Brabants Landschap
herfst 2020
Beschermen is mensenwerk Het managen van vrijwilligers Door Jochem Sloothaak, coördinator soortenbescherming
Veerkracht In de 12,5 jaar dat ik onderdeel mag uitmaken van Het Coördinatiepunt Landschapsbeheer heb ik de trieste situatie waarin het agrarisch cultuurlandschap zich bevindt, moeten ervaren. Toen ik begon aan mijn klus als soortenbeschermer kon ik niet bedenken dat het zó hard werken was om zó weinig te kunnen behouden. Van de andere kant heb ik ook kunnen genieten van de band die de bewoners ermee hebben. Qua beleving staat voor veel mensen van alle landschapstypen het boerenland op nummer één (zie ‘Balans van de leefomgeving’ 2012, www.pbl.nl). Dat houdt vrijwilligers die erin werken waarschijnlijk ook op de been. Mensen die zich inzetten voor iets wat veel betere resultaten oplevert, zijn vaak veel chagrijniger. Weidevogelbeschermers daarentegen kunnen zich al optrekken aan het redden van één of twee legsels. Waar halen ze die veerkracht toch vandaan? Beschikten mensen in alle sectoren erover, dan zou de maatschappij lopen als een tierelier. Het blijft wonderlijk dat de tegenslagen, verbonden aan het beschermingswerk, het enthousiasme niet de kop indrukken. Hoe lang nog, vraag je je af.
Nieuwe vrijwilligers waarschuw ik wel eens dat ze over een dikke huid moeten beschikken om het vol te houden. Anderen vragen mij juist weer hoe ik het zelf volhoud. Tijd om uit te leggen waarom het werken met duizenden vrijwilligers, boeren en buitenlui een groot voorrecht is. Maar eerst een korte uiteenzetting over de toestand van het agrarisch cultuurlandschap.
Cultuurvolgers volgen ons niet meer Door de toename van de bevolking en de vraag naar betaalbaar voedsel nam de druk op het cultuurlandschap enorm toe. Door modernisering in de landbouw en uitbreiding van de bebouwde omgeving verdwenen op grote schaal allerlei (kleine) landschapselementen: houtwallen, heggen, bomenrijen, sloten, zandpaden en perceelsranden. Teelt van graan maakte plaats voor die van maïs en vochtige hooilanden ruimden het veld voor gedraineerde raaigraslanden. Deze landschappelijke veranderingen deden veel soorten planten en dieren sterk afnemen of zelfs volledig verdwijnen. En dat terwijl deze soorten hier ooit, soms al duizenden jaren geleden, als cultuurvolger kwamen. Ze
21
(b) Moderne grasmaaimachines werken zó breed dat er niets aan ontkomt; (ml) je kunt niet jong genoeg beginnen met het observeren van (weide)vogels; (mr) vóór een perceel wordt geploegd of bemest, worden weidevogelkuikens verzameld en in een emmer gedaan. Na de bewerking van het land worden ze weer losgelaten. Anders zouden ze zich drukken en om het leven komen; (o) sleepslanginjectie die niets van het gruttonest zal overlaten.
Brabants Landschap
verruilden hun natuurlijke omgeving voor het gastvrije cultuurlandschap, dat hen tot voor een halve eeuw kennelijk nog veel te bieden had. Anders hadden bijvoorbeeld kievit (oorspronkelijk een bewoner van de steppe), grutto (idem dito van hoogvenen) en steenuil (idem dito van halfwoestijnen) zich nooit in Nederland gevestigd. Wanneer voor hen straks het doek zou vallen, zijn de mensen er nog wel, maar de bijhorende dieren niet meer. Dan zou onze leefomgeving een stuk saaier en stiller zijn. Misschien is deze uiteenzetting wat kort door de bocht, maar zo verliep de laatste 50 jaar nu eenmaal. Was je van deze neergang getuige, dan kun je er diep door geraakt zijn. Zo iemand is Jantien de Boer, die er het boek ‘Landschapspijn’ (2017) over schreef, een absolute aanrader.
Natuur zit diep, héél diep ‘Landschapspijn’ kan je aansporen om de neergaande lijn om te buigen. Om cultuurvolgers, zoals de patrijs, een plek te blijven bieden in ons landschap. Het kan en moet ook anders. Vanuit die overtuiging zetten zich alleen al in Brabant duizenden vrijwilligers in om dieren die vanouds bij het landschap horen, maar het nu op eigen kracht niet redden, te beschermen. Zonder hun zorg zouden ze het niet redden. En zonder hun inzet kunnen mijn collega’s van het Coördinatiepunt Landschapsbeheer en ik weinig bereiken. Hoe meer mensen zich willen inzetten, hoe groter de kans dat de natuur in het buitengebied er weer op vooruitgaat. Ik vind dat ontzettend waardevol en ben blij onderdeel te mogen uitmaken van deze stroming in de
herfst 2020
samenleving. Mensen interesseren voor vrijwilligerswerk is eigenlijk helemaal niet moeilijk. Wie een enthousiast verhaal heeft over de natuur, krijgt bijna altijd respons. ‘Natuur’ zit kennelijk heel diep bij mensen. Vanuit onze betrokkenheid schrikken we bij slecht nieuws daarover. Het zit in onze aard om te helpen, op te komen voor wat kwetsbaar is. Na onze dringende oproep in de lockdownperiode dit voorjaar om weidevogels te helpen, meldden zich bijna 100 nieuwe vrijwilligers aan. Er was zelfs een stel uit Amsterdam dat zich geroepen voelde in Brabant de handen uit de mouwen te steken voor de kievit. (‘Komende zaterdag hebben we tijd.’) Bij lezingen van mijn collega Marco Renes over uilen(bescherming) kunnen we steevast rekenen op zo’n 75 toehoorders per keer. YouTube-filmpjes over erfvogels worden duizenden keren bekeken. Maar met alleen interesseren ben je er niet. De kunst bestaat eruit vrijwilligers vast te houden. Ook als de resultaten van het beschermingswerk tegenvallen. Juist dan moet je voor hen klaarstaan. Om te beginnen bereid je aspirantvrijwilligers voor op tegenslagen. Laat ze niet denken dat ze alles kunnen redden. Anders haken ze bij tegenslag gelijk af. Fervente ‘vogelaars’, geconfronteerd met de leegloop van het weiland, zijn ongeschikt voor dit werk. Ze zouden binnen de kortste keren gefrustreerd raken of ruzie maken met de boer. Doorgewinterde weidevogelbeschermers daarentegen geven nóóit op. Ze zeggen wel eens tegen me: ‘Ik lig ’s nachts wakker van wat er op het land gebeurt’, maar de volgende ochtend staan ze er weer om 5.00 uur.
23
Deze vrijwilliger leidt een bij het maaien gespaard gruttojong naar de ‘rustzone’ rechts.
24
Brabants Landschap
herfst 2020
Een luisterend oor Elk jaar komt het helaas weer voor dat kievitslegsels worden ‘ondergewerkt’, tot groot verdriet van vrijwilligers. En niet zonder reden. Er zitten zeker drie dagen werk in het observeren van deze akkervogel, het zoeken naar en markeren van zijn nest en het verleggen ervan bij bijvoorbeeld mestinjectie. Met dat laatste karwei begint de loonwerker doorgaans heel vroeg, al in de ochtendschemering, om pas uren later klaar te zijn. Als dan even later de beschermers het perceel passeren, zien ze gelijk aan de typische houding van de kieviten dat ze hun nest ‘kwijt’ zijn. Man en vrouw staan dan een beetje doelloos een kant op te kijken en pikken af en toe wat van de grond. De beschermers kijken verder en zien dat er mest is geïnjecteerd of maïs ingezaaid. ‘Wat is hiér gebeurd?’ Er is kennelijk niet gebeld…. De frustratie is groot en moet eruit. Ik kan dan
alleen maar hopen dat ze mij of mijn collega’s bellen en niet scheldend de krant. We bieden een luisterend oor, gaan in gesprek met de betreffende boer en proberen vooral te voorkomen dat iemand het bijltje erbij neer gooit. Miscommunicatie is meestal de oorzaak van zo’n drama.
De gulden … Ook overlappende territoria van uilenbeschermers (dus niet van uilen) kunnen ergernis wekken. Al vanaf het begin van het Brabantse uilennetwerk in 2003 zijn er conflicten over het werkgebied van de verschillende werkgroepen. Waar ligt - letterlijk - de grens? Iemand kan bewust of onbewust een nestkast plaatsen in het werkgebied van een andere groep of kastcontroles uitvoeren waar een ander al jaren komt. Wij krijgen dit pas te horen als al een confrontatie heeft plaatsge-
˙ ( l) Studenten onderzoeken de bodem op regenwormen, de boer helpt mee; (r) het tellen van kievitskuikens gaat het beste vanaf de weg.
25
˙ N et als uilen en akker- en weidevogels horen ook erfvogels tot de ‘boerenlandvogels’. Op een erf als dit kunnen er wel tientallen tot broeden komen. vonden, terwijl wél wordt verwacht dat we een oplossing bedenken. Die wordt alleen gevonden als beide partijen bereid zijn rond de tafel te gaan zitten en nieuwe afspraken te maken. Zo niet dan houden mensen het voor gezien, wat uiteindelijk nadelig is voor de uilen. De ervaring leert dat vrijwilligers zich het best kunnen vinden bij een standpunt van het Coördinatiepunt ‘ergens in het midden’.
… middenweg Een paar jaar terug wilden vrijwilligers met hun werk stoppen en de krant bellen als niet per direct de jacht zou stoppen in speciaal voor de patrijs aangelegde akkerranden en wintervoedselveldjes. De jagers deden niets illegaals, maar het is aan het publiek niet uit te leggen dat je eerst met subsidie bloemenmengsels inzaait om er vervolgens in de winter de hazen en fazanten uit te schieten.
Het is dan alle zeilen bijzetten om de partijen binnenboord te houden en tot een compromis te komen. Het gemeenschappelijke doel moet je altijd voor ogen blijven houden.
Wat voldoening geeft De meeste energie vraagt het oplossen van meningsverschillen binnen een groep. Want als Jantje, die de gegevens op de computer verwerkt en Pietje, die alleen buiten loopt, door één deur kunnen, is dat beter voor de toekomst van de groep en uiteindelijk de soorten die ze beschermen. Bij elk conflict moet je eerst weten wat ieders motivatie is. Dan snap je beter wat dwars zit en wat de oplossing zou kunnen brengen. Het gaat dus eigenlijk om het managen van mensen: een grote uitdaging die om een steeds andere aanpak vraagt. Ik zie het als een voorrecht dit te mogen doen. Het geeft voldoening als
twee individuen of groepen weer in een goede verstandhouding door kunnen gaan met hun beschermingswerk. Met als inzet hun gedeelde passie: de natuur.
Nawoord Van alle provinciale organisaties in het landschapsbeheer steekt Brabants Landschap de meeste tijd en energie in het beschermen van ‘boerenlandvogels’. Het Coördinatiepunt gaat pas met initiatieven aan de gang als ze haalbaar lijken en genoeg vrijwilligers klaar staan om te helpen. Bij de andere organisaties zie ik vaak dat soortbescherming met
vrijwilligers ‘projectmatig’ wordt aangepakt. Wat wil zeggen dat de uren beperkt zijn en het project zomaar kan stoppen of niet verlengd wordt. Volgens mij werkt dat niet bij dit type werk. Voor vrijwilligers moet je altijd klaar staan, je kunt niet zomaar zeggen ‘mijn uren zijn op’, wanneer een boer je een bijzonder nest wil laten zien of een ander foto’s nodig heeft voor een presentatie. Bij het Coördinatiepunt Landschapsbeheer hoeven we niet te 'klokken', wat te danken is aan de Provincie en de Nationale Postcodeloterij, die een belangrijke duit in het zakje doen.
˚ Uilen help je de winter door met een ‘muizenruiter’. Zo’n bouwsel met hooi lokt muizen, hun favoriete kostje.
27