
2 minute read
Loofwandbeheer (canopy management
hectare, met een ruimte van ongeveer 1 meter tussen de wijnstokken en 1 tot 2 meter tussen de rijen. Nog hogere plantdichtheden verzwakken de stokken en maken bovendien de exploitatie te kostbaar. Als rentabiliteit het uitgangspunt is, kan de wijnboer de wijnbouwkosten verlagen door een lagere plantdichtheid te kiezen, bijvoorbeeld tussen de 2.000 en 5.000 stokken per hectare. Daardoor is een efficiëntere en minder arbeidsintensieve landbouw mogelijk. Wil hij wel de opbrengst behouden, dan moet er per stok meer geproduceerd worden. Dat kan hij bereiken door bijvoorbeeld meer ogen bij de snoei te laten staan. Het gevolg is dan wel een beduidend lagere kwaliteit druiven. Dit kan de wijnboer weer compenseren door strenger te snoeien, met minder ogen per stok. In dat geval is de kwaliteit van de druiven hoger maar het oogstrendement lager.
In veel Nieuwe Wereldlanden zijn rijafstanden van 3 meter of meer gebruikelijk, terwijl in Europa veelal een rijafstand van 1 tot 3 meter voorkomt. De overweging in Nieuwe Wereldlanden is vaak simpelweg kostenbesparing: bij een grote rijafstand zijn bijvoorbeeld tractoren inzetbaar die ook bij andere landbouwactiviteiten gebruikt worden. Het terugbrengen van de rijafstand van 3,5 meter naar 3 meter resulteert volgens Australisch onderzoek in een kostenstijging van 20 procent (!). Daartegenover staat wel dat een kortere rijafstand, dus naar Europees model, tot een hogere plantdichtheid leidt. Dit verhoogt weer het rendement en vaak ook de kwaliteit van de druiven.
Advertisement
De plantdichtheid heeft een belangrijke invloed op de kwaliteit van de druiven. Bij een hoge plantdichtheid levert een wijnstok minder druiven, zodat de druiven díe hij voortbrengt over het algemeen een intensere smaak hebben en een hogere wijnkwaliteit opleveren. Een wijnboer kan de plantdichtheid het best baseren op de potentiële groeikracht van de wijnstok. Over het algemeen levert een lagere plantdichtheid een kleinere opbrengst en lagere kwaliteit druiven op, tenzij de wijngaard aangepast is met een geleidingssysteem waarbij het bladerdek meer ruimte krijgt. Dat laatste zorgt voor een betere fotosynthese, met als gevolg een hogere productie en een hogere kwaliteit druiven. Op armere grond, vooral in droge gebieden, verdient een lagere plantdichtheid de voorkeur. Wijnstokken op vruchtbare grond (met veel klei, leem en organische stoffen) in een warm, vochtig klimaat hebben een grotere groeikracht en kunnen het best wat verder uit elkaar geplant worden, zodat de scheuten en wortels meer ruimte hebben om uit te lopen. Over de ‘juiste’ plantdichtheid zijn de meningen echter verdeeld.
Loofwandbeheer (canopy management)
Vooral wijngaarden met relatief veel ruimte tussen de rangen laten een uitbundige bladgroei en lange uitlopers zien, zeker als er in de wijngaard geïrrigeerd wordt. Om het bladerdek gunstig te geleiden is het zogenaamde bladerdekbeheer of loofwandbeheer (canopy management) ontwikkeld. In Nieuw-Zeeland en Australië zijn in het bijzonder door dr. Richard Smart gedegen studies verricht naar loofwandbeheer.
Loofwandbeheer heeft invloed op de kwaliteit en de kwantiteit van de oogst. Het ideale bladerdek voor de productie van kwaliteitsdruiven is relatief dun, zodat een zo groot mogelijk oppervlak aan het zonlicht blootgesteld kan worden (belangrijk voor de fotosynthese en suikervorming). Daar
naast is een noord-zuidoriëntatie van de rijen gewenst en moet het bladerdek nagenoeg verticaal