6 minute read
OP ZOEK NAAR SCHOONHEID
Op zoek naar schoonheid - Deel 14 Vincent Bijlo
Cabaretier
Advertisement
Tekst: Hans van Wetering Foto: Geerke Vermeulen “Je hoeft met dit weer maar in een park te lopen en je hoort een fontein en je hebt al schoonheid. Het spreekt veel zintuigen aan. Bij die fontein bijvoorbeeld: jij ziet waarschijnlijk dat licht weerkaatsen in dat water, en ik voel bijna dat water op mijn huid. Ik laaf me aan dat frisse geluid van het water, dat is voor mij een esthetische ervaring.”
Bunnik, een warme junidag, Vincent Bijlo (Amsterdam,1965) zet koffie. “Melk ook?” De cabaretier annex schrijver, radiomaker en muzikant staat aan het aanrecht, bedient het koffieapparaat, op de tast. Bijlo is blind, is blindgeboren als gevolg van een erfelijke aandoening.
Geluid kan bij mij een heel sterke schoonheidservaring oproepen, zegt Bijlo, terwijl we plaatsnemen in de tuin. Hij vertelt over zijn broer, die net als hij blind is. “Mijn broer is een enorme geluidsjager, die nam vroeger van alles op, en dat speelden we dan af: onweer, een frituurpan, de natuur. Ik heb opnamen van de populieren bij ons achter in de tuin, die waren wel twintig meter hoog. Als die
vol in blad stonden gaf dat zo’n mooi massief geruis. Ik heb ook een opname, gemaakt in alle vroegte op een zomerdag, dat in die populieren de eerste merel begint te zingen, de merel die de dag aankondigt. Dat is werkelijk zo prachtig. Ik weet nog dat ik in mijn raamkozijn zat, dat ik die wind voelde. Als ik die opnames nu beluister, ben ik gewoon opnieuw daar. Dat is trouwens een geluid dat bijna iedereen mooi vindt, net als het geluid van de zee, dat staat voor een enorme weidsheid, voor weg zijn uit de routine.” Bijlo laat een pauze vallen. Dan, lachend: “Maar een zeeman die acht maten is verloren op zee vindt er waarschijnlijk geen reet aan, aan dat geluid van de branding.”
Mijn koffie is ingeschonken in een beker met een merkwaardig gevormd oor, alsof er tijdens het bakken iets fout is gegaan. Vasthouden is een uitdaging. “De beker waar jij nu uit drinkt is ook een heel mooie beker om te voelen, zegt Bijlo. “Ik hou van materialen, van bloempot tot glad marmer. Zie je die dolfijn daar bij het tuinhuisje? Dat is een heerlijk voelding.”
Hij voelt iets en maakt er vervolgens in zijn hoofd een voorstelling van, legt Bijlo uit. “Ik kan wel een beeld opbouwen. Als ik een beeld van die dolfijn bij het tuinhuisje wil opbouwen bijvoorbeeld, dan zitten er aan de binnenkant van mijn schedel als het ware twee handjes, net als mijn echte handen, die bouwen het beeld real time op.”
We lopen erheen. De dolfijn kijkt omhoog vanaf zijn met mos overwoekerde sokkel, veel uitdrukking heeft het stenen beest niet. “Heerlijk ding,” zegt Bijlo nogmaals, terwijl hij de kop van het dier betast. Binnen in het huisje staat bovenop een kast een model van een Volkswagen spijlbusje. Bijlo reikt ernaar, pakt het heel voorzichtig op. “Dit staat voor mij echt voor schoonheid. Het voelt fijn. Ik heb er wel eens in rondgereden, zo’n heerlijke oude benzinelucht. Dat mis je bij elektrische auto’s natuurlijk verschrikkelijk.” Hij lacht: “Er komen straks vast benzine-experiences.”
“Mijn blik kan niet getroffen worden,” zegt Bijlo, “dat je iets ziet en denkt: paf! Wow! Wat mooi! Maar het kan wel door een geur. Door de geur van echte mest bijvoorbeeld: de schoonheid van schijt. Die geur associeer ik met vakantie. In Bussum, waar ik woonde, had je dat niet. En zodra we dan op vakantie gingen, rook ik het. Het gebeurt ook als ik hier in de voortuin per ongeluk op de lavendel ga staan, dan bam, die geur, dat is heel heftig.” Hij lacht: “Die lavendel is inmiddels een beetje bezoedeld door Thierry Baudet natuurlijk, maak er maar rozemarijn van.”
We hebben het over horen, over voelen, over ruiken. In eerdere interviews in deze serie ging het vrijwel uitsluitend over visuele schoonheidservaring.
© Sebastiaan ter Burg
Zijn ziende mensen misschien ook beperkt in hun schoonheidsbeleving? “Je doet het altijd met de zintuigen die je ter beschikking hebt om iets te ervaren. Wat dat betreft is het hoofd natuurlijk ook een fantastisch ding, dat doet allemaal dingen waar jij geen weet van hebt. Mijn reukvermogen is op zich niet sterker dan dat van jou, maar ik zet het anders in. Mijn hoofd gebruikt het bijvoorbeeld om mijn locatie vast te stellen. Stel wij zoeken iets te eten in een stad die we niet kennen, dan kijkt Mariska (Bijlo’s echtgenote, zangeres/componist Mariska Reijmerink) om zich heen, maar ik ruik het. Haar valt het niet op, omdat het zicht prevaleert. Ik hoor de auto’s die voor een stoplicht wachten. Dat zou jij ook kunnen, maar je doet het niet, want je ziet ze.”
Zo blijkt ook als ik daags na het bezoek aan Bijlo de opname van het interview terugluister. Ik hoor vogels, hoor kinderen spelen, ze hebben plezier, schreeuwen soms. Ze klinken heel dichtbij. Maar tijdens het interview heb ik geen kind gehoord, geen vogel opgemerkt. Ik zag de tuin, lette op Bijlo’s motoriek.
Het tuinhuis is eigenlijk een oefenruimte, overal muziekinstrumenten, een piano. Bijlo maakt ook muziekalbums, samen met zijn echtgenote. Vanaf september toert hij door het land, langs de grote zalen, met ‘De Bowie Show’, waarin hij de liedjes met teksten aan elkaar verbindt.
“Muziek werkt heel anders,” zegt Bijlo als we weer zitten. “Dat komt vlak bij je hersenstam binnen. Je hoeft maar één toon te geven, en die komt dan zo direct in het centrum van je brein binnen, dat het gelijk van alles met je doet. Soms heb ik het dat als iemand op een vleugel één enkele toon aanslaat, die toon ingedrukt houdt en daarna een stilte laat vallen, dat ik al denk: Jezus wat mooi! Eén toon! Als je alleen al het intro hoort van het slot van Dido en Aeneas, van Purcell dan word ik helemaal zacht. Ik heb een keer gehad dat ik bij het slotapplaus zo verschrikkelijk moest huilen. Gênant was dat. Nu ik het erover heb, voel ik die emotie weer.”
Bij Bijlo’s eigen stiel zul je zoiets niet snel meemaken, maar humor en schoonheid zijn wel degelijk met elkaar verbonden, meent de cabaretier.
“Herman Finkers vertelde in een show dat hij een date had met een vrouw, en dat die vrouw zichzelf omschreef als (Bijlo met Twents accent): ‘Ik ben 1.96 meter en u herkent mij aan een rode roos.’ Daarna laat Finkers hij een stilte vallen, het publiek lacht, en dan zegt hij: ‘Nou, dat van die roos had ze er niet bij hoeven vertellen. God, wat was dat mens dik.’ Die pauze die hij laat vallen tussen die twee grappen, dat vind ik pure schoonheid, omdat het mij laat ademen.”
“Ik associeer schoonheid ook met ruimte maken, dat je heel even uit je routines valt. Het is iets dat ineens door je firewall heen prikt, door de beschermjas die je in het dagelijks leven draagt. Mensen die jarenlang langs een gebouw lopen en dan op een dag plotseling stilstaan en getroffen worden: god, wat een prachtig gebouw! Je valt even uit de tijd. Er is even niks buiten die schoonheidservaring. Ik denk dat ik voor dat soort kicks leef, dat het mijn brandstof is. Dergelijke ervaringen vormen de kern van ons menszijn, omdat ze ons maken tot wie we zijn, omdat ze ons verheffen. Het is de enige manier waarop je het in de wereld kunt volhouden.”