Marathon Magazine december 2010

Page 1

Marathon officiĂŤle uitgave van de Alternatieve Elfstedentocht weissensee 14e jaargang, nr. 4 - december 2010

Weissensee 2011 klaar voor de start ArgentiniĂŤ 2012: naar het einde van de wereld

Alle vrijwilligers van de AEW wensen u:

Prettige kerstdagen en een ijsrijk 2011 3


Markante Brabanders op de Weissensee Interview. De Dikke Van Dale omschrijft het als een vraaggesprek met het doel om het gehoorde te publiceren. Een vraaggesprek dus. Daarin stel ik de vragen en geeft de geïnterviewde antwoorden. Maar als je met twee rasBrabanders een interview wilt houden, dan kan zoiets wel eens helemaal uit de hand lopen. Tekst en foto’s: Robin Wubben

8


We hebben afgesproken op de Ireen Wüst IJsbaan in Tilburg. Een schitterend staaltje moderne architectuur met een mooie ijsvloer. Maar daar kom ik niet voor. Het sportcafé is snel gevonden en daar nestelen we ons op de zachte paarse banken. Wout de Jong, dit seizoen verzorger van de marathontoppers van Groentalent, en Jos Wilborts, veelvoudig rijder van de 200 kilometer op de Weissensee, kennen elkaar voor het gesprek nog niet. Maar op het moment dat we met ‘houdoe’ afscheid nemen, zijn het vrienden geworden. Typisch Brabants. En zo gaat dat ook op de Weissensee.

“Brabantse gezelligheid is elkaar helpen zonder er iets voor terug te willen” Brabanders zijn gezellig. Niet voor niets zijn de zuidelijke provincie en het typisch Nederlandse ‘gezellig’ onlosmakelijk met elkaar verbonden. Net als de Weissensee en ‘gezellig’ overigens. “Het is een mooi wereldje”, zegt Wout. “Als ik over het ijs of door het dorp loop, roepen er altijd mensen naar me: ‘Hé Wout!’ Of ze zwaaien. Ik herken ze nooit. Ze zitten dik ingepakt in een schaatspak, met een bril en een muts op. Maar ik zwaai altijd terug. Zo hoort dat toch? Dat ze mij herkennen, snap ik wel. Je herkent eerder die ene kale kop dan honderd schaatsmutsen.” Oké, Wout komt niet alleen voor de gezelligheid. Wout heeft natuurlijk een functie op de Weissensee. Hij is aan het werk. Al sinds de tijd van Lammert Huitema, Piet Kleine en Arnold Stam komt de man uit Sprang-Capelle in Oostenrijk. Na enig rekenen komt hij uit op 22 jaar Weissensee. “Eén keer op uitnodiging van Aart Koopmans, omdat ik ‘supporter van het jaar’ was geworden”, lacht hij. “Ieder jaar komt Frans Overdevest me ophalen. Vanuit Lisse rijdt hij een rondje Brabant en dan door naar de Weissensee.” Frans en Wout werkten lange tijd samen bij Adformatie, maar aan die samenwerking is helaas een einde gekomen. “Maar Frans belt me nog iedere week zeker twee keer op.”

Voor Jos tikt de teller in 2011 naar zestien keer Weissensee. “Ik heb alleen 2008 gemist door het overlijden van mijn vrouw”, vertelt hij. “Al sinds het begin zit ik samen met mijn broer Harrie in Praditz, aan het begin van het meer. Meteen het eerste huis rechts. We gaan de laatste jaren met de trein, dat vinden we prettig. Maar dat is wel verrekes duur.” Het eerste typisch Brabantse woord is gevallen. Verrekes. In goed ABN zou het iets als ‘enorm’ moeten zijn. Jos schrok wel van de prijs van het treinkaartje: “Het is een snelle trein, maar ook een snelle prijs!” Dat Brabantse taaltje, kom je daar overal mee weg? “Ja”, zegt Wout volmondig. “Ik kom dus al jaren in Oostenrijk en ben ook naar Finland, Zweden en Canada geweest. En ik spreek echt alleen Nederlands. Dan vroegen ze me: ‘Wout, regel jij even dit en dat’. En ik krijg het altijd voor elkaar. Met plat Brabants kan ik me prima redden.” Jos weet het nog sterker te vertellen. Begin deze eeuw schaatste hij in Japan, in 2007 was hij erbij in Mongolië. “Zelfs daar kun je je verstaanbaar maken. Ik spreek maar een klein beetje over de grens.”

Naam Wout de Jong (grote foto: links) en Jos Wilborts (rechts) leeftijd 54 en 61 jaar Woonplaats Sprang-Capelle en Biest-Houtakker WOUT OP DE WEISSENSEE Wout komt al 22 jaar op de Weissensee als volger/verzorger van de marathonrijders. JOS OP DE WEISSENSEE Jos gaat in 2011, in zijn zestiende jaar Weissensee, op voor zijn 25e 200 kilometer. Afgelopen jaar reed Jos in alle vier de toertochten de traditionele afstand van 200 kilometer.

Als Wout ergens ‘bekend’ van is, dan is het wel het traditionele kruikje Schrobbelèr dat hij na iedere marathon uitreikt aan de winnaar. “Dat is ooit als een geintje begonnen”, legt hij uit. “Ik zei tegen Piet Kleine: ‘Als jij wint, krijg je van mij een kruik Schrobbelèr’. En zo gebeurde het ook. Piet won en

9


S

26


S

Spielplatz der Natur Hoe het allemaal begon: omdat veel inwoners van de Weissensee leven van de landbouw, waren er natuurlijk veel werkpaarden nodig. In de zomer waren de paarden aan het werk op het veld, in de winter werden ze gebruikt op brandhout te leveren. Ze trokken grote karren met brandhout over het ijs. Tekst: Andrea Ronacher, foto’s: VVV Weissensee

Norbert Jank, tegenwoordig ijsmeester, zag in het toenemende toerisme een kans. “In Tirol had ik gezien dat het samenspel van mens en dier veel enthousiasme opriep bij de toeristen”, zegt hij. “En dus bracht hik de beroemde paardensleeritjes ook naar de Weissensee.” In 1968, toen de bouw van de skilift in volle gang was, trok zijn paard - een typisch Oostenrijks Norikerpaard - de eerste sledes over het ijs van de Weissensee. Midden jaren zeventig schafte Norbert een aantal Haflingerpaarden en een slee aan. In eerste instantie was het een buggy met één paard, later trokken twee paarden de slede. “De ritjes over het ijs bevorderden ook mijn gevoel voor het ijs en de draagkracht ervan. Het was eigenlijk de basis van mijn latere werk als ijsmeester.” Zijn moeder Erna zorgde thuis voor de paarden. Toen zij in 1996 ziek werd, was Norbert maar wat blij dat Hans Walker de paarden over wilde nemen. Hans had al jaren ervaring met paarden, omdat hij in de zomer zijn gasten met een koets de omgeving liet zien.

“Met een paard en slee over het ijs is puur genieten. Voor mens en dier“ Nog altijd is Hans Walker één van de twee officiële

paardensleerijders aan de Weissensee. Hij heeft zelfs een licentie voor het vervoer van personen en het verwerven van trekdieren. Met zijn dit jaar nieuw aangeschafte slee heeft hij per ritje plaats voor acht personen. “We rijden alleen over het ijs als Norbert het goed vindt”, zegt hij. “Voor de sledes en koetsen staan alleen ruinen en hengsten, de meest betrouwbare paarden. Zo kunnen we maximale veiligheid garanderen. Daarnaast hebben we verschillende paarden. De paarden verdienen ook een vrije dag.” Helmut Winkler is de andere arrensleerijder. Al van jongs af aan is hij gek op paarden. Samen met Hans Walker deed hij de diverse tests voor zijn diploma. “Het is mijn passie om over het bevroren meer te rijden”, vertelt hij. “Je hoort de hoeven op het ijs, hoort het paard ademen, ziet het prachtige winterse landschap, de schitterende sneeuw. En je realiseert je dat mens en dier allebei echt kunnen genieten.” Voor zijn slee staan twee grote Noriker ruinen. “Om de grote vraag van de toeristen beter aan te kunnen, zet ik altijd mijn grootste slee in. Zodat iedereen kan genieten van de prachtige omgeving.” “Soms denken mensen dat het gevaarlijk is om met een paard en slee het ijs op te gaan, of door de sneeuw te rijden”, zegt Hans. “Dat is echter zelden het geval.” Helmut knikt bevestigend. En doet tegelijk een oproep aan alle automobilisten aan de Weissensee. “Het is hooguit gevaarlijk als er een auto met té hoge snelheid inhaalt, of de slee op de weg wordt afgesneden. Dan schrikt een paard.” 

27


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.