2 minute read

13.8 Appellations

Next Article
20.1 Inleiding

20.1 Inleiding

op hout. Nieuw eikenhout wordt in het bijzonder gebruikt voor topcuvées, die vaak veel cabernet sauvignon en/of -syrah bevatten en de internationale toets der kritiek kunnen doorstaan. Voor de sneller toegankelijke wijnen worden in toenemende mate koelere vergistingtechnieken gebruikt, die fruitrijke wijnen opleveren. Ook macération carbonique wordt toegepast, met vergelijkbare effecten. Sommige appellations schrijven een bepaalde periode van rijping voor. Rode Les Bauxde-Provence bijvoorbeeld moet een jaar rijpen voordat hij gebotteld wordt.

Ongeveer 90 procent van de productie in de Provence betreft droge rosé. Die mag officieel volgens diverse methoden worden gemaakt: saignée, (korte) schilweking (macération pelliculaire) en directe persing. Mede omdat het Cahier des Charges voorschrijft dat de rosé licht van kleur moet zijn -en omdat de markt vraagt om extreem licht gekleurde rosé’s waarmee de Provence groot succes heeft-, worden vooral (korte) schilweking (macération pelliculaire) en directe persing toegepast. Vaak is het simpelweg de tijd dat de druiven op lage druk worden geperst in grote tanks die de kleur geeft. Maar de duur van het schilcontact kan per type rosé verschillen en is ook afhankelijk van het druivenras en de kwaliteit van de druiven. Rosé de Provence is doorgaans een assemblage van verschillende druivenrassen. De meeste appellations schrijven het gebruik van twee of meer druivenrassen voor. Bij de productie van witte wijnen zien we in de Provence een toenemend gebruik van koele vergistingtechnieken en macération pelliculaire. Hierdoor wordt een betere aroma-extractie bereikt. De ‘traditionele’ witte wijnen hebben een meer oxidatief karakter. Wijnproducenten aan de kust hebben de laatste jaren veel succes met hun moderne wijnen van de druif rolle (vermentino). Witte wijnen maken slechts 4 procent van de productie uit in de Provence.

Advertisement

13.8 Appellations

De komst van het systeem van de Appellation d’Origine Contrôlée (in 1935) heeft voor elk van de wijnbouwdistricten op zijn tijd de AOC-status gebracht: Cassis in 1936, Bandol en Bellet in 1941, Palette in 1948, Côtes de Provence in 1977, Coteaux d’Aix-en-Provence in 1985, Coteaux Varois en Provence in 1993 en Les Baux-de-Provence in 1995. In het noorden van de Provence, bij Manosque, ligt het kleine gebied Coteaux de Pierrevert, dat in 1998 zijn eigen appellationstatus kreeg en tegenwoordig kortweg Pierrevert heet.

De Provence telt negen AOP’s: drie regionale (Côtes de Provence –inclusief de 5 subappellations Fréjus, La Londe, Sainte-Victoire, Pierrefeu en Notre-Dame des Anges–, Coteaux d’Aix-enProvence en Coteaux Varois en Provence) en zes lokale (Les Baux-de-Provence, Palette, Bellet, Cassis, Bandol en Pierrevert). De regionale appellations leveren ruim 90 procent van de productie in de Provence. In 1955 ging het INAO akkoord met de instelling van een classificatie van wijndomeinen.In dat jaar verwierven 23 wijnbezittingen uit de streek de status van cru classé. Deze beslissing maakte de Provence tot een van de zeldzame wijnbouwgebieden van Frankrijk dat crus classés

This article is from: