5 minute read

8.3 Bodem

8.3 Bodem

De bodem in de Bordeaux is zeer divers. De bovengrond is vaak samengesteld uit kiezels en de ondergrond uit klei of zand, vooral op de linkeroever van de Garonne en de Gironde. Bodems met veel kiezels en zand warmen snel op en kennen een goede drainage. Op de rechteroever van de Dordogne en de Gironde vinden we hoofdzakelijk een bovengrond van keien, zand en klei, met een kalkachtige ondergrond. Dit type kalk- en kleihoudende grond, dat koeler is en beter in staat is om water vast te houden, noemen de Fransen argilo-calcaire. Dicht langs de rivieren ligt aangeslibde grond. Over het algemeen is de bodem in de Bordeaux vrij arm.

Advertisement

Het landschap is in vrijwel de gehele Bordeaux opvallend vlak. Het hoogste punt in Saint-Émilion ligt iets meer dan 100 meter boven zeeniveau en in de Médoc ligt het hoogste punt op 43 meter, bij Listrac. Alleen Côtes de Bourg en het achterland van Blaye zijn heuvelachtig te noemen. De beste wijngaardbodems in de Bordeauxstreek zijn de bodems die goed waterdoorlatend en luchtig zijn. Vooral bodems met een kiezelhoudende onderlaag zijn geschikt voor wijnstokken, vanwege het reguleren van de watertoevoer en de watervoorraad voor de druivenstokken. Druivenstokken waarbij de wateropname gematigd is, leveren vaak de hoogste kwaliteit. Anders gezegd: enige waterstress bij de wijnstokken stimuleert de kwaliteit van de uiteindelijke wijn. Een beperkte watervoorraad in de grond tijdens het groeiseizoen leidt bij de stokken tot een minder krachtige groei en minder grote druiven, waardoor kleur en tannine geconcentreerd worden. Omdat grote waterstress in de zomer voor witte variëteiten minder gunstig is dan voor blauwe variëteiten, zijn goede jaren voor rodewijnnietperdefinitieookgoedejarenvoorwittewijn.

De Médoc is een driehoekig schiereiland, dat zich uitstrekt van Blanquefort (even ten noordwesten van de stad Bordeaux) tot aan Pointe de Grave (de uiterste noordpunt, waar de Gironde in de Atlantische Oceaan uitmondt). In de Médoc vinden wij een lange, tamelijk smalle wijnbouwzone over bijna de hele linkeroever van de Gironde. Deze wijnbouwzone is vijf tot twaalf kilometer breed en bijna tachtig kilometer lang. De wijngaarden worden onderbroken door struikgewassen, weilanden en riviertjes. In het westen, waar de bodem zanderig is, wordt de Médoc begrensd door pijnboombossen. Deze bossen beschermen de wijngaarden tegen de zilte oceaanwinden, die uit de richting van de Golf van Biskaje komen. In het westen liggen ook een paar kustmoerassen. Aan de kust ten zuidwesten van Bordeaux, bij Pyla-sur-Mer, ligt het hoogste zandduin van Europa. Het uitgestrekte gebied van Médoc is over het algemeen vlak; slechts hier en daar is het terrein licht glooiend. Het noordelijke deel van de Médoc, tot 1936 Bas-Médoc genoemd, ligt lager dan het zuidelijke deel, Haut-Médoc. In het noordelijke deel van de Médoc liggen de wijngaarden soms op zwaardere en minder goed afwaterende bodems. De bodems in de Médoc zijn ook koeler en meer door klei gedomineerd dan in de Haut-Médoc. De beste wijngaarden van de Médoc zijn aangelegd op hoger gelegen bodems met kiezels, die warmer zijn dan lager gelegen bodems. De hoger gelegen bodems bevinden zich in het oosten van het gebied, dicht bij de Gironde. Cabernet sauvignon wordt hier goed rijp. De belangrijkste gemeenteappellations van de Haut-Médoc (Saint-Estèphe, SaintJulien, Pauillac en Margaux) behoren tot de warmste terroirs van de Bordeaux.

Wijngaard in Saint-Estèphe

De lichte glooiingen in het landschap van de Médoc bestaan veelal uit kiezelbanken, die zijn opgebouwd uitzogenaamde graves de Günz. Deze kiezels zijn in de ijstijd neergelegd door gletsjers uit de Pyreneeën (aangevoerd door de Garonne) en het Massif Central (aangevoerd door de Dordogne). Op deze lage heuvels vinden we veel goede wijngaarden. De licht opgestuwde kiezelbanken worden croupes (bergkruinen) genoemd. De hoogte van deze croupes is gemiddeld 10 tot 25 meter. De kiezelbanken kunnen verscheidene meters diep zijn en rusten vaak op een sokkel van kalksteen van fossiele zeesterren. In een enkel geval bestaat de sokkel uit een kleilaag. De croupes in het noorden van de Médoc zijn zelden meer dan 10 meter hoog, terwijl in de HautMédoc croupes van 20 meter hoogte geen uitzondering zijn.

Kiezelbodems zijn arm en door het vermogen om water door te laten zeer geschikt voor wijngaarden. De soms wel drie tot vier meter dikke kiezellaag in de Graves en in de Haut-Médoc werkt als eenfilter.Dewaterhuishoudingvandedruivenstokisdoordezekiezellaagoptimaal.Inperioden van veel neerslag kan het water snel worden afgevoerd naar diepere aardlagen en in perioden van droogte geeft de kiezellaag veel water aan de plant af. De kiezelbodem beperkt op deze manier zowel de gevolgen van te weinig neerslag als van overvloedige regen. Wanneer de grindlaag diep is, kunnen – en moeten – de wijnstokken bovendien een zeer diepgaand wortelstelsel ontwikkelen om water en andere voedingsstoffen te vinden. Dit zou kunnen bijdragen tot het verkrijgen van kwali-

Kiezelbodem in Sauternes

teitswijnen, maar de meningen daarover zijn verdeeld. De kiezellaag is ten slotte ook een belangrijke warmtegeleider. De warmte van de zon wordt goed vastgehouden, wat vooral voor de laatrijpende cabernet sauvignon een voordeel is. De wijnen van grindbodems leveren vaak aromatische wijnen met veel fruit. In Saint-Estèphe, waar de kiezellagen vaak op een basis van klei liggen, hebben sommige bodems een minder goede drainage en kunnen ze door hun koelte de rijping van druiven vertragen. Dit resulteert in een hogere zuurgraad van de druiven. In warme, droge jaren biedt de zware, watervasthoudende kleigrond van Saint-Estèphe dus een voordeel. Kleibodems produceren over het algemeen diepgekleurde, tanninerijke wijnen.

Ook Entre-Deux-Mers heeft een grote verscheidenheid aan bodems: van alluviale gronden langs de oevers van de rivieren tot pure kiezelterrassen op sommige hellingen. Daartussenin vindt men veel verschillende bodemsoorten, met over het algemeen een hoog percentage aan leem. Bodems met veel leem zijn vruchtbaar en relatief koel en geven matige resultaten als het om wijnkwaliteit gaat. De klei- en kalksteenbodems van Premières Côtes de Bordeaux, langs de rechteroever van de Garonne, zijn meer geschikt, voor zowel blauwe als witte rassen. De bodem van Sainte-Croixdu-Mont, eveneens langs de rechteroever van de Garonne, bevat relatief veel kalk en levert zoete witte wijnen van vaak behoorlijke kwaliteit. Op de kiezelgronden van Entre-Deux-Mers doen vooral blauwe rassen het goed, net als op de Linkeroever.

This article is from: