Beste zeilertjes,
HALLO, Mijn naam is Flupke, Als julie mij zien geef ik tips om een goede zeiler te worden.
Jullie zitten nu in de basisgraad “optimist” en willen natuurlijk zo snel mogelijk leren zeilen. Uiteraard is dit zeer moeilijk zonder een beetje uitleg en veel oefenen. Maar door goed je best te doen en veel te proberen, zal je het zeilen snel onder de knie hebben. Als jullie door dit boekje bladeren, dan zullen jullie zien dat we rustig en stap voor stap tot het zeilen komen. Zo zal je zien dat we beginnen met het bootje zeilklaar te maken en daarna gaan we direct te water. Op het water gaan we het meeste pret beleven, ook al zal dit in het begin een beetje raar aanvoelen. Je bootje zal bewegen en wiebelen, maar daar moet je niet bang voor zijn: met zo’n dikke reddingsvest en een monitor in de buurt ben je helemaal veilig. Val je toch overboord, probeer dan vooral heel hard te lachen en te ZWEMMEN. En vergeet niet, blijf steeds in de buurt van je bootje. Laten we dan maar vlug beginnen! Want hoe meer je oefent op het water, hoe sneller je een goede zeiler zal worden.
5
2.3 Knopen
1
2
3
4
Achtknoop:
Een achtknoop leg je in het einde van de schoot om te voorkomen dat hij door de katrol glijdt. 1. Maak een lus 2. Draai het korte uiteinde rond het lange overschot touw. 3. Steek het korte eind door de lus. 4. Hou het korte eind goed vast ltijd goed oop zit a n k en trek aan het lange eind. e t is ju maken n
ee los te snel weer vast en is
Platte knoop:
14
1
2
3
4
De platte knoop wordt veel gebruikt om 2 touwen van dezelfde dikte aan elkaar te knopen. 1. Leg het rechtertouw over het linker. 2. Draai het rechtertouw onder het linker. 3. Leg nu het linkse touw op het rechter. 4. linkertouw onderdoor draaien.
Paalsteek:
De paalsteek kunnen we gebruiken om onze schoot vast te maken aan onze giek of om eventueel ons bootje vast te maken.
1
2
3
4
1. Maak een lusje in het lange eind van het touw. (de vijver) 2. Het korte eindje (onze slang), komt uit het lusje (de vijver) 3. Daarna ga je rond het lange eind van je touw
5
(de boom die naast de vijver staat.) 4. Ons slangetje krijgt het koud en kruipt terug in de vijver, lekker dicht bij zijn staart. 5. Neem nu zijn staart en hoofd samen en trek aan de lange boom!
De Rondtorn met 2 halve steken:
Deze knoop wordt gebruikt om je bootje aan de kant vast te maken. Deze knoop is zeker niet moeilijk. 1-2. Draai het touw rond de stok. 3-6. En leg 2 halve steekjes.
1
2
3
4
5
15
4.1 Gijpen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Kijk eerst of er plaats is om te gijpen. We gaan Afvallen (trekken aan ons roer) tot we “voor de wind� komen, dat wil zeggen zeiltjes volledig gevierd en wind van achteren. Ga in het midden van je bootje zitten. Je boot moet verder blijven afvallen, dus hou je roer in dezelfde stand. Neem met 1 hand de schotentros vast. (kijk goed naar de foto) Trek het zeil zelf over. Je zeil staat nu aan de andere kant, nu kan je gewoon verder varen.
4. Hoe gaan we draaien met ons bootje? Pas op! Zeil komt SNEL over!!! 1.
2.
3.
4.
5.
20
6.
7.
Kilgrens!
4.2 Overstag ZORG DAT JE SNELHEID HEBT BIJ HET OVERSSTAG GAAN. 1. We kijken naast ons of er plaats is om overstag te gaan. 2. We loeven op, dus we duwen op ons roer, zodat je bootje met zijn neus naar de wind draait. 3. Als je zeiltje boven je bootje hangt te flapperen, wissel dan van plaats. 4. Laat je roer nooit los! Geef roer en schoot achter je rug door. (Kijk maar naar de foto) 5. Kijk steeds naar voor als je draait. 6. Ga aan de andere kant van je zeil zitten en zet je roer weer in het midden. 7. Voila, zet je zeiltje nu in goede positie en we varen naar de andere kant.
Zeil komt traag over 6.
5. 4.
3.
2. 1.
21
8. Opkruisen Je weet ondertussen al dat we “in de wind” niet kunnen varen! Als we per ongeluk toch “in de wind” sturen, dan gaan we niet vooruit, maar ACHTERUIT. Maar stel je voor, dat er “in de wind” zo’n heerlijk ijsje te verdienen valt! Hoe zouden we hier kunnen geraken, voordat het gesmolten is? Zoals je kan zien is er een koers die heel dicht bij “in de wind” ligt. Dat is “aan de wind”. (De koers op het randje van de dode hoek). Als we deze aan de windse koers zeilen, zorgen we ervoor dat we ons zeiltje steeds tot in de hoek van de spiegel aanhalen. We gaan steeds op het randje van de dode hoek proberen te varen, als we dan overstag gaan en weer het randje zoeken, dan komen we uiteindelijk bij ons ijsje en kunnen we lekker smullen.
32
Traag
d Do
o ek eh
Dod e
ho ek
Snel
voor de kampioe nen onder on s
33