
2 minute read
Een ‘gouden eeuw’ na de Franse Revolutie
oppermachtig waren en grote eigendommen bezaten, maar de macht van de kloosters groeide sterk en in de middeleeuwen domineerden kloosters de wijnbouw. De clerus bleef honderden jaren de grootste wijnproducent in Frankrijk. Wijn voor het sacrament was een handige bron van inkomsten. De benedictijnen hadden hun hoofdzetel in Cluny, in de Mâconnais (gesticht in 910). Zij bezaten veel wijngaarden, ook buiten Frankrijk. De cisterciënzers werden vernoemd naar het klooster van hun oorsprong in Cîteaux, bij Nuits-Saint-Georges (gesticht in 1098). Zij waren nog dynamischer en actiever in de wijnbouw dan de benedictijnen. De dominante positie van de kloosters en hun monniken heeft geduurd van de late middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie. Ook de aangesloten lekenbroeders hebben hier een grote rol in gespeeld.
In de late middeleeuwen kende geen enkele streek een monocultuur. Het dagelijks leven vereiste een gemengd agrarisch bedrijf; naast wijnbouw kwamen ook bosbouw, akkerbouw en veeteelt voor. Bijna alle geproduceerde wijn diende voor plaatselijk of regionaal gebruik. In de meeste gebieden werd weinig of geen handel gedreven. In de zestiende en zeventiende eeuw werden alleen wijnen uit Bordeaux, het achterland van Bordeaux (de zogenaamde Haut-Pays) en de Loire over zee naar andere markten en andere landen getransporteerd. Wijnen van de benedenloop van de Loire en uit het aangrenzende Poitou werden verscheept via de havenstad La Rochelle. Ook de wijnen uit de Bourgogne hadden indertijd al een internationale reputatie, onder andere dankzij de pausen en de infrastructuur van het Bourgondische hertogdom. Hollanders en later Engelsen speelden in die internationale handel een belangrijke rol.
Advertisement
In het jaar 1154 begon een drie eeuwen durende Engelse heerschappij over Aquitanië, het Franse zuidwesten. De wijnen uit de Haut-Pays (onder andere uit Cahors, Moissac en Agen) werden in de eerste helft van de dertiende eeuw via de haven van Bordeaux verscheept, totdat wijnbouwers in de directe omgeving van de havenstad hier een stokje voor staken. Zij zorgden ervoor, dat de Bordelais zelf een privilège kregen. Dit hield in dat de wijnen uit de Haut-Pays niet vóór 11 november in de haven van Bordeaux mochten arriveren om naar elders verscheept te worden. Tot 11 november hadden de wijnen van Bordeaux het alleenrecht. Al spoedig bleek, dat er na 11 november nog maar weinig handel was. Dit ‘privilege’ heeft tot 1776 standgehouden.
Een ‘gouden eeuw’ na de Franse Revolutie
Na de Franse Revolutie (1789) brak een zeer succesvolle periode aan voor de Franse wijnbouw. De macht van de kerk was in de achttiende eeuw afgebrokkeld, de kloosters trokken steeds minder monniken en lekenbroeders en tijdens de Franse Revolutie werd het land van de kerk onteigend. In de Code Napoléon, het Franse burgerlijk wetboek (Code civil) waartoe Napoleon Bonaparte opdracht had gegeven, werd de burgerlijke stand, het huwelijk en het erfrecht onttrokken aan het kerkelijk recht. De wisseling van eigendommen bleek aan de wijnbouw een geweldige impuls te geven. In die tijd groeiden daarbij de bevolking en de welvaart enorm. Wijn werd een