ZozoLala 165

Page 1

gratis tweemaandelijks onafhankelijk stripinformatieblad april / mei 2009

165

De Nieuwe Vlaamse Golf, waar blijft de Nederlandse?, Schwantz, Reinhard Kleist


Zozolala winkels ZozoLala is een onafhankelijk stripinformatieblad, uitgegeven door Stichting Zet.El, dat tweemaandelijks verschijnt. ZozoLala is gratis voor de klanten van nevenstaande stripwinkels.

Antwerpen

Kampen

Rotterdam

Mekanik strip St. Jacobsmarkt 73 2000 / 03 - 234 23 47 www.mekanik-strip.be

De fantast Burgwalstraat 7 8261 HJ / 038 - 332 03 25 www.de-fantast.nl

Arnhem

Dick Bos Burgemeester Baumannlaan 119a 3043 AJ / 010 - 461 31 47 www.stripwinkeldickbos.nl

kortrijk

Donner boeken Lijnbaan 150 3012 ER / 010 - 413 20 70 www.donner.nl

Eindhoven

Enschede Koningstraat 43 6811 DH / 026 - 442 09 09 de-noorman@planet.nl

Assen Plok. Strips en eh… dinges! Groningerstraat 71 9401 BJ / 0592 - 31 32 92 www.plok-strips.nl

Brugge

De strip-aap Javastraat 22 7512 ZJ / 053 - 430 52 61 www.stripaap.nl

Geel Alfa strip Stationstraat 125 2440 / 014 - 58 43 80

Gent Pierke Frans van Rijhovelaan 312 9000 / 09 - 227 70 86

Goes Alkmaar Bookers & strippers Boterstraat 20 - 22 1811 HP / 072 - 512 19 16

Katelijnestraat 42 8000 / 050 - 33 71 12 www.striepclub.be

Delft

Stripwinkel Paulus Verdronkenoord 62 1811 BG / 072 - 512 60 41 www.stripsenzo.nl

Bul Super Breestraat 18 - 22 2611 RG / 015 - 212 60 97 www.bulsuper.nl

Plenty plaatjes Voordam 4 1811 MA / 072 - 515 63 23 www.plentyplaatjes.nl

Den haag

Amsterdam Het beeldverhaal Kinkerstraat 162 –164 1053 EH /020 - 685 51 00 www.beeldverhaalamsterdam.nl Fantasia Gelderlandplein 203 1082 LW / 020 - 642 78 88 home.tiscali.nl/ stripwinkelfantasia Gojoker Zeedijk 31a 1012 AP / 020 - 620 50 78

Aelix strips en comics Chasséstraat 71 2518 RW / 070 - 365 07 38 www.aelix.nl Walk in Herengracht 13 2511 EG / 070 - 364 63 36 www.walkin.nl

Dordrecht

Lambiek Kerkstraat 132 1017 GP / 020 - 626 75 43 www.lambiek.net Nou moe!?! Lindenstraat 1 1015 KV / 020 - 693 63 45

Voorplaat Het favoriete APK-station van Schwantz.

Het paard van Troje Langevorststraat 2 4461 JP / 0113 - 21 46 91 www.paardvantroje.nl

De boekenwolf Meensesteenweg 18 8500 / 056 - 35 44 98 www.boekenwolf.be

Leeuwarden De rat Voorstreek 83 8911 JL / 058 - 215 16 00 derat@kpnplanet.nl

Leiden Dumpie Nieuwe Rijn 18 2312 JC / 071 - 512 64 04 www.stripwinkeldumpie.nl

Leuven

Akim Ulgersmaweg 14 9731 BS www.akim.nl

Gobelijn Mechelsestraat 35 3000 / 016 - 23 55 86 www.gobelijn.be

Haarlem

Mechelen

Het Avontuur Gedempte Oude Gracht 22 2011 GR / 023 - 54 27 124 www.stripzaak.nl

Comic strips Hoogstraat 11 2800 / 0474 - 49 06 25 www.comic-strips.com

Wonderland Paardsdemerstraat 17 3500 / 011 - 22 82 00

Hoorn Het gele teken Grote Oost 35 1621 BR / 0229 - 21 86 23 www.hetgeleteken.nl

Schiedam ’t Centrum Korte Singelstraat 20a 3112 GB / 010 - 426 25 84

Sint-Katelijne-Waver Artobi Mechelsesteenweg 119 2860 / 015 - 55 61 97 www.artobi.be

Sint truiden

Groningen

Hasselt

Yendor Korte Hoogstraat 16 3011 GL / 010 - 433 17 10 www.yendor.nl

De stripkever Bruulcenter, Bruul 79 2800 / 015 - 21 76 05 www.stripkever.be

Middelburg Perron 2 Sint Janstraat 9-c 4331 KA / 0118 - 61 41 84

Nijmegen

Internet

De galliër Beekstraat 58 3800 / 011 - 67 17 39 www.gallier.be

Tilburg De stripfanaat NS Plein 10 5014 DA / 013 - 58 00 107 www.stripfanaat.net

Turnhout Tistjen Dop Paterstraat 96 2300 / 014 - 42 88 29 www.tistjendop.be

Utrecht Piet Snot Vismarkt 3 3511 KR / 030 - 231 84 72 www.pietsnot.nl Strip en lektuurshop Oude Gracht 194 3511 NR / 030 - 233 43 57 www.stripart.nl

Zwolle Scheffersplein 1 3311 EJ / 078 - 614 20 12 www.stripwinkel-sjors.nl

Colofon Redactie

Jef Nieuwenhuis, Hans Pols, Bert Meppelink, Hans van Soest en Gerard Zeegers

Vormgeving & opmaak Sigge Stegeman, Rogier van Neerven en Richard Bos

Vaste medewerkers

Toon Dohmen, VLERK, Peter de Wit, Mark Horemans, Pieter van Oudheusden, Arend Jan van Oudheusden en Roel Daenen

Houtstraat 59 - 61 6511 JM / 024 - 36 08 181 www.senorhernandez.com

Dit keer werkten mee

Johan Stuyck, Bart Pinceel, Ria Schulpen, Nix, Carlo van Baelen, Jean Marc van Tol, Schwantz, Reinhard Kleist

Druk & Afwerking

Drukkerij Wilco – Amersfoort

Distributie

Pinceel Stripverspreiding Leuven (B), Van Ditmar Amsterdam (NL)

Abonnementen

Een abonnement is mogelijk voor één jaar (€ 15,–), of voor

De boekenhalte Assendorperstraat 103 8012 DH / 038 - 422 10 77 www.boekenhalte.nl

twee jaar (€ 25,–) en gaat in na storting van het totaalbedrag op Postbank giro 3253937 (NL) of Postgirorekening 000 – 164840584 (B) t.n.v. Stichting Zet.El te Bilthoven o.v.v. je eigen adres

Oplage

Redactieadres

Overname van ­artikelen, strips of illustraties enkel in overleg met de uitgever.

Postbus 344, 3720 AH Bilthoven, Nederland

Internet

www.zozolala.com redactie@zozolala.com

6.500 exemplaren.

issn

1382 8630

Copyright 2009, Stichting Zet.El


De Nieuwe Vlaamse Golf Lezers van ZozoLala dachten vroeger misschien dat de Acacialaan een straatje in een grote Belgische stad was. Veel striptalent dat in die rubriek in het zonnetje werd gezet, was afkomstig uit Vlaanderen. Dat is niet toevallig, zo blijkt de laatste jaren steeds duidelijker. Het succes van veel jonge Vlaamse striptekenaars is, naast het enthousiasme van mensen achter de schermen en getalenteerde tekenaars, het gevolg van een duidelijke cultuurpolitiek met een lange adem. Een ontwikkeling waar door Nederlanders soms met jaloezie naar wordt gekeken. ‘Hoe doen die Belgen dat toch?’ hoor je mensen wel eens verzuchten. door Gerard Zeegers

Het voorlopige hoogtepunt van de Vlaamse cultuurpolitiek was de tentoonstelling ‘Ceci n’est pas la BD flamande’ tijdens het afgelopen stripfestival in het Franse Angoulême. Deze etalage van de Vlaamse strip is na Angoulême begonnen aan een rondreis door Europa en was onlangs ook in Leuven te zien. Door die tentoonstelling wordt opeens duidelijk dat het aanbod van nieuwe, eigenzinnige Vlaamse auteurs behoorlijk massief is. Moeiteloos werden er twintig auteurs geselecteerd, die allemaal fraai werk hebben gepubliceerd en in de startblokken staan om nog veel meer daaraan toe te voegen. De één is al wat langer bezig dan de ander. De één maakt korte humorstrips, de ander lange, bijna onbegrijpelijke verhalen; maar ze zijn allemaal Vlaams, werken in een klein taalgebied en zijn enthousiast op zoek naar die ene Franse uitgever die zijn of haar werk wil vertalen, als dat onlangs nog niet is gebeurd. Hoe rijk de huidige Vlaamse stripwereld is, blijkt alleen al uit het feit dat je moeiteloos een lange lijst namen zou kunnen verzinnen die niet hadden misstaan op die expositie. Maar wat is nu het geheim van die Vlaamse Golf, hoe is ze ontstaan en is er iets typisch Vlaams aan het fenomeen? Een aantal mensen werkt achter de schermen keihard aan de ontwikkeling van de nieuwe Vlaamse strip. Hen werd gevraagd om eens uit te leggen hoe dat nu zit met die ‘Nieuwe Vlaamse Golf’. 3


Geen nietjes meer Bijna iedereen is het er wel over eens dat deze trend ongeveer tien jaar geleden is ingezet. De situatie op dat moment was niet florissant. Een paar goed verkopende, traditioneel-Vlaamse auteurs als Merho, Nys en Vandersteen domineerden de stripmarkt en als een jonge auteur zijn beroep wilde maken van striptekenen, was hij bijna gedoemd om zich eerst aan te sluiten bij een studio. In die verstikkende situatie was het enige alternatief de small press-beweging, die enige jaren eerder opkwam. Jonge auteurs als Bart Schoofs die ‘hun eigen ding’ wilden doen, publiceerden in dat tijdperk, waarin internet nog geen gemeengoed was, goedkoop geproduceerde tijdschriften in kleine oplages. Hoe knullig die blaadjes af en toe ook oogden, er zaten altijd wel een paar tekenaars tussen waarvan je kon zien dat ze talent hadden. Een selectie uit die publicaties werd in 1995 vereeuwigd in de dikke bloemlezing Formaline. Dat is geen staalkaart van de Vlaamse tekenaars van dat moment, maar een verzameling werk van auteurs uit diverse landen. De small press was een nadrukkelijk internationale beweging van beginnende of alternatieve auteurs die elkaars werk ruilden en lazen, dus vind je daarin werk van Britten, Nederlanders, Vlamingen èn Walen. De uitgave werd ondersteund door de Bronzen Adhemar Stichting, een eerste aanwijzing dat er met enige hulp van bovenaf mooie boeken konden worden uitgegeven met relatief onbekend talent. Formaline wordt regelmatig genoemd als begin van de huidige trend dat minder toegankelijk werk toch een redelijk groot publiek kan vinden. De betekenis van dit boek moet echter niet worden overschat. Het is een eenmalige uitgave van auteurs die soms wel, maar vaak ook niet verder zijn gegaan met striptekenen. Opvallend ook is dat er dan nog weinig Vlaamse hemelbestormers actief lijken. Dat verandert met de komst van het veel belangrijker tijdschrift Ink. Dat stripblad bevatte vooral werk van studenten die striptekenen leerden aan de kunstacademie St. Lukas in Brussel. Al vanaf de eerste editie in 2000 was de kwaliteit van het werk in dit tijdschrift van verbluffend hoog niveau. Bovendien zagen de boekjes er vanaf het begin verzorgd 4

uit en werden de strips zelfs in kleur uitgegeven. Na de zwartwitblaadjes waar steevast een nietje doorheen werd geslagen, werd Ink vooral met ongeloof ontvangen. Hoe kon zo’n luxueus ogend blad (dik, gelijmd, kleur) nu bestaan? En waar kwamen al die tekenaars opeens vandaan? Guido Devadder, Conz, Kim Duchateau, Ilah, Olivier Schrauwen, Stijn Gisquière en vele anderen kwamen zo onder de aandacht van een groot publiek. Drijvende kracht achter Ink was Johan Stuyck, docent grafische vormgeving aan het St. Lukas in Brussel. Stuyck: „Eind jaren ‘90 begonnen we bij nul. Er waren weinig auteurs, die de grote namen uit de Vlaamse stripwereld konden opvolgen. Nieuwe tekenaars trokken zich weinig aan van commercie en maakten auteurstrips. Het grote voorbeeld voor veel talenten was L’Association in Frankrijk. Daardoor besefte men dat het hier misschien ook kon. L’Association met hun tijdschrift Lapin was dan ook zeker een voorbeeld voor Ink.” „Het eerste jaar werkten we zonder subsidie, daarna werden we wel ondersteund. Ik ben nog steeds fier op Ink, omdat het beschouwd wordt als magazine dat de boel in gang heeft gezet. De huidige opvolger van Ink heet Plots. Die krijgen direct al meer subsidie dan wij. Maar ik klaag niet, want veel talent heeft door ons een kans gekregen en tot nu toe heb ik nog geen magazine gezien van dat niveau. Na vier jaar werd het steeds moeilijker omdat iedereen gratis meewerkte aan het blad en stopten we ermee.” Ink was een eenmansinitiatief van Stuyck, die er zelf geld in stopte en er veel vrije tijd aan spendeerde. Naast zijn werk als docent, zette hij uitgeverij Oogachtend op. Deze uitgeverij is nu verantwoordelijk voor werk van jonge auteurs (ongeveer tien boeken per jaar) en wint regelmatig prijzen met de bijzonder verzorgde uitgaven. De tweede relatief kleine, maar niet minder belangrijke uitgever van veel Vlaamse auteurs is Bries van Ria Schulpen. Schulpen kwam pas laat in contact met stripboeken, maar was ‘direct verkocht’. Ze richtte in de jaren ‘80 in Antwerpen een Stripbibliotheek op omdat er in de openbare bibliotheek geen strips werden uitgeleend. Al snel raakte ze betrokken bij de uitgave van het tijdschrift Verdomd Goed Tijdschrift met onder andere werk van Mark Horemans. Dat smaakte naar meer en met het geld dat ze verdiende aan de verkoop van de inboedel van de bibliotheek gaf ze boeken uit. Dat resulteerde uiteindelijk in uitgeverij Bries. Het opvallende aan deze uitgeverij is dat de uitgaven bijna allemaal in het Engels zijn. Echte eyecatchers van Bries zijn de twee Hic sunt Leones-boeken. Dat zijn lekker dikke bundels vol werk van eigenzinnige auteurs, uitgegeven op


Kinky en Cosy van Nix

een manier waarvoor het Canadese Drawn&Quarterly zich niet zou schamen. Schulpen begrijpt dat de Nederlandstalige markt te klein is. Ook Bries produceert ongeveer tien boeken per jaar, maar dat zijn niet allemaal Vlaamse auteurs. Samen met Oogachtend vormt Bries een belangrijke schakel in de keten die verantwoordelijk is voor het huidige Vlaamse stripsucces. Hoe goed het werk ook is dat tekenaars met veel liefde produceren, als het niet in boekvorm verschijnt, zullen weinig lezers er kennis van kunnen nemen. Autodynamiek Striptekenaars komen niet zomaar uit de lucht vallen en groeien ook niet aan de boom. Vroeger was het gebruikelijk dat tekenaars jarenlang eenzaam op zolderkamers hun stijl ontwikkelden, maar sinds tien jaar kent de Brusselse kunstacademie St. Lukas een Nederlandstalige stripopleiding. Vanaf 1968 was er al een Franse afdeling, die een tijdlang onder leiding stond van Eddy Paape. De Vlaamse afdeling blijkt een rijke kweekvijver te zijn, aangezien veel tekenaars daar, samen met collegastudenten en onder leiding van docenten leerden tekenen of hun stijl perfectioneerden. Vrijwel iedereen die voor dit artikel om commentaar is gevraagd, noemt die opleiding als een van de belangrijkste factoren voor de huidige trend. Bart Pinceel, stripverspreider in Vlaanderen en Wallonië en eigenaar van de Leuvense stripwinkel Het Besloten Land schat in dat de opleiding ‘jaarlijks vier of vijf talenten opleverde, die er anders niet zouden zijn’. Tekenaar Nix (Marnix Verduyn) gaf tien jaar les op het St. Lukas en heeft van dichtbij meegemaakt hoe de huidige generatie zich ontwikkelde. Tegelijkertijd maakte hij deel uit van de groep die in Angoulême werd gepresenteerd. „Ik woon op de juiste locatie, ik teken en ben niet zo gek veel ouder, of zelfs jonger dan anderen, dus ik denk wel dat ik erbij hoor.” Nix was vanaf het eerste uur betrokken bij de opleiding en werd, samen met Johan de Moor, gevraagd om les te geven. „Ik maakte nog niet zo lang strips, dus was erg verrast dat ze mij vroegen. ‘Waarom ik?’ dacht ik toen. Ik had tenslotte geen kunstopleiding genoten, maar had braaf voor ingenieur geleerd, zoals mijn ouders wilden. Het bleek dat ze een autodidact zochten, omdat je dan zelf oplossingen hebt gezocht voor veel problemen uit de praktijk. Ik was 29 toen ik bij het St. Lukas begon en de oudste leerling was toen 24 jaar.” Volgens Nix is België altijd al rijke grond geweest voor striptekenaars, omdat kinderen van jongs af aan worden

ondergedompeld in strips. „Ze groeien op met Suske en Wiske, Nero, maar soms ook ander werk. Laatst was ik op een stripbeurs in Korea en verbaasde me over de oubolligheid van de humor van cartoonisten uit Kenia en Maleisië. Op hun beurt snapten ze niets van onze grappen, die gebaseerd zijn op jarenlange consumptie van humor in kranten en tijdschriften.” Het is volgens Nix van groot belang dat ouders geloven dat een carrière als striptekenaar een mogelijkheid is voor hun kind. „Door de huidige aandacht voor de jonge Vlaamse striptekenaars denken ouders misschien dat het toch kan. Ik moest een opleiding volgen waar ik ‘iets aan zou hebben’ en heb aanvankelijk strips getekend naast mijn werk als ingenieur. Ik merkte het ook aan de studenten; ze kregen één kans en als ze die verprutsten, moesten ze maar wat nuttigs gaan studeren. Een mogelijk gevolg van alle aandacht is dat er een soort autodynamiek ontstaat. Net als bij muziek kan het succes van een Belgische band inspiratie zijn voor jongeren om dit ook te doen, zoals bij dEUS het geval was.” Tweetalig Als iemand iets zou kunnen zeggen over de gemeenschappelijke kenmerken van het werk van de nieuwe tekenaars, dan zou Nix het wel moeten zijn. Jarenlang doceerde en beoordeelde hij de studenten. Maar volgens hem is er eigenlijk geen gezamenlijke noemer voor de tekenaars, behalve het feit dat ze volstrekt verschillend en eigenzinnig werk maken. „De reden daarvoor is de hoeveelheid strips die men van jongs af aan leest. België ligt op het kruispunt van de Germaanse en Latijnse cultuur in Europa en men leest dus ook Franse strips, ik tenminste wel. Door die verschillende Slaapkoppen van Randall C invloeden krijg je later divers en eigenzinnig werk. Een ander voordeel is dat je door de tweetaligheid ook voor de Franse markt kunt werken.” Nix maakt nu strips voor de Franstalige Spirou en is een van de weinigen die direct in het Frans werkt. Dat is vrij uniek, want tussen Vlaanderen en Wallonië lijkt bijna een muur te staan. Men leest elkaars strips niet als het niet is vertaald, vertelt distributeur Pinceel: „Ik bedien zowel winkels in Vlaanderen als in Wallonië en weet dus precies was ze bestellen. Het komt niet voor dat een winkel tweetalig is en dus zowel Franse als Nederlandse strips verkoopt.” Ook andere geïnterviewden zijn duidelijk over de taalbarrière. Zo meldt de directeur van het Vlaamse Fonds voor de Letteren, Carlo van Baelen dat ‘er meer culturele samenwerking is met alle andere landen in Europa, dan met Wallonië’. 5


Toch zou volgens Nix tweetaligheid veel auteurs helpen om vooruit te komen. “Niet alleen moet je in het Frans werken, maar ook als het werk vertaald wordt en je de oplagen dus kunt verdrievoudigen, moet je toch de taal beheersen. Je moet onderhandelen met uitgevers en promotie verrichten. Als je Frans spreekt is dat een groot voordeel.” Illustraties Nix en ook Johan de Moor zijn dit jaar gestopt als docenten aan het St. Lukas. „De opleiding wordt gereorganiseerd en de afdeling Stripmaken is samengevoegd met Illustratie. Daar heb ik mijn vraagtekens bij, omdat dat twee verschillende disciplines zijn. Het is al moeilijk genoeg om één daarvan onder de knie te krijgen. Anderzijds is het misschien ook wel noodzakelijk, omdat er aan het einde niet zoveel studenten meer waren. Dat is vreemd, want in Frankrijk heb je al vijf stripopleidingen die allemaal veel studenten trekken. Het was ook jammer dat we nooit studenten uit Nederland kregen. Daar is geen specifieke opleiding en ze waren bij ons welkom.” Johan Stuyck is nog steeds docent aan het St. Lukas. Hij reorganiseert de stripopleiding en is verantwoordelijk voor de samenvoeging met de Illustratie-afdeling. Hij is kritisch over de erfenis die Nix en De Moor achterlaten. „In het begin was het perfect, maar vorig jaar kregen we geen studenten meer. Nix en De Moor pasten niet meer binnen de opleiding. Zij waren klassieke tekenaars, die volhardden in een hokjesmentaliteit. Na uitvoerige discussies kunnen studenten nu afstuderen in Illustratie en Beeldverhaal en zijn er Kim Duchateau alweer twaalf nieuwe studenten.” Stuyck denkt dat het van groot belang is dat studenten meer leren dan alleen het tekenen van strips. Ondanks het feit dat er beurzen worden toegekend aan jonge auteurs, moeten velen ernaast ook ander werk maken, zoals illustraties. „Dat levert sneller geld op en men kan toch in de eigen stijl werken. De huur moet tenslotte ook worden betaald en niet iedereen kan leven van het tekenen van strips.” Ook Stuyck onderkent het belang van vertalingen naar de Franse markt. „Kim en Ilah zijn de best verkopende auteurs van Oogachtend en dan praten we over oplages van tussen twee- en drieduizend stuks. Dan ben je net uit de kosten. Casterman vertaalde Slaapkoppen van Randall C en drukt er dan direct achtduizend. Dan wordt het voor een auteur interessant. De Nederlandse markt is voor veel Belgen toch ook buitenland en we verkopen daar maar heel weinig boeken. Misschien moeten Vlaamse en Nederlandse uitgeverijen meer toenadering tot elkaar zoeken.”

De maagd en de neger van Judith Vanistendael

Synergie Dat veel Vlaamse auteurs zich dit jaar konden presenteren in Angoulême met ‘Ceci n’est pas la BD flamande’ is vrijwel uitsluitend te danken aan het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL). Dit voert vanaf 2002 een actief beleid om strips uit het verdomhoekje te krijgen. Onder leiding van directeur Carlo van Baelen heeft het VFL een traject uitgestippeld, waarvan het voorlopige hoogtepunt de tentoonstelling in Angoulême is. In 2001 gaf minister Bert Anciaux volgens Van Baelen een impuls door het Fonds meer zelfstandigheid te geven en los te maken van het ministerie. „Voor die tijd werd er gepingpongd met strips. Was het nu kunst of literatuur? Uiteindelijk heeft men de literaire dimensie van strips erkent en is men actief de Vlaamse strips gaan promoten.” De eerste wapenfeiten van het Fonds waren in 2003 de toekenningen van beurzen aan jonge auteurs. Normaal gesproken kreeg een auteur pas na twee boeken steun, maar na analyse van de markt ontdekte Van Baelen dat dit één van de problemen was. „Voordat een auteur twee boeken kan publiceren, kan er veel tijd verstrijken. Je hoeft niet met nul te beginnen en iedereen een beurs toe te kennen, maar we hebben wel de eisen flink omlaag geschroefd, zodat jonge auteurs ook een kans kregen. De nieuwe drempel was dat een auteur in totaal tien platen moest hebben gepubliceerd in minstens twee verschillende media. Daarnaast hebben we uitgevers ondersteund, die werk publiceerden van de jonge auteurs en ons actief bemoeid met manifestaties rondom strips, zoals debatten en exposities. Het heeft niet zoveel zin om maar één deelaspect, zoals de auteurs, te ondersteunen. Het gaat erom dat er synergie ontstaat tussen meerdere ontwikkelingen.” Het Fonds kent elk jaar ongeveer vijftien tot twintig beurzen toe aan auteurs. Een beurs bestaat uit ‘eenheden’ van € 2250,-. Een auteur krijgt voor een project meerdere eenheden, maar Van Baelen erkent dat het lastig is om Boerke van Pieter de Poortere

6


rond te komen van alleen een beurs. „Een beurs geeft, naast de financiële rust en tijd die een auteur krijgt, ook psychologische steun. Een auteur is in staat om kritischer te staan ten opzichte van andere losse opdrachten. Beurzen zijn ook geen engagement voor het leven. Telkens onderzoeken we of er vorderingen gemaakt zijn en of de auteur geen echte mainstream-strips maakt. We werken corrigerend vanuit de markt.” Over het beurzensysteem is veel lof te horen, maar hier en daar ook een kritische noot. Zo denkt Ria Schulpen dat de beurzen te laag zijn om van te leven. „De beurzen zijn lager dan in Nederland. Je kunt andere opdrachten niet afslaan, omdat je na de periode van de beurs weer een vaste opdrachtgever nodig hebt. Niets is zo vervelend voor een auteur om tijdens het werk aan een boek te stoppen voor een opdracht.” Schulpen is nuchter over het belang van de beurzen: „Als je een echte drive hebt om een debuutalbum te maken, kun je dat ook doen naast een baantje waarmee je de huur betaalt.” Angoulême Toch heeft de ondersteuning van auteurs door het Fonds inmiddels al veel fraaie boeken opgeleverd, die er anders niet waren geweest. Vooral de terugkeer van lange, persoonlijke verhalen (zoals van Randall C en Judith Vanistendael) die bijna leken uitgestorven, is toe te juichen. Er zijn in België veel voorpublicatiemogelijkheden voor auteurs in kranten en tijdschriften, maar dan gaat het vooral om humorstrips en cartoons. Om een afgerond verhaal te produceNachtdieren van Brecht Evens ren heb je een lange adem nodig. Dat het Fonds meer doet dan alleen beurzen uitdelen aan jong talent, blijkt uit het project dat de tentoonstelling in Angoulême was. Van Baelen: „We hebben twee jaar gelobbyd in Angoulême om het van de grond te krijgen. We hebben in 2007 al contact gezocht, de plannen uitgelegd over de soort van expositie en het begeleidende ‘Concert de dessin’ van Arno en Nix/De Moor, gezorgd dat we een locatie kregen in de buurt van de uitgeverstent. Het was een film die we een paar jaar hebben voorbereid en waar we nu de vruchten van kunnen plukken.” „Tijdens het festival voelde je dat auteurs meer zelfvertrouwen kregen omdat ze welkom waren bij uitgevers, die geïnteresseerd waren geraakt door de expositie. Uiteindelijk moeten de tekenaars het toch zelf doen, hun eigen drive vinden. We zullen de komende drie jaar nog zeker aanwezig zijn op de beurs met een stand waarin we Vlaanderen presenteren. Ook andere beurzen hebben interesse getoond voor de tentoonstelling en die zal de komende tijd door Europa trekken. Misschien naar Bologna, de Buchmesse in Frankfurt, Salon du Livre in Parijs en er is ook interesse getoond door Haarlem.” Wat heeft het Fonds nu concreet bereikt met al dit werk? Is het de moeite waard geweest? Van Baelen: „Dit jaar was

het doel om een voet tussen de deur bij grote Franse uitgevers te krijgen. Voor een auteur is het van groot belang om vertaald te worden naar het grotere, Franse taalgebied. Met de expositie wisten we uitgevers te interesseren, die vervolgens direct kennis konden maken met de auteurs en uitgevers in de tent ernaast. Het is niet zo dat er dan direct grote contracten worden getekend, al zal het werk van een paar auteurs vertaald worden. De komende jaren zullen wij blijven investeren in de Vlaamse stripwereld. We hebben nog genoeg plannen voor nieuwe projecten.” Acceptatie Alle geïnterviewden zijn vol lof over de actieve rol die het VFL de afgelopen jaren heeft gespeeld. Samen met de stripopleiding, de uitgeverijen en natuurlijk de tekenaars zelf is daardoor een emancipatie van de Vlaamse strip op gang gekomen. Waar de Vlaamse strip voorheen vaak gezien werd als ‘volks’, is er nu ook een stroming waarin auteurs ‘hun eigen ding kunnen doen’. De eigenwijze verhalen van auteurs als Randall C, Maarten Vande Wiele, Brecht Evens en vele anderen, voegen duidelijk een culturele dimensie toe aan het Vlaamse stripaanbod. Een volgende horde die moet worden genomen is de interesse van het grote publiek. Bart Pinceel: „Door alle media-aandacht merk ik dat langzaam maar zeker de acceptatie groeit van auteurstrips. In Vlaanderen werd het toch altijd een beetje raar gevonden dat je strips las. Maar zoiets als wat men in Vlaanderen heeft gedaan, zou je in Nederland ook prima kunnen organiseren met auteurs als Erik Kriek, Maaike Hartjes, Typex enz. Bij jullie zijn er de afgelopen jaren ook voldoende nieuwe auteurs opgestaan. De laatste tijd is het wat rustiger, dat geef ik toe.” Johan Stuyck denkt dat nu echt het moment is aangebroken dat strips ook in reguliere Vlaamse boekwinkels moeten worden verkocht: „Daar ligt toch de toekomst, omdat je zo een echt groot publiek kunt bereiken. De grote boekhandels moeten worden overtuigd dat de Vlaamse strip een volwaardig cultureel product kan zijn. Volgens mij begint men Uit Just. Het Vlindernet van Reinhart langzamerhand wel te begrijpen dat er meer is dan Suske en Wiske.”   ×  Meer info over de expositie Ceci n’est pas la BD flamande: www.beeldbeeld.be/flamande en www.fondsvoordeletteren.be Naar aanleiding van dit Vlaamse offensief in Angoulême schreef Geert de Weyer het boek Loslopend Wild, waarvoor hij 14 Vlaamse auteurs interviewde. Bij het boek zit ook een dvd met een documentaire De strip hertekend. Uitg. Oogachtend, € 34,-

7


Het succes van de Vlaamse strip bewijst dat het mogelijk is om in een betrekkelijk klein taalgebied een bloeiende subcultuur te ontwikkelen. Direct rijst dan natuurlijk de vraag waarom dat in Nederland niet kan. Al enige tijd is het Nederlands stripklimaat schraal en weinig groeizaam. De krantenstrip floreert nog wel. Maar echte stripverhalen verschijnen steeds minder en zijn praktisch allemaal afkomstig van de oude garde. De benodigde infrastructuur lijkt volledig weggevaagd. Van iedereen die betrokken is bij de Nederlandse strip, lijkt zich een zekere moedeloosheid te hebben meester gemaakt. Triest kijken we over de schutting waar het gras bij de buurman veel groener is. Iedereen? Blijkbaar niet. Samen

René Leisink / Michiel van de Vijver

Opleiding „Hanco maakte zich grote zorgen over het verdwijnen van de ambachtelijke en artistieke stripkennis. Er was geen plek meer waar expertise van de ene generatie op de andere wordt overgedragen. Hij vond dat we dat niet over onze kant konden laten gaan. In de loop van de tijd hebben we een behoorlijk netwerk opgebouwd. Dat hebben we gebruikt. Aan de ene kant benaderden we hogescholen om ze enthousiast te maken voor een stripopleiding. Aan de andere kant benaderde ik het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en kwam in contact met minister Plasterk. De belangrijkste winst die we daar hebben geboekt, was de erkenning van Plasterk dat de strip niet de aandacht van zijn ministerie heeft gekregen die het verdiende. Met die steun in de rug waren de hogescholen ontvankelijker voor ons pleidooi. Uiteindelijk heeft ArtEZ Art & Design in Zwolle besloten om vanaf september 2009 een specialisatie Comic Design te starten. Hanco Kolk zal daarvoor een van de docenten zijn.” 8

met Hanco Kolk lijkt stripmaker Jean-Marc van Tol het Gallisch dorpje van het Nederlandse stripklimaat te zijn. Met bewonderenswaardig enthousiasme en een grote betrokkenheid lijken de twee een serieuze poging te doen om de strip uit het slop te halen. Met een stripopleiding bij de kunstacademie in Zwolle als eerste resultaat. Jean-Marc vertelt gedreven: „Dit is niet iets nieuws. In 1999 is er in Lambiek al een bijeenkomst geweest van een groot aantal stripmakers die zich zorgen maakten over de verschraling. We besloten toen de schouders eronder te zetten, maar daar is uiteindelijk niet zo veel van terecht gekomen. Het is moeilijk te zeggen wat nu precies de oorzaak is van deze terugval. Zelf denk ik dat het wellicht te maken heeft met het verdwijnen van de homogene jeugdcultuur zoals we die vroeger kenden. Het is nu opgedeeld in diverse subculturen en in geen daarvan speelt de strip een rol.” Al pratend, lijkt Van Tol een driesporenbeleid te beschrijven: drie wegen die naar herstel van de Nederlandse strip zouden moeten leiden.

Financiële ondersteuning „Het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst verleende al lang ook beurzen aan stripmakers. Daar zijn goede stripverhalen het resultaat van geweest. Maar steeds minder stripmakers maakten gebruik van die mogelijkheid, omdat het niet makkelijk was om je aanvraag toegekend te krijgen. Daarnaast was de strip in publicaties van het fonds totaal afwezig. Toen Pieter van Oudheusden als stripdeskundige uit de beoordelingscommissie stapte, hebben ze mij gevraagd hem op te volgen. Vooral om het volledig doodzwijgen van de strip heb ik daarvan afgezien. Er is nu iets veranderd. De directeur van het fonds, Lex ter Braak, was wel gevoelig voor onze argumenten en heeft besloten de strip nadrukkelijker te stimuleren. Dat zal gebeuren door de aanstelling van een speciale aandachtsfunctionaris (een intendant) en een extra subsidie van 3 ton per jaar. Dit bedrag zal onder andere gebruikt worden om de Nederlandse strip in het buitenland onder de aandacht te brengen op stripmanifestatie en festivals. Daarnaast biedt deze financiële ondersteuning de mogelijkheid om een serieuze stripprijs met een substantieel geldbedrag in het leven te roepen.”

Belangenbehartiging „In maart vond het oprichtingsfeest plaats van de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS). Die vereniging is opgericht om de belangen te behartigen van Nederlandse stripmakers. Dit moet gebeuren door stripmakers te ondersteunen in hun beroepspraktijk. Daarnaast wil de vereniging de belangstelling voor de Nederlandse strip bevorderen. Het is geen agentschap maar een gezelschap waarin kennis en ervaring wordt uitgewisseld. Bovendien biedt het de gelegenheid om samen een vuist te maken.” Aanvankelijk is Jean-Marc van Tol wat terughoudend in het duiden van de huidige crisis in de Nederlandse stripcultuur. Het maakt zijn gedrevenheid om daar iets aan te veranderen niet minder doelgericht. „Als makers van Fokke & Sukke komen John Reid, Bastiaan Geleijnse en ik uit het studentencircuit. Daar hebben we veel contacten aan overgehouden, die ik nu kan inzetten. Samen met Hanco heb ik dan ook een groot netwerk. Dat heeft zich voor een deel ook uitbetaald. Veel mensen maken zich zorgen over het huidige stripklimaat. Hanco en ik willen daar ook daadwerkelijk wat aan doen. We geven onszelf drie jaar de tijd.”


Prikbord Manara naar Marvel Milo Manara mag dan volgend jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, hij zit nog boordevol plannen. Niet alleen legt hij de laatste hand aan het slot van Borgia, ook werkt hij aan een X-men verhaal voor uitgeverij Marvel op scenario van Chris Claremont waarin de hoofdpersonen hun krachten verliezen. „Om een volwaardig stripmaker te zijn, moet je ook eens een superheldencomic hebben gemaakt,” zegt hij in een interview met Actuabd.com. „Ik vind het een uitdaging om me in een mij onbekend universum onder te dompelen. De eerste vijf pagina’s zijn af, en het heeft me enorm veel moeite gekost. Alleen al door ineens op een heel ander formaat te moeten werken.” Verder wil Manara graag een vervolg maken op El Gaucho, een strip die hij ooit maakte met Hugo Pratt. „Pratt heeft de mogelijkheid schadevergoeding van 270 duizend euro toegewezen.  JN

Manneke Pis in strip

Milo Manara (© Marvel Entertainment)

voor een vervolg op gehouden en ontvouwde mij voor zijn dood al enkele ideeën voor een nieuw verhaal.”  HvS

Erven voor de dood De weg naar de striphel is geplaveid met financiële erfgenamen en geestelijk eigendombeheerders. Het overlijden van een stripmaker is dikwijls het startsein voor ruzie, uitmelkerij en monopolisme. Het kan echter nog erger. Het erfgoed van Albert Uderzo is bij zijn leven al reden voor ruzie. Begin dit jaar heeft Uderzo zijn aandelen van het bedrijf Albert-René aan uitgeverij Hachette verkocht. Ook de erven-Goscinny verkochten hun aandelen. Met die verkoop maakt Uderzo de weg vrij om een vervolg te geven aan Asterix met een nieuwe tekenaar. Dochter Sylvie Uderzo (directeur bij uitgeverij Albert-René) schreeuwt nu echter moord en brand en denkt dat haar vader wordt gemanipuleerd door zijn advocaat. Uderzo zelf ziet dat natuurlijk anders. Sterker nog, hij ontsloeg Sylvie omdat zij nooit op haar werk aanwezig was. Ook Sylvies echtgenoot laat zich niet onbetuigd, door te roepen dat de erfenis van Uderzo’s dochter veiliggesteld moet worden. Waarop Uderzo concludeerde dat zijn dochter gemanipuleerd wordt door haar man. Afijn, laatste tussenstand in de soap: de rechter heeft Sylvie een

In het kader van het Brusselse stripjaar brengt het Vlaamse Onafhankelijke Stripgilde in juni een bundel verstrippingen uit van Brusselse volksverhalen (Manneke Pis en andere Brusselse legenden). De auteurs die een verhaaltje voor hun rekening nemen, zijn onder anderen: Lectrr, Tom Bouden, Reinhart Croon, Merho en Randall C.  HvS

Underground De impact van de Amerikaanse underground-comics op de ontwikkeling van het beeldverhaal is groot, zo betogen de Amerikanen James Danky en Denis Kitchen in hun achtergrondboek Underground Classics: The Transformation of Comics into Comix. Niet alleen hebben auteurs als Robert Crumb, Art Spiegelman en Kim Deitch de deur open gezet naar een meer volwassen artistieke invulling van het genre, ook de politiek van uitgeverijen veranderde door hun activiteiten. Het rijk geïllustreerde boekwerk verscheen bij uitgeverij Abrams ($29,95).  HvS

More Moore!

Stripstudies

Fans van Alan Moore kunnen hun hart ophalen met de essaybundel Alan Moore: Comics as Performance, Fiction as Scalpel van Annalisa Di Liddo. Daarin ontleedt ze onder meer Moore’s verteltechnieken, zijn preoccupatie met morsige superhelden en zijn maatschappijkritiek. Met aandacht voor Watchmen, V for vendetta, Swamp thing, From Hell, Promethea en Lost girls. Verschenen bij University Press Of Mississippi ($22,00).  HvS

Wie niet genoeg kan krijgen van essays over strips, bladert ook eens door A Comics Studies Reader. Het is een bundel doorwrochte analyses over de stilistische verworvenheden van manga, Mexicaanse strips, het pionierswerk van Rodolphe Töpffer, het werk van Carl Barks en nog veel meer onderwerpen. De bundel verscheen bij University Press of Mississippi ($25.00).  HvS

9


Ik heb wel een periode gehad dat ik me ’s avonds thuis op de bank zó ergerde aan al die stompzinnige televisieprogramma’s, dat ik wat uit de losse pols ging tekenen. Eigenlijk leverde dat best verrassende resultaten op, maar toch ben ik ermee gestopt toen ik een Playstation kocht. Die is nu stuk, dus er is weer hoop. Of wacht, toch niet. Ik word vader eind september, daar gaat mijn tijd.” Waar haal je je inspiratie hier binnen dan vandaan?

„Ik lever elke dag een strookje Beestjes aan voor dagblad Sp!ts. Het voordeel van mijn strip is dat die overal over kan gaan. Maar meestal draait de grap over de personages die elkaar flink irriteren, zoals de hond en de rokende vogel. Hoewel ze samenwonen, zitten ze elkaar de hele dag dwars. Iedereen kent die dagelijkse irritaties wel, ik dus ook. Ik kan al mijn woede kwijt in Beestjes. Als ik ’s ochtends op de fiets hierheen kom en het regent, dan erger ik me rot en heb ik vaak al meteen een grap te pakken. Of ik zie een vetbol in een tuin hangen voor de hongerige vogels in de winter en denk: dat kan ook een lokaas zijn voor een jagende kat. Weer een grap. En als ik nog niks heb als ik binnenkom, begin ik gewoon maar wat te tekenen. Een gek beestje met een hoedje of zo. Dan komt er in de loop van de dag vanzelf wel een grapje uit. Of ik doe iets met poep, dat is ook al snel grappig.”

Zelf kan Schwantz zelden hardop lachen om een strip. „Maar ik kan wel erg genieten van een goed opgebouwde grap,” vertelt de maker van de dagstrip Beestjes. „Daar besteed ik dan ook veel aandacht aan. Ik maak geen hoogstaande kunst. Hopelijk wel iets wat mensen opbeurt wanneer ze de krant pakken.”. door Hans van Soest

Schwantz

Schwantz (pseudoniem van Hans Klaver, 1974) heeft een atelier in een oud fabrieksgebouw aan de rand van de Haarlemse binnenstad. Een kleine kunstenaarskolonie. Ook Gerrie Hondius heeft daar haar werkruimte en ooit deelde Schwantz zijn atelier met cartoonist Trik (Raymond Hendriks), ‘totdat we gingen scheiden omdat we ons te veel aan elkaar ergerden’. Elke ochtend om negen uur schuift de tekenaar hier aan achter zijn bureau. „Ik ben geen stereotiepe kunstenaar,” vertelt hij. „Ik kom hier om negen uur en ga ’s middags om vijf uur weer naar huis. Dan is mijn werk af en de rest van de dag ben ik vrij. Thuis krijg ik wel eens een ingeving voor een grap, maar de meeste strips bedenk ik toch hier achter mijn bureau. Ik heb niet de behoefte thuis nog artistiek te doen en plaats te nemen achter een schildersezel of zo. Ik houd werk en privé liever gescheiden.

Naast Beestjes maak je ook andere strips. Je tekenstijl verschilt sterk per project.

„Ja, dat is zo gegroeid. Maar de stijl die ik hanteer voor Beestjes, benadert het meest mijn eigen handschrift. Die gaat me althans het vlotst af. Ik houd van die soepele lijnen. Mr. Mack bijvoorbeeld, dat ik maak voor Zone 5300, is wat gedetailleerder. Daar kan ik echt op zitten zwoegen. Misschien heb ik meerdere stijlen, omdat er zoveel verschillend werk van tekenaars is dat me inspireert. De undergroundstrips van Rick Griffin bijvoorbeeld, die werkte net als ik met een fineliner. Maar ook tekenfilms. Je ziet in mijn tekeningen vaak Tex Avery-achtige dingetjes, en invloeden uit Ren and Stimpy en The Simpsons. Kijk maar naar mijn ronde oogballen met de wegdraaiende pupillen. En ten slotte Benito Jacovitti natuurlijk, dat is ook wel duidelijk terug te zien. Maar hij was een inspiratiebron voor een hele rits tekenaars, kijk maar naar Luuk Bode, Marcel Ruijters en Windig en De Jong.”

Beestjes lijkt ook Windig en De Jongs krantenstrip Heinz.

„Nou ja, hun grappen draaiden ook om de interactie tussen dieren die zich aan elkaar ergeren. Maar ik ben niet opgegroeid met Heinz. Bij ons stond het niet in de krant. Ik ontdekte de strip pas toen ik al op de kunstacademie zat. En ja, ook die invloed zie je terug. Ik gebruik het zelfde fronsje boven de ogen als zij. Maar juist omdat iedereen al zo snel roept dat ik hen nadoe, probeer ik er zo weinig mogelijk naar te kijken. Maar dat lukt natuurlijk niet, te leuk!” Beestjes

10


Waarom ging je naar de kunstacademie?

„Als kind wilde ik het liefst striptekenaar worden. Ik knutselde met vrienden allerlei blaadjes in elkaar. Maar ik kreeg altijd te horen dat er met strips geen droog brood te ver- Mack Loony dienen was. Dus besloot ik dat ik illustrator wilde worden. Niet dat daar nu wel zo veel geld mee te verdienen is. (lacht) Ik ging naar de kunstacademie in Kampen. Ik zat daar onder anderen met de jongens van Lamelos. In die jaren heb ik eigenlijk niets aan strips gedaan. Ik kreeg wat vaste opdrachtgevers waar ik illustraties aan kwijt kon. Maar ik kreeg ook opdrachtjes voor kleine stripjes. En na een expositie hier in Haarlem, kon ik Mr. Mack gaan maken voor Zone 5300. Na verloop van tijd dacht ik: nu ben ik toch al bijna striptekenaar. Inmiddels illustreer ik steeds minder. Er komt minder werk op mijn pad. Gelukkig dat ik nu dagelijks een strip voor Sp!ts maak.”

Je had je droom opgegeven om striptekenaar te worden, maar deed toch mee aan de stripwedstrijd die een krant organiseerde?

„Mijn belangrijkste opdrachtgevers vielen weg. Ik was vakkenvuller bij Ikea en verdiende wat bij met in het elkaar zetten van meubels. Ik had al eens eerder meegedaan aan een stripwedstrijd van Het Parool, maar mijn inzending was zo slecht dat ik gelukkig niet door de voorronde kwam. Ik schaamde me kapot voor die strip toen ik hem later weer terug zag. Toen Sp!ts in de zomer van 2007 een soortgelijke wedstrijd uitschreef, heb ik eerst goed nagedacht: stel dat ik win, dan moet ik wel iets hebben waar ik elke dag een grap uit kan persen. Dus geen strip met een vast personage, want dan vergroot je de kans dat je een keer vastloopt. Zo ontstond Beestjes: meerdere personages waar je alle kanten mee uit kunt. En ik koos voor dieren, omdat het tekenen van dieren me soepeler afging. Dat ik uiteindelijk won, had volgens de jury vooral daarmee te maken. Ze hadden er vertrouwen in dat ik langere tijd een dagstrip zou kunnen afleveren.”

Kun je inmiddels wel leven van je tekenwerk?

„Van wat ik verdien met Beestjes, kan ik alleen mijn vaste lasten betalen. Ik moet er dus wel illustratiewerk naast doen, maar dat is niet erg. Het is mij eigenlijk erg voor de wind gegaan. Het is niet gemakkelijk om aan de slag te komen als striptekenaar. Er zijn geen betaalde podia meer waar je je als stripmaker kunt Mr.Mack ontwikkelen. Je moet geluk hebben dat je iemand kent in het wereldje die je tipt over een potentiële opdrachtgever. Ik bleef betrokken bij de strip via Zone 5300. Maar dat is ook geen podium voor beginners, je moet echt al wat kunnen om daar in te komen. Het enige alternatief is dus zelf blaadjes maken. Of een internetstrip beginnen. Dat heb ik destijds ook wel geprobeerd, maar dat hield ik niet lang vol. Mijn webcomic

begon na drie dagen al zeer onregelmatig te verschijnen. Eigenlijk zijn die stripwedstrijden van de kranten een van de weinige overgebleven podia voor beginnelingen. Het resultaat is dus dat er nu vooral veel strookjesstrips worden gemaakt.”

Hoe bepaal je dat een grap leuk genoeg is?

„Ik ben mijn eigen klankbord. Ik ben lang niet altijd tevreden over het resultaat, maar meestal kan het er wel mee door. Eigenlijk weet ik nooit of iets grappig is. Maar ik weet wel heel goed wanneer iets niet grappig is. Bijvoorbeeld als het te veel doet denken aan iets wat je al eerder gelezen hebt. Of als je te veel moet uitleggen. Dat is een fout die vaak gemaakt wordt: de grap uitleggen, terwijl die juist voor zich zou moeten spreken. Humor is natuurlijk altijd een kwestie van smaak. Zelf heb ik nooit kunnen lachen om strips als Eppo of De generaal. Ik heb niks met seksgrappen. Die hebben al heel snel een Rooie oortjes-gehalte. Ik wil ook niet choqueren met harde humor. Dat wordt al snel te geforceerd: kijk mij eens even lekker alle taboes doorbreken. Ik wil juist zo ongecompliceerd mogelijke grappen maken.”

Waar kun je dan wel om lachen?

„Ik moet zelden hardop lachen om een strip, wel gniffelen. Soms lach ik wel om die van mezelf, maar dan moet de grap dom genoeg zijn en de figuurtjes op de juiste manier acteren. Mark Retera is geweldig. Ook hij maakt ongecompliceerde grappen. Maar ze zitten altijd goed in elkaar: met een opbouw en een onverwachte wending. Onnozele humor, maar wel intelligent geconstrueerd. Windig en De Jong konden dat ook, vooral met Dick Bosch. En Peter de Wit natuurlijk, die levert altijd constante kwaliteit.”

Tot begin mei loopt er nog een overzichtstentoonstelling van je werk in het Groningse stripmuseum. Is dat niet wat snel?

„Mijn tentoonstelling is gepland tussen die van Hans G. Kresse en die van Peter de Wit. Daar hang ik dan, als beginneling. Dat is wel grappig. Dit najaar verschijnt pas mijn tweede album van Beestjes. Ik ben er nog lang niet, besef ik. Ik wil leren losser te tekenen. Ik vind mijn werk nu nog vaak te statisch, te krampachtig. En ik wil meer schilderen. Al kan ik dat helemaal niet. (lacht) Weet je, ik houd van pulp. Ik ben dol op Hot Wheels-autootjes, op low brow-art, op popcultuur. Ik ambieer het niet iets te maken voor de eeuwigheid. Ik maak een strip voor de krant. Die lees je één keer en gooi je dan weg. Zelf gooi ik ook veel weg. Ik bewaar mijn originelen ook niet allemaal. Het was nog lastig genoeg om voldoende materiaal te vinden voor de expositie.”   ×

11


Reinhard Kleist:

Johnny Cash was een

verhalenverteller

Cash – I see a darkness is de langverwachte Nederlandse vertaling van

de veelgeprezen biografie in stripvorm van countryzanger Johnny Cash. De man achter die fraaie uitgave is de Duitser Reinhard Kleist. Cash is

Wat spreekt u zo aan in het werk van H.P. Lovecraft? inmiddels in vele talen verkrijgbaar en bezorgde Reinhard Kleist wereld- „Wat mij bij Lovecraft altijd heeft gefascineerd, is de verbondenheid van zijn leven met zijn wijde bekendheid. In eigen land geldt hij al geruime tijd als een van de werk, hoewel je je dat in eerste instantie niet kunt voorstellen. Maar Lovecraft heeft echt belangrijkste stripmakers van het moment. een zeer vreemd leven gehad. Verder is er natuurlijk de ongelofelijk poëtische sfeer van door Hans Pols zijn verhalen die zich makkelijk laat omzetten in beelden. Bij het lezen van zijn verhalen ontstaan er buitengewoon sterke beelden in je geest.” Reinhard Kleist (39) debuteerde in 1994 met Lovecraft, een verhaal dat ontstond tijdens zijn opleiding grafische Hebt u altijd al stripmaker willen worden? kunst en vormgeving in Munster. Het leverde hem de „Nee. Ik heb weliswaar als kind strips getekend, maar ik wilde veel Max und Moritz-Preis op voor het beste Duitstalige liever filmmaker worden. Maar ik kwam er achter dat ik daarvoor stripalbum op het festival van Erlangen in 1996. Het te veel een individualist ben. Dat staat je bij het maken van films zou niet de laatste keer zijn dat zijn werk hem een prijs in de weg. Strips maken is dan een goed alternatief. Het maken opleverde. Lovecraft is een griezelig verhaal over de van een strip is zoiets als het maken van een film op papier, waarAmerikaanse horrorauteur Howard Phillips. Een stripmaker gaat hierin op zoek naar sporen van Lovecraft die bij je in je eentje het hele filmproductieteam bent .” hij wil gebruiken voor een biografie. Hij raakt betrokken Welke andere kunstenaars hadden in die tijd invloed op uw bij bovennatuurlijke gebeurtenissen en komt er achter werk? dat Lovecrafts leven nog duisterder was dan zijn werk. „Toen ik begon met strips tekenen, waren dat vooral Engelse en Amerikaanse stripmakers zoals Dave McKean, Kent Williams en Bill Sienkiewicz. Daarna ben ik meer geïnspireerd geraakt door undergroundstrips en ben ik met allerlei stijlen, vooral in zwartwit, gaan experimenteren. Ik geloof dat ik nu op een punt ben aangekomen dat ik mijn eigen handschrift heb ontwikkeld.” Reinhard Kleist heeft inderdaad een eigen stijl ontwikkeld die nu in zowel zijn werk in kleur als in zwart-wit herkenbaar is als de zijne. Heeft hij een voorkeur voor het maken van traditionele stripalbums in kleur, zoals Berlinoir, of maakt hij liever een grafische roman in zwart-wit, zoals Cash? „Op het moment heb ik absoluut een voorkeur voor de zwartwit roman. Ik houd er van om lange verhalen te vertellen. De omvang van het traditionele stripboek van 48 pagina’s legt me te veel beperkingen op. Ook het werken in kleur is beperkend, het kost immers veel meer tijd om een pagina in kleur te maken. Niettemin werk ik ook graag in kleur, zoals in mijn recente reisverslag over Havanna.” Het oeuvre van Reinhard Kleist bestaat uit stripalbums in kleur, zwart-witwerk van afwisselende lengte en reisverslagen. Vaak gebruikt hij bestaande personen of hun werk als uitgangspunt voor zijn werk waar horror als een soort rode draad doorheen loopt. 12


Na Lovecraft maakte Kleist in 1996 Dorian, waarin hij Oscar Wildes The picture of Dorian Gray combineerde met Human remains van horrorschrijver Clive Barker. „Wat mij bij Clive Barker aanspreekt, is de psychologische kwaliteit van zijn verhalen. In Human remains, dat ik gebruikt heb als uitgangspunt voor Dorian beschrijft hij bijvoorbeeld haarscherp hoe de hoofdpersoon ten onder gaat en steeds meer van zijn menselijkheid verliest.” Hebben de verhalen van Barker en Lovecraft niet alleen als inspiratiebron voor uw eigen verhalen gediend, maar hebben ze ook uw tekenstijl beïnvloed? „Natuurlijk, bij Lovecraft zijn het de heftige beelden die hij beschrijft die invloed hadden op hoe het boek er uit kwam te zien. Hij wisselt heel precieze beschrijvingen af met beschrijvingen die veel ruimte overlaten voor interpretatie en af en toe laat hij het helemaal aan de lezer over. Voor een illustrator is dat natuurlijk heel prettig. Voor Barker hebben we gekozen, omdat hij ons een prachtig uitgangspunt gaf voor een interpretatie van Doran Gray. Daarbij is Dorians portret niet iets dat aan de muur hangt, maar een zelfstandig handelende figuur.”

The man in black Johnny Cash maakte zijn eerste opname Hey Porter/cry cry cry voor het legendarische Sun-label van Sam Phillips, waar ook Elvis Presley, Carl Perkins en Jerry Lee Lewis voor werkten. Een jaar later brak hij definitief door met I walk the line en Folsom Prison blues. Zijn enorme succes en het zware tourschema (Cash trad tot 300 keer per jaar op!) kreeg al spoedig een keerzijde: hij verwaarloosde zijn eerste vrouw en kinderen en raakte verslaafd aan drank en amfetaminen. Dankzij zijn geloof in God en de liefde van zangeres June Carter wist hij zijn verslaving te overwinnen. Eenmaal van zijn verslavingen af, maakte hij een comeback met optredens in gevangenissen. Het leverde een van de beste live-albums aller tijden op: Johnny Cash live at Folsom prison. Dit concert speelt een centrale rol in Cash - I see a darkness. Het verhaal wordt verteld door Glen Sherley, een van de bewoners van de gevangenis. Cash nam een nummer van hem op en na zijn vrijlating zou Sherley enige tijd deel uitmaken van het gevolg van Johnny Cash. In 1968 trouwde Johnny Cash voor de tweede keer, nu met June Carter, die hem nu niet langer alleen op het podium terzijde stond. In de jaren ‘70 keerde hij zich steeds meer af van de gladde commerciële country & westernscene van Nashville en deed regelmatig politieke uitspraken. Met zijn donkere kledij en uitgesproken meningen inspireerde Cash een nieuwe generatie artiesten. Met drie andere outlaws (Willie Nelson, Waylon Jenings, Kris Kristoffersen) vormde hij in de jaren ’80 The Highwayman, maar daarna raakte hij in de vergetelheid. Vanaf 1993 leerde het publiek een heel andere Johnny Cash kennen dankzij producer Rick Rubin die met hem de American recordings maakte: vijf albums die een man laten horen die een ruig leven achter de rug heeft en niets liever doet dan met zijn gerijpte stem en spaarzame begeleiding verhalen vertellen over God, misdaad, de liefde en het leven.

In 2002 keerde Reinhard Kleist terug naar Lovecraft en maakte Das Grauen im Gemäuer, waarin hij experimenteert met kleur en zwart-wit om vijf verhalen van Lovecraft in beeld te brengen. In 2003 begon hij met Tobias O. Meisner aan Berlinoir, een driedelige serie, een soort dystopie die zich afspeelt in een toekomstig Berlijn, waar een bloeddorstige groep vampiers aan de macht is en de bevolking letterlijk uitzuigt. Slechts een handjevol rebellen verzet zich tegen hen. Het is een grimmig verhaal in donkere tinten over een niet bepaald vrolijk stemmende toekomst. In de manier waarop Kleist de stad in beeld brengt verwijst hij naar een aantal klassieke films zoals Metropolis, Das Cabinet des Dr. Caligari, The Third Man en Blade Runner. Ook wordt verwezen naar het nazisme en het DDR-verleden van Berlijn, waardoor Berlinoir meer wordt dan zomaar een horrorthriller. Het is ook een verhaal geworden over gebeurtenissen uit heden en verleden van Berlijn. Hebt u in Berlinoir horror gebruikt als metafoor om maatschappijkritiek te leveren? „Niet alleen. Wat ik boeiend vond aan Berlinoir, was het grote aantal personages waar ik mee kon spelen. Het basisidee dat vampiers een stad regeren en het bloed uit de inwoners zuigen, is natuurlijk een leuke metafoor voor het uitoefenen van macht. De geschiedenis van Berlijn biedt voor een dergelijk verhaal wellicht meer materiaal dan welke andere stad ook.” Ondanks bijval van de kritiek en een groeiend aantal prijzen op zijn naam brak Kleist pas echt goed door in 2006 met Cash - I see a darkness. Heeft het succes van deze strip hem verrast? „Absoluut, geen mens had dat verwacht. Het succes van de film Walk the line heeft zeker een handje geholpen, maar in Duitsland is Johnny Cash altijd een grootheid geweest. In Frankrijk echter kwam eerst de film uit en pas daarna mijn boek.” Cash – I see a darkness is het verhaal van Johnny Cash, (1932-2003) een man die zich opwerkte van zoon van een katoenboer tot een van de belangrijkste country- en westernzangers van zijn generatie, die veel invloed heeft gehad op meerdere generaties popmuzikanten. Tot zijn grootste bewonderaars horen artiesten zoals Bono, Nick Cave en Bob Dylan. Cash – I see a darkness leest als een trein. Kleist vertelt het levensverhaal van de zanger met vaart, de biografische gedeeltes wisselt hij af met pagina’s die refereren aan songs van Cash. Zonder een woord uit de liedtekst te gebruiken, is duidelijk dat de eerste pagina’s van het boek verwijzen naar Folsom Prison blues als een soort videoclip met Cash in de hoofdrol. Dit wordt nog een paar keer in het boek herhaald. In deze fragmenten experimenteert Kleist met verschillende tekenstijlen zonder afbreuk te doen aan de continuïteit van het verhaal. Net als de eerste zijn ook de laatste pagina’s ijzersterk: de acht pagina’s waarin de oude man zijn dood tegemoet gaat, behoren tot de mooiste strippagina’s die ooit zijn gemaakt. Maar tussen de eerste en de laatste pagina’s gebeurt gelukkig ook heel veel wat van Cash -I see a darkness een absolute aanrader maakt. Waar komt uw interesse voor Johnny Cash vandaan? „In eerste instantie wilde ik niet iets over Cash in het bijzonder maken. Ik wilde iets met muziek doen in een stripverhaal, muziek laten ervaren in stripvorm. Via een vriend kwam ik in aanraking met de Johnny Cash-biografie van Franz Dobler. Aanvankelijk begon ik die met enige scepsis te lezen, ik betwijfelde of het leven van een countryzanger wel iets interessants kon opleveren, maar ik raakte er volledig van overtuigd dat dit precies was wat ik zocht. Wat mij zo boeit bij Johnny Cash, is zijn vermogen om zo overtuigend verhalen te vertellen in zijn songs dat het klinkt alsof hij alles zelf heeft meegemaakt. Voor mij als stripmaker was dat een geweldige uitdaging.”   ×  13


Laatste Oordeel Matena revisited De teloorgang van de oude Knudde (Dick Matena) Uitg. Atlas; 79 p.; zwart-wit; pocket; € 16,50 Parijs 25/44 (Dick Matena) Uitg. Atlas; 120 p.; zwart-wit; pocket; € 19,95

Dick Matena heeft met verstrippingen van klassiekers als De avonden en Kaas alsnog de erkenning uit literaire kring gekregen die hij al zocht sinds hij eind jaren ’70 strips voor volwassenen ging maken. Hoewel die strips artistiek gezien veel interessanter waren dan het tekenen van plaatjes bij bestaande boeken, werd dat werk destijds slechts opgepikt door een klein publiek. Nu Matena echter definitief de weg naar de grote boekhandels heeft gevonden, krijgt hij ook de kans zijn oudere werk weer onder de aandacht te brengen. In korte tijd hertekende hij twee oude albums van hem in pocket-vorm, omdat reguliere boekhandels zich nu eenmaal geen raad schijnen te weten met het klassieke formaat van stripalbums. In het geval van Parijs 25/44 pakt dat verrassend goed uit. Deze bewerking van het oorspronkelijke album Sartre en Hemingway uit 1992 is veel flitsender dan het origineel. Het verhaal draait om een nooit echt gebeurde ontmoeting tussen de schrijvers Ernest Hemingway en Jean-Paul Sartre. In de roaring twenties was Parijs een ware kunstenaarskolonie. De karakterologische tegenpolen Hemingway en Sartre ontfermen zich over een hoertje dat op de vlucht is voor haar pooier. In de nieuwe versie krijgen de ontwikkelingen veel meer vaart. Dat heeft twee redenen. Ten eerste hanteert Matena een slordiger tekenstijl, waardoor zijn personages meer tot leven komen dan in de wat houterige stijl uit 1992. Ten tweede zijn de scènes opgeknipt in kortere sequenties, zodat er minder plaatjes op een pagina

Overtuigende fantasiewereld SinBad 1: De krater van Alexandrië (Alary & Arleston) Uitg. L ; 58 p.; kleur; harde of zachte kaft; € 16,90 of € 8,90

Scotch Arleston werkt gestaag door aan het uitbreiden van het universum van Lanfeust, maar vindt daarnaast ook nog de tijd om andere reeksen in de wereld te zetten. Zoals SinBad, een avonturenstrip die losjes gebaseerd is op de Verhalen van 1001 nacht. Voordat het eigenlijke avontuur losbarst, legt Arleston in een bloederige proloog een relatie tussen SinBad en dat andere bekende personage uit de Verhalen van 1001 nacht: Al-a-din. Daarbij schuwt hij een vette knipoog naar de Bijbel niet. Enfin, de avonturier SinBad heeft er een sport van gemaakt om kostbare magische voorwerpen te roven voor zijn eigen verzameling. Dit keer heeft hij zijn zinnen gezet op de krater van Alexandrië, een vat dat, indien het is gevuld met kostbare wijn, het verleden laat zien. Zo hoopt SinBad te ontdekken wie zijn echte ouders zijn. Als lezer begrijp je natuurlijk al lang hoe de vork in de steel zit, maar SinBad heeft nog heel wat avonturen voor de boeg voordat ook hij de waarheid zal kennen. Of dat al in het volgende deel gebeurt, moet nog blijken. SinBad is nadrukkelijk door Arleston opgezet als een miniserie van twee delen, maar

14

staan. Het avonturenverhaal komt daardoor beter tot zijn recht. Niet voor niets viel het nu ineens een filmmaatschappij op, die de rechten heeft gekocht. Voor De teloorgang van de oude Knudde gaat dat niet op. Deze herschreven versie van De A. den Dooier omnibus uit 1988 is weliswaar flitsender, maar mist de charme die het origineel zo onweerstaanbaar maakte. Het is een pastiche op de oud-Hollandse streekroman met varkens in de hoofdrol. De boerenfamilie Lamstra gaat ten onder in een zondeval van drankzucht, moord, buitenechtelijke seks en de eeuwig neerkletterende regen. Het archaïsche taalgebruik, het uitvergroten van de clichés uit het genre en de sfeervolle inkleuring maakte De A. den Dooier omnibus tot een hoogtepunt in Matena’s oeuvre. De hertekende versie volgt het oude verhaal nauwgezet, maar de plaatjes zijn groter. Matena gebruikt veel close-ups en wisselt voortdurend van perspectief om in zijn tekeningen meer actie weer te geven. Daardoor leest De teloorgang van de oude Knudde bijna als een moderne manga. Het resultaat is net even té flitsend en doet afbreuk aan de intieme kracht van de kleine prentjes uit de oorspronkelijke uitgave.  Hans van Soest

gezien de zeer warme ontvangst van deze nieuwe reeks zou er best wel eens een vervolg kunnen komen. Aan Pierre Alary zal het alvast niet liggen. Hij trekt voor SinBad alle registers open van zijn tekentalent. Alary werkte enige tijd voor de Disney-studio’s en parallel aan SinBad verschijnt bij BeeDee zijn eigen musketierreeks Belladonna. In SinBad slaagt hij erin om een overtuigende fantasiewereld neer te zetten met een avontuurlijke en magische sfeer. Verwacht van SinBad minder humor dan in Arlestons Lanfeust-albums, de nadruk ligt bij SinBad meer op spanning en mysterie. Humor is wel aanwezig in Alary’s zwierige tekeningen, de expressieve gezichten en zelfs als er niets gebeurt (zoals op de prachtige plaat 36 waarop SinBad zich bezat) weet hij er iets boeiends van te maken. Kortom, een prima avonturenstrip en een plezier om te lezen.  Hans Pols


Laatste Oordeel De plank misgeslagen Pyramides 1, 2 en 3: Moucharabieh, De sfinx & Buikdansen (Balland & Quella-Guyot) Uitg. Saga; 48 p.: kleur; slappe kaft; € 7,95 per deel

Na de Egyptische escapades van Napoleon Bonaparte verkeerde Parijs in de ban van alles wat Egyptisch was. Meegesmokkelde kunstvoorwerpen sierden de interieurs van Parijse woningen, de mode was door Egypte geïnspireerd, enzovoort. Tegen die achtergrond speelt Pyramides zich af. Als in 1820 Parijs wordt opgeschrikt door een serie moorden waarbij telkens verschillende organen worden weggesneden bij het slachtoffer, stelt inspecteur Rochelle een onderzoek in. Er is een duidelijke link tussen Egypte en de moorden, maar wat hebben de slachtoffers met elkaar gemeen? Wie is de dader?

Bitchy, campy en nichterig I love Paris (Maarten vande Wiele & Erika Raven) Uitg. Oogachtend; 112 pl.; zwart-wit; paperback; € 14,00

Maarten vande Wiele geldt al geruime tijd als een van de grote beloftes van de nieuwe Vlaamse strip. Zijn werk verscheen tot nu toe in verschillende bundels en tijdschriften en kleine boekjes, maar nu is er dan zijn volwaardige debuutalbum. Het is een klein, maar wel lekker dik boek geworden over drie vriendinnen in Parijs. Faith, Hope en Chastity proberen elk op hun eigen manier aan de top te komen: Faith wil topmodel worden ondanks haar verminkte gezicht, Hope wil het maken als zangeres en Chastity neukt met rijke mannen. De drie zijn vriendinnen, maar ze generen zich er niet voor elkaar dwars te zitten als dat helpt om hun eigen ambities waar te maken. The devil wears Prada, Sex and the city, Jackie Collins, je herkent het allemaal in deze strip van Vande Wiele, die voor het verhaal een samenwerking aanging met oudgediende Erika Raven. I love Paris is absoluut grappig, maar Raven en Vande Wiele nemen het genre niet

Geslaagde samenwerking Vlak voor het geluk (Dupuy & Berbérian & Denis) Uitg. Oog & Blik; 80 p.; kleur; harde kaft; € 19,95

Uitgeverij Dupuis vertaalt niet meer haar gehele fonds in het Nederlands, ook niet de albums uit de prestigieuze Vrije vlucht-reeks. Zelfs niet van bekende auteurs als Philippe Dupuy en Charles Berbérian. Dat geldt bijvoorbeeld voor de strip die zij vorig jaar tekenden op scenario van Jean-Claude Denis, bekend van de oude Luc Leroi-albums en Die maanden in Amelie. Oog & Blik maakt die omissie goed met de vertaling Vlak voor het geluk. Denis staat bekend om zijn verhalen die vooral draaien om de ontwikkeling van de personages. In Vlak voor het geluk is dat niet anders. Hoofdpersoon Etienne heeft net een grote prijs gewonnen in de loterij. Zijn ingeslapen leventje komt volledig op zijn kop te staan. Etienne wordt volkomen paranoïde en verdenkt iedereen ervan uit te zijn op zijn geld. Dupuy en Berbérian verstaan de kunst om in een paar penseelstreken personages van papier tot leven te wekken. Maar het werk van het duo zakte na een aantal overrompelende albums van Meneer Johan de laatste tijd een beetje in. Dat kwam vooral doordat hun verhalen steeds weer

En wat zijn diens motieven? Rochelle bijt zich vast in de zaak die hem uiteindelijk naar Egypte zal voeren. Uitgeverij Saga heeft de prettige gewoonte om meerdere delen tegelijk uit te brengen van een stripserie, zodat we in dit geval geen jaren hoeven te wachten op de ontknoping van het mysterie. Van Sophie Balland werden niet eerder strips in het Nederlands vertaald. Voor de Franse markt maakte ze een aantal historische- en sprookjesstrips. Ze werkt snel, maar dat komt de kwaliteit van het tekenwerk niet ten goede. De personages in deze realistische strip krijgen soms merkwaardig karikaturale trekken en meerdere malen slaat ze de plank behoorlijk mis met het perspectief in haar decors. Dat Pyramides toch de moeite van het lezen waard is, is vooral de verdienste van Quella-Guyot die een goed doordacht detectiveverhaal neerzet met een heldere plot, geloofwaardige personages en een exotische sfeer.  Hans Pols

op de hak. Daarvoor vinden ze het zelf te leuk. Vande Wiele, het mag bekend worden verondersteld, houdt van pulp en glamour. Hij hult zijn personages in deze strip bijna elke pagina in andere haute couture, behalve wanneer ze niets aan hebben in de behoorlijk expliciete seksscènes. De teksten zijn scherp en lekker bitchy, campy of nichterig, zo u wilt. Het geheel is fraai vormgegeven op Vande Wieles sterk gestileerde wijze. Het doet een beetje denken aan Hanco Kolks Single, maar heeft voldoende eigens om zich daarvan te onderscheiden. I love Paris leest lekker weg, is goed voor menige glim-, schaterdan wel grimlach en… krijgt een vervolg met I hate Paris! Dat belooft wat.  Hans Pols

draaiden om hetzelfde thema: verwende dertigers in een midlife crisis slagen er niet in te genieten van het leven. De samenwerking met Denis is een logische. Alledrie vertellen ze het liefst over echte mensen met hun problemen en hun angsten. Het resultaat mag er zijn: het trio heeft een album afgeleverd dat niet zo goed zou zijn geweest wanneer ze het afzonderlijk van elkaar zouden hebben gemaakt. Denis’ solo-albums hebben altijd de makke dat zijn tekeningen wat statisch zijn, waardoor zijn personages nooit echt tot leven komen. Dupuy en Berbérian kunnen hun sfeervolle tekenstijl nu ten dienste stellen aan een ander type verhaal en weten daardoor weer eens te verrassen. Complimenten ook voor de uitgever die het verhaal op een iets kleiner formaat heeft uitgebracht dan het oorspronkelijke Vrije vlucht-album. Zo worden de relatief lege tekeningen van Dupuy en Berbérian wat intiemer. Vlak voor het geluk is een meeslepend album geworden. Niet om de spannende intrige (want die is er nauwelijks), wel omdat je onherroepelijk van de hoofdpersoon gaat houden.  Hans van Soest

15


Laatste Oordeel Politiek en kunst tijdens Duits interbellum Berlijn 1. Stenen (Jason Lutes) Uitg. Atlas; 216 pl; zwart-wit; € 24,95

Tot twee keer toe stopte Jason Lutes met het tekenen van strips. De eerste keer omdat hij ging studeren, de tweede keer uit teleurstelling over de banale wereld van Amerikaanse mainstream-strips. Toch verscheen in 2001 het sober getekende en intieme drama Berlin, dat nu na acht jaar is vertaald. Het eerste verhaal van wat een drieluik moet worden, speelt zich af van september 1928 tot mei 1929. Het tweede deel, City of smoke, verscheen afgelopen najaar in het Engels en zal nog dit jaar worden vertaald. In Stenen maken we kennis met de kunstacademiestudente Marthe Müller en de journalist Kurt Severing. Ze ontmoeten elkaar in de trein naar Berlijn. Zij is opgewonden over het vooruitzicht een nieuw leven te beginnen in de grote stad, hij heeft net onderzoek gedaan naar een geheim vliegveld, waar de Duitsers hun luchtmacht opbouwen. Voordat de twee iets met elkaar krijgen, volgen we hun levens in het roerige Berlijn van het interbellum. Marthe volgt lessen op de kunstacademie en dus wemelt het van de discussies tussen verwende kunstenaars. Die staan in schril contrast met de wereld van de huurkazernes waar zij woont. Via de linkse intellectueel Kurt volgen we de politieke chaos waarin Duitsland na de verloren Eerste Wereldoorlog verzeild raakt. Op de achtergrond speelt voortdurend het conflict tussen de communisten en de nationaalsocialisten. Zo lezen we eerst hoe

De leukste Hermann sinds jaren De duivel der zeven zeeën 1 en 2 (Hermann & Yves H.) Uitg. Dupuis; 48 p.; kleur; harde kaft; € 14,00 per deel

De hoop dat Hermann Huppen ooit nog eens zou verrassen met een album was tot een nulpunt gedaald. Ondanks of misschien ook wel dankzij zijn enorme talent poept het Belgische verkoopkanon de laatste jaren strips op de automatische piloot. Het tweeluik De duivel der zeven zeeën is echter een bijzonder aangename verrassing. Er straalt weer plezier uit de tekeningen van Hermann, die

16

een college over perspectief verloopt. Daarna volgen we Kurt die verslag moet doen van een roerige partijbijeenkomst, die wordt verstoord door nazi-knokploegen. De decadente kunstwereld en de politieke tegenstelling zijn twee standaardthema’s die velen te binnenschieten bij het vooroorlogse Duitsland en die met de bovenstaande personages netjes worden afgedekt. Gelukkig verfijnt Lutes dit clichébeeld van die periode met een heel scala aan bijpersonages. Aanvankelijk lijken veel van die personages wat op sjablonen (de intellectueel, de vrijgevochten vrouw, de werkloze arbeider in knokploeg) maar gaandeweg het verhaal krijgen ze meer diepte. Berlijn is dan ook een boek waar je in het begin even doorheen moet, maar dat de lezer al snel beloont met een intelligent verteld historisch drama. Het heeft even geduurd voor dit boek is vertaald; beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen. Het is alleen jammer dat de lettering soms bijna onleesbaar is. Het origineel was ook klein geletterd, maar nog net leesbaar. Hadden de Nederlandse letters niet een fractie groter gekund, vraag je je af als je ziet dat er nog voldoende ruimte in de tekstballonnen overblijft. Misschien soms toch af en toe die goede oude handletteraar bellen als de computer broddelwerk aflevert?  Gerard Zeegers

een sfeervolle piratenstrip aflevert die speelt in het Caribische gebied, ergens begin achttiende eeuw. Het verhaal volgt meerdere hoofdpersonen, wier paden elkaar voortdurend kruisen: een onterfde dochter van een plantagehouder, de piraat Conrad op wie zij verliefd wordt, de bloeddorstige zeeroverhoofdman Robert Murdoch die een pact sloot met de duivel en Henry de Kermadec, een sluwe piratenkapitein die aanhoudend door zijn bemanning in de steek wordt gelaten maar telkens weer het vege lijf weet te redden. Hermanns zoon Yves H. heeft een scenario afgeleverd, waarin hij alle verhaallijnen weer bij elkaar laat komen. Hij doet dat echter op een wat klunzige manier door aan het einde van het tweede deel Murdoch in twee pagina’s te laten vertellen hoe de vork in de steel zit. Ook het horrorelement (Murdoch en zijn mannen kunnen niet sterven) komt niet helemaal goed uit de verf. Toch is De duivel der zeven zeeën aangenaam leesvoer. Enerzijds doordat Yves H. het verhaal telkens weer een nieuwe wending geeft waardoor het niet gaat vervelen, anderzijds door het tekenwerk van vader Hermann. Die heeft duidelijk schik gehad in het tekenen van alle clichés uit het swashbuckler-genre: wapperende jaspanden, brede revers en bollende zeilen. Alle elementen uit de klassieke Roodbaard-strips zijn in dit tweeluik samengeperst. De duivel der zeven zeeën haalt niet het niveau van de eerste albums van De torens van Schemerwoude, bij lange na niet. Maar het is ook niet reëel te verwachten dat een auteur zijn beste werk altijd weer moet overtreffen. Daarentegen is het wel Hermanns leukste album sinds jaren. Een onderhoudend avonturenverhaal met een kop en een staart. Dat was al heel lang te veel gevraagd.  Hans van Soest


Laatste Oordeel

Veelbelovend ondanks stijlbreuken O’boys 1: Het bloed van de Mississippi (Steve Cuzor & Philippe Thirault) Uitg. Dargaud; 44 pag.; slappe kaft; kleur; € 6,25

Voorin het album staat dat dit eerste deel van de reeks O’boys een vrije bewerking is van Mark Twains The adventures of Huckleberry Finn. Blijkbaar zal in de vervolgen een andere koers ingeslagen worden. Dan wordt wellicht ook duidelijk waarom het verhaal een eeuw later is gesitueerd dan in de roman. Ook op andere onderdelen past scenarist Philippe Thirault het oorspronkelijke verhaal schijnbaar willekeurig aan en lijkt vooral voor de zwarte arbeider Charley Williams een andere rol weggelegd.

Zeker lezen Literaire iconen op avontuur The League of Extraordinary Gentlemen (Alan Moore& Kevin O’Neill) Uitg. Top Shelf productions; kleur; slappe kaft; € 19,50

Vergeet de gelijknamige film die een eind maakte aan de carrière van Sean Connery en die geestelijk vader Alan Moore deed zweren dat hij nooit meer iets met een verfilming van zijn werk te maken wilde hebben; The League of Extraordinary Gentlemen is een intelligente, creatief rijke stripreeks van de geniale schrijver Alan Moore en de talentvolle tekenaar Kevin O’Neill. De verhalen waren oorspronkelijk bedoeld als een ode aan het Victoriaanse tijdperk. Aanvankelijk heette de reeks dan ook: Justice League of Victorian England. En hoewel de makers in de loop van de vertellingen meer ambities ten toon spreiden, blijft de nadruk duidelijk op de hoogtepunten van de Engelstalige literatuur uit die periode liggen. Het gezelschap van bijzondere heren bestaat uit literaire iconen als kapitein Nemo en Dr. Jekyll. In de loop van de verhalen groeien echter Mina Murray (Dracula) en Allan Quatermain (De mijnen van koning Salomo) uit tot de belangrijkste hoofdpersonen. Tegen een decor van prachtig vormgegeven Victoriaans, gietijzeren bombast en waanzinnige avonturen, wordt de fragiele, zich voorzichtig ontwikkelende verhouding tussen twee zeer beschadigde mensen beschreven.

Het straatschoffie Huckleberry Finn ontvlucht de misère van zijn ouderlijk huis, waar een drankzuchtige vader het armoedige bestaan van de halfwees verziekt met verwaarlozing en geweld. Aanvankelijk lijken welwillende pleegouders een goed alternatief, maar de vrijgevochten Huckleberry kan niet aarden in de regelmaat van het ordelijke, hem benauwende huishouden. Als zijn vader hem tot daar achtervolgt, slaat hij op de vlucht. Onderweg ontmoet hij de zwarte arbeider Charley Williams, die op de loop is voor de wet. Op de eerste pagina wordt al duidelijk dat hun gezamenlijke tocht niet goed zal aflopen. Het verhaal is goed gecomponeerd. Tekenaar Steve Cuzor (die ook meeschreef) en scenarist Thirault weten in een beperkt aantal pagina’s een grote hoeveelheid informatie te verstrekken, zonder dat de voortgang van de vertelling wordt vertraagd. Het zuiden van de Verenigde Staten waar armoede gewoon is en het leven daarom hard, wordt in woord en beeld helder en sfeervol weergegeven. De fraaie en effectieve kleurgebruik draagt daar in belangrijke mate aan bij. Cuzor blijkt een zeer begenadigd stripmaker. Maar zijn wisselende tekenwerk is tevens het enige smetje op dit album. Door het album heen is duidelijk te zien welke collega-tekenaars Cuzor bewondert. Platen van Giraud worden afgewisseld met Colin Wilson-tekeningen of Letendre-pagina’s. Voorstelbaar voor een beginner, maar merkwaardig voor een 40-jarige tekenaar die al geruime tijd in het circuit meedraait. Het ziet er allemaal prachtig uit, maar de stijlbreuken gaan op sommige momenten storen. Het uiteindelijke resultaat blijft gelukkig staan als een huis. O’boys is een veelbelovende serie waar we de komende jaren veel plezier aan kunnen beleven.  Jef Nieuwenhuis

Het gezelschap waarin ze verkeren, is inderdaad in alle opzichten buitengewoon. De personages worden met behoud (of zelfs uitvergroting) van karaktertrekken en gebreken, uit hun oorspronkelijke context gelicht en naadloos in het verhaal gevoegd. Hoewel het gezelschap op cruciale momenten tot steeds weer een bizarre vorm van samenwerking komt, zitten de individuele leden ook regelmatig een goede uitvoering van de opdrachten in de weg. De opdrachten zijn afkomstig van een schimmige overheidsdienst waar ook al het nodige op valt aan te merken. Intrige achter intrige achter intrige. Toch weten Moore en O’Neill met behulp van deze talloze ingrediënten op bewonderenswaardige wijze zowel een groots en meeslepend avontuur te vertellen, als de steeds opspelende relaties vorm te geven zonder dat het een het ander in de weg zit. Het grote avontuur is nooit alleen maar decor, de individuele karakters zijn nimmer onbeduidende figuranten. De sfeer die Alan Moore wil oproepen, wordt door Kevin O’Neill trefzeker in beeld gebracht met behulp van fijn tekenwerk en sfeervol kleurgebruik. De reeks bestaat tot nu toe uit twee bundels en een dossier. Een derde bundel (Century) zal binnenkort verschijnen  Jef Nieuwenhuis

17


Stripvoorspelling Dit overzicht van te verschijnen strips is gebaseerd op door de uitgevers aangeleverde informatie. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het wordt samengesteld, komt het regelmatig voor dat de boeken in werkelijkheid pas later verschijnen. Houd voor de meest actuele informatie de webstekken van de uitgeverijen in de gaten. Achter elk album staan de prijs (in euro’s) en de uitvoering (slappe kaft/harde kaft) vermeld. Het cursieve commentaar is van de ZozoLalaredactie. Aanvullingen zijn van harte welkom op stripvoorspelling@zozolala.com.

Te verschijnen in april en mei 2009 Atlas — www.uitgeverijatlas.nl Een dolende hond van een vader (Geets/ Vanhole) 19,95; hk. Biografische strip over

Willem Elsschot (1882-1960).

De meester en Margarita (Klimowski/ Schejbal/Boelgakov) 19,95; sk. Verstripping

van een klassieker uit de Russische literatuur.

Peanuts 4: De jaren 1965-1969 (Schulz) 15,00; sk.

Ballon — www.ballonmedia.be

Het kruis van Kazenac 10: Het laatste kruis (Siro/Stalner/Boisserie) 7,95; sk. Slot van de

serie.

Het verbond van de opalen 4: De geschriften (Grun/Hamm/Corbeyran) 5,75; sk. Slot

van de serie.

Witte tijgerin 6: De theorie van de Mikado (Conrad/Wilbur) 5,75; sk.

Dupuis — www.dupuis.com Cédric 23: Ik wil trouwen! (Laudec/Franquin) 5,25; sk. Damocles 2: Een zware tol (Henriet/Callède) 5,75; sk. ’t Is naar de bliksem 1: De klaagzang van de stierkoe (Dethuin/Cauvin) 5,25; sk. De

De Harmonie — www.deharmonie.nl

jaar komt met dit verhaal een einde aan de reeks Sammy.

Kana — www.mangakana.com/nl

De kippen van Kentucky 1: De kip en de klos (Saive/Richez) 5,25; sk. De nieuwe avonturen van Sammy 9: Boy (Jean-Pol/Cauvin) 5,25; sk. Na ruim veertig

Een paar dagen samen (Montgermont/ Alcante) 15,50; hk. Drama in de Vrije Vlucht-

reeks over de relatie tussen een snelle reclamejongen en zijn doodzieke zoon.

Robbedoes en Kwabbernoot: Piccolo in veldgroen (Schwartz/Yann) 7,95; sk. Ook

Casterman — www.casterman.com

Een vrijmoedige zomer 1 (Pellejero/Lapière) S tart van tweedelig Vrije Vlucht-verhaal over

afspeelt in de Griekse oudheid.

Robbedoes zat tijdens WO II ‘in het verzet’.

de fotograaf Edward Weston. Van de makers van Blauwe rook en De Goelagwals.

Franka — www.franka.nl Franka 20: De witte godin (Kuijpers) 7,50; sk/hk.

Daedalus — www.uitgeverijdaedalus.be

Glad ijs — www.casterman.com

Codex angelicus 2: Lisa (Gloris/Bourgoin) 15,95; hk. Luuna 3: In de sporen van Oh-Mah-Ah (Crisse/Keramidas) 7,95; sk. De delen 1 en 2

De avonturen van magere Hein en Lao-Tsé 3: www.de-dood.com (Boucq) 9,80; hk. E indelijk weer eens een humoristisch album

verschenen ooit bij uitgeverij Talent.

Matteo 1: Eerste periode (Gibrat) 15,95; hk.

Dargaud — www.dargaud.com Antares 2 (Leo) 5,75; sk. Insiders 7: De draken van Peking (Garreta/ Bartoll) 5,75; sk.

18

verfilming van de eerste zeven delen is in het buitenland allang in de bioscopen te zien geweest. Er volgen nog twee films van de overige afleveringen van de in totaal 21-delige reeks. Het boek is beter!

eerste nieuwe reeks van Raoul Cauvin sinds jaren!

Jommeke 246: Filiberke en Biliferke (Nys) 5,50; sk.

Heldorado 3: Todos enfermos (Noë/Morvan/ Dragan) 5,75; sk. Lois 4: Monsieur broer van de koning (Paques/Martin) 5,75; sk. Orion 1: Het heilige meer (Martin) 5,75; sk. erdruk en herstart van een reeks die zich H

Gals 4 (Fujii) 6,95; sk. De mysteries van Osiris 3: De conspiratie van het kwaad (Roels/Charles/Maryse/ Jacq) 11,50; hk. Reiziger: Heden 2 (Bourgne/Stalner/Boisserie) 14,50; hk. Nausicäa 5 (Miyazaki) 11,95; sk. Neon genesis evangelion (Sadamoto) 6,95; sk. Rurouni kenshin 3 (Watsuki) 6,95; sk. 20th century boys 11 (Urasawa) 6,95; sk. De

van Boucq.

Zuster Maria-Theresa van Scherpenheuvel 1: Op hoop van zegen! (Maëster) 9,80; hk. Stevige grappen over een stevige non.

Glénat — www.glenat.be DN Angel 7 (Sugisaki) 6,95; sk. Fruits basket 6 (Takaya) 6,95; sk.

Horizonvervuiling (Faassen) 17,50; sk Sigmund weet wel raad met vakantie (De Wit) 9,90; hk. Single promo (Kolk/De Wit) 12,50; sk.

Bleach 5 (Kubo) 5,95; sk. Detective Conan 10 (Aoyama) 5,95; sk. Monster 14: De nacht (Urasawa) 7,50; sk. E n ook deze geslaagde thriller van Urasawa

wordt verfilmd.

Nana 12 (Yazawa) 5,95; sk. Naruto 17 (Kishimoto) 5,95; sk. Shaman king 19 (Takei) sk. Yu-gi-oh! 19 (Takahashi) 5,95; sk.

L — www.uitgeverijl.nl Donjon parade 4: Bloemetjes, bijtjes en kleutertjes (Larcenet/Sfar/Trondheim) 9,90; hk. Elixers 1: De toverij van Loxullio (Varanda/ Arleston) 8,90; sk. Lanfeust van de sterren 7: Het geheim van de dolfanten (Tarquin/Arleston) 8,90/16,90; sk./hk. Lanfeust van de sterren 8: Kometenbloed ( Tarquin/Arleston) 8,90/16,90; sk./hk.

Lombard — www.lombard.be Cassio 1: De eerste moordenaar (Reculé/ Desberg) 5,75; sk. Start van een veelbelovende

nieuwe reeks van de makers van Het laatste jungleboek.

De legende van het wisselkind 2: De


Stripvoorspelling boeman (Fourquemin/Dubois) 7,95; sk. Bob Morane 45: De ogen van de tijger 1 (Coria/Vernes) 5,75; sk. Wisher 3: Glee (De Vita/Latour) 7,95; sk.

Lucky productions — www.luckyproductions.com Blunders van Rataplan 8 (Janvier/Fauche/ Leturgie) 5,25; sk.

Marsu productions — www.marsuproductions.com De Marsupilami 22: Chiquito paradise (Batem/Colman) 5,25; sk.

Oog & Blik — www.oogenblik.nl De kunst van Hergé, schepper van Kuifje 2: 1937-1948 (Goddin) 29,90; hk. Luxe

plaatjesboek.

Podium — www.uitgeverijpodium.nl Eisner 2 (Diversen) 15,00; sk. Tijdschrift met

korte strips van o.a. Blutch, Marc Legendre, Erik Kriek en Bob Wolkers.

Sherpa — www.sherpa.nu Arq: Eerste Cyclus (Andreas) 39,95; sk. Luxe

Silvester — www.silvesterstrips.nl Bob Dylan revisited (Diversen) hk. O.a.

Bézian, Smudja en Mattotti verstrippen nummers van de legendarische folkrocker.

Bone 3: De ogen van de storm (Smith) 19,95; hk. Cosa nostra. Het ware verhaal 9 (Le Saëc/ Chauvel) hk. Golden cup 3 (Henriet/Pecqueur) hk. De Gouden Eeuw 2: Benoit (Andriveau) hk De lemen troon 2: De brug van Montereau (Caneschi/Jarry/Richemond) hk. De oorlog van Alan 1 (Guibert) hk. Tóch in

het Nederlands: de herinneringen van WO II-veteraan Alan Ingram Cope opgetekend door de virtuoze tekenaar van Zwarte olijven en De fotograaf. Het proces (Clod/Céka/Kafka) hk. Kafka revisited. Franstalig digitaal voorproefje: Leproces. free.fr. Ultima chimera 1 (Griffo/Héloret/Bollée) hk. Fantasy.

Standaard — www.standaard.com Bakelandt 27: In de greep van Satan (Leemans) sk.

En daarmee basta! 10: De hitpikkers (Swerts/Vanas/Bouden) sk. F.C. De Kampioenen Special: De Kampioenen op verplaatsing (Leemans) sk. Figaro 3: De marscode (Van Bael) sk. Jump 6: Het geheim van Vrankensteen (Cambré) sk. De rode ridder 222: De Duisterburcht (Claus/Lodewijk) sk. Suske en Wiske 304: De jokkende joker ( Van Gucht/Morjeau) sk. Urbanus 133: Lokerse paardenworsten (Linthout/Urbanus) sk. Vigilantes 2: Urban exploration (Van Roye/ Van Haagen) sk.

Uno Mundo wereldstrips In het buitenland verschijnen stapels prachtige strips die ons taalgebied nauwelijks bereiken. Kwaliteit kent echter geen grenzen. Daarom hieronder een selectie van de meest opvallende buitenlandse titels van de laatste twee maanden. De prijzen in euro’s vallen bij importtitels doorgaans wat hoger uit.

herdruk van de eerste zes delen.

Arq 12: Missie (Andreas) 17,50; hk. Einde van de tweede

cyclus. De derde cyclus zou verschijnen in zwart-wit.

De vliegenkoning 1: Hallorave (Mezzo/ Pirus) 19,95; hk.

Niet aangekondigd toch verschenen Alle 120 goed. Alleen sommige niet (Kolkman) Xtra; 12,90. Cartoons. Als Vader Abraham van huis is (Argibald) Xtra; 9,90; sk. Cartoons. Antisol (Kim) Oogachtend; 7,00; sk. Korte

tekstloze strip van de maker van Esther Verkest. Dus een internationale doorbraak is nabij?

Bijlmerboys omnibus (Yiri) Yiri.nl; sk. Amsterdamse underground. Bouncer 6: De zwarte weduwe (Boucq/ Jodorowsky) Oog & Blik; 14,95; hk. Claire 20: Strikverhalen ; Divo; sk. Dan maak je maar zin (Stok) Nijgh & Van Ditmar; 14,90; sk. Na de onverwachte dood

van haar zwager gaat punkrockfilosofe Barbara Stok op de existentiële toer.

Fokke & Sukke 9: Lachen zich gek (Van Tol/Reijd/Geleijnse/Stuart) Catullus; 8,95; sk. Artemis Fowl (Rigano/Colfer/Donkin) Mynx; 16,95. Stripbewerking van populaire jeugdige

thrillerreeks.

Gevangene van de sterren (Font) Prestige; 11,95; sk. Rauwe SF van Alfonso Font.

Bekend uit wijlen stripblad Titanic.

I love Paris (Vande Wiele/Raven) Oogachtend; 14,00. ‘Graphic trash novel’ van

de makers van Doctor Carnacki en Thomas Rindt.

Katja’s dieren 1: De G van goed gek (Steehouwer) Jeroensteehouwer.nl; 13,95; sk. Gags van de maker van Wok en Waarvan

leeft de mens, medio jaren negentig verschenen in Suske & Wiske Weekblad. Inclusief tien niet eerder gepubliceerde strips.

Loslopend wild. De nieuwe generatie Vlaamse stripauteurs (De Weyer) Oogachtend; 34,00. Interviewbundel annex

catalogus bij de gelijknamige expositie van het werk van jonge Vlaamse leeuwen. O.a. aandacht voor Kim, De Poortere, Evens, Spruyt, Ilah, Randall C., Vanistendael. De expo is nog t/m 19 april te zien in Leuven: www.beeldbeeld.be.

Mac & Maggie 1 (Gremmen/Van Die) Divo; 9,95. Computergags getekend door de maker

van The girl is mine.

Qvaestio (Vandenblink) 5,99; sk. Piraten 3: Strandjutters (Terpant/Bonifay) Arboris; sk. Plots 8 (Diversen) Plotstrips.be; 5,00; sk. Nog

veel meer loslopend wild, eh… jong Vlaams talent. Pulpman 1 (Diversen) Xtra; 7,95. Nieuw stripmagazine onder redactie van Fred ‘Filo’ de Heij. Moet zeswekelijks gaan verschijnen. Zie www.pulpman.nl. Terra harmonica (Bodoni) Oog & Blik; 50,00; sk. De comeback van Paul Bodoni – een van

de topstukken tijdens de recente expositie Strips als kunst in het Singer Museum Laren. To do (Randall C.) Oogachtend; 39,00. Vrij werk van de maker van het alom bejubelde Slaapkoppen (inmiddels ook uit in Franse vertaling bij Casterman!) Tom Poes weekblad bundel 1 (Diversen) Boumaar; 44,95; hk. Herdruk van de eerste

17 nummers van het stripweekblad (19471948). De totale reeks zal 13 delen beslaan.

Viktor en Frenky 1 (Van den Broeck) 3,95; sk. Watchmen (Gibbons/Moore) 19,95; sk. I ntegrale herziene Nederlandstalige herdruk

van de geheide stripklassieker t.g.v. van de Watchmen-film met het grote reclamebudget (Watchmenmovie.warnerbros.com).

Malcolm X (Helfer/Duburke) Xtra; 12,50. Stripbio van de zwarte activist (1925-1965).

19


Stripvoorspelling Agenda

Marcel Rouffa. Zie ook: www.mercatorstripbeurs.be.

werk van Marc Hardy en tot en met 14 juni een over Jean Giraud.

Evenementen:

In Gent kun je op 26 april naar de plaatselijke Bouwschool aan de Martelaarslaan 13 voor een stripbeurs. Voor 3 euro kun je vanaf 10 uur naar binnen.

In het Brusselse stripmuseum is nog de expositie over manga te zien, net zoals over Tsjechische strips. www.stripmuseum.be.

De Stripbeurs Arnhem wordt dit jaar gehouden op 18 en 19 april. In hotel Haarhuis aan het Stationsplein 1 (schuin tegenover Arnhem CS) tref je een keur aan internationale auteurs als Jean-Claude Mezières, Ruben Pellejero en Youri Jigounov. Naast uiteraard veel Nederlandse auteurs. Zie voor alle informatie: www.stripbeursarnhem.nl. Op 19 april kun je ook terecht in de gemeenteschool van Kruibeke voor de veertiende editie van de Mercator Stripbeurs. Aanwezig zijn onder anderen Berck, Michel Weyland en

Op 3 mei vindt in Gouda het festival Strips op de Markt plaats. Op www.stripopdemarkt.nl vind je er alles over.

Exposities: Op www.brusselstrip.com vind je alle exposities die er deze periode te bezichtigen zijn in het kader van het Brusselse stripjaar. Zo loopt er nog tot 14 april een tentoonstelling over het

Tot en met zaterdag 3 mei is in het Groningse stripmuseum nog de tentoonstelling Beestjes en ander gespuis van Schwantz te zien. Zie ook: www.stripmuseum.nl.

Diversen: Op zaterdag 18 april signeert Hermann bij stripwinkel Sjors in Dordrecht. Zie: www.stripwinkel-sjors.nl. genetics and DNA (Cannon/Cannon/ Schultz) Hill and Wang; $ 14.95; sk. Populair-

wetenschappelijke strip over genetica. Tales from outer suburbia (Tan) $ 19.95; hk. Korte sur-

Les bandes dessinées L’affaire des affaires 1: L’argent invisible (Astier/Lindingre/Robert) Dargaud; 22,00; hk. Kredietcrisis-voer: financiële thriller. Ailleurs… plus loin! (Lepage) Mosquito; 20,00; hk. Monografie gewijd aan de maker

van Een wereld zonder kwaad.

Alpha… directions (Harder) Actes Sud; 39,50; hk. Darwin-jaar 2009: de evolutietheorie vol-

gens Jens Harder.

Dimitri Bogrov (Bachelier/Festraëts) Gallimard; 16,50; hk. Russische Revolutie-

thriller.

Bye-bye Bush (Diversen) Dargaud; 10,40; hk. Back to the ranch! Opgelucht (nou ja)

afscheid nemen van Bush junior. Bijdragen van o.a. Nix, Vuillemin, Bravo en Bouzard.

Les hauts de hurlevent 1 (Édith/Yann/Brontë) Delcourt. Wuthering Heights revisited. Je voudrais me suicider mais j’ai pas le temps (Cestac/Teulé) Dargaud; 18,00; hk. Twee vakbroeders nemen stijlvol afscheid van

wijlen Charlie Schlingo (1955-2005).

Mâle de mer (Sorel) Casterman; 14,00; sk. Bretons zeemansdrama van de tekenaar van

Dodeneiland.

La métamorphose (Horne/Corbeyran/Kafka) Delcourt; 9,95. Kafka revisited. Mon placard (Blanquet) Cornélius; 17,00; sk. Insectenhorror van de maker van La nouvelle

aux pis.

Sacha (Berberian) Cornélius; 18,00; sk. P sychologische strip van een van de makers

Medz Yeghern: Le grand mal (Cossi) Dargaud; 9,50. Historische strip over de

Armeense genocide. Debuut van Paolo Cossi.

Comix The art of Harvey Kurtzman. The Mad genius of comics (Kurtman/Buhle) $ 40.00; hk. Monografie gewijd aan een van de legen-

des van de Amerikaanse strip.

A drifting life (Tatsumi) Drawn & Quarterly; $ 29.95; sk. Autobiografie van mangaka

Yoshihiro Tatsumi (The push man).

Me and the Devil Blues 1 en 2 (Hiramoto) $ 19.95; sk. Mangabio (jawel) van blueslegen-

de Robert Johnson (1911-1938).

Sam’s strip. The comic about comics ( Walker/Dumas) Fantagraphics; $ 22.95; sk. Krantenstrip uit de jaren zestig van de maker

van Flippie Flink waarin tal van klassieke stripfiguren op de hak worden genomen. Solanin (Asano) Viz Media; $ 17.99; sk. Slice-oflife-manga over een jonge Japanse, die na het behalen van haar universiteitsdiploma haar leven op de rails probeert te krijgen. Still I rise. A graphic history of African Americans (Laird/Nash/Bey) Sterling Publishing; $ 7.95. Black & proud: de geschie-

denis van zwart Amerika.

Stonecutter (Muth/Kuramoto) St. Martins Press; $ 14.99; hk. Chinees sprookje verteld

door de tekenaar van M.

van Meneer Johan.

Studs Terkel’s working (Diversen/Pekar) New Press; $ 22.99; sk. Hommage aan de

turning of the screw revisited.

The stuff of life. A graphic guide to

Le tour d’écrou (Duphot/James) Delcourt. The

20

Amerikaanse schrijver (1912-2008).

reële verhalen van de maker van De aankomst. Eerder rijk geïllustreerd proza dan strip, maar zou jij daarvan wakker liggen als er bij jou een bootje door de straat bleek te varen?

T minus. The race to the moon (Cannon/ Cannon/Ottaviani) Simon & Schuster; $ 12.99; sk. Populair-wetenschappelijke strip over de

geschiedenis van de ruimtevaart.

The troublemakers (Hernandez) Fantagraphics; $ 19.99; hk. Enkele reis naar

de zelfkant van de Amerikaanse droom met een van de makers van Love & rockets.

Watchmensch (Rohrmuller/Johnston) $ 3.99; sk. Joods-humoristische parodie op de-strip-

inmiddels-bekend-van-de-film... uit Zweden. Proef het voor op: www.watchmensch.com.

You’ll never know 1: A good decent man ( Tyler) Fantagraphics; $ 24.99; hk. Autobio

terugblik van Carol Tyler op de relatie met haar vader, een veteraan uit WO II.

Neue Deutsche Welle Havanna. Eine kubanische Reise (Kleist) Carlsen; 19,90; hk. Getekende reisreportage

van de maker van de stripbiografie van Johnny Cash. Zie het interview in dit nummer en Kleists Havana-blog: www.carlsen.de/ blog/reinhard-kleist. Prototyp (König) Rowohlt; 14,90; hk. Een nieuwe blik op religie van de satirische stripmaker van Het killercondoom. Spam (Mahler) Reprodukt; 12,00; hk. omputergags C

van de maker van The lone racer.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.