2 minute read

15.4 Klimaat

Next Article
20.1 Inleiding

20.1 Inleiding

In Touraine is het volgende onderscheid te maken (zie ook onderstaande afbeelding): • Bournais: koude, natte, hooggelegen grond. Deze grond is nauwelijks geschikt voor wijnbouw. • Bournais perrucheux: overgangsbodem tussen bournais en perruches. Deze bodem is geschikt voor lichte en mousserende wijnen. • Perruches: leemgrond met vuursteen en soms een ondergrond van kalk. Hier kunnen zowel blauwe als witte druivenrassen voorkomen. • Aubuis: oud aanslibsel van de rivier, dat uit leemgrond met een hoog kalkgehalte en veel kiezels bestaat. Het is een warme grond, die goed waterdoorlatend is en zeer geschikt is voor wijnbouw. • Varennes: jonge, aangeslibde zandgrond. Deze bodem is wel geschikt voor wijnbouw, maar levert zelden grote wijnen.

15.4 Klimaat

Advertisement

De Loirevallei is een noordelijk gelegen, koel wijngebied met instabiele weersomstandigheden. Er komen diverse klimaten voor, van een gematigd landklimaat (zoals in Sancerre) tot een mild zeeklimaat (zoals in de Muscadet). Landinwaarts wordt de invloed van de Atlantische Oceaan steeds minder. De gemiddelde temperatuur ligt in het hele gebied rond 12 °C. In juli en augustus is de gemiddelde temperatuur 19,2 °C. De neerslag varieert van 800 mm bij Nantes tot 660 mm in het oosten van het gebied. Het is tijdens het groeiseizoen in Touraine ongeveer even warm als in de Muscadet, maar de maximumtemperatuur ligt in Touraine over het algemeen wel iets hoger. De Loire zelf is een belangrijke factor in de mesoklimaten in de regio, want de rivier geeft in koude perioden wat warmte af. Vouvray, dat aan de Loire ligt, is daarom wat warmer dan bijvoorbeeld Oisly, dat verder landinwaarts ligt. Koel en vochtig weer, zeker in oogsttijd, kan tot schimmelziekten en onrijp fruit leiden. In het oosten, in Sancerre en omgeving, komt regelmatig hagel voor. Vorst in het voorjaar vormt in zowel het uiterste westen als het oosten een risico.

De wijnen kunnen in kwaliteit, smaak en structuur per oogstjaar sterk verschillen. In koele jaren hebben druiven soms moeite om volledige rijpheid te bereiken. In dergelijke gevallen zijn wijnen van sauvignon blanc lichter van kleur, minder fruitig en in het bezit van geprononceerde minerale tonen. Wijnen van cabernet franc kunnen in koele jaren wat vegetale aroma’s hebben. Maar in een extreem warm jaar worden juist volle, rijke Loirewijnen geproduceerd met een lagere zuurgraad dan gebruikelijk. In warme jaren worden goede zoete (botrytis)wijnen gemaakt. Droge witte wijnen als Sancerre en Pouilly-Fumé missen dan hun spanning en een Muscadet is dan allesbehalve fris en levendig. Met name in sommige Sauvignon Blancs is dan een hoog alcoholpercentage een probleem.

This article is from: