Akademos december 2007

Page 1

Verschijnt 5 maal per jaar Afgiftekantoor Gent X P409339

Vrijde Universiteit Brussel Pleinlaan 2 B - 1050 Brussel

agazine

matiem nig infor

igenzin edelijk e

R

sit

ssel J eit Bru

niver U e j i r V

G.10

07

ber 20

ecem .5 - d

- NR

BelgiĂŤ - Belgique P.B. Gent X BC 9467

Het geheim van de dromedaris p 04 James Bond, ook in BelgiĂŤ? p

08

Barthold Kuijken doctoreert p 11 10 jaar Topaz p 14 Onderwijs in de praktijk p 16


wist u dat ... … in India een nieuwe minikikker werd ontdekt? Een team onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel heeft in het regenwoud van India één van de kleinste kikkers ter wereld ontdekt. Het team onder leiding van S.D. Biju en Franky Bossuyt doopte de nieuwe soort Nyctibatrachus minimus, letterlijk ‘de kleinste nachtkikker’. Volwassen mannetjes van deze nieuwe soort zijn amper één centimeter groot, maar vertonen alle kenmerken van een volwassen kikker. Het diertje haalt daarmee het record van kleinste gewervelde dier van India en mag zich naast enkele Braziliaanse soorten scharen in de lijst van kleinste kikkers ter wereld. Kleine kikkers worden volgens de onderzoekers dikwijls over het hoofd gezien, omdat ze meestal samen voorkomen met verwanten en daardoor snel afgedaan worden als jonge dieren van de grotere soorten. Volgens de researchers gaat het hier wel degelijk om een op zichzelf staande soort. Het team van de Vrije Universiteit Brussel is niet aan zijn proefstuk toe. Eerder vonden ze in India al een nieuwe kikkerfamilie die 50 weken per jaar diep onder de grond verblijft, en een boomkikker die enkel in de hoogste boomtoppen van het regenwoud gevonden kan worden.

… stamcellen het gebruik van proefdieren aanzienlijk kunnen verminderen? Om na te gaan of onder meer geneesmiddelen en cosmetica veilig zijn, gebruiken wetenschappers in een laboratorium zeer vaak gekweekte levercellen. Omdat die cellen vrij snel hun eigenschappen verliezen, wordt evenwel gezocht naar nieuwe manieren om hun functies te behouden. Wanneer er geen bruikbare cellen voorhanden zijn, is het gebruik van proefdieren vaak onvermijdelijk. In haar doctoraat heeft toxicologe Sarah Snykers aangetoond dat stamcellen, de maagdelijke cellen die zich tot elk type cel kunnen ontwikkelen, een oplossing zouden kunnen bieden. Snykers heeft een methode ontwikkeld om uit stamcellen van mens en dier, afkomstig van verschillende weefsels, functionele levercellen te produceren. De stamcellen moeten worden blootgesteld aan verschillende factoren naar analogie met de embryonale ontwikkeling van de lever en ze moeten worden behandeld met antikankergeneesmiddelen. De nieuwe technologie, waarvoor meteen patentaanvragen zijn ingediend, kan het proefdiergebruik op aanzienlijke manier terugdringen, aldus Snykers.

... een nieuwe techniek bestraling bij de behandeling van prostaatkanker nauwkeuriger maakt? Dr. Guy Soete heeft voor zijn doctoraatswerk een techniek op punt gesteld waarbij het volume gezond weefsel dat bestraald wordt bij de behandeling van prostaatkanker ongeveer gehalveerd wordt. Om de stralingsbundels exact te kunnen positioneren worden in de prostaat kleine goudmerkertjes geïmplanteerd die zichtbaar zijn op röntgenbeelden en CT-scans. Het UZ Brussel was het eerste Europese ziekenhuis dat een prototype van Duitse makelij installeerde. “Na de ervaring met ruim 600 patiënten luidt de conclusie dat deze techniek een even grote genezingskans biedt als het chirurgisch verwijderen van de prostaat, maar dan zonder de kwalijke risico’s op impotentie of incontinentie”, zegt specialist Guy Soete. “Dankzij de nieuwe methode wordt onomkeerbare schade toegebracht aan de tumoren van de prostaat, maar wordt het volume van omliggend en gezond weefsel vooral de blaas en de endeldarm - dat door de bestraling wordt beschadigd, ongeveer gehalveerd.”

2

Akademos

JG.10 - NR.5 - 12.2007

… er momenteel een onderzoek naar vloeken loopt? De Nederlandse taalkundige Piet van Sterkenburg bestudeert momenteel samen met Wim Vandenbussche, hoogleraar taalkunde aan de Vrije Universiteit Brussel, het fenomeen vloeken. Vandenbussche heeft Van Sterkenburgs vragenlijst naar vijfduizend Vlamingen verstuurd, om te kijken in hoeverre Vlamingen anders vloeken dan Nederlanders. Uit de vorige enquête, uit 1997, bleek dat we anders vloeken dan onze noorderburen. “Nederlanders hebben de gewoonte elkaar enge ziektes toe te wensen. Ze gebruiken formuleringen als ‘krijg de kanker aan het hart’, die je in Vlaanderen niet hoort. Wat je hier wel hebt, en in Nederland minder, zijn stapelvloeken, genre ‘godverdommemiljardeklote’.” Voorts willen de onderzoekers graag te weten komen of het afnemend belang van religie tot uiting komt in de terminologie die bij het vloeken wordt gebruikt. Zegt iemand ‘godverdomme’ of ‘jesus christ’ als hij zich op de vinger slaat? Of gebruikt hij wereldsere termen als ‘shit’ of ‘fuck’? Er wordt tevens nagegaan of de groeiende maatschappelijke invloed van de islam ook in de vloekterminologie een rol is gaan spelen. Ook het gebruik van verwensingen zoals ‘foert’ en ‘loop naar de pomp’ wordt bestudeerd. De enquêtes circuleren inmiddels een maand, op de analyse is het nog even wachten.


Onderzoek kort

... ouders wel degelijk invloed hebben op het doen en laten van hun kinderen? Het onderzoek van Jessy Siongers, doctor in de Sociale Wetenschappen, bewijst dat jongeren opvallende gelijkenissen met hun ouders vertonen. Deze gelijkenissen komen in de eerste plaats tot stand via rechtstreekse invloed van de houdingen en smaken van de ouders op deze van hun kinderen. Kinderen worden dagelijks geconfronteerd met de houdingen die hun ouders ‘voorleven’ en in gezinnen wordt frequent gediscussieerd over maatschappelijke thema’s. Ouders hopen op die manier hun kijk op de samenleving door te geven. Ook in de smaken van jongeren kan duidelijk de invloed van de ouders worden waargenomen, al is de directe overdracht hier over het algemeen minder groot, vermits deze veel minder expliciet gebeurt. Daarnaast beïnvloeden ouders de houdingen en smaken van hun kinderen op indirecte wijze. Ouders leiden hun kinderen naar welbepaalde onderwijsvormen en mediavoorkeuren. En deze hebben op hun beurt een belangrijke invloed op de houdingen en smaken van jongeren. Ook onderwijs beïnvloedt de kans op succesvolle intergenerationele overdracht: wanneer ouders en kinderen een vergelijkbaar onderwijsniveau hebben, versterkt dit de overdracht. De media kunnen bovendien worden beschouwd als agenda-setters binnen het gezin. Jongeren hebben nog heel wat bewegingsruimte, maar duidelijk is dat ouders niet aan de zijlijn staan. Het beeld dat ouders geen invloed hebben op het doen en laten van hun kinderen dient dan ook grondig bijgeschaafd te worden.

… de wet op terugbetaling van onvruchtbaarheidsbehandelingen zorgt voor een daling van het aantal meerlingzwangerschappen? Sinds juli 2003 is het aantal embryo’s dat mag teruggeplaatst worden bij kunstmatige bevruchting door de wet beperkt, vooral om het aantal meerlingzwangerschappen te verminderen. Vier jaar later stelt men in het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde van het UZ Brussel en de Vrije Universiteit Brussel vast dat door het strikt toepassen van de regels het percentage meerlingzwangerschappen tot drie maal verminderd is en dit zonder de algemene kans op een zwangerschap te compromitteren. Het aandeel meerlingzwangerschappen daalde van 29,1% naar 9,5% op het totale aantal zwangerschappen. Het aandeel van de transfers van 1 enkel embryo bij in vitro behandelingen steeg van 16,6% naar 60%. Dit heeft echter geen invloed op de kans om zwanger te worden. Voor de wet van kracht werd was dit 34,2% per transfer en nu 32,8 % per transfer. Vooral in de leeftijdscategorie

onder 36 jaar is het effect van de nieuwe wetgeving het duidelijkst aantoonbaar met een daling van het percentage meerlingen van 28,9% naar 6,2%. De meerlingen vindt men terug bij vrouwen jonger dan 36 vanaf de derde behandelingscyclus, waarin het mogelijk is om 2 embryo’s terug te plaatsen en bij vrouwen tussen de 36 en 40 jaar (19,7%). Een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst is het transferbeleid verder te verfijnen zodat ook de resterende meerlingenzwangerschappen kunnen vermeden worden. De resultaten strekken tot aanmoediging om beneden de 40 jaar, zeker tijdens de eerste drie behandelingscycli, het terugplaatsen van 1 enkel embryo van goede kwaliteit aan te moedigen. Verder mag gehoopt worden dat België door deze unieke wetgeving navolging vindt in Europa en de rest van de wereld.

… Brussel faalt als Europese hoofdstad? Brussel slaagt er niet in op een doordachte manier om te gaan met de uitdagingen waarvoor ze staat: de mondialisering en de Europese aanwezigheid in het bijzonder. Dit blijkt zowel uit de realiteit als uit de beeldvorming van de stad Brussel. Er is nooit een integrale visie ontwikkeld over de Europese aanwezigheid in Brussel. De Europese pers beschouwt Brussel niet als een stad, maar als het bolwerk waar eurocraten wonen die ondemocratische beslissingen nemen. De Europese wijk is tot stand gekomen in een context van jarenlange strijd van bewoners tegen vastgoedspeculatie en oprukkende kantoren. De Europeanen in Brussel worden te weinig betrokken bij de lokale samenleving. Tot deze conclusies komt Reinoud Magosse, onderzoeker verbonden aan de vakgroep Sociale Geografie, onderzoeksgroep COSMOPOLIS, City, Culture & Society, van de Vrije Universiteit Brussel. In 2001 werd door de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie Romano Prodi en de Belgische premier Guy Verhofstadt een poging ondernomen om een debat te lanceren over ‘Brussel hoofdstad van Europa’. Dit initiatief en de idee om van Brussel meer te maken dan de zetel van de EUinstellingen, inspireerden Reinoud Magosse om onderzoek te doen naar de manier waarop de verschillende niveaus van realiteit en verbeelding in de ontwikkeling van Brussel zich tot mekaar verhouden.

3


Het succesverhaal van spin-off Ablynx duurt voort

Het geheim van de dromedaris Sinds 7 november 2007 is Ablynx, een spin-off uit de faculteit Wetenschappen, die op basis van een eerder toevallige ontdekking in 2001 zijn eerste pasjes zette op de biotechmarkt, een officieel beursgenoteerd bedrijf. Met de beursintroductie - die 75 miljoen euro opleverde - realiseert Ablynx één van de grootste biotechoperaties ooit op Euronext Brussel. Prof. Serge Muyldermans van de faculteit Wetenschappen vertelt hoe het allemaal begon: “De ontdekking van de Nanobodies begin jaren ‘90 is te wijten aan toeval, maar ook aan het feit dat we toen al multidisciplinair onderzoek verrichtten. We hadden een groep die zich concentreerde op moleculaire immunologie en de structuur van antistoffen onderzocht. Er was ook een groep parasitologen die o.a. op de slaapziekte werkte, een groep die onderzoek deed op monoclonale antilichamen en een team dat actief was rond kristallografie. Het is in feite allemaal begonnen met een kleine muiterij van eigenzinnige biologiestudenten, die in het practicum immunochemie van Prof. Raymond Hamers verondersteld werden de antistoffen te zuiveren vanuit muis- of mensserum om de structurele organisatie ervan te achterhalen. Omdat het mensserum geïnfecteerd kon zijn met HIV stelden ze hun veto en een muis laten doodbloeden om aan voldoende serum te geraken, vonden ze toch wat overdreven voor een practicum waarvan de uitkomst al jaren beschreven werd. Vandaar het idee om te werken met bloedmonsters van dromedarissen. Professor Hamers had nog een paar liter dromedarisserum in de vriezers zitten, overschot van vorige experimenten in het kader

4

Akademos JG.10 - NR.5 - 12.2007

van een studie naar de slaapziekte. Er was op dat moment nog niet veel gekend over antistoffen van kameelachtigen, en dit meer exotische onderzoeksonderwerp sprak voldoende tot de verbeelding om de studenten aan het werk te zetten.” Verrassing Antilichamen zijn door het lichaam aangemaakte eiwitten die ons beschermen tegen ziekteverwekkende virussen en bacteriën. Verrassend genoeg ontdekten de studenten in het dromedarisbloed een klasse antistoffen met een afwijkende samenstelling: ze waren onmiskenbaar kleiner dan de klassieke antistoffen van vissen, reptielen en zoogdieren. Toch achtte iedereen het bestaan van dergelijke antistoffen onwaarschijnlijk... of hadden de studenten het experiment gewoonweg verknald? Het experiment werd verschillende keren overgedaan – de Zoo van Antwerpen verschafte vers kamelenbloed. Ook lama’s en kamelen bleken dezelfde structuur te hebben. Muyldermans: “In tegenstelling tot klassieke antistoffen, die bestaan uit een zware en een lichte aminozuurketen, zagen we bij de kameelantistoffen maar één keten. Daarbij kwam dat we in een andere groep bezig waren met het kloneren en verkleinen van antistoffen. In die

tijd gebeurde daar veel onderzoek rond. Door de complexe structuur en reproductiemethode waren onze gekloneerde stoffen echter zelden of nooit functioneel. En ineens kregen we de sleutel in handen naar een grote doorbraak. Hier hadden we ogenschijnlijk een natuurlijke variant van kleinere en toch functionele antistoffen. Met de kameelantistoffen was het probleem al voor de helft opgelost – we moesten enkel focussen op die ene zware keten.” Kamelenbloed is goed Jaren van onderzoek in samenspraak met immunologen, parasitologen, eiwitscheikundigen en genetisch-ingenieurs en een gestolen kameel later (ook dat is onderzoek!) werd de hypothese bevestigd. De groep van prof. Hamers had een unieke klasse van antilichamen ontdekt. Met steun van het IWT (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Techniek) slaagden vorsers erin de kleinste antilichamen ter wereld – de zogenaamde Nanobodies - te maken (10 maal kleiner dan de normale antilichamen). De stap naar de commerciële exploitatie van de ontdekking was snel gemaakt: een ander groot voordeel van de Nanobodies is dat de antilichamen zo klein zijn dat ze gemakkelijker in weefsels en organen kunnen


Onderzoek

binnendringen om bijvoorbeeld kankergezwellen aan te vallen. Ze combineren de voordelen van kleine molecule-geneesmiddelen met de hoge specificiteit en selectiviteit van antilichamen. Dat biedt oneindig veel mogelijkheden voor therapeutische en diagnostische toepassingen. Niemandsland De volgende grote uitdaging was een goeie strategie te ontwikkelen en de juiste partners te vinden om een levensvatbaar businessplan op te stellen. De groep van Hamers kampte echter met een constant geldtekort. Intellectuele eigendomsrechten in het academische milieu behoorden tot een juridisch no man’s land – en in 1994 stond de Interface cel van de Vrije Universiteit Brussel nog in een embryonale fase. Sonja Haesen, hoofd van de Technology Transfer Interface (TTI), licht toe: “Octrooien (of patenten in het Engels) indienen was geen courante praktijk, de universiteit had hier ook geen middelen voor vrijgemaakt en onderhandelingen met grote bedrijven werden door de onderzoekers zelf gevoerd. Toen Raymond Hamers kwam aankloppen met de vraag naar financiering om een octrooi in te dienen, werd hier aanvankelijk dan ook geen gehoor aan gegeven. Pas toen de onderzoekers zelf voor een octrooi-indiening hadden gezorgd en in de knoei kwamen in hun onderhandelingen met geïnteresseerde bedrijven, zag men in dat ondersteuning vanuit de universiteit dringend nodig werd. Vandaag is de Technology Transfer Interface uitgegroeid tot

een uitgebouwd team dat samen met de onderzoekers zorgt voor de valorisatie van onderzoeksresultaten. Het opzoeken van economisch valoriseerbare onderzoeksresultaten, het nagaan of technologieën kunnen worden beschermd via een octrooi en het verder begeleiden van de technologie transfer dossiers tot bijvoorbeeld de oprichting van nieuwe spin-off bedrijven, zijn aspecten die nu dagelijks aan bod komen.”

VIB Na een moeizame startupfase kwam het project in 1996 in een stroomversnelling met de oprichting van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB). Het VIB stimuleerde het organisch gegroeide team rond de professoren Raymond Hamers, Lode Wyns, Jan Steyaert, Serge Muyldermans, en Patrick De Baetselier, om waar mogelijk, de onderzoeksresultaten te octrooieren. Het VIB begeleidde

de onderzoekers eveneens bij de steunaanvraag bij het IWT om de onderzoeksresultaten tot op een valorisatierijp punt te brengen en om een aantal onderzoekers op te leiden en bedrijfsklaar te stomen. Onder impuls van ex-VUB’er Gaston Matthyssens gaf de valorisatiecel van het VIB ook de aanzet om het geheel van onderzoeksresultaten en octrooiaanvragen in een businessplan te

5


Onderzoek

gieten. De Gewestelijke Investeringsmaatschappij Vlaanderen (GIMV) en het Biotech Fonds Vlaanderen investeerden als eersten 2 miljoen euro. In een tweede stap werd de kapitaalsbasis verbreed via een investering door het Nederlandse Gilde en het Franse Sofinnova, die gezamenlijk 3 miljoen euro toezegden. Mark Vaeck, eveneens alumnus van de universiteit, werd aangetrokken als CEO. In 2001 werd Ablynx geboren, en de rest is geschiedenis. State of the art Nadat Ablynx op de rails gezet werd en meerdere onderzoeksactiviteiten naar de spin-off overgeheveld werden, werd het fundamenteel wetenschappelijke onderzoek naar de oorsprong van de mini-antilichamen van kameelachtigen een hoofddoel binnen de gezamenlijke onderzoeksgroepen van de Vrije Universiteit Brussel en het VIB. Daarnaast proberen ze door samenwerking met andere (ook industriële) teams nieuwe toepassingsdomeinen met kameelantilichamen aan te boren. Muyldermans: “Het fundamenteel onderzoek van de groep ultrastructuur onder leiding van

Lode Wyns naar de driemensionale structuur van deze unieke moleculen is heel belangrijk geweest om te begrijpen waarom deze moleculen zo oplosbaar zijn en waarom ze zo stabiel en robuust zijn. Vandaag zijn we bijvoorbeeld zo ver dat we die kameelantistoffen binnenin een cel kunnen visualiseren door ze te koppelen aan een fluorescerend eiwit, wat spectaculaire beelden oplevert bij de tracking van een target. Dit is echt een doorbraak, want in tegenstelling tot bestaande methodes is deze onschadelijk. Een tweede experiment met veel potentieel is een toepassing waarbij kameelantistoffen via naalden die aangemaakt worden door bepaalde bacterieën in een gastheercel kunnen geïnjecteerd worden. Zo kan je aan proteïnetherapie doen waarbij je heel selectief cellen kan gaan transformeren.” Al doende leert men Ondertussen is er veel veranderd: het Vlaamse universiteitsdecreet werd aangepast zodat de vermogensrechten aan de universiteit toekomen en tegelijkertijd werkte de VUB een reglementair kader uit

waarin ze de taak op zich nam om intellectuele eigendom te beschermen en ervoor te zorgen dat die zo goed mogelijk kan doorstromen naar de maatschappij, waarbij een financiële return wordt bedongen die zowel de onderzoeksgroep als de uitvinders zelf ten goede kan komen. Haesen: “In die zin was het kameelantilichaamdossier een pioniersdossier, en zoals in zovele dingen: al doende leert men. Vandaag beheert de Vrije Universiteit Brussel een 50-tal eigen octrooifamilies, werken we in nog eens 30 dossiers samen met IMEC, VIB en IBBT en zijn onze onderzoekers zich terdege bewust van de potentiële waarde van hun onderzoek. Dat het eerste ‘trial & error’ dossier ook ons tot nu toe grootste succesdossier zou worden, kon toen niemand voorspellen. Tenzij Raymond Hamers misschien…?” Gedroomde casestudy Voor wie wil leren ondernemen in de biotech sector, is het Ablynxverhaal een gedroomde casestudy. In het kader van het ‘brugproject technologisch ondernemen’ van Marc Goldchstein (praktijklector faculteit ESP) wordt het dossier

dan ook zorgvuldig onder de loep genomen. Goldchstein: “Het basisidee van het brugproject is om het ondernemerschap te stimuleren door twee groepen nauwer met elkaar in contact te brengen: enerzijds de studenten handelsingenieurs en anderzijds de studenten ‘technologisch ingenieur’, met name de studenten burgerlijk ingenieur en bio-ingenieurswetenschappen. Het probleem is immers dat er in de ingenieursopleidingen weinig aandacht is voor commerciële vaardigheden. En die commerciële ervaring is net een bepalende factor voor het slagen van een bedrijf. De historiek van Ablynx illustreert op een prachtige manier dat succesvolle ondernemersteams vaak organisch gegroeid zijn, dat wil zeggen dat ze bestaan uit mensen die elkaar voordien al kenden, bijvoorbeeld uit de studietijd. Tijdens de cursus ‘ondernemerschap’ komen die allemaal aan het woord: één van de uitvinders, de business developer, de ex-CEO van Ablynx, de risicokapitaalverschaffer en de coördinator van de technology transfer interface van de Vrije Universiteit Brussel.”

Ablynx legt zich toe op het onderzoek naar en de ontwikkeling van Nanobodies, een nieuwe klasse van therapeutische proteïnen op basis van kameelantilichamen, voor verschillende levensbedreigende menselijke ziekten, zoals trombose, kanker en de ziekte van Alzheimer. Op een goeie 6 jaar tijd is Ablynx uitgegroeid tot een zelfverzekerd en beloftevol biofarmaceutisch bedrijf. De unieke technologie kwam al uitgebreid aan bod in internationale vakbladen als Scrip Magazine, Scientific American en recent nog in New Scientist. Het biofarmabedrijf, dat zich in Gent vestigde, telt momenteel meer dan 130 werknemers en heeft lopende onderzoeksovereenkomsten en belangrijke samenwerkingsakkoorden met verscheidene internationale farmakleppers, waaronder Boehringer Ingelheim, Wyeth Pharmaceuticals, Novartis en P&G Pharma.

6

Akademos

JG.10 - NR.5 - 12.2007


Kort nieuws

Eredoctoraten voor sterke vrouwen Op woensdag 28 november reikte de Vrije Universiteit Brussel een eredoctoraat uit aan drie sterke vrouwen: de Franse politica Simone Veil; de Egyptische gynaecologe, politiek activiste en schrijfster Nawal el Saadawi en Frie Leysen, oprichtster van het KunstenFESTIVALdesarts. Deze vrouwen, die door de academische overheid van de Vrije Universiteit Brussel werden voorgedragen, zijn krachtige persoonlijkheden die tegen de heersende opvattingen durven ingaan. Daarnaast kregen ook Burt Rutan (Lid van de National Academy of Engineering en oprichter van Scaled Composites Incorporated, California), prof. Martin Raff (Biology Department, University College London) en prof. Michael Posner (Department of Psychology, University of Oregon) een eredoctoraat uitgereikt.

Eerstesteenlegging Brusselse incubator ICAB De Brusselse ministers Cerexhe en Vanhengel (foto) lanceerden op 12 november officieel de aanvang van de werken van ICAB, het toekomstige incubatiecentrum (2.100m²) van de Vrije Universiteit Brussel, gelegen op de Arsenaal-site in Etterbeek. ICAB stelt bedrijfsruimten ter beschikking en verleent advies aan jonge bedrijven die vooral actief zijn in het domein van de informatie- en communicatietechnologie. Het is de bedoeling dat er in de incubators werk wordt gecreëerd voor honderden Brusselse onderzoekers. Om de projecten, die in aanmerking komen voor vestiging in deze incubators, goed voor te bereiden, mikt de actie Spin Off In Brussels (SOIB) op onderzoekers van universiteiten en uit de industriële wereld. De actie SOIB werd gelanceerd in 2006 en heeft een jaarlijks budget van 1 miljoen euro. Het aantal beurzen van SOIB zal verdubbelen tegen het einde van het jaar.

Wetenschappelijke herfstactiviteiten zijn voltreffer Tijdens de herfstvakantie konden niet minder dan 300 studenten uit wetenschappelijke richtingen van het 5de en 6de jaar secundair onderwijs deelnemen aan een Herfstkamp Ingenieurswetenschappen, een Biodag of Computerworkshops. Tijdens de workshops Computerwetenschappen konden de deelnemers onder meer hun eigen ‘computergame’ ontwikkelen. De Biodag speelde zich enerzijds af in de onderzoekslabo’s waar de embryonale ontwikkeling aan bod kwam. Bevruchte kippeneieren in verschillende stadia werden ontleed en onder de loep genomen. Anderzijds maakten de studenten kennis met het echte veldwerk door de gezondheidstoestand van de bomen en de bodem op de campus Etterbeek te analyseren. De deelnemers aan het Herfstkamp Ingenieurswetenschappen kregen niet alleen de kans om lessen bij te wonen, maar ook om experimenten met professoren en assistenten uit te werken. Zo konden ze bijvoorbeeld zelf een vliegtuigvleugel bouwen en die dan ook testen, bezochten ze een ‘anechoïsche’ kamer (een kamer zonder echo), lieten ze een stalen bol zweven of kwamen ze alles te weten over lichtgewicht architectuur met zeepsop.

Eerste technologische projectenbeurs een succes Op 3 oktober werd aan de Vrije Universiteit Brussel de eerste ‘projectenbeurs’ gehouden. Dit initiatief, dat deel uitmaakt van het brugproject ‘technologisch ondernemen’, heeft tot doel Masterstudenten handelsingenieur en ingenieurswetenschappen in te zetten voor valorisatieprojecten van de technologische vakgroepen van onze universiteit. Vijfentwintig studenten, waaronder buitenlandse studenten van het Erasmus Mundus programma in de Fotonica, namen deel aan de projectenbeurs. De zeven projecten die werden voorgelegd, omvatten studies van het marktpotentieel van ontwikkelde technologieën, kostprijsberekeningen, alsook het ontwikkelen van een business plan voor een mogelijke spin-off rond deze technologieën. Voor de betrokken vakgroepen betekent het inzetten van studentengroepen een belangrijke bijdrage tot de valorisatie van hun technologie.

7


Geheime diensten krijgen steeds meer (wetenschappelijke) aandacht

James Bond, ook in België? Reeksen als 24, Spooks en Alias bewijzen dat de interesse voor geheim agenten en inlichtingendiensten de laatste jaren bijzonder groot is. Ook in de wetenschappelijke wereld neemt de aandacht voor het onderwerp toe. Eén van de pioniers in ons land inzake onderzoek naar inlichtingendiensten is professor Herman Matthijs. In oktober organiseerde hij voor de derde keer een congres over intelligence and secret services onder de aanlokkelijke titel ‘Geheime diensten. A licence to kill’. Wat moeten we ons voorstellen bij inlichtingen- en veiligheidsdiensten in België? Matthijs: Eerst en vooral is er een verschil tussen beide. Veiligheidsdiensten dat zijn de politie, de douane en de brandweer. Onder de noemer inlichtingsdiensten vallen de militaire inlichtingendienst en de staatsveiligheid. Maar natuurlijk hebben ook de federale politie en de douane een inlichtingenfunctie. We zitten dus met een erg versnipperd landschap in dit koninkrijk. Is dat historisch zo gegroeid? Inderdaad. De staatsveiligheid was de allereerste administratie die het levenslicht zag bij de Belgische onafhankelijkheid in 1830, de militaire veiligheid is pas ontstaan als gevolg van de Eerste Wereldoorlog. Toch heeft het tot de politiehervorming na de zaak Dutroux geduurd vooraleer men vaststelde dat die twee geheime diensten geen enkele wettelijke basis hebben. Pas in 1998 werd dit in een wet gegoten. Het heeft dus 168 jaar geduurd vooraleer de staatsveiligheid wettelijk erkend werd. En wat is de rol van de veiligheidsdiensten? Uiteindelijk kregen ook de toenmalige rijkswacht en de BOB inlichtingenfuncties. Maar ook de douane is een actor geworden op het terrein.

8

Akademos JG.10 - NR.5 - 12.2007

Zeker op het vlak van goederenverkeer beschikt de douane over zeer veel intelligence know-how. Dat moest ook, omdat de Amerikanen sinds 9/11 eisen dat alles wat bij hen ingevoerd wordt, grondig gescreend wordt. Daarom zitten er bijvoorbeeld permanent mensen van US Customs in de haven van Antwerpen. Werkt de staatsveiligheid nauw samen met de militaire inlichtingendienst? De thema’s waar zij rond werken zijn eerder verschillend. De militaire veiligheid houdt zich vooral bezig met de ondersteuning van de Belgische militaire operaties in het buitenland. Denk maar aan de Balkan, Afghanistan of Midden-Afrika. Die dienst heeft in het buitenland trouwens een goede reputatie als het gaat over haar netwerken in Afrika. Hoeveel geheime agenten zijn er actief op het terrein? De staatsveiligheid heeft ongeveer 700 mensen in dienst, waarvan de helft op het terrein actief is. Zij houden voornamelijk bepaalde zaken in het oog en schaduwen sommige mensen 24 op 24. Heeft België geheime agenten in het buitenland? De staatsveiligheid geen enkele,

de militaire inlichtingendienst wel. Namelijk zij die meegaan met de operaties in het buitenland. Hoe komen wij dan aan buitenlandse informatie? Er bestaat zoiets als clubs van geheime diensten die informeel samenkomen. Bijvoorbeeld tussen de verschillende NAVO-lidstaten. Wij krijgen dus wel informatie via onze ‘bevriende’ landen. Het is ook normaal dat de middelen eerst worden ingezet in eigen land. Zeker gezien het statuut van Brussel, dat samen. met Washington DC de belangrijkste diplomatieke hoofdstad ter wereld is. Ik zie dus niet onmiddellijk het nut in van een buitenlands netwerk. Wie controleert onze geheime diensten? In België zit je met de bizarre toestand dat we vier organismen hebben die zich met veiligheid en inlichtingen bezig houden, en maar twee parlementaire controlemechanismen. Je hebt het Comité P dat de politiediensten controleert en het Comité I dat hetzelfde doet met de inlichtingendiensten. Maar niemand controleert bijvoorbeeld de douane. Het zou dus beter zijn, moest men beide comités integreren tot één comité dat de controle houdt over alle instanties. Nu heb je immers een soort politieoorlog tussen de controleorganen.

Waarom zijn die comités gesplitst? Dat heeft historische, maar ook politieke redenen. Als je naar de regeringsvorming kijkt, zie je dat één politieke partij nooit èn het department defensie èn het departement binnenlandse zaken binnenhaalt. Net om te vermijden dat één partij over alle informatie beschikt. Is dat geen goede zaak? Anders krijgt één minister toch teveel macht? Vanuit democratisch oogpunt is dat inderdaad te verdedigen, maar op het vlak van efficiëntie werkt dat vooral belastend. U sprak van een ‘guerre des flics’ inzake inlichtingendiensten, bestaat die zoals vroeger tussen de gerechtelijke politie en de BOB? Dat is natuurlijk fel afgenomen, maar voor een stuk is die er nog altijd tussen de gerechtelijke diensten van de federale politie en de staatsveiligheid. Er zijn al verschillende ballonnetjes over opgelaten, maar het is vandaag geen prioritaire zorg van onze politici om dat landschap te herstructuren. De integratie van de comités I en P zal dus ook niet voor morgen zijn. Het zal al veel zijn als men de BIM-wet door het parlement krijgt. De BIM-wet?


Interview

Dat is een wet die ervoor zorgt dat de inlichtingendiensten bijzondere inlichtingenmethodes, zoals telefoontap, mogen gebruiken. Wij zijn het enige Westerse land waar dit wettelijk niet kan. In andere landen kan afluisteren wel, mits de juiste controle. Als die wet erdoor komt, moet het comité I volgens mij wel

meer middelen krijgen om de dossiers nauwgezet op te volgen. Dat zie je ook in het buitenland. Daar zitten de parlementaire controleorganismen er met een vergrootglas op. Kunnen zij ingrijpen wanneer de geheime dienst te ver gaat? Ja. In Amerika bijvoorbeeld moeten de chefs van de CIA en de FBI regelmatig voor parlementaire commissies verschijnen. Dat gebeurt weliswaar achter gesloten deuren. Ook daar is bij ons veel discussie over. Er verschijnen in dit land immers heel wat lekken in de pers. Volgens sommigen is het Comité I zo lek als een zeef, volgens anderen is het de begeleidingscommissie van de Senaat die de informatie doorspeelt. Het is dus wel noodzakelijk dat een aantal deontologische regels wordt gerespecteerd en dat je wat er achter gesloten deuren is besproken niet de volgende dag op pagina twee van De Morgen leest. Wat zijn de uitdagingen voor de staatsveiligheid? Het is de taak van de nieuwe baas, Alain Winants, om de staatsveiligheid te moderniseren. Hij hamert op de BIM-wet en ijvert ervoor dat de dienst ook de nodige logistieke ondersteuning krijgt. Maar er moet niet alleen geïnvesteerd worden in hypermoderne afluisterappara-

tuur, het moet ook mogelijk zijn om, al dan niet op tijdelijke basis, mensen te recruteren die bepaalde talen kennen. Als je hier in Brussel een aantal Noord-Afghanen moet schaduwen, moet je iemand hebben die hun dialect begrijpt. Dat was ook één van de grote problemen van de Amerikanen. Zij gebruiken Engels, een wereldtaal, maar iedereen kan hen dan ook probleemloos afluisteren. Daarom hebben ze, ook in Irak, een techniek ingevoerd uit de Tweede Wereldoorlog. Zij gebruiken voor hun radiotransmissie opnieuw indianen die hun eigen taal spreken. De baas van de Finse geheime dienst heeft mij ooit eens gezegd dat het grote voordeel voor zijn dienst de taal is. Niemand verstaat immers Fins. Waar schieten onze geheime diensten tekort? In het beschermen van ons wetenschappelijk en economisch potentieel. Die taak is ingeschreven in de wet, maar men heeft dat nooit gedefinieerd. In grotere landen verdedigen de geheime diensten de industriële know-how. Je kan het fenomeen van economische spionage immers niet ontkennen. Al heeft België een bijkomend probleem, omdat onze industriële know-how en onze nutsvoorzieningen in buitenlandse handen terecht zijn gekomen. Wat kan de staatsveiligheid nog doen als die economische belangen niet meer in Belgische handen zijn? Dat is een terechte opmerking. Frankrijk heeft nog een aanzienlijk economisch patrimonium en ook Nederland, met bijvoorbeeld Philips. De regeringen daar hebben nog een band met de grote bedrijven. Maar bij ons? Als de regering naar Suez belt omdat de energieprijzen te snel stijgen, beginnen ze, bij wijze van spreken, in Parijs te lachen. Het is dus een terechte vraag wat we nog tegen economische spionage kunnen doen, want alles is toch al in buitenlandse handen. Desondanks moeten we daar in de toekomst

meer aandacht aan besteden. Sinds 9/11 is de aandacht voor geheime diensten fors toegenomen. Is dat een goeie zaak? Bij ons is het altijd een gesloten wereldje geweest. Het is dus een goede zaak dat er meer aandacht voor is, al was het maar uit democratisch oogpunt. De mensen hebben het recht te weten dat geheime diensten bestaan. Bij ons zijn geheime diensten vrij onbekend, maar bijvoorbeeld in Israël, een land dat staat of valt met de kwaliteit van zijn geheime diensten, is het altijd een open gegeven geweest. Hoe zit het met die transparantie? De Nederlandse geheime dienst heeft een woordvoerder en een website. Bij ons moet je daar ver naar zoeken. Die transparantie en openbaarheid is uiteindelijk een taak van het Comité I, de begeleidingscommissies en de politieke wereld. Zij moeten daar werk van maken. De macht van een inlichtingendienst is ook maar zo groot als de politieke wereld het toelaat. Ook op het vlak van wetenschappelijk onderzoek naar de materie moeten we een inhaalbeweging maken. De wetenschappelijke aandacht voor het onderwerp is relatief nieuw. In Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël heb je wel al specifieke opleidin-

gen en onderzoekscentra rond de problematiek. Op dat soort van openheid moeten wij ook mikken. Je kan immers niet van de chef van de staatsveiligheid verwachten dat hij een belangrijk dossier waar hij mee bezig is, doodleuk in de Zevende Dag komt toelichten. Hoe bent u in aanraking gekomen met het onderwerp? Ik geef al 20 jaar begrotingsrecht en had al enkele artikels geschreven over de Amerikaanse begroting. Daarvoor verdiepte ik mij ook in de begrotingen van de inlichtingendiensten. De aanslagen op 11 september vormden het ideale moment om rond die materie te beginnen werken. Na een tijdje hebben we voor de eerste keer een congres over geheime diensten georganiseerd. Dat was onmiddellijk een schot in de roos. Nu zaten we aan ons derde congres en de belangstelling blijft groeien. Zo was er deze keer ook interesse uit de VS en Frankrijk. Wat is de volgende stap? Ik start binnenkort met het eerste West-Europese tijdschrift inzake geheime diensten: The European journal of intelligence studies. De board of editors bestaat uit proffen van verschillende Europese universiteiten en ook de Amerikaanse George Washington University toonde interesse. De Amerikanen en de Britten hebben al dergelijke tijdschriften, voor ons is het iets nieuws.

9


Junior researcher

Multinationals en mensenrechtenschendingen

Het samenspel van hard law en soft law Hoe kan men transnational corporations (TNC’s) juridisch verplichten ethisch te ondernemen en hoe kan men hen doeltreffend aansprakelijk stellen voor schendingen van mensenrechten? Dat is de vraag die centraal staat in het onderzoek van FWO-researcher Karen Van Laethem van de vakgroep Metajuridica. “Meer en meer functies die staten vroeger uitoefenden, komen in handen van private ondernemingen, waaronder transnationale bedrijven. Bovendien wordt een groot deel van de productie en de handel geglobaliseerd. Kortom, bij de uitoefening van vitale maatschappelijke taken leggen ondernemingen tegenwoordig steeds meer gewicht in de schaal. En daarbij maken ze zich vaak ongestraft schuldig aan schendingen van mensenrechten”, vertelt Karen Van Laethem. Zij stelt zich de vraag hoe we dat kunnen voorkomen en hoe we daar tegen kunnen optreden. “Als onderzoeker kan je daarvoor twee sporen bewandelen. Het zuiver juridisch spoor, de zogenaamde hard law, wat een nogal technische materie is, of het soft law spoor. In mijn onderzoek kies ik voor een combinatie van beide”, aldus Van Laethem. Extraterritorialiteit Eén mogelijkheid om de onfrisse praktijken van multinationals te beteugelen, is de nationale (straf)wet extraterritoriaal, buiten de grenzen, toe te passen. “Dat is het zuiver juridisch spoor waar ik het over had”, legt Van Laethem uit. “Maar in het mensenrechtenregime bestaat er echter (nog) geen verplichting tot uitoefening van de extraterritoriale rechtsmacht. Moet of kan een staat in deze gevallen verplicht worden

10

Akademos

JG.10 - NR.5 - 12.2007

haar nationale wet buiten haar grenzen toe te passen en hoe zou men dit kunnen realiseren? Kan men de al bestaande mensenrechtenverdragen zo interpreteren dat ze onrechtstreeks dergelijke verplichting inhouden? Zo ja, dient dit via burgerrechtelijke handhavingmechanismen dan wel via strafrechtelijke handhavingmechanismen te verlopen? Zo nee, is het toch zinvol een dergelijke plicht in te voeren op landelijk niveau?”, vraagt Van Laethem zich af. Total Een bijkomende vraag is onder welke voorwaarden een staat haar wet extraterritoriaal mag toepassen, zonder in botsing te komen met de soevereiniteitsaanspraken van andere staten. “België was bijvoorbeeld een pionier in het toepassen van universele jurisdictie met haar sterk omstreden Genocidewet. De recente Total-zaak illustreert dan weer de actuele belangstelling voor dubieuze praktijken van machtige multinationals. Het is immers best mogelijk dat landen hun eigen bedrijven in bescherming nemen terwijl ze, strikt juridisch, juist worden geacht mensenrechtennormen ook toe te passen op de op hun grondgebied gevestigde bedrijven. Ook bestaat het risico dat de nationale overheden economisch onder druk worden gezet door

de machtige multinationals. Deze bedenkingen illustreren een complex samenspel van juridische en politieke factoren.” Soft Law Multinationals via harde wetten in het gareel houden, blijkt dus erg complex te zijn. Vandaar dat er vandaag een hernieuwde, exponentiële groei merkbaar is van zogenaamde “Codes of Conduct”. “Dat zijn niet-bindende gedragsregels die voor een vorm van zelfregulering bij de bedrijven zorgen. Dat gebeurt soms uit angst voor een boycot door de consument of uit angst voor rechtszaken. De ondernemingen krijgen daarbij wel steun, zowel op mondiaal vlak (VN: Global Compact, Working Group on the Activities of Transnational Corporations) als op regionaal niveau (EU Green Paper on a European framework for corporate social responsibility). De trend manifesteert zich ook in de ontwikkeling van rights sensitiveproductlijnen, zoals The Body Shop of Red”, verduidelijkt Van Laethem. De onderzoekster wil dus te weten komen of dergelijke soft law initiatieven een doeltreffende bescherming kunnen bieden tegen schendingen van mensenrechten en of men, bijvoorbeeld in het kader van een overkoepelende regionale/internationale instantie, tot een afdwingbaar en bindend mensenrechtenbeleid kan komen.

Karen Van Laethem studeerde net af aan de New York University School of Law waarvoor ze een dubbele studiebeurs genoot van zowel Fulbright als van de Belgian American Educational Foundation. Tijdens haar studies Rechten aan de Vrije Universiteit Brussel was Karen ook meteen zeer actief in meerdere rechtsgenootschappen en dit zowel op nationaal als internationaal vlak. Ook voor haar onderzoek kijkt ze, onder leiding van promotor prof. dr. Paul De Hert, over de landsgrenzen heen en zal ze onder meer samenwerken met onderzoekers van het Europees Universitair Instituut in Firenze en researchers in de VS.


Universitaire Associatie Brussel

Barthold Kuijken behaalt eerste doctoraat in de kunsten/muziek

“Ik ben letterlijk het ‘proefkuijken’” Op 30 november 2007 verdedigde musicus Barthold Kuijken in de concertzaal van het Koninklijk Conservatorium in Brussel als eerste in Vlaanderen, zijn doctoraat in de Kunsten/Muziek. Het doctoraat ‘De notatie is niet de muziek. Reflecties bij ca. 40 jaar intensieve omgang met Oude Muziek’ bevat twee luiken: een artistiek portfolio en een theoretische reflectie. Het is tevens het eerste doctoraat van het KUNSTENPLATFORM. Dit open platform waarin kunstenaars en academici elkaar treffen, werd opgericht onder leiding van prof. dr. Hans De Wolf samen met de Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel om het nieuwe doctoraat in de Kunsten gestalte te geven en het artistieke en academische niveau ervan te bewaken.

U hebt een grote internationale carrière uitgebouwd en nu beslist u om nog een doctoraat in de Kunsten te behalen. Waarom eigenlijk? Barthold Kuijken: Ik heb het niet gedaan voor mezelf, maar voor het Koninklijk Conservatorium van Brussel dat in het licht van de Bologna-akkoorden in de toekomst doctores zal nodig hebben. Zelf heb ik het niet nodig. Dat klinkt misschien cru, maar het is wel zo. Ik ga er niet meer concerten door hebben of er meer door verdienen. Integendeel, waarschijnlijk zal ik er alleen maar meer werk door krijgen (lacht). Het Doctoraat in de Kunsten is iets nieuws en ik ben daarbij letterlijk het ‘proefkuijken’. Vermits enkel de universiteit bij machte is om een doctoraat in de Kunsten uit te reiken – en niet het Koninklijk Conservatorium – zou het gevaar kunnen bestaan dat het erg theoretisch zou uitvallen. Om dit euvel op te vangen werd het KUNSTENPLATFORM opgericht. Binnen dit platform hebben we het ‘Brussels model’ van het doctoraat in de Kunsten uitgewerkt. Dit houdt in dat zo’n doctoraat een proeve is van de hoogste artisticiteit. Die gaat dan een dialoog aan met de acade-

mische wereld van de universiteit, waardoor iets nieuws ontstaat. Dus dit doctoraat betekende voor u een meerwaarde, die u niet zou hebben gerealiseerd indien u uw concerten, lezingen en workshops gewoon had verder gezet zoals voordien? Absoluut. Ik heb een essay geschreven rond ‘de notatie is niet de muziek’, reflecties bij ca. 40 jaar omgaan met Oude Muziek. Ik heb mezelf gedwongen mijn ideeën op papier te formuleren en dat is toch anders dan enkel die ideeën in de praktijk te brengen. Dat heeft een veel vluchtiger karakter en kan van keer tot keer verschillen. Het formuleren van mijn ideeën heeft toch de schijn van iets meer continuïteit. Let wel, ik wil er niets mee bewijzen. Op vlak van Kunst valt er immers niets te bewijzen.

adviseerde de musici ‘enkel te spelen en niet te interpreteren’. Dat geldt dan weer niet voor iemand als Lully. Zijn notatie is enkel het skelet van de muziek, waaraan je nog het vlees en de ziel moet toevoegen. De notatie is dus een code die gedecodeerd moet worden op een verschillende manier al naargelang de plaats en de tijd waarin de partituur is ontstaan. Hoe zag de verdediging van uw doctoraat eruit? Lag de nadruk op het artistieke of op de verdediging van het essay?

De taal van een musicus is de muziek en niet het woord. Het gaat dus meer over de muziek dan over de beschouwing. Dat moet duidelijk zijn. Daarom ben ik mijn betoog begonnen met een half uur musiceren. Nadien duidde ik aan de hand van opnames mijn artistiek portfolio en het essay. Hierbij liet ik ook historische archiefopnames horen, die ik als bronnenmateriaal heb gebruikt. Na dat betoog konden de juryleden – musici en academici –, het publiek en de studenten vragen op me afvuren. Ik wilde er echt iets interactiefs van maken.

Waarover gaat uw essay? Als we alleen de notatie zouden spelen, geven we een onvolledig en zelfs fout beeld van de muziek. Dus de notatie is niet de muziek. Dit geldt zowel voor musici als musicologen. Toch is deze stelling niet voor elke muziek gelijkaardig. Neem bijvoorbeeld Stravinski. Hij

11


Zonder informatie geen communicatie Op het einde van dit jaar neemt Sandra van Maurik, diensthoofd Interne en Externe Communicatie, afscheid van de Vrije Universiteit Brussel. Vandaag blikt ze terug op het ontstaan en de uitbouw van haar communicatiedienst. Hoe bent u aan de opdracht begonnen? Ik heb eerst getracht de communicatie beter te stroomlijnen, zowel intern als extern. Iedereen kon ongecontroleerd en rechtstreeks naar alle doelgroepen berichten sturen. Er was totaal geen eenheid qua inhoud en stijl. Men had geen weet van elkaars acties en veel informatie werd niet benut. In overleg met de academische overheid heb ik een plan opgesteld dat stap voor stap werd uitgevoerd. Alleen? In het begin waren we met twee (lacht). De middelen waren beperkt. We hebben keuzes moeten maken in wat we eerst zouden opstarten. Hoe meer communicatiekanalen we onder handen namen hoe groter ons team werd. Vandaag bestaat de dienst uit zes medewerkers. De academische overheid heeft dit project sterk gesteund. Wat was de eerste stap? Duidelijke afspraken maken over wie de eindverantwoordelijkheid had in de communicatie naar bepaalde doelgroepen toe. Dit om een einde te maken aan de wanorde. Daarbij wilde ik ook komen tot een gezamenlijk gebruik van de communicatiekanalen en –middelen. Hiervoor moest ik een beter zicht krijgen op hoe, hoe vaak en waarmee de doelgroepen werden benaderd. Het komt voor een

12

Akademos

JG.10 - NR.5 - 12.2007

atheneum nogal rommelig over als die meerdere malen en uit verschillende hoeken informatie ontvangt over de infodagen. Dergelijke versnipperde, maar goedbedoelde, acties kosten meer dan een gezamenlijke mailing naar een school. Gezien de beperkte budgetten besloot ik tevens te kiezen voor communicatiekanalen die voor meerdere doelgroepen gebruikt konden worden. Hoe bedoelt u? Het Nieuw Tijdschrift diende indertijd bijvoorbeeld vooral voor leerkrachten. Het informatiemagazine Akademos wordt naar leerkrachten opgestuurd, maar is ook interessant voor anderen. Of neem de elektronische nieuwsbrief. Van dit kanaal bestaan vijf versies: personeel, studenten, externen en twee Engelstalige versie, één voor intern gebruik en één voor extern gebruik. De inhoud wordt in functie van de ontvanger aangepast, maar de structuur en de lay-out blijven dezelfde. Eenmaal we besloten hadden welke communicatiekanalen in te zetten, hebben we een tijdsplanning opgesteld, zodat iedereen wist wanneer een doelgroep via welk kanaal werd benaderd. Iemand die op dat moment dezelfde doelgroep wil aanspreken, kan dan mee op de kar springen. Een bijkomend voordeel is dat de doelgroep zijn informatie altijd ontvangt langs een voor hem vertrouwd kanaal.

Men zal het bericht beter weten te plaatsen. Welk communicatiekanaal werd eerst aangepakt? Eerst hebben we onze aanwezigheid in de media verhoogd. Vrijwel elke werkdag schrijven en versturen we persberichten naar de nieuwsredacties. Regelmatig organiseren we persconferenties. En dagelijks contacteren journalisten ons op zoek naar een expert die meer uitleg kan geven aangaande een specifiek onderwerp. Belangrijker dan een persbericht uitsturen, is natuurlijk het feit of het bericht wordt opgenomen in de media. Dat gebeurt in zeven van de tien gevallen. Zo’n weerslagpercentage van 70% is behoorlijk hoog. Dagelijks verzorgen we ook een online persknipseloverzicht. Wordt men nu voldoende geïnformeerd? Meer dan in het verleden het geval was. We hebben niet alleen een elektronische nieuwsbrief gecreëerd, maar ook een toegankelijk geschreven jaarverslag met een overzicht van alle grote en kleine gebeurtenissen van het afgelopen jaar. Personeelsleden, maar ook politici, journalisten en anderen ontvangen in juni een persoonlijk exemplaar per post. Op de website staan alle activiteiten, een 600-tal per jaar, geïnventariseerd in een kalender. Vroeger kregen we vaak telefoon van iemand die naar een stu-

diedag van de Vrije Universiteit Brussel wilde gaan maar niet wist waar die plaatsvond. Verder ontvangt het personeel Akademos volgens een vast ritme, vijf keer per jaar. De oplage bedraagt ondertussen 25.000 exemplaren, hiervan worden er 23.000 per post verdeeld. Studenten ontvangen Akademos overigens op hun domicilieadres zodat ook de ouders mee geïnformeerd worden. En in de zakagenda voor personeel en studenten staan ook allerlei berichten opgenomen. Sommigen hebben hun bedenkingen over het lezersbereik van de e-brief. In januari 2003 bereikten we 25% van het personeel en 5% van de studenten. Nu is dat 51% en 19%. Per week worden de ebrieven gelezen door gemiddeld 3.831 personen. We weten ook exact welke rubrieken het meest gelezen worden. Als alleen jij een bulkmail verstuurt voor jouw activiteit, dan zal dat mogelijk meer respons opleveren dan hetzelfde bericht opgenomen in de e-brief. Maar, wij zijn een instelling met 2.580 personeelsleden en 9.000 studenten. Je moet je eens even voorstellen wat het zou geven als iedereen bulkmails gaat versturen. Dan ben je weer terug bij af. De e-brief is ondertussen een veelvuldig benut informatiekanaal met gemiddeld 36 berichten per week. We hebben een tijdje gewerkt met aanvul-


Interview

lende informatiebulletins op centrale plekken op de campus. Die werden niet gelezen. Het feit dat de helft van het personeel elke maandagochtend de inhoud van de e-brief overloopt, is niet slecht. Er zijn nu plannen om een optimaal intranet op poten te zetten. Een deel van de berichten uit de e-brief kunnen we dan op een portaal, een soort elektronisch prikbord, kwijt. Maar men moet niet de illusie hebben dat een communicatiekanaal alles afdekt. Iemand die een studiedag organiseert, kondigt dat aan via de e-brief, maar zal ook nog affiches moeten ophangen, leaflets in het studentenrestaurant moeten uitdelen enzovoort. Wat was de grootste uitdaging? Eindverantwoordelijkheid krijgen over de website. Dat werd niet altijd goed begrepen. Eenmaal het zo ver was, hebben we de structuur van de website grondig aangepakt: meer doelgroep- en vraaggericht. Vandaag telt de website 24.000 externe bezoekers per week. Bezoekers die met een IP-adres van de Vrije Universiteit Brussel naar de website surfen, tellen we dus niet mee. We zien dat het merendeel van de bezoekers binnen de drie klikken hun pagina hebben gevonden. Tevens werden de facultaire webpagina’s uniform gemaakt. Dankzij een content managementsysteem zijn ze eenvoudig te actualiseren. En de nieuwe huisstijl? Ja, dat ook natuurlijk (lacht). Een goede twee jaar geleden kreeg de Vrije Universiteit Brussel voor het eerst in haar bestaan een huisstijlhandboek met richtlijnen qua kleur-, lettertype- en fotogebruik. Een arbeidsintensieve operatie. Het communicatiebureau dat de huisstijl uitwerkte, had me op voorhand gewaarschuwd. Na de identiteitsbepaling en het cre-

ëren van huisstijlelementen volgt de invoering van de huisstijl. Dan begint het pas, zeiden ze. Maar ik vind dat de huisstijl behoorlijk consequent wordt toegepast. We hebben ook allerlei stimuli ingebouwd, gaande van templates tot gratis lay-outondersteuning. Al ons lay-outwerk besteden we vandaag uit. Onze communicatie-initiatieven zijn vaak zeer deadline gebonden en bovendien hebben wij als universiteit layout nodig voor uiteenlopende dragers, gaande van publicaties over standmateriaal tot het wagenpark. Welke communicatieactiviteiten vallen nog onder de dienst Communicatie? Naast websites, elektronische nieuwsbrief, Akademos, persrelaties en huisstijlondersteuning, verzorgen we ook de communicatie rond colloquia, studiedagen en dergelijke meer. Per week krijgen we hiervoor een vijftal aanvragen hiervoor binnen. We lay-outen en redigeren affiches, flyers, brochures en uitnodigingen en we begeleiden het drukwerk ervan. Ook alle publicaties om toekomstige studenten te informeren over ons opleidingsaanbod, worden door ons aangemaakt. We zijn er in geslaagd dit hele pakket in één keer in druk te laten gaan. Een grote kostenbesparing. De productie van standpanelen voor onderwijsbeurzen en het campagnemateriaal om de infodagen bekend te maken, verloopt eveneens via ons. Na het opstarten van al deze activiteiten, moesten we de continuïteit garanderen. Zo wordt de website dagelijks geactualiseerd. Dat dit wordt geapprecieerd, blijkt uit het aantal terugkerende bezoekers, bijna 50%. Dat is veel. Laatst belde iemand van een bibliotheek naar ons met de vraag of we de ontbrekende nummers van Akademos van 1999

konden doorsturen. Ze hadden namelijk maar twee nummers van dat jaar. Maar dat was toen zo. Akademos verscheen wanneer het klaar was en soms dus maar twee keer per jaar. Nu is Akademos, ook in functie van de portkosten, geregistreerd als tijdschrift met strikte verschijningsdata. Met grafici, drukkerijen, verzendateliers en andere toeleveranciers werken we volgens vaste jaarplanningen. Universiteiten voeren nu ook promotiecampagnes. Daar ontkom je niet aan. Vroeger plaatsten we een advertentie in een krant om onze infodagen aan te kondigen en dat was het. Vandaag moet je je als instelling duidelijker positioneren. We hebben nu een slogan: ‘Vrije Universiteit Brussel. Redelijk eigenzinnig’. We trachten die te verwerken in cartoons, in radiospots, enzovoort. Onze infodagen worden aangekondigd op bussen, op websites van radiozenders... Maar aangezien wij als universiteit onze doelgroep perfect kennen, voornamelijk laatstejaars ASO, doen we vooral een beroep op direct-mailings. Een ander moeilijk punt betrof het benutten van informatie, zei je. Inderdaad. Er bestond geen traditie om de grote en kleine gebeurtenissen te melden aan een dienst Communicatie. En zonder informatie geen communicatie. Nu komt men bovendien met zijn specifieke wensen naar ons toe. Of het nu gaat om de aanmaak van een set pr-artikelen, nieuwjaarskaarten of het plaatsen van personeelsadvertenties, we doen het allemaal. Hoewel dat echt niet altijd gemakkelijk is, gezien de beperkte personeelsbezetting en het hoge aantal deadlinegebonden opdrachten. Gelukkig kon ik werken met een zeer plichtsbewust team (lacht).

Op 1 januari 2008 verlaat Sandra van Maurik de Vrije Universiteit Brussel. Wij danken haar uitdrukkelijk voor de inspanningen die ze de voorbije jaren heeft geleverd om het communicatiegebeuren aan de Vrije Universiteit Brussel te structureren en te professionaliseren. We wensen haar veel succes in haar nieuwe functie bij Scholengroep 5.

13


Ondersteunend dagcentrum TOPAZ viert tiende verjaardag

Hét recept voor een beter levenseinde Het dagcentrum voor palliatieve patiënten TOPAZ in Wemmel vierde vorige maand zijn tiende verjaardag. Het maatschappelijk nut van dergelijke centra is al ruimschoots bewezen, maar toch blijft het moeilijk om de nodige middelen bijeen te krijgen. In november 1997 nam het UZ Brussel het initiatief om een dagcentrum op te richten voor patiënten met een ernstige levensbedreigende aandoening en een beperkte levensverwachting. Het concept kwam er in navolging van de ongeveer 250 gelijkaardige dagcentra die in het Verenigd Koninkrijk bestaan. Bedoeling was om tegemoet te komen aan de wensen van de meeste mensen om thuisverzorging en thuissterven te ondersteunen. Ondertussen is TOPAZ in de regio BrusselHalle-Vilvoorde ‘incontournable’ geworden. Oorspronkelijk voorzien voor maximaal 10 patiënten per dag, worden er dagelijks vaak 20 en meer patiënten opgevangen. Brugfunctie “Palliatieve patiënten raken in een ziekenhuis op een bepaald ogenblik uitbehandeld. Ze willen graag naar

14

Akademos

JG.10 - NR.5 - 12.2007

onnodig moet hospitaliseren, kan je een dagcentrum betalen”, rekende Distelmans uit.

Geld tekort Het grote probleem van TOPAZ blijft echter de financiering. “De ministers Vandenbroucke en Aelvoet hebben de tien opgerichte dagcentra indertijd gesteund, maar Vandenbrouckes opvolger Rudy

Demotte heeft de geldvoorziening afgeschaft. Aan Vlaamse kant hebben Inge Vervotte en haar opvolger Steven Vanackere de draad weer opgepakt, maar we zijn wel teruggevallen op een derde van de nodige fondsen. De rest moeten we zoeken bij de provincie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, enzovoort. Dat is niet evident”, weet Distelmans. “Nochtans zijn extra uitgaven voor (palliatieve) supportieve zorg budgettair zeker verantwoord”, aldus Distelmans. Met meer middelen voor dergelijke zorg kan men zinloze therapieën tegengaan, wat kan leiden tot een sterke daling van de kosten van therapeutische zorg en tot een verhoging van het welzijn van veel patiënten in de laatste levensmaanden. En veel hoeft dat niet te kosten. “Het is zelfs spotgoedkoop. Als je 50 patiënten per jaar twee weken minder lang

Naar aanleiding van het tienjarig bestaan van TOPAZ werd een boek uitgegeven waarin alle aspecten van het dagcentrum worden belicht. Het boek is een soort ‘hebbeding’ met prachtige foto’s, getuigenissen van patiënten en BV’s en gedichten. Kortom, een weerspiegeling van wat zo’n dagcentrum kan zijn en wat de maatschappelijke relevantie hiervan is voor een steeds ouder wordende

bevolking. Het boek is gericht op ‘leven’ (mét een chronische, levensbedreigende, ernstige aandoening) en is absoluut niet ‘zwaar op de hand’. In TOPAZ wordt immers ook veel gelachen. “Onze vrijwilligers worden gescreend op hun gevoel voor humor. Het zijn geen wachtkamers voor de dood, alles is gericht op leven. We houden de sfeer bewust luchtig”, aldus professor Wim Distelmans.

TOPAZ, recepten voor een beter levenseinde, Houtekiet

huis, maar kunnen niet omdat hun partner nog werkt of omdat ze nog eenvoudige medische behandelingen als transfusies nodig hebben”, vertelt professor Wim Distelmans, de bezieler van TOPAZ. “De dagcentra vormen een brugfunctie tussen het ziekenhuis en thuis. Mensen aan het einde van hun leven ontmoeten er lotgenoten, kunnen er rekenen op medische zorg en blijven veel langer thuis, liefst tot het einde. Uit onderzoek blijkt dat heel veel mensen thuis willen sterven. Daarom zijn we met TOPAZ begonnen”, aldus Distelmans.

Vergrijzing Bovendien is het supportief dagcentrum een belangrijk zorgvernieuwend model in de aanpak van de toenemende vergrijzing van de bevolking, waarbij steeds meer mensen langer overleven met kanker en andere chronische, ongeneeslijke ziekten. “Deze patiënten zullen niet allemaal in rusthuizen kunnen worden opgevangen. Iets wat de meesten trouwens ook niet wensen, maar zij en hun familie hebben dan wel extra steun nodig om thuis te kunnen blijven. In deze optiek kunnen de dagcentra ook als ‘centres of excellence’ beschouwd worden met opleidingsmogelijkheden en stageplaatsen voor toekomstige zorgverleners”, besluit Distelmans.

Voor meer informatie en bestellingen kan je terecht bij TOPAZ via 02/456 82 02, topazvub@skynet.be of www.dagcentrum-topaz.be. De opbrengst van het boek gaat volledig naar TOPAZ.


Alumni Q&A

Adviseur in bedrijfscommunicatie Johan Ral

Geografisch expert Sam Van Der Stricht

• Leeftijd 54 jaar.

• Leeftijd 44 jaar.

• Diploma’s behaald aan de Vrije Universiteit Brussel Een Kandidatuur Geneeskunde in 1973, nadien Licentie Pers- en Communicatie in 1977, gevolgd door een Aggregaat HSO en een Bijzondere Licentie Europees Recht.

• Diploma’s behaald aan de Vrije Universiteit Brussel Licentie Geografie en een Bijzondere Licentie Informatica.

• Beroep Partner en Managing Director van ‘European Communications Strategies’. • Eerste job na het behalen van mijn diploma Freelance journalist bij de Dienst Wetenschappen van de BRT (nu VRT). • Meest opmerkelijke studententijdmoment De legendarische concerten, in de eerste helft van de jaren 70, in het auditorium Paul Emile Janson van Tangerine Dream, Supertramp, Donovan en Procol Harum. • Beste karaktereigenschap gescherpt aan de Vrije Universiteit Brussel Ongebonden kritisch en tolerant denken. • Redelijk eigenzinnigheidsfactor Eigenzinnig, zeker, maar het mag geen excuus zijn om zich af te sluiten van de anderen. Redelijk, ja, maar niet ten koste van gevoel en intuïtie. En vooral: jezelf in vraag blijven stellen. • Meest memorabele professionele gebeurtenis Als journalist: mijn interviews met Paul McCartney, Yoko Ono, Brian Wilson en Françoise Hardy. Als adviseur: dat ene kantelmoment waarop je voelt dat je advies, op het hoogste niveau, als vanzelfsprekend wordt aanvaard. • Minst memorabele professionele gebeurtenis Het, tegen je eigen principes en overtuiging in, moeten uitvoeren van door anderen genomen beslissingen. • Mooiste persoonlijk moment Het vinden van de Grote Liefde. • Favoriete vrije tijdverdrijf Muziek en film, en liefst beiden samen. • De droom die ik nog wil nastreven Een langspeelfilm op het getouw zetten. • Studeren in Brussel is... de poort naar de wereld, als je er voor open staat.

• Beroep Expert Geografische Informatie Systemen (GIS) & Aeronautical Information Management (AIM) bij Eurocontrol. • Eerste job na het behalen van mijn diploma GIS Application Engineer bij Intergraph. • Meest opmerkelijke studententijdmoment Mijn tijd aan de Vrije Universiteit Brussel was een aaneenschakeling van leuke momenten met als jaarlijkse apotheose de fantastische eindejaarsfuif op de esplanade, onvergetelijk tijdens warme zomernachten. • Beste karaktereigenschap gescherpt aan de Vrije Universiteit Brussel Zelfstandig oordelen zonder vooroordelen. Met durf en doementaliteit het onbekende verkennen en uitdagingen aangaan. • Redelijk eigenzinnigheidsfactor Waar ik vandaag mee bezig ben, is destijds begonnen aan het Geografisch Instituut van de Vrije Universiteit Brussel, onder leiding van prof. Hugo Decleir, die de opportuniteit schiep om met GIS te beginnen. Sindsdien volg ik dat pad zonder afwijken, redelijk eigenzinnig. • Meest memorabele professionele gebeurtenis Bijdragen tot de realisatie van wereldwijde standaarden voor de uitwisseling van navigatiegegevens voor luchtvaart en het wereldwijde gebruik van de GIS-standaarden in de luchtvaartsector. • Minst memorabele professionele gebeurtenis Dat ben ik vergeten... • Mooiste persoonlijk moment Langtang trekking in Nepal samen met mijn toekomstige echtgenote. • Favoriete vrije tijdverdrijf Skiën en fietsen met vrouw en kinderen. • De droom die ik nog wil nastreven Professioneel: de huidige wereldwijde distributie van luchtvaartnavigatiegegevens veranderen in een globaal gedistribueerd en naadloos GIS. Privé: gedurende enkele maanden Zuid-Amerika en Patagonië doorkruisen, vertrekkend vanuit Brazilië tot in Ushuaia en terugkerend over het grote merengebied in Chili. • Studeren in Brussel... opent je gezichtsveld. De Vrije Universiteit Brussel is een thuishaven in de grootstad voor wie zoekt en gedreven is. Voor diegenen is de Vrije Universiteit Brussel een gateway naar de toekomst.

15


Over archeologiestages, technologieprojecten en biologische excursies

Onderwijs in de praktijk Dat een opleiding aan de Vrije Universiteit Brussel veel meer is dan droge hoorcolleges met bijhorende turven van cursussen blijkt uit de grote aandacht die wordt besteed aan de praktische kant van de zaak. We nemen je mee naar de Griekse berg Olympus en de kustlijnen van Cyprus, bouwen bruggen en zuiveren water. En dat allemaal onder het motto: “al doende leert men”.

Excursie op de Olympus “Het is halfdonker en ijskoud. De generator is nog niet aan en daarom zitten we zonder elektriciteit. We zitten een dag vast in op de Olympus in Griekenland. Het weer is te slecht, nu half mei, en het is niet verantwoord richting top (op 2917m) te gaan. We wachten op de opklaring die beloofd wordt voor de namiddag om het ‘alpiene gebied’ van de

16

Akademos JG.10 - NR.5 - 12.2007

zogenaamde Troon van Zeus te benaderen.” “Het is een perfecte ochtend. De zee is postkaartblauw, de vissersbootjes lijken aangemeerd voor een stereotiepe foto. Alle ‘kleine’ vissers zijn al binnengevaren in het haventje van Stomio en beginnen op de kade de vangst te sorteren. Wat er overblijft is een levend

allegaartje, maar erg boeiend voor een bioloog: sepia, tong, pieterman, zeeduivel, octopus, purperslak, schorpioenvissen, pijlstaartrog...” Beide momenten zijn, op een dag verschil na, gegrepen uit een excursie van studenten biologie en geografie. De Vrije Universiteit Brussel organiseert al sinds de

jaren ’70 excursies in het buitenland. Dat gebeurde aanvankelijk o.l.v. Prof. JeanJacques Symoens. Hij vertrok met een karavaan minibusjes vanuit Brussel naar Zuid-Frankrijk, maar de toegankelijker prijzen van vluchten maakten het voor zijn opvolger Nico Koedam gemakkelijk om andere bestemmingen te kiezen. Biogeografisch unieke en


Onderwijs

heel illustratieve gebieden werden bereikbaar: Kreta, de Balearen, Corsica, de Sierra Nevada en het natuurlijke evolutielaboratorium van de Canarische eilanden. Deze keer is het excursiedoel de Olympus. Deze bijzonder geïsoleerde mediterrane berg van bijna 3000 meter hoog heeft een ‘zeekant’ en een ‘continentale kant’. Perfect om - in het kader van een cursus biogeografie en ecologie - de opeenvolging van hoogtezones te illustreren. Het aandeel endemische soorten, soorten die alleen in Griekenland, alleen in deze streek of tenslotte zelfs alleen op de Olympus voorkomen, neemt toe met de hoogte en helpen antwoorden te zoeken op vragen van evolutie en biogeografie. Relicten, soorten die ooit een groter verspreidingsgebied hadden, geven een echo van voorbije klimaatveranderingen. De ‘havenoefening’ geeft dan weer een volledig ander beeld: dat van soorten die in de hele Middellandse Zee voorkomen en soms ver daarbuiten. Een zeeduivel nu eens niet zien als onthoofde ‘lotte met pepersaus’ en onmiddellijk informatie krijgen over zijn habitat blijft je beter bij.... Ondanks de vakantiesfeer op een terras na het werk of de ‘survival’-indruk tijdens de avontuurlijke oversteek van gezwollen bergbeken, is het hard werken voor de studenten biologie en geografie op de excursie, die een ‘opleidingsonderdeel’ of cursus vormt van de Masteropleiding. In tien dagen tijd blijven weinig momenten onbenut. Afhankelijk van de af te leggen trajecten moeten de studenten vroeg opstaan. Vervolgens volgt een korte briefing en dan gaan ze het veld op voor waarnemingen en staalnames. Inzameling van fauna en flora wordt tot een minimum beperkt of helemaal ter zijde gelaten. Het gaat hier immers om heel kwetsbare biotopen, met duidelijk zichtbare bedreigingen en zelfs verstoring; het gevolg

van de prominent aanwezige toeristische ontwikkeling. De studenten verdiepen zich daarom ook in de beschermingsproblematiek en de Europese regelgeving ter zake. Ze zoeken contact met lokale onderzoekers om hierop een ander licht te werpen. Dat de studenten moeten omgaan met documentatie die nu eens niet in het Nederlands of het Engels beschikbaar is, is een deel van de oefening en de ervaring. De excursie geeft op korte tijd een volledig maar complex beeld. De studenten krijgen inzicht in de eigenheid van een gebied, komen meer te weten over de ontwikkeling van de fauna en flora in een ecologische en historisch-geologische context en maken kennis met het beheer daarvan en de aanpak van lokale onderzoekers.

Archeologische stage op Cyprus “We vertrokken allemaal met het idee ervaring op te doen en iets nieuw te leren. Dat dit mogelijk was onder een stralende zon dichtbij één van de mooiste kustlijnen van Cyprus was natuurlijk een pluspunt. Onze dagen waren erg gevarieerd, maar wel telkens met één constante: de hitte. Ikzelf heb me het meest kunnen uitleven in het tekenen met de profilograaf; een toestel dat toelaat om semiautomatisch profieltekeningen te maken. De werkdagen en de Cypriotische way of living werden aangevuld door bezoeken aan archeologische sites en musea en een weekendje in Lefkosia. Het was een plezante, leerrijke en erg warme ervaring om nooit te vergeten.” Aan het woord is Karmen Middernacht, één van de deelnemers aan de stage PRAXIS – Practical training in material culture studies: macro-analysis

of ancient cypriote ceramics, die werd opgezet door professor Karin Nys en doctoraatsstudent Ariane Jacobs binnen de opleiding Kunstwetenschappen en Archeologie. Met de steun van het Leonardo da Vinci programma, de dienst International Relations and Mobility van de Vrije Universiteit Brussel, de vakgroep Archeologie en het onderzoekscentrum MARI trokken drie studenten half augustus voor drie weken naar Cyprus. Van het Department of Antiquities of Cyprus en dr. Hadjisavvas (Thetis Foundation) kregen ze de toestemming om de stage te laten plaatsvinden in het Kourion Museum van Episkopi. De reserves van het museum herbergen de aardewerkvondsten van de site uit de late bronstijd Alassa-Pano Mandilaris, die door het Department of Antiquities archeologisch werd onderzocht tussen 1984-1988. Helaas wacht een groot deel van de vondsten nog steeds op analyse en publicatie. In het kader van haar doctoraal onderzoek bestudeerde Ariane Jacobs de ceramiek gedeeltelijk. Daaruit bleek dat het beschikbare aardewerkmateriaal de mogelijkheid bood om door meerdere personen wetenschappelijk onderzocht te worden. Daaruit ontsproot het idee om ook studenten te betrekken in het project. Zo kregen ze de gelegenheid om kennis te maken met de materiële cultuur van Cyprus. De stage is bedoeld om de deelnemers praktijkervaring aan te leren en ze voor te bereiden op het professionele leven. Aangezien het belang van archeologisch onderzoek op Cyprus de laatste jaren steeds groter is geworden en de Vrije Universiteit Brussel de enige Belgische universiteit is waar Cyprische archeologie wordt gedoceerd, betekent dit voor de studenten een unieke gelegenheid om zich verder te

specialiseren in die tak van de archeologie. Binnen de stage werd dit concreet vertaald in het verwerven van kennis over en inzichten in de materiële cultuur uit de Cyprische oudheid. Dit werd in de eerste plaats ingeoefend via een training in de macroscopische analyse van de ceramiek van Alassa waarbij alle aspecten van registratie, analyse en interpretatie aan bod kwamen. Na enkele dagen hadden de studenten een zekere routine opgebouwd waardoor ze zelf het hele analyse- en registratieproces onder de knie kregen. Al die vaardigheden zijn voor de studenten zeker een pluspunt wanneer ze later professioneel ingeschakeld worden in een archeologisch onderzoeksproject, een opgraving of een museumactiviteit. De toegepaste werkmethodes steunen op internationale conventies zodat, mits enkele kleine variaties afhankelijk van de werkgever, de te volgen procedure gekend is. Bovendien kunnen de ingeoefende vaardigheden worden geëxtrapoleerd naar het macroscopisch onderzoek van artefacten in andere materialen. De studenten konden natuurlijk ook kennismaken met de lokale gewoonten en er werden uitstappen naar archeologische sites en musea georganiseerd om de materiële cultuur van Cyprus beter te leren kennen en te begrijpen.

17


Onderwijs

Ingenieurs aan de slag “De technologieprojecten zijn leuker dan de ‘klassieke’ lesvormen, hoewel ze meer tijd en inspanning vergen. Je kweekt meer ‘gevoel’ voor het onderwerp wanneer je met hoofd en handen bezig bent geweest.” Onder impuls van enkele jonge docenten werden vijf jaar geleden de technologieprojecten voor het eerst ingevoerd in de bachelors Ingenieurswetenschappen. Het was vanaf het begin een succes. Bij dit soort van praktijkgestuurd onderwijs krijgen de studenten een opdracht die ze, meestal in groep, tot een goed einde moeten brengen. Ze kunnen steunen op de leerstof die ze voordien reeds gezien hebben, maar ze moeten ook zelf nieuwe zaken opzoeken en in de praktijk omzetten. De studenten leren zo hun weg zoeken in een overaanbod van informatie. Ze leren in groep werken, taken verdelen, elkaar motiveren, een timing opstellen,... Elk project loopt zes weken lang, gedurende 1 dag per week. Er zijn vier technologieprojecten, overeenkomstig met de afstudeerrichtingen van de masters. Dankzij de projecten krijgen de studenten een idee van wat die specifieke richting voorstelt en maken ze kennis met het onderzoek ervan.

Het technologieproject bouwkunde omvatte het ontwerp, de realisatie en het belasten van een bouwkundige structuur. Dit jaar werd de studenten gevraagd een brug te bouwen, die een bepaalde belasting (100kg) kon dragen zonder te falen èn met een beperkte toegelaten doorbuiging. De brug moest 2m overspannen. Om deze opgave uit te werken, kregen de studenten slechts een houtplaat van 6mm dikte en een beperkte hoeveelheid touw. De studenten werden opgesplitst in groepjes van maximum vijf personen en kregen elk een specifiek type brug toegewezen. Ze konden kiezen uit een boogbrug, vakwerkbrug, hangbrug of tuibrug. Per groep verzorgden twee assistenten de privé-begeleiding. De opgave was zo uitgebreid opgevat dat groepswerk noodzakelijk was om de opgelegde deadlines te kunnen halen. In het technologieproject Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) was het de bedoeling een watertoren te sturen. Uit de toren loopt het water continu weg naar de gebruikers (met variabel debiet). Het moest dus continu aangevuld worden. De studenten kregen allerhande componenten ter beschikking om de watertoevoer te regelen en moesten een computerprogramma schrijven om die regeling computerge-

stuurd te laten gebeuren. Naast meten en regelen was het dus ook nodig de programmeertaal te leren. Bovendien konden de studenten in dit project hun punten gedeeltelijk zelf bepalen. Het technologieproject leefmilieutechnologie en duurzame materialen draaide rond waterzuivering. De drie studentengroepen kregen elk een vat van 60 liter voorgeschoteld, gevuld met telkens een ander soort afvalwater: huishoudelijk afvalwater, grondwater vervuild door een lekkende benzinetank en afvalwater van een metallurgisch bedrijf. De opdracht was simpel: zuiver het water. Al snel botsten de studenten op de vraag: hoe zuiver moet het water worden. Rivierkwaliteit of drinkwater? Enkele weken, veel boekengewurm en gesurf later werd de (labo)zuiveringsinstallatie gebouwd en… getest. Het enthousiasme was bij sommigen zo groot dat ze hun tent naast hun opstelling opzetten. Na zes weken ebde de stank van het afvalwater eindelijk weg. Elke groep was er in geslaagd om hun water te zuiveren en de moedigsten bewezen dat door er een glas van te drinken!

COLOFON Redactie: Sandra van Maurik, Jeroen De Samblancx, Bernadette Mergaerts, Wenche Janssens, Thomas Mels Eindredactie: Thomas Mels Opmaak: Kunstmaan Druk: Erasmus drukkerij - Gedrukt met plantaardige inkten op 100% gerecycleerd papier

18

Akademos

JG.10 - NR.5 - 12.2007

Verleenden verder hun medewerking: Sara Engelen, Sonja Haesen, Ariane Jacobs, Nico Koedam, Veerle Magits, Hubert Rahier, Kristin Van den Buys Foto’s: Bernadette Mergaerts, Jeroen De Samblancx, Thomas Mels, Nico Koedam, Ariane Jacobs

Redactiesecretariaat: Myriam De Pelseneer - Dienst Interne en Externe Communicatie Pleinlaan 2 – B –1050 Brussel Tel.: +32 (0)2 629 21 34 Fax: +32 (0)2 629 12 10 E-mail: ieco@vub.ac.be Web: www.vub.ac.be

Wilt u Akademos thuis ontvangen, laat ons iets weten. Verantwoordelijke Uitgever: Prof. Dr. Benjamin Van Camp Rector Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2 - B – 1050 Brussel


Personalia

Prof. Paul Wylleman werd tijdens het XIIe European Congress of Sport Psychology voor een termijn van vier jaar verkozen tot President van de European Federation for the Psychology of Sport and Physical Activity (FEPSAC).

De Raad van Bestuur van de Vrije Universiteit Brussel heeft Eddy Van Gelder unaniem herverkozen als voorzitter. Hij is nu al aan zijn zesde mandaat toe. De ondervoorzitter van vorig jaar, Michael Dooms, mag aan een derde mandaat beginnen.

Nico Deblauwe, onderzoeker bij de dienst ELEC, heeft met zijn paper ‘Public Transport LBS - Combining GPS and GSM positioning techniques’ tijdens de FITCE conferentie in Warschau de Best Presentation Award gewonnen. FITCE is de vereniging van de Europese telecomingenieurs.

Katie Goeman, assistente bij de vakgroep Communicatiewetenschappen, heeft met haar paper ‘Monitoring E-Learning: Preliminary Results of Flanders’ een Outstanding Paper Award gewonnen. Het betreft een rapportage over haar doctoraatsonderzoek die zal worden gepresenteerd tijdens E-Learn 2007, de ‘World Conference on E-Learning in Corporate, Government, Healthcare & Higher Education’.

Koen Maertens, verbonden aan de vakgroep Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie van de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen, heeft met zijn poster ‘Vertical follow-up: a medical and psychological evaluation of children with burns’ op het 12th Congress of the European Burns Association, de ‘Best Professionals Allied Medicine (PAM) Poster Award’ in de wacht gesleept. Sylvia Verbanck van de consultatie pneumologie van het UZ Brussel, heeft voor de tweede maal de wetenschappelijke Prijs van de Belgische Vereniging voor Pneumologie gekregen. In 2005 was ze ook al laureaat. De prijs bekroont het beste originele artikel rond een pneumologisch onderwerp. Prof. Paul Devroey van de faculteit Geneeskunde en Farmacie, kreeg de ‘II International IVI Foundation Award for the best clinical research record in reproduction medicine’. Sarghini Sanaa, doctoraatstudent aan de vakgroep META en verbonden aan het VITO (Materialen en plasmatechnologie), heeft tijdens het congres ECASIA 2007 met haar poster ‘Synthesis of Antibacterial Coatings on Stainless Steel using Atmospheric Pressure Plasma Technology’ de Best Poster Award gekregen.

Een gemeenschappelijk onderzoeksteam bestaande uit ir. Jens Nietvelt van de vakgroep ETEC van de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel en ing. Frederik Van Mulders van het departement IWT van de Erasmushogeschool Brussel hebben te Pollein de eerste prijs behaald in de categorie ‘Research Projects’ op de internationale wedstrijd Formula Electric and Hybrid Italy. Dit is een competitie tussen universiteiten en hogescholen rond prototypes en onderzoeksprojecten in het domein van elektrische en hybride voertuigen. De onderzoekers stelden er hun activiteiten rond drijflijnen met supercondesatoren en elektrische postfietsen voor. Prof. Katia Bodard, Assistant Professor aan Vesalius College en vrijwillig wetenschappelijk medewerkster aan de vakgroep Economisch Recht, is verkozen tot ondervoorzitster van het Observatorium van de Rechten op het Internet. Prof. Bodard was al sinds 2003 plaatsvervangend lid voor de Vrije Universiteit Brussel in het Observatorium. Daarnaast is ze ook Policy Manager voor België bij de International Chamber of Commerce. Julia Dony van de vakgroep Wiskunde werd geselecteerd om België en Vlaanderen te vertegenwoordi-

gen op de 15de ‘European Young Statisticians Meeting’ (EYSM), een belangrijk tweejaarlijks congres dat ongeveer 40 deelnemers verzamelt uit een twintigtal landen. Tijdens de academische zitting van de Belgian Association for the Study of Sleep and Sleep Medicine (BASS) werd de ‘Distinguished Service Award’ overhandigd aan prof. Raymond Cluydts, van de vakgroep COBI van de faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen, voor zijn bijdragen aan het slaaponderzoek. Aïsha Cortoos van dezelfde vakgroep ontving de ‘Andre Kahn Award’ prijs, die toegekend wordt aan een beloftevolle slaaponderzoek(st)er. Ze eindigde als laureate van de ‘Free Oral Communications’ sessie waar ze onderzoeksresultaten van haar doctoraat voorstelde. Philippe Cara, van het departement Wiskunde, werd voor het onderzoek aangaande ‘spherical designs’, d.w.z. meetkundige structuren die helpen bij het modelleren van antennes voor draadloze communicatie, verkozen als Fellow van het Amerikaanse Institute of Combinatorics and its Applications (ICA). Dit instituut verenigt wiskundigen en ingenieurs over de hele wereld die actief onderzoek doen op het gebied van de combinatoriek en toepassingen ervan. Niklaas Deboutte, van de vakgroep ‘Architectonische Ingenieurswetenschappen’ en van het Antwerpse Architectenbureau META, ontving vanwege de Belgische Architectuur en EnergieAwards 2007 de Award voor de categorie ‘Groepswoningen Nieuwbouw en Renovatie’ voor het complex met kantoren en appartementen ‘de Natie’ te Antwerpen. Ook een van onze senior docenten, prof. Johan Baele (namens de Abscis Ontwerpgroep uit Gent) kreeg de eerste Award voor de categorie ‘Publieke Ruimte’. Dit voor de realisatie van het Sint-Pietersplein met ondergrondse parking te Gent. Het ontwerp werd gewaardeerd omwille van de ‘ingenieuze’ eenvoud.

Joeri Van den Brande van de Dienst Studieadvies-diversiteit, is voor de Universitaire Associatie Brussel, benoemd als lid van de VLOR-commissie Diversiteit. Deze commissie zal binnen de Raad Hoger Onderwijs van de VLOR advies geven omtrent gelijke kansen in het hoger onderwijs. Joeri Van den Brande is al lid van de VLOR-commissie Studeren met een functiebeperking, de VLIRwerkgroep Gelijke Kansen en is ook lid van het deskundigenplatform bij de Koning BoudewijnStichting. Prof. Kris Poppe, Departement Endocrinologie UZ Brussel/Vrije Universiteit Brussel, heeft de “Novoprijs” van de Belgische Vereniging van Endocrinologie gewonnen. Deze prijs behoort tot de hoogste erkenning in deze specialiteit. Jared O. BOSIRE heeft voor het onderzoek met als titel ‘Ecological recovery of reforested mangroves in Kenya’ de Jaarlijkse Prijs van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen (Klasse Natuur- en Geneeskundige Wetenschappen) gewonnen. Dr. Smitha Makkat, van de Dienst Radiologie van het UZ Brussel, vakgroep BEFY, behaalde met haar poster ‘Correlation of MR derived tumor blood flow with pathologic and molecular markers in breast tumors’, een Astra Zeneca Clinical Scholar Award op het 30th Annual San Antonio Breast Cancer Symposium. Prof. Frans Gorus is de laureaat van de ‘Prijs Sidmar voor Geneeskundig Wetenschappelijk Onderzoek’ voor zijn onderzoek ‘Epidemiology, prediction and prevention of type 1 diabetes: no fiction in Belgium. Rector Benjamin Van Camp werd tijdens de Algemene Vergadering van UNICA aan de Lomonosov State University Moscow verkozen als lid van de UNICA-stuurgroep voor een mandaat van twee jaar. UNICA verenigt meer dan 40 Europese hoofdstedelijke universiteiten uit ongeveer 30 landen.

19


Redelijk eigenzinnig

Infodagen 2008 Studeren is meer dan kennis absorberen. Studeren is ook jezelf ontplooien en je eigen(zinnige) mening vormen. Door discussies aan te gaan met studenten uit andere studierichtingen bijvoorbeeld, die allemaal op dezelfde campus zitten. Of door Brussel - de meest opwindende stad van het land - in te trekken.

Zaterdag 15 maart Zaterdag 26 april Zaterdag 6 september

De Vrije Universiteit Brussel stimuleert je zelfstandigheid, verruimt je blik en ontwikkelt je kritische geest.

10u00 - 16u00 Campus Jette voor alle medische opleidingen

Meer info: www.vub.ac.be

Campus Etterbeek voor alle andere opleidingen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.