2 minute read

2.7 Conclusie

Dundee Hill in de Willamette Valley in Oregon, Noord-Amerika. In het koele klimaat en op de ijzerrijke en vulkanische grond hier gedijt de pinot noir goed.

steen, een mangaandioxide bevattend mineraal) zwarte strepen en neerslag veroorzaakt in gesteente. Als een mineraal in een hoge concentratie in de bodem voorkomt, typeert het deze bodem door met name verweringsproducten. Een mooi voorbeeld zijn de cru’s van de Haut-Beaujolais, die zich op omhoog gedrukt granietgesteente bevinden. Dit roze gekleurde gesteente bevat vooral het ijzerhoudende mineraal biotiet (zwarte mica). Biotiet verweert op zijn beurt weer gemakkelijk tot kleimineralen, die typisch zijn voor deze bodems.

Advertisement

2.7 Conclusie

Wijngaarden vertonen wereldwijd een enorme variatie in bodemgesteldheid. Dit is het gevolg van klimaatsinvloeden en topografie, die een directe invloed hebben op de mate van verwering van het rotsgesteente. De mate waarin het gesteente verweerd is, bepaalt weer hoe ver wortels kunnen doordringen in de ondergrond en het gesteente zelf. Het functioneren van de wijnstok en de voeding die de wijnstok krijgt, worden hierdoor beïnvloed. Kalksteen bijvoorbeeld, dat veel voorkomt in kwaliteitswijngaarden, kent vele gradaties en bijmengingen (met klei en mineralen), wat uiteenlopende effecten heeft op de vegetatie. De bodem speelt ook een rol in het uiteindelijke

karakter van de wijn – en niet alleen in traditionele wijngebieden zoals de Bordeaux en de Bourgogne.

Samenvattend kunnen we stellen dat de bodem een directe invloed heeft op de volgende factoren: • Microklimaat van de wijnstok: De aanwezigheid van stenen aan de oppervlakte bepaalt de warmteopname gedurende de dag en de afgifte gedurende de nacht. De kiezels in de Haut-

Médoc en in Châteauneuf-du-Pape bijvoorbeeld zorgen voor een structureel hogere omgevingstemperatuur dan kleihoudende grond, die water vasthoudt en een bodem koeler maakt. • Watervoorziening van de wijngaard en het wortelsysteem van de druivenstokken: De watervoorziening wordt gereguleerd door de bodemtextuur (klei, zand, leem, kiezel), de bodemstructuur en de aanwezigheid van rotsgesteente. De diepte van de bodem bepaalt, samen met de aanplantdichtheid, de mate waarin de wortels de bodem koloniseren. • Drainage: In de lente en zomer is een goede drainage van belang, omdat de bodem dan minder water bevat en sneller opwarmt. Bij een goede drainage ontwikkelt het wortelsysteem zich beter. De beste wijngaarden komen dan ook voor op luchtige, goed gedraineerde bodems, zoals de kiezelzandbodems van Saint-Émilion en de Haut-Médoc. • Aanwezigheid van voedingsstoffen: Met name stikstof en kalium spelen een belangrijke rol in de groei en rijping van de wijnstok. Een bodem met te veel stikstof kan tot een uitbundige groei leiden maar ook tot een onvolledige rijping van de druiven. Ook kalium kan bij een te hoge concentratie tot een lagere druivenkwaliteit leiden. De samenstelling van de bodem, de pH en de aanwezigheid van organisch materiaal beïnvloeden de opname van voedingsstoffen.

De bodem vormt uiteraard slechts een onderdeel in het complexe systeem van wijnbouw. Wijnbouwpotentieel en oogstpotentieel worden bepaald door: • natuurlijke omgevingsfactoren (bodemsamenstelling en -eigenschappen); • regionaal klimaat; • lokale fysieke omstandigheden (bijv. de ligging van een wijngaard); • wisselende klimatologische omstandigheden per jaar (oogstjaar, millésime); • soort en kwaliteit van de wijnstok (druivenras, onderstam, kloon); • menselijke factoren (wijnbouwmethoden, oenologie).

This article is from: