitdaging nummer één, zeker naarmate de babyboomgeneratie naar boven opschuift in de bevolkingspiramide. Maar in andere delen van de wereld staat men dan weer achter op het vlak van volksgezondheid, levensverwachting en ziektes. Bovendien kampen deze, veelal derdewereldlanden met een zeer hoog geboortecijfer. Daar is dus nog veel ‘oud’ werk te verrichten. De typische agenda van de 20ste eeuw is momenteel in die landen aan de orde. Hoe kunnen we de vergrijzing opvangen? Lesthaeghe: De oplossing is drieledig. Er zijn drie paarden die de kar moeten trekken. Eén daarvan is het verlengen van het actieve leven. Mensen moeten langer blijven werken, zeker in België. We zitten met een heel hoog aandeel van de bevolking dat niet professioneel actief is. Dit komt onder meer door de vele brugpensioenregelingen voor mensen vanaf 50 jaar, één van de typische fouten van de jaren ’80. Het werd te vaak toegestaan dat mensen op die leeftijd de beroepsbevolking verlieten of eruit

16.

werden weggeduwd. Dat zal de komende jaren een onmiddellijk effect hebben, maar dit verouderingsprobleem zal het meest acuut zijn tussen 2015 en 2030. Dit is dus het eerste dat we moeten corrigeren. Het tweede ‘paard’ is het feit dat we de deur níet mogen sluiten voor immigratie. Net het tegenovergestelde is aan de orde. In de media worden voortdurend de negatieve kanten van migratie belicht, maar je moest eens weten welk groot deel van de industrie draait dankzij die immigranten. Het derde ‘paard’ is het opdrijven van het geboortecijfer. Maar dat zou al een tijd geleden ingezet moeten zijn, want voor zoiets impact heeft op de beroepsbevolking ben je twintig jaar verder. Dit is dus een oplossing op lange termijn. Het is ook niet zozeer een probleem in België waar het geboortecijfer, net zoals in Nederland, Groot-Brittannië, Frankrijk of de Scandinavische landen, niet zo laag is. Maar wel in de andere landen van de Europese Unie waar het geboortecijfer erg gedaald is. Wat bedoelt u met een niet zo laag geboortecijfer? Lesthaeghe: Dat gaat van 1,6 kinderen per vrouw bij ons tot bijna 2 kinderen in de andere landen die ik opsomde. Zoiets is beheersbaar, maar als je verder oostwaarts of zuidelijk kijkt, dan zie je wel een probleem. Italië en Spanje schommelen rond 1,4. Ook de nieuwe

lidstaten van de Europese Unie in Centraal en Oost-Europa gaan de weg op van die mediterrane landen. Het kan dus zijn dat het geboortecijfer er nog voor een lange tijd onder 1,5 blijft. Verder is de fertiliteit erg laag in Duitsland en dan vooral in voormalig Oost-Duitsland. Daar zien we voor het eerst de gevolgen

van een laag geboortecijfer. De lage fertiliteit zorgt er voor een slecht draaiende economie en hoge werkloosheid. Maar minder mensen betekent toch meer kans op werk? Lesthaeghe: Dat is een klassieke denkfout. De arbeidsmarkt wordt


Interview

gedragen door de vraag naar goederen. Door de bevolkingskrimp daalt die vraag en gaat het slecht met de economie en dus met de tewerkstelling. Daalt de fertiliteit enkel in Europa? Lesthaeghe: Neen. Meer en meer landen, ook waar je het niet verwacht, hebben een extreem laag geboortecijfer of gaan onder het cijfer van twee kinderen per inwoner. Zo’n extreem lage vruchtbaarheid zie je in Korea, Japan, Hong Kong, Taiwan en zelfs in bepaalde staten in India. Ook in Turkije, Iran en alle landen van de Caraïben (met uitzondering van Haïti en de Dominicaanse Republiek) daalt het geboortecijfer onder twee. En het ziet er naar uit dat dit ook in grote landen zoals Mexico en Brazilië zal gebeuren. Momenteel leven er zo’n 6,5 miljard mensen op de wereld. Er wordt gezegd dat dit kan stijgen

tot 9 miljard. Waarom zou de bevolkingsgroei daar stoppen? Lesthaeghe: Omdat vruchtbaarheid in een toenemend aantal landen onder controle zal zijn gebracht. Wanneer ook in de landen met een hoog geboortecijfer de vruchtbaarheid op een gemiddelde van twee kinderen komt, dan wordt elke generatie die wegvalt, vervangen door een andere en is er geen bevolkingsgroei meer. Dat is de ideale situatie. Er is ook een ander scenario en dat is dat er een daling van de wereldbevolking is. Er zijn niet veel mensen die deze mening delen, maar ik zou niet verbaasd zijn als dit scenario van toepassing zal zijn in 2080. Juist omdat het geboortecijfer onder een gemiddelde van twee kinderen zal dalen en elke generatie die verdwijnt niet wordt vervangen door een nieuwe. Als alle andere factoren dan constant blijven, krijg je een dalend bevolkingscijfer. Maar er zijn ook zeer optimistische stemmen die zeggen dat we het door de toenemende levensverwachting wel zullen redden.

Demograaf met wereldfaam Ron Lesthaeghe werd in 2004 door internationale demografen uitgroepen tot één van de 20 meest invloedrijke demografen in de periode 1950-2000. Hij doceerde van 1971 tot 2005 demografie en sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden aan de Vrije Universiteit Brussel. Bovendien lag hij aan de basis van de onderzoeksgroep Interface Demography. Lesthaeghe staat bekend om zijn grote creativiteit. Het vermogen om demografische vraagstukken op een vernieuwende en wetenschappelijk gedegen manier aan te pakken, manifesteerde zich al toen Lesthaeghe nog maar aan het begin van zijn carrière stond. Het bleek de voorafspiegeling te zijn van de uitzonderlijke impact die hij zou hebben in de sociale wetenschappen. Vóór Lesthaeghe bestond in de demografie, net als in andere sociale wetenschappen de neiging om te denken dat de oorzaken van maatschappelijke evoluties vooral te vinden zijn in de ‘harde’ economische realiteit. Lesthaeghe ontkent het grote belang van die realiteit helemaal niet, maar heeft er altijd op gehamerd dat louter economische verklaringen ontoereikend zijn. Los van de economie spelen ook culturele opvattingen, waarden en normen een doorslaggevende rol in demografische evoluties. Lesthaeghe heeft deze stelling niet alleen theoretisch met veel succes verdedigd tegenover zijn collega’s, hij heeft ze ook met feiten en rigoureuze wetenschappelijke analyses aangetoond.

Interface Demography Ron Lesthaeghe was de oprichter en tot 2005 de bezieler van de onderzoeksgroep Interface Demography (ID). Deze onderzoeksgroep maakt deel uit van de vakgroep Sociaal Onderzoek (SOCO) aan de faculteit Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen. Oorspronkelijk werd Interface Demography gefinancierd als een wetenschappelijk steunpunt door het Belgische Federale Wetenschapsbeleid (het vroegere DWTC). Daarom is de onderzoeksgroep ook wel bekend onder de oude naam ‘Steunpunt Demografie’. Interface Demography vervult een brugfunctie tussen diverse overheidsdiensten en andere organisaties die statistisch materiaal bijhouden enerzijds en de wetenschappelijke wereld anderzijds. De onderzoeksgroep verzamelt ook zelf statistische gegevens via demografische en socio-economische enquêtes. Een mijlpaal uit het verleden was op dit punt de survey bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in Vlaanderen en Brussel (uitgevoerd in ‘92-‘93) en de survey naar migratie en sociale mobiliteit bij Turkse en Marokkaanse mannen (uitgevoerd in ‘95-‘96). Momenteel participeert ID in de pan-Europese Gender and Generations Survey en staat er een survey rond echtscheiding op het programma. Waar het uiteindelijk allemaal om draait is de wetenschappelijke analyse van statistisch materiaal. ID beschikt over een bijzondere expertise op het vlak van onderzoek met langetermijngegevens. Verschillende onderzoekers van het centrum zijn dan ook als docent methodologie actief om deze expertise aan komende generaties van onderzoekers door te geven. Op dit moment lopen op Interface Demography onderzoeksprojecten rond sociale ongelijkheid inzake gezondheid en sterfte, rond gezinsvorming en vruchtbaarheid, rond vergrijzing, rond regionale bevolkingsevoluties en demografische prognoses. ID onderzoekt ook in welke mate de klassieke volkstelling vervangen kan worden door een systeem dat gebruik maakt van bestaande gegevens in administratieve databanken. Meer gedetailleerde informatie en contactadressen zijn te vinden op de ID-website: www.vub.ac.be/SOCO.

17.


Congres

Unieke conferentie over Midden-Oosten in Brussel

Dialoog voor vrede Kan verdere economische vooruitgang voor vrede zorgen in het Midden-Oosten? Rond deze en andere vragen zaten Palestijnse en Israëlische academici rond de tafel tijdens een unieke bijeenkomst in Brussel. Dat leidde tot intense en soms emotionele discussies.

De Vrije Universiteit Brussel organiseerde eind februari de opmerkelijke bijeenkomst met als titel ‘Law and Economic Development: Towards Constructive Engagement in the Middle East’. Daarvoor kreeg ze de steun van de minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht. Academici uit het Midden-Oosten en hun Europese en Amerikaanse collega’s bogen er zich over de toekomstperspectieven en de ontwikkelingsmogelijkheden van het recht en de economie in Israël, de bezette Palestijnse Gebieden en de buurlanden. Wederzijds respect “We zijn trots dat we erin geslaagd zijn om deze sprekers samen te brengen in onze tweetalige hoofdstad. Zeker op een moment dat het bijna onmogelijk is voor academici aan beide zijden van de Groene Lijn, dat is de grens van de staat Israël met de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, om elkaar te ontmoeten”, zegt Prof. Hélène Casman, decaan van de faculteit Recht en Criminologie. “Om de sprekers toe te laten deel te nemen aan de conferentie, hebben we steeds benadrukt dat de conferentie een forum zou bieden voor een debat op basis van wederzijds respect. Centraal daarbij stond de erkenning van de rechten van alle betrokkenen om in vrede en waardigheid te leven in overeenstemming met het internationale recht”, vertelt professor Kim Van der Borght van de vakgroep Economisch Recht. Emoties Daardoor slaagden organisatoren Van der Borght en zijn collega

18.

professor Koen Byttebier erin Israëlische professoren van de Tel Aviv University rond de tafel te brengen met Palestijnse academici van de Arab-American University Jenin en Birzeit University. Ook we-

economisch oogpunt.” “De kwaliteit van het debat en de inzet van sprekers weerspiegelde het harde werk en de intellectuele ernst van de academici in het Midden-Oosten”, beaamt decaan Casman.

strekken zich over het gebied uit als een los geweven doek waarvan elke draad een aparte, coherente en legitieme verhaallijn uitmaakt. Maar zo’n specifieke verhaallijn kan haar legitimiteit verliezen als ze

tenschappers van de universiteiten van Beiroet en Damascus werden uitgenodigd, samen met Europese en Amerikaanse academici van Harvard, Londen, Edinburgh, Rome, Utrecht, Gent en Brussel. “De gemoederen laaiden soms wel hoog op en de sterke persoonlijke emoties en familieachtergronden waren nooit ver weg in het academisch discours”, aldus Van der Borght, “maar de sprekers analyseerden de situatie steeds vanuit juridisch, politiek, sociologisch, filosofisch en

Bezetting vs. geweld Tijdens de conferentie werd verder gekeken dan de huidige realiteit van het escalerend conflict. “Enerzijds is er de illegaliteit van de bezetting, maar anderzijds ook die van het aanhoudende geweld. En die tast zowel de Israëlische psyche als de Palestijnse maatschappij aan”, weet Van der Borght. “Het erkennen van de veelheid van realiteiten is ontzettend belangrijk voor de regio en de volkeren die er leven. Al de verschillende visies

wordt losgerukt uit haar context”, waarschuwt Van der Borght. “De nieuwe dialoog die ontstond tijdens het colloquium kan dus worden gezien als een positief signaal voor een regio die vaak verlamd is door angst en conflicten. In Europa hebben we een traditie opgebouwd om op basis van rechtsintegratie en economische ontwikkeling te bouwen aan meer samenwerking. Daardoor kunnen we helpen om de kans op geweld, enigszins, te verminderen”, besluit hij hoopvol.


Personalia

• Tijdens de Algemene Vergadering van de European Society for Emergency Medicine (EuSEM) in Nice in 2005, werd besloten tot de inrichting van een ‘Herman Delooz Lecture’ tijdens EuSEM-Congres in Heraklion en tijdens alle volgende EuSEM congressen. De inrichting van deze lezing vormt een erkenning voor de bijdragen van prof. Delooz in de ontwikkeling van Emergency Medicine in Europa. Prof. Herman Delooz werkt op de dienst Spoedgevallen van het UZ Brussel. • Prof. Elke Van Hoof van de vakgroep Cognitieve en Biologische Psychologie ontving van de International Association for chronic fatigue syndrome and related disorders (IACFS)’, de ‘Junior Investigator Award’ voor haar verwezenlijkingen binnen het onderzoek rond deze stress-gerelateerde aandoeningen. • Nathalie Vermeulen, die momenteel aan haar doctoraat werkt op het departement IR-TONA (promotor prof. Hugo Thienpont), ontving een Research Excellence Award naar aanleiding van de drie papers die ze op het internationale fotonica-congres ‘Photonics West 2007’ presenteerde. De artikels handelen over het modelleren van silicium-gebaseerde Raman lasers en over de ontwikkeling van een nieuw optisch koelingsmechanisme voor deze lasers. • Prof. G. Debersaques van de vakgroep Staats- en Bestuursrecht werd, op voorstel van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael, door de ministerraad aangesteld als Eerste Voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Deze benoeming geldt voor vijf jaar. • Prof. Micheline Kirsch-Volders, verbonden aan het Laboratorium voor Celgenetica, is benoemd tot lid van de wetenschappelijke raad van het Agence Française de SĂŠcuritĂŠ Sanitaire de l’Environnement et du Travail (AFSSET). Dit agentschap opereert onder de auspiciĂŤn van de ministeries van Volkgezondheid, Milieu en Arbeid in Frankrijk. De belangrijkste taak van dit agentschap is te waken over gezondheid en veiligheid op het werk. • Prof. Philippe Colle, verzekeringsadviseur op het kabinet van de federale minister van Economie en advocaat en hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel, zal Michel Baecker, die met pensioen gaat, vervangen aan het hoofd van Assuralia, de beroepsvereniging van de verzekeraars. • Debby Mangelings, postdoctoraal onderzoekster op de dienst Analytische Chemie en Farmaceutische Technologie (GF-FABI) is met haar werk ‘Evaluation of capillary electrochromatography as chiral separation technique’ laureaat van de tweejaarlijkse Nationale Prijs van het Belgisch Genootschap voor Farmaceutische Wetenschappen. • Prof. Machteld Demetsenaere, drijvende kracht achter het diversiteitsbeleid aan de Vrije Universiteit Brussel, werd aangesteld als voorzitter van de VLIR-commissie gelijke kansen.

COLOFON REDACTIE Sandra Van Maurik Jeroen De Samblancx Raf Van Dyck Katrien Verheecke Thomas Mels EINDREDACTIE Thomas Mels

OPMAAK EN DRUK Erasmus drukkerij Gedrukt met plantaardige inkten op 100% gerecycleerd papier VERLEENDEN VERDER HUN MEDEWERKING ValĂŠry De Smet Sara Engelen Veerle Magits

• Prof. Michel FlamĂŠe, buitengewoon hoogleraar en docent Economisch en Financieel recht, werd verkozen tot voorzitter van het Uitvoerend ComitĂŠ van de International Association of Insurance Supervisors (IAIS). Hij is ook ondervoorzitter van de CBFA (de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen), de toezichthouder op de financiĂŤle sector in BelgiĂŤ. • Prof. Luc Deliens, medisch socioloog en voorzitter van de onderzoeksgroep ‘Zorg rond het Levenseinde’ van de faculteit Geneeskunde en Farmacie, werd op uitnodiging adviseur van het National Cancer Research Institute in het Verenigd Koninkrijk. Hij zal samen met twee andere Europese onderzoekers de komende 5 jaar het nationale onderzoeksprogramma Supportive and Palliative Care ‘Cancer Experiences’ Research Collaborative begeleiden. • Richard Bintanja, onderzoeker aan de vakgroep Geografie en meteoroloog–klimatoloog, heeft de roman ‘Poolreizen’ geschreven waarin de twee hoofdpersonen een reis naar Antarctica maken in het kader van een wetenschappelijke expeditie. De setting van de roman is gebaseerd op zijn eigen expedities naar Antarctica. Richard Bintanja heeft als wetenschappelijk onderzoeker aan drie expedities naar Antarctica deelgenomen. In totaal bivakkeerde hij meer dan zeven maanden in het Zuidpoolgebied. ‘Poolreizen’ is zijn debuutroman. • Leen Dom, alumna topsportstudente judo, werd door de Vlaamse Studentensportfederatie tot ‘Sportieve universiteitsstudent 2007’ verkozen. Hiermee werd Leen beloond voor de succesvolle wijze waarop ze haar universitaire studie Lichamelijke Opvoeding (afgestudeerd met grote onderscheiding) met een judocarrière op wereldniveau (onder andere vicewereldkampioen 2002 en vice-Europees kampioen 2005) heeft weten te combineren. • Dr. Aude Bonehill van het Laboratorium voor Moleculaire en Cellulaire Therapie, keeg de Prijs Ignace Vanderschueren 2006 voor haar uitmuntend doctoraatsonderzoek ‘Induction of a CD4+ T cell response against MAGE-A3 by mRNA electroporated dendritic cells: Introducing T cell help in cancer immunotherapyâ€? (promotor Prof. dr. Kris Thielemans). Dit onderzoek levert een bijdrage in de zoektocht naar de volgende generatie van kankertherapieĂŤn. • Prof. dr. ir. Hugo Thienpont van de vakgroep Toegepaste Natuurkunde en Fotonica is de laureaat van de Prijs Roger Van Geen 2006. Deze prijs, die zesjaarlijks wordt toegekend, bekroont de onderzoekscarrière van een vorser aan de Vrije Universiteit Brussel.

FOTO’S Thomas Mels Katrien Verheecke

Wilt u Akademos thuis ontvangen, laat ons iets weten.

REDACTIESECRETARIAAT Myriam De Pelseneer Dienst Interne en Externe Communicatie Pleinlaan 2 – B –1050 Brussel Tel.: +32 (0)2 629 21 34 Fax: +32 (0)2 629 12 10 E-mail: ieco@vub.ac.be Web: www.vub.ac.be

Verantwoordelijke Uitgever Prof. Dr. Benjamin Van Camp, Rector Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2 B – 1050 Brussel

3PONSOR DE TOEKOMST -EER WETEN OVER FUNDRAISING KIJK OP DE WEBSITE WWW VUB AC BE INFOOVER FUNDRAISING 19.


Verder studeren doe je in Brussel

NIEUW! Masterinfodag zaterdag 21 april 2007 van 10u tot 16u Campus Jette voor alle medische opleidingen Campus Etterbeek voor alle andere opleidingen

Voor het eerst organiseert de Vrije Universiteit Brussel een masterinfodag voor iedereen die in september 2007 aan een master- of master na masteropleiding wil beginnen. De Vrije Universiteit Brussel biedt maar liefst 59 master- en 39 master na masteropleidingen aan.

Ontdek ze allemaal op 21 april! Redelijk eigenzinnig ad_akademos.indd 1

Meer info: www.vub.ac.be 27-03-2007 12:54:38


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.