ZozoLala 162

Page 1

gratis tweemaandelijks onafhankelijk stripinformatieblad Oktober / November 2008

162

Berthet, Jacques Martin, AndrĂŠ Geerts


Zozolala winkels ZozoLala is een onafhankelijk stripinformatieblad, uitgegeven door Stichting Zet.El, dat tweemaandelijks verschijnt. ZozoLala is gratis voor de klanten van nevenstaande stripwinkels.

Apeldoorn De vreemde zaak Asselsestraat 27 7311 EC / 055 - 576 10 02 www.devreemdezaak.nl

Plok. Strips en eh… dinges! Stationstraat 1 9401 KV / 0592 - 31 32 92 www.plok-strips.nl

Brugge Alkmaar Bookers & strippers Boterstraat 20 - 22 1811 HP / 072 - 512 19 16 Stripwinkel Paulus Verdronkenoord 62 1811 BG / 072 - 512 60 41 www.stripsenzo.nl Plenty plaatjes Voordam 4 1811 MA / 072 - 515 63 23 www.plentyplaatjes.nl

Amsterdam Het beeldverhaal Kinkerstraat 162 –164 1053 EH /020 - 685 51 00 www.het-beeldverhaal.nl Fantasia Gelderlandplein 203 1082 LW / 020 - 642 78 88 home.tiscali.nl/ stripwinkelfantasia Gojoker Zeedijk 31a 1012 AP / 020 - 620 50 78 Lambiek Kerkstraat 132 1017 GP / 020 - 626 75 43 www.lambiek.net Nou moe!?! Lindenstraat 1 1015 KV / 020 - 693 63 45

Katelijnestraat 42 8000 / 050 - 33 71 12 www.striepclub.be

Delft Bul Super Breestraat 18 - 22 2611 RG / 015 - 212 60 97 www.bulsuper.nl

Den haag

Voorplaat Een pin-up van Berthet.

De strip-aap Javastraat 22 7512 ZJ / 053 - 430 52 61 www.stripaap.nl

Geel Alfa strip Stationstraat 125 2440 / 014 - 58 43 80

Gent PopVille Oudburg 5 (Patershol) 9000 / 09 - 223 73 71 www.popville.be Pierke Frans van Rijhovelaan 312 9000 / 09 - 227 70 86

Goes Het paard van Troje Langevorststraat 2 4461 JP / 0113 - 21 46 91 www.paardvantroje.nl

Haarlem Het Avontuur Gedempte Oude Gracht 22 2011 GR / 023 - 54 27 124 www.stripzaak.nl

Hasselt Wonderland Paardsdemerstraat 17 3500 / 011 - 22 82 00 Aelix strips en comics Chasséstraat 71 2518 RW / 070 - 365 07 38 www.aelix.nl Walk in Herengracht 13 2511 EG / 070 - 364 63 36 www.walkin.nl

Hoorn Het gele teken Grote Oost 35 1621 BR / 0229 - 21 86 23 www.hetgeleteken.nl

Colofon Redactie

Jef Nieuwenhuis, Hans Pols, Bert Meppelink, Hans van Soest en Gerard Zeegers

De fantast Burgwalstraat 7 8261 HJ / 038 - 332 03 25 www.de-fantast.nl

Dit keer werkten mee

Philippe Berthet, Jacques Martin, André Geerts

Druk & Afwerking

Drukkerij Wilco – Amersfoort

Vormgeving & opmaak

Distributie

Vaste medewerkers

Abonnementen

Sigge Stegeman, Rogier van Neerven en Richard Bos

Toon Dohmen, VLERK, Peter de Wit, Mark Horemans, Pieter van Oudheusden, Arend Jan van Oudheusden en Roel Daenen

Leiden Dumpie Nieuwe Rijn 18 2312 JC / 071 - 512 64 04 www.stripwinkeldumpie.nl

Leuven

Pinceel Stripverspreiding Leuven (B), Van Ditmar Amsterdam (NL) Een abonnement is mogelijk voor één jaar (€ 15,–), of voor twee jaar (€ 25,–) en gaat in na storting van het totaalbedrag op

Donner boeken Lijnbaan 150 3012 ER / 010 - 413 20 70 www.donner.nl Yendor Korte Hoogstraat 16 3011 GL / 010 - 433 17 10 www.yendor.nl

Schiedam ’t Centrum Korte Singelstraat 20a 3112 GB / 010 - 426 25 84

Sint-Katelijne-Waver Artobi Mechelsesteenweg 119 2860 / 015 - 55 61 97 www.artobi.be

Sint truiden Gobelijn Mechelsestraat 35 3000 / 016 - 23 55 86 www.gobelijn.be

De galliër Beekstraat 58 3800 / 011 - 67 17 39 www.gallier.be

Mechelen

Tilburg

Comic strips Hoogstraat 11 2800 / 0474 - 49 06 25 www.comic-strips.com

De stripfanaat NS Plein 10 5014 DA / 013 - 58 00 107 www.stripfanaat.net

De stripkever Bruulcenter, Bruul 79 2800 / 015 - 21 76 05 www.stripkever.be

Middelburg Perron 2 Sint Janstraat 9-c 4331 KA / 0118 - 61 41 84

Nijmegen

Houtstraat 59 - 61 6511 JM / 024 - 36 08 181 www.senorhernandez.com

Kampen Scheffersplein 1 3311 EJ / 078 - 614 20 12 www.stripwinkel-sjors.nl

De rat Voorstreek 83 8911 JL / 058 - 215 16 00 derat@kpnplanet.nl

Internet

Dordrecht

Antwerpen Mekanik strip St. Jacobsmarkt 73 2000 / 03 - 234 23 47 www.mekanik-strip.be

Leeuwarden Enschede

Assen

kortrijk De boekenwolf Meensesteenweg 18 8500 / 056 - 35 44 98 www.boekenwolf.be

Arnhem

Koningstraat 43 6811 DH / 026 - 442 09 09 de-noorman@planet.nl

Eindhoven

Rotterdam Dick Bos Burgemeester Baumannlaan 119a 3043 AJ / 010 - 461 31 47 www.stripwinkeldickbos.nl

Postbank giro 3253937 (NL) of Postgirorekening 000 – 164840584 (B) t.n.v. Stichting Zet.El te Bilthoven o.v.v. je eigen adres

Redactieadres

Postbus 344, 3720 AH Bilthoven, Nederland

Internet

www.zozolala.com redactie@zozolala.com

Oplage

6.500 exemplaren.

Turnhout Tistjen Dop Paterstraat 96 2300 / 014 - 42 88 29 www.tistjendop.be

Utrecht Piet Snot Vismarkt 3 3511 KR / 030 - 231 84 72 www.pietsnot.nl Strip en lektuurshop Oude Gracht 194 3511 NR / 030 - 233 43 57 www.stripart.nl

Zwolle De boekenhalte Assendorperstraat 103 8012 DH / 038 - 422 10 77 www.boekenhalte.nl

issn

1382 8630

Copyright 2008, Stichting Zet.El

Overname van ­artikelen, strips of illustraties enkel in overleg met de uitgever.


De P.I. van Holly

wood

Het werk van de Franse striptekenaar Philippe Berthet is meteen herkenbaar: lange vrouwen in sexy jurken met hoge split, mannen met gleufhoeden en grote Amerikaanse auto’s. Met zijn helder-realistische stijl maakte Berthet (1956) begin jaren ’80 deel uit van een nieuwe, progressieve generatie aanstormend talent. Bij het grote publiek maakte hij meer dan tien jaar na zijn debuut furore met de avonturenreeks Pin Up. Maar zijn oeuvre omvat meer dan schaars geklede schoonheden. Vanuit zijn lichte atelier in de Brusselse deelgemeente Vorst blikt de auteur terug en vooruit. door Roel Daenen Bijna al uw albums spelen zich af in de Verenigde Staten, in de eerste helft van de vorige eeuw. Wat heeft u precies met dat land en die periode? „Eigenlijk niks. (lacht) Het is puur toeval dat dat zo gebeurd is. Het sluit in elk

geval wel goed aan bij de voorliefdes die ik had als adolescent. Ik was echt verslingerd aan de Amerikaanse film noir van de jaren ’30 tot en met ’50. En die spannende misdaadfilms hebben mijn verbeelding constant gevoed. Nu je ’t zegt: het is inderdaad zo dat ik – toeval of niet – steeds weer uitkom bij scenaristen die dezelfde voorkeur voor die periode hebben. Mensen met wie ik dezelfde fascinatie kan delen. Het gaat me dus niet zozeer om de Verenigde Staten, maar wel om een verbeelde versie van dat land. De P.I. Van Hollywood – een van de eerste strips die ik maakte – speelde zich tegen dat decor af. Maar het was scenarist François Rivière die me dat toen had voorgesteld. Zo ging de bal aan het rollen.” 3


Waarom maakt u niet zelf uw scenario’s? „Toen ik bezig was met mijn striptekenaaropleiding aan SaintLuc te Brussel, realiseerde ik me al heel vroeg dat ik niet zo’n goeie scenarioschrijver ben. In het begin deed ik dus vooral beroep op kameraden als Andréas, Philippe Foerster en Antonio Cossu, met wie ik ondermeer Dreigende jaargetijden, Het oog van de jager en De ideeëndealer heb gemaakt. Vanaf het moment dat ik voor het weekblad Robbedoes begon te werken, kreeg ik regelmatig een scenariovoorstel. Tegenwoordig heb ik het nog gemakkelijker, dankzij de bekendheid die ik intussen geniet. Ik hoef maar zelden iemand op te bellen om om een verhaal te vragen. Ik verkeer nu in de comfortabele positie dat ik kan kiezen wat ik verstrip. Momenteel ben ik aan de slag met een jonge scenarist, Fred Duval. Hij is vooral bekend door zijn reeks Travis, uitgegeven in Frankrijk bij Delcourt. Dat kwam eigenlijk omdat ik graag eens iemand anders wou, met een heel eigen toon, een andere manier van vertellen zeg maar.” De juiste sfeerschepping blijkt in uw albums altijd heel belangrijk. „Ja, dat klopt eigenlijk wel. Ik heb od w van de do De schadu graag dat er een bepaalde atmosfeer of spanning is terug te vinden, een toon die de lezer kan voelen. Maar soms word ik als tekenaar ook verrast, doordat verhalen waar ik maar matig in geloofde op papier plotseling toch tot hun recht komen. Dat is dan mijn verdienste. (lacht) Je weet het nooit echt van tevoren. Het is persoonlijk, een gevoel, maar uiteindelijk is het heel eenvoudig: het werkt of het werkt niet… Een goede scenarist is voor mij iemand die kan vertellen in beelden. Wanneer ik een scenario doorlees, dan trekt het verhaal aan mij voorbij als een film. Ik kijk als het ware door de lens van de camera. Hoe meer detail ik zie, hoe meer ik me tot het scenario aangetrokken voel. Als tekenaar kun je natuurlijk ingrijpen als er iets mis gaat, maar niet onbeperkt. Het blijft immers een gemeenschappelijk werk.” Wilde u van jongs af al aan striptekenaar worden? „Welnee, dat heeft eigenlijk lang geduurd. Toen ik afstudeerde aan het Lycée français van Brussel had ik geen flauw benul wat ik wilde doen. Mijn ouders wilden me laten doorstuderen, maar wát? Ik zat met de handen in het haar. Mijn passie was tekenen. Ik had al geruime tijd in het avondonderwijs tekenen gestudeerd. Destijds was de stripafdeling van Saint-Luc net opgericht, een jaar of twee voor ik er terechtkwam, denk ik. Ik dacht toen dat ik daar de tekenkunst het meest kon oefenen, dus werd het striptekenen. Ik had echt geen flauw benul of ik de vaardigheden had om striptekenaar te worden en of ik ooit een strip zou maken. Het was de grote verdienste van de leraren dat ik zicht kreeg op de verscheidenheid van het beeldverhaal. Daarvoor was mijn horizon beperkt tot de grote klassiekers zoals Kuifje en Robbedoes. Aan het Saint-Luc ontdekte ik de Amerikaanse comics, strips uit Spanje, strips uit alle windstreken. En toen wist ik het ineens: dit is wat ik wil doen! Sindsdien heeft die passie mij nooit meer losgelaten.” 4

En u werd algauw vanaf het begin van de jaren ’80 een van de boegbeelden van de nieuwe generatie stripmakers. „Ach, ik heb veel geluk gehad. Via de Robbedoes-redactie kwam ik terecht in een uiterst creatieve en breeddenkende omgeving. En aan het Saint-Luc had onze leermeester Claude Renard ons vanaf het begin voorgehouden dat strips veel meer vermochten dan louter kinderen vermaken. Strips waren voor hem in de eerste plaats een expressiemiddel, een medium om over de wereld na te denken. Mijn eerste strips, zoals Koffiekleurtje, waren dan ook heel persoonlijk, met een eigenzinnige bladspiegelopdeling en een wat ongewone tekenstijl. Dat sloeg aan en ik voelde er me prima bij, dus ik zat op de goede weg. Na mijn opleiding heb ik samen met een paar vrienden van Saint-Luc een atelier opgericht. Dat heeft ongeveer een jaar geduurd, maar we hebben elkaar nooit echt uit het oog verloren. Al was het maar omdat de meeste hier in Brussel wonen. Andréas is weliswaar verhuisd naar Bretagne, maar Cossu woont in nog in de buurt: Bergen, net als Foerster.” In de jaren ’90 bent u echter een andere weg ingeslagen door met commerciëlere strips als Pin Up en Poison Ivy uit te pakken. Waarom? „Ik ben toen begonnen met een aantal reeksen. Al het werk dat ik daarvoor had gemaakt, waren voornamelijk one shots. Op een bepaald moment kreeg ik echter de kans om binnen de collectie Vrije Vlucht van Dupuis twee albums te mogen maken. Dat waren Halona en De weg naar Selma. Werken die erg volwassen van toon waren, veel meer dan al hetgeen ik daarvoor had gemaakt. Daarna wilde ik weer een reeks maken. Ik moet bekennen dat ik wel wat angstig was toen ik eraan begon. Ik zag mezelf al verzanden met telkens dezelfde personages, min of meer dezelfde verhalen, enzovoort. Ik had behoefte aan een frisse, creatieve wind. Op dat moment heb ik contact opgenomen met Yann. Samen hebben we toen Pin Up gemaakt. De heldin situeerden we in een afgebakende maar weliswaar open context. Het verhaal speelt zich af in de Verenigde Staten vanaf de jaren ’40. Doordat de serie zich niet afspeelt in steeds dezelfde tijdsperiode, meende ik echter voldoende achter de hand te kunnen houden.” Pin Up is met negen delen een erg succesvolle reeks. Hoe verloopt uw samenwerking met Yann eigenlijk? „Wel, zeer goed. Yann heeft de reeks Pin Up eigenlijk voor mij op maat gemaakt, want hij wist dat ik graag mooie vrouwen teken. Over het algemeen presenteert hij mij de rode draad van een verhaal. Daarna delen we het verhaal op in grotere sequenties en denken we na over de indeling van de


bladspiegel. Yann ‘plakt’ werkelijk de personages naargelang het verhaal vordert. Daarbij voegt hij soms kleinere rollen toe, zoals de historische figuren die in de reeks opduiken.” Vanwaar de referentie aan het beroemde fotomodel Betty Page? „Aanvankelijk modelleerde ik mijn personage naar de heldinnen van Milton Caniff (een Amerikaanse stripauteur, vooral bekend van Terry and the Pirates en Steve Canyon, red.). Zijn sterke vrouwen waren voor mij richtinggevend. En toen is heel gauw Betty Page ten tonele verschenen. Die keuze vloeide voort uit een aantal keuzes die ik toen maakte, zoals de haarsnit van de heldin. In het begin was dat niet echt voorzien, maar gaandeweg heeft Yann het personage zo ontwikkeld. In het begin is Dottie, het hoofdpersonage, eigenlijk een heel gewone vrouw. Maar ze wordt opgemerkt door een tekenaar, die haar modelleert en verder ontwikkelt naar de toen heersende rolmodellen. Dottie wordt dan in zekere zin het slachtoffer van haar imago… en de mannelijke lust. Dat maakt het ook een interessant gegeven om met dit personage te werken. Hoe speelt ze namelijk met haar imago om te verkrijgen wat ze precies wil?” Komen er nog meer delen van Pin Up? „Er komt zeker een nieuw deel. Het volgende deel wordt een sf-verhaal. Niet de sciencefiction zoals we die vandaag de dag kennen, maar die uit de jaren ’50 en ’60, die laat zien hoe de Amerikanen de toekomst destijds zagen. De verhaallijn is stilaan aanbeland aan het einde van de jaren ’60. Dat was echt het einde van het tijdperk van de traditionele pin-up. Als we hierna nog verder gaan met Dottie en haar avonturen, wordt het daarom zeer waarschijnlijk in de vorm van flashbacks. Maar het album zal nog even op zich laten wachten. Ik ben op dit moment namelijk bezig aan een album voor een spin-off serie van de bekende reeks XIII. Het is de bedoeling om per album iets dieper in te gaan op één van de nevenpersonages uit de reeks. Zo richt het eerste deel – dat dit najaar verschijnt en gemaakt Berthets versi e van Betty Pa ge in Pin-up wordt door Ralph Meyer en Xavier Dorison – zich op de figuur van de Mangoest. Het tweede deel – dat pas volgend jaar op de markt komt – wordt getekend door mij en geschreven door Éric Corbeyran. Wij hebben het over de moordenares Irina. Het is erg leuk om te doen en ik ben benieuwd hoe de mensen zullen reageren.” U werkt regelmatig samen met uw vrouw Dominique David, die zelf strips maakt als Jimmy Boy en Lipstick. Destijds schreef zij voor u het scenario van De dame, de zwaan en de schaduw. Wat doet ze nu nog voor u, behalve haar sporadische inkleuringen? „Dominique is inderdaad mijn echtgenote. Maar ze heeft ook haar eigen projecten. We wonen al meer dan twintig jaar samen,

werken al geruime tijd samen in hetzelfde atelier. Ik voel een grote energie wanneer we samen aan de slag zijn. En wat heel aangenaam is, is dat ik een klankbord heb. Indien ik ergens over twijfel, over pakweg een perspectief of zo, dan kan ik meteen bij haar terecht. Een frisse blik, dat helpt. We denken trouwens ook al járen over een gemeenschappelijk project. Anders dan ikzelf, schrijft Dominique heel graag verhalen. Maar ze heeft dan weer net Schets voor Halona iets meer problemen met het tekenwerk. Dat maakt ons tot een perfecte tandem. (lacht) Maar onze agenda’s werken ons echt tegen. Wanneer ze klaar is met een album, ben ik nog aan iets bezig en vice versa. En zo is het ons vooralsnog niet gelukt om echt iets samen te doen. Mensen zeggen vaak dat onze stijlen op elkaar lijken, maar zo zien we dat zelf niet. We zijn allicht beïnvloed door dezelfde Amerikaanse auteurs. En ook zij heeft een heldere stijl die refereert aan de klare lijn en die niet helemaal realistisch is. Dus toegegeven: er zijn gelijkenissen, maar uiteindelijk gaan we toch allebei onze eigen weg.” Waarom bent u gestopt met de reeks Yoni? „Ik wou met Yoni echt eens iets nieuws maken, maar spijtig genoeg sloeg de reeks niet aan. Yoni was opgezet als een avonturenreeks in de zeer nabije toekomst. Er zijn mensen die vonden dat de sciencefiction-elementen niet fantastisch genoeg waren, maar het was geen echte sf. Ik zag het meer als een extrapolatie van het heden. We vielen dus tussen twee stoelen in. Yann en ik hadden nog wel ideeën om verder gaan, maar je maakt zo’n strip natuurlijk niet voor niets. Het moet wel gelezen worden.” U bent net de vijftig gepasseerd. In hoeverre bent u nog ambitieus? „Wel, striptekenaars gaan nu eenmaal niet met pensioen. (lacht) Er zijn er die hun productie verminderen of vertragen, maar het merendeel gaat gewoon door. Maar om te kunnen stoppen, moet je ook wel wat geld opzij hebben staan. We zijn per slot van rekening kleine zelfstandigen. Wat voor mij wel begint te spelen, is een zekere notie van urgentie. Ik heb geen zin meer om tijd te verliezen. Zo’n tien, vijftien jaar geleden greep ik elke kans die ik kreeg en deed ik echt heel erg veel. Als men mij iets voorstelde: hop! en ik was vertrokken. Nu neem ik wat meer tijd om de projecten eerst eens goed te bekijken. Ik heb geen zin om, laten we zeggen fouten te maken. Ik wil dingen doen die me bevallen, die iets bijdragen en die in de loop der tijd kunnen evolueren. Zelfs bij kleinere dingen, zoals los grafisch werk en zo. Vroeger kon ik gewoon geen neen zeggen. Nu kan ik dat eindelijk! Mede dankzij mijn bekendheid kan ik me dat permitteren. Het enige wat me zorgen baart, is mijn grafische ontwikkeling. Dat ik op een dag moet vaststellen dat ik niet meer evolueer en keer op keer dezelfde trucs gebruik…”  ×  5


Jacques Martin,

aandacht ging daarbij

behoefte om verhalen te kunnen vertel-

uit naar de historische

len: „Ik behoor met Hergé en Jacobs tot de

de carrière van een perfectionist

achtergronden van

generatie die het tekenen meester zijn

vooral de serie Alex.

geworden om verhalen te kunnen vertel-

Het is een aspect van

len. Het was niet het tekenen dat ons

zijn werk dat alle aan-

boeide, het waren de verhalen,” zegt hij.

dacht verdient, tenslot-

Vanaf de jaren zestig heeft Jacques

te is het bewonderens-

Martin zich laten kennen als een belang-

waardig hoe Jacques

rijke en productieve scenarist, die onge-

Martin er telkens weer

hinderd door modes en trends of een ver-

door Hans Pols Onlangs hing de inmiddels hoogbejaarde

naar heeft gestreefd om de tijd waarin

andering van het striplezende publiek

Jacques Martin zijn tekenpen definitief

zijn verhalen zich afspelen zo getrouw

zijn eigen weg volgt. Zijn werk heeft

aan de wilgen. Hoewel veel van de door

mogelijk weer te geven. Minder aandacht

invloed gehad op meerdere generaties

hem geschapen reeksen nog doorlopen,

was er voor Martins bronnen, zijn invloe-

stripmakers die de geschiedenis als inspi-

heeft hij er nauwelijks nog bemoeienis

den en de ontwikkeling van zijn vertel-

ratiebron hebben, zoals André Juillard. In

mee. In de loop van zijn lange carrière is

kunst. En dat terwijl Martin in de eerste

deze en in de komende ZozoLala gaan

er veel over Martin geschreven. Veel

plaats strips is gaan maken vanuit de

we wat dieper in op zijn oeuvre.

Jacques Martin wordt op 1 september 1921 geboren als tweede zoon van het echtpaar Martin in Straatsburg. Zijn vader is testpiloot en zelf heeft Jacques ook enige tijd gewerkt in de vliegtuigindustrie. Hoewel zijn carrière een andere wending nam, is zijn De evolutie van Alex belangstelling voor de luchtvaart gebleven, wat vooral tot uiting komt in de Lefranc-albums. In Het absolute wapen betoont Martin zelfs eer aan de piloten van de CIDNA, een luchtvaartmaatschappij die mede door zijn vader werd opgericht. In zijn jeugd zijn het vooral strips en films die van invloed zijn op zijn latere werk. Zijn voorkeur gaat uit naar Buster Brown, Bibi Fricotin en Les pieds Nickelés. Verder is hij een bewonderaar van de in het Nederlandse taalgebied onbekend gebleven tekenaar Marijac. In een ouder interview vertelt Jacques Martin hoe hij Kuifje leerde kennen: „Op mijn twaalfde jaar begon ik echt belangstelling voor strips te krijgen. Ik kwam toen namelijk een keer langs een school waar wat vriendjes van me zaten. Het was donderdagmiddag, in die tijd voor de kinderen de vrije middag, en uit een van de ramen hoorde ik ineens: duizend bommen en granaten en meer van die kreten. Ik dacht dat er een film vertoond werd en omdat ik vriendjes had op die school, ben ik er naar binnen gegaan om te kijken. Het bleek om Kuifje te gaan. Het verhaal dat ik toen gezien heb, was Het gebroken oor. Ik vond het zo prachtig dat ik me na afloop 6

voornam om ook dat soort tekeningen te maken. De tweede schok kreeg ik toen ik Edgar Jacobs leerde kennen, zijn manier van vertellen, zijn humor, zijn decors… dat alles was iets verbazingwekkends voor mij. De invloed van Jacobs is in mijn tekeningen heel duidelijk te zien, bijvoorbeeld in Het vervloekte eiland.”

De debuutjaren Na een opleiding en enige werkervaring in een vliegtuigfabriek verhuist Jacques Martin naar Parijs, waar hij werkt als decorbouwer. Hierna reist hij door naar Brussel met als ideaal om voor het toen net opgerichte weekblad Kuifje te gaan werken. Dat lukt niet meteen. Hij vindt werk bij een reclamebureau. Hier leert hij Henri Leblicq kennen, met wie hij samen strips begint te maken onder het pseudoniem Marleb. Martin tekent de personages, Leblicq de decors. Ze publiceren een reeks verhalen in Bravo, Wrill, Story, l’Independence en La Wallonie. Het tweetal is zeer productief in die tijd, waarbij ze veel variatie aan de dag leggen. Martin is nog volop op zoek naar zijn eigen


Opening van Het Etruskische graf

stijl. Zowel de invloed van Alex Raymond als van Jacobs is in de strips te zien, maar vooral de invloed van Hergé is sterk aanwezig. Werk van Martin uit deze tijd zoals Het geheim van de Calumet, Het teken van de Naja en Eksteroog in New York wordt zelden meer gezien. Ook een herdruk van De grijze uil (Paul Rijperman, 1986) is inmiddels zeldzaam geworden. Noem het plagiaat, noem het een eerbetoon, maar de geest van Kuifje is sterk aanwezig in De grijze uil. De hoofdfiguur draagt een coltrui en een plusfour, hij wordt vergezeld door een kat en een oudere vriend die inspecteur van politie is. De vergelijking met Kuifje wordt nog eens extra benadrukt in het laatste plaatje van de strip, waarop de helden door het volk worden toegejuicht, het traditionele slot van de vooroorlogse Kuifje-avonturen.

Gustave Flaubert In 1948 kan Martin zijn droom waarmaken om voor Hergé en zijn weekblad Kuifje te gaan werken. Hij bedenkt de jonge Galliër Alex en in september 1948 gaat Alex de onversaagde van start. In Alex de onversaagde komt Jacques Martin nog wat stuurloos over. Hij zoekt voordat hij bij het blad solliciteert naar een historische achtergrond voor zijn strip. Drie periodes hebben zijn belangstelling: de Oudheid, de Middeleeuwen en de tijd van Napoleon. Hij kiest voor de Oudheid en meer specifiek voor de periode waarin Pompeius en Julius Caesar strijden om de macht over het Romeinse Rijk. Later vertelt Martin dat hij toch liever zou hebben gekozen voor een andere periode, met als achtergrond het Athene ten tijde van Plato en Socrates. Die reeks zal er uiteindelijk komen in de jaren tachtig: Orion. „Alex is het resultaat van mijn liefde voor Griekenland en de Oudheid. Het zat in mij. Het lezen van Flaubert was voor mij een van de grootste ervaringen van mijn leven. Hij heeft voor mij de poorten naar Plato, Socrates, naar de gehele Oudheid geopend,” vertelt hij. Ook in eerdere interviews geeft Jacques Martin blijk van zijn bewondering voor de romans van de Franse schrijver Gustave Flaubert. In het bijzonder Salammbo, een roman die hij naar eigen zeggen eens in de twee jaar herleest. In diverse albums van de serie Alex komen we verwijzingen tegen naar Salammbo, bijvoorbeeld in Het Etruskische graf, Het spook van Carthago en De gouden sfinx. De scène die zich afspeelt in een aquaduct in Het vervloekte eiland is ook ontleend aan Salammbo. Martin is overigens niet de enige stripmaker die zich liet inspireren door Flaubert. Ook Yann en Chaland (De komeet van Carthago) verwijzen naar Salammbo en Druillet verwerkte

het zelfs tot een sciencefictiontrilogie (Salammbo, Carthage en Matho).

Feuilletons Tijdens een vakantie in de Vogezen krijgt Jacques Martin te horen dat Alex op basis van de eerste ingestuurde pagina is geselecteerd voor publicatie in Kuifje. Op dat moment is die ene plaat echter ook het enige van het hele verhaal dat al af is. In een razend tempo moet hij daarom het vervolg tekenen. En dat is te zien. Desalniettemin is Alex vanaf de eerste platen populair bij de lezers van het weekblad. In die jaren werkten striptekenaars nog niet met een vooruit geschreven scenario en was een albumpublicatie evenmin vanzelfsprekend. Verhalen kwamen al werkend tot stand. De eerste drie Alex-albums Alex de onversaagde, De gouden sfinx en Het vervloekte eiland vormen zo in feite een doorlopend feuilleton. Martin: „Alex de onversaagde heb ik als feuilleton gerealiseerd. De intrige wordt samengevat in de zin van De drie musketiers of Michael Strogoff, maar het is ook al een soort odyssee. Van Khorsabad voerde ik Alex mee naar Rome.” In de eerste tien jaar dat Martin aan Alex werkt, is hij nog op zoek naar zijn eigen tekenstijl, die voortdurend verandert tijdens de eerste albums. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de manier waarop Martin de anatomie van Alex in beeld brengt. Nadat hij op de eerste pagina’s van Alex de onversaagde spieren en lichaamswelvingen aangeeft met arceringen, gaat hij in de loop van het verhaal ook variëren met de lijndikte. In De gouden sfinx laat hij de arceringen helemaal achterwege en versimpelt zijn tekenstijl. Die versimpeling zet hij nog verder door in Het vervloekte eiland wat een soort klare lijn oplevert. Hij keert daarna toch weer terug naar een realistischer aanpak. Uiteindelijk heeft hij zijn eigen stijl gevonden vanaf De zwarte klauw. „Mijns inziens heb

Alex in vertwijfeling om zijn knaapje

7


Omslag van De Zwarte Klauw

ik vanaf De zwarte klauw geen invloeden meer ondergaan van andere tekenaars,” zegt Martin er zelf over. „Wel van schilders en vooral die uit de Italiaanse Renaissance, vooral Caravaggio. Dat komt vooral door mijn opleiding. Een vrij groot deel van de tijd werd besteed aan architectuur: perspectief tekenen, constructies uitwerken, enzovoort. Die kennis van de architectuur vond ik bij Italiaanse schilders terug. Logisch, want de meeste schilders waren in die tijd ook bouwmeester.” De invloed van Caravaggio is vooral terug te zien in Jacques Martins omslagtekeningen. Net als de schilder legt Martin het aandachtspunt aan de rechterkant van zijn tekening. Jacques Martin laat zich in zijn strips ook kennen als een perspectieffanaat. Daarbij grijpt hij terug op zijn opleiding, maar hij heeft ook eens verteld dat Hergé bij het bekijken van zijn eerste pagina’s de jonge Jacques wees op het niet al te beste gebruik van perspectief in zijn tekeningen. Martin – die Hergé zeer hoog had zitten – is na deze confrontatie veel, misschien wel overdreven veel zorg gaan besteden aan dit aspect van zijn tekenwerk.

Vriendje De gouden sfinx valt uiteen in twee delen. In het eerste deel keert Alex terug naar Gallië om er te ontdekken dat hij niet echt thuis is bij zijn volk. Alex en Enak Hij is in korte tijd een Romein geworden en bovendien na de dood van zijn stiefvader een welgestelde. „Alex is en blijft een Romein. Hij kan zich niet meer bij de Galliërs thuis voelen. De Gallische leider Vercingetorix zal dit Alex verwijten. Hij vindt Alex een verrader die meer Romein is dan Gallier. Alex geeft dit ook toe,” zegt de auteur. Jacques Martin werkt dit conflict meerdere malen uit, in De verloren legioenen, Iorix de Grote en Vercingetorix. In het tweede deel van De gouden sfinx leert Alex Enak 8

kennen. Hoewel Enak aanvankelijk alleen een rol zou spelen in dit verhaal, keerde hij op verzoek van de lezers van Kuifje terug en bleef hij tot aan de dag van vandaag aan Alex’ zijde. Wat Alex nu precies met het knaapje aanmoet, is niet al te duidelijk. Meermalen levert hun vriendschap Alex flinke problemen op. Er is wel eens gesuggereerd dat Alex en Enak een intieme verhouding hebben. Jacques Martin zei hierover in 1972: „Men zegt wel dat het een beetje dubieus koppel is, en dat is wel mogelijk. Zij zijn mediterranen uit de Romeinse tijd en het is heel wel mogelijk dat zij een heel intieme verhouding hebben. Enak is een mooi knaapje en in die tijd was een dergelijke relatie heel gewoon.” Martin zegt er weinig over, maar toch speelt hij in een aantal verhalen met het homoseksuele gegeven. Sommige bijpersonen zijn homoseksueel of zouden dit kunnen zijn en ook op de veelvuldig afgebeelde orgieën zien we jongens bij elkaar liggen. Overigens heeft hun relatie zich in de loop der tijd wel ontwikkeld. Alex en Enak zijn gaandeweg de serie wat ouder geworden. Aan het begin van de reeks is Alex vijftien jaar en Enak twaalf, in de verhalen uit de jaren ’80 zijn zij ongeveer drie jaar ouder. Vanaf de jaren ’70 komen er soms meisjes voor in de verhalen waarmee Alex bevriend raakt: Ariella in Iorix de Grote, Samtho in De prins van de Nijl of Malua in De prooien voor de vulkaan om er enkele te noemen. Opvallend is dat de vriendAlex belaagt door een meisje schappen die Alex met hen onderhoudt een veel minder wederzijds karakter hebben dan Alex vriendschappen met jongens. De meisjes kennen gevoelens die op zijn minst grenzen aan verliefdheid en telkens opnieuw laat Alex hen in de steek. In een aantal gevallen komen ze zelfs om het leven. Martin lacht erom: „Lezers hebben mij er soms op gewezen dat alle meisjes die verliefd zijn op Alex sterven. Er zit zeker een deel waarheid in die vaststelling, maar ik wil niet dat Alex huwt of zijn bestaan verbindt met dat van een vrouw. Zijn bewegingsvrijheid zou worden beknot en de aanwezigheid van Enak aan zijn zijde zou een probleem worden. Het is dus noodzakelijk dat de sentimentele avonturen van Alex eindigen met een scheiding en dan is de dood een voor de hand liggende gebeurtenis om mensen uit elkaar te halen.”

Kuifje en Lefranc In 1954 gaat Jacques Martin bij de studio van Hergé werken. De eerste strip waaraan hij meewerkt, is De Najavallei in de serie Jo, Suus en Jokko. Verder werkt hij mee aan het hertekenen van De sigaren van de farao en De zwarte rotsen. Als hij in dienst treedt bij de studio’s, neemt hij zijn eigen assistenten Roger Leloup en Michel Demaeredts mee.

Iorix de Grote


Zijn eigen reeksen komen op een laag pitje te staan. In de ongeveer twintig jaar die hij bij Hergé werkt, verschijnen slechts zeven Alex- en drie Lefranc-verhalen, waarvan er een niet door hemzelf maar door Bob de Moor wordt getekend. Het eerste Lefranc-verhaal Het sein staat op rood sloeg in als een bom. Hoewel zijn uitgever eerst niet wil dat Martin naast Alex nog een reeks maakt, kan hij niet anders dan tevreden zijn geweest toen deze klassiek geworden thriller verscheen. In de

Adolescenten De geringe productie van Jacques Martin in de periode 1954 tot 1973 vindt niet alleen zijn oorzaak in de drukke werkzaamheden bij studio Hergé. Het is ook een periode waarin Jacques Martin zijn vertelkunst naar een hoger plan tilt. In zijn streven naar perfectie moeten ook alle historische details in zijn Alexverhalen kloppen. Hij neemt er rustig de tijd voor om de actie in zijn verhalen – die dan nog een lengte hebben van zestig

Een geschiedenisles

Lefranc-reeks kan Jacques Martin zijn voorkeur kwijt voor sciencefiction. Als voorbeeld van zijn inspiratiebronnen noemt hij onder meer de romans van Robert Merle, een schrijver die altijd waarschuwt voor gevaren in de samenleving zoals kernenergie. In de Lefranc-verhalen wordt vrijwel altijd het voortbestaan van de aarde bedreigd en doorgaans is dat het werk van de telkens terugkerende Axel Borg, Lefrancs eeuwige tegenstander. Van Lefranc verschijnen maar mondjesmaat albums: Alex blijft Martins favoriete reeks. Maar in de jaren ’70 wordt Lefranc nieuw leven ingeblazen met als tekenaar Gilles Chaillet. Sindsdien verschijnen er regelmatig nieuwe albums, maar Lefranc is typisch een held van de jaren ’50 en ’60 en de verhalen die vanaf 1978 verschijnen doen verouderd aan. De latere auteurs Michel Jacquemart en Andre Taymans hebben dat prima begrepen en zij situeren De meester van het atoom, een verhaal uit 2006, in de jaren ’50 ergens tussen de eerste twee Lefranc-albums in. Het resultaat van dat experiment is zonder meer geslaagd te noemen en overtuigt veel meer dan de Lefranc-verhalen die door Simon en Carin worden gemaakt en die zich in onze tijd afspelen.

pagina’s – te onderbreken met historische intermezzo’s. Hij geeft bijvoorbeeld in Het Etruskische graf een overzicht van de ontwikkeling van de Baäl-Molochcultus. Die voorliefde voor historische details is al terug te vinden in De zwarte klauw uit 1959. De zwarte klauw begint als een detectiveverhaal. Alex raakt betrokken bij een reeks mysterieuze aanslagen die worden gepleegd met een metalen klauw waarop zich een dodelijk en zeldzaam vergif bevindt. De aanslagen worden gepleegd in Pompeï, toentertijd een luxe villadorp waar rijke patriciërs woonden. Pompeï werd later verwoest door een vulkaanuitbarsting. Martin wijst op een mooie manier vooruit naar deze ramp door Alex en Enak in het tweede gedeelte van De zwarte klauw – dat zich in Afrika afspeelt – te confronteren met een na een vulkaanuitbarsting versteende groep lijken. Een belangrijk element in De zwarte klauw is de aanwezigheid van Claudius, een jongen die per ongeluk door Alex toedoen ook wordt vergiftigd. Claudius is de eerste in een reeks adolescenten waarmee Alex vriendschappen aangaat. De bekendste hiervan is Heraklion, waaraan Alex ook veel brieven richt in De dooltocht van Alex. Andere vrienden van Alex zijn onder meer Spartaculus en Arceloüs. Over Claudius zegt Martin het volgende: „Evenals Heraklion, Spartaculus of Arceloüs is hij onschuldig en boet hij voor de misdaden van volwassenen. Hij wordt opgeofferd voor hun strijd en voor hun kuiperijen. In mijn leven heb ik dikwijls gemerkt dat heel wat kinderen als voorwerp behandeld worden. Ik verdraag het niet dat men een kind onderdrukt. Niets maakt mij angstiger.”

Cirkels Vanaf de jaren ’50 zal Martin zich niet alleen grondig documenteren voor zijn verhalen, hij pakt ook zijn manier van vertellen aan. Daarbij maakt hij gebruik van technieken ontleend aan de literatuur, zoals een cyclische opbouw: een stijl 9


Slot van Het Etruskische graf

waarbij het verhaal zich niet ontwikkelt als een rechte lijn, maar als een cirkel waarbij begin en eind samenvallen. Hij hanteert deze techniek voor het eerst in Het Etruskische graf. We zien op de eerste pagina hoe een adelaar een brood steelt uit de handen van Octavius. De zelfde adelaar verminkt op de laatste pagina van het verhaal met zijn klauwen het gezicht van Brutus. Een nog mooier voorbeeld van cyclische verteltechniek vinden we in Het afgodsbeeld dat opent met een overzichtsbeeld van een gebied aan een kust. Een beeld dat terugkeert op het laatste beeld van het boek, maar nu staat er een onafgebouwde stad als getuige van het drama dat er zich heeft afgespeeld. Het Etruskische graf is een hoogtepunt in de Alex-reeks. Het is een rijk verhaal met kleurrijke personages, zoals de zwakke prefect die liever zwemt dan regeert en interessante zijsprongen zoals de voorspelling aan Octavius dat hij later keizer zal worden. Hij wordt dat later inderdaad onder de naam Augustus. In Het Etruskische graf is ook goed te zien dat Martin worstelt met de beperkingen die een vast personage en tijdperk de tekenaar opleggen. De geschiedenis van het paard van Troje bijvoorbeeld speelde zich af lang voordat Alex leefde, maar Martin zocht en vond een weg om een verband te leggen tussen dat verhaal en Alex’ tijd. Hij laat het verhaal simpelweg vertellen om zo een brug te slaan naar de verzonnen gebeurtenissen in de tijd waarin Alex leeft. Een keer gebruikt hij die truc ook in een Lefranc-verhaal; De Apocalyps, een van de vreemdste verhalen die Martin schreef. Het gegeven dat Lefranc kan kijken in de toekomst en in het verleden geeft Jacques Martin

een excuus om zijn visie te tonen op de dood van Hadrianus geliefde Antinous.

Marguerite Yourcenar Jacques Martin schreef De Apocalyps al in 1974, ongeveer in de zelfde tijd als De prins van de Nijl. Dat verhaal baseerde Martin op Hadrianus gedenkschriften, de prachtige roman van de Franse schrijver Marguerite Yourcenar. Hij verplaatste de handeling van Carthago naar Egypte. Enak neemt de rol van Antinous op zich en farao Sakhara die van Hadrianus. Alex speelt in het verhaal maar een beperkte rol, Martin concentreert zich dit keer op de emotionele ontwikkeling van Enak, een knaap die te horen heeft gekregen dat hij eigenlijk een prins is. De prins van de Nijl is het eerste Alex-verhaal met een lengte van vierenveertig pagina’s in plaats van de tot dan toe gebruikelijke ongeveer zestig. In veel Alex-verhalen verwerkt Martin gebeurtenissen die werkelijk plaats hebben gevonden zoals het verhaal van de verloren legioenen in het gelijknamige verhaal en Iorix de Grote. Een aantal malen grijpt hij ook terug op de Moloch-cultus, het mysterieuze metaal orichalcon en Salammbo. In De zoon van Spartacus beschrijft Jacques Martin de slavenopstand onder leiding van Spartacus. Een ontmoeting tussen Alex en Spartacus is onmogelijk, hij stierf in 71 voor Christus, maar ook hier gebruikt Martin een verteltruc: hij bedenkt Spartaculus, de vermeende zoon van Spartacus om zo het verhaal te kunnen vertellen van Spartacus. Iets dergelijks doet hij ook met het verhaal van de toren van Babel en het paard van Troje in de gelijknamige verhalen. De Chinese keizer die in De keizer van China een berg rood laat verven, heeft werkelijk bestaan en zo zijn er nog veel voorbeelden te bedenken. (wordt vervolgd) Dit artikel is gebaseerd op een interview dat de auteur had met Jacques Martin. Bij het schrijven is gebruik gemaakt van de boeken Avec Alix (Casterman 1984) en Corentin en de wegen van het wonderlijke (Lombard 1984) en artikelen en interviews in de tijdschriften Schtroumpf 20, Stripschrift 54/54, 89, 187, 205 en 216, Wordt vervolgd 69.

10


Jojo, De ballade van de vier seizoenen

Geerts, verliefd op de geur van papier en inkt De Belgische striptekenaar André Geerts wordt dit jaar 53, maar gaat onverstoorbaar en zonder in te zakken door met het maken van prachtige kinderstrips die door de gelaagdheid ook voor een volwassen publiek zijn bedoeld. Wat Winnie-de-Poeh en Alice zijn voor de wereld­ literatuur, is Geerts’ creatie Jojo voor de internationale stripcultuur. Hoog tijd om de grijzende Brusselaar te benaderen met de prangende vraag: Gaat het nog een beetje, meneer Geerts? door Jef Nieuwenhuis

Zoals veel collega’s van zijn generatie, heeft Geerts zijn opleiding gevolgd op de befaamde Sint-Lucas academie in Brussel. „Ik heb veel gehad aan mijn opleiding in Brussel. Ik heb er veel geleerd. Daar zijn ook mijn ogen geopend voor de kunst en alles wat daar mee te maken heeft. Je leert er na te denken over wat kunst inhoudt en wat het betekent. Maar de kwaliteit van de opleiding is niet alleen het gevolg van de kwaliteit van de docenten die er les gaven. Als je jong bent, is het belangrijk dat je je spiegelt en optrekt aan de talenten van anderen. Ik heb daar mensen leren kennen als Andreas, Frank en Yslaire. Mensen met wie ik bevriend ben geraakt en die een bijdrage hebben geleverd aan mijn vorming als stripmaker.” Hoewel Geerts na zijn opleiding een carrière als politiek cartoonist ambieert, vindt hij al vrij snel zijn plek in de stripwereld. In 1976 haalt het stripblad Robbedoes hem binnen. Sindsdien maakt hij voor dat blad illustraties, cartoons, korte verhalen en series. De grootste bekendheid verwerft hij echter met zijn langlopende reeks avonturen van de kleine held Jojo. Van die reeks zijn tot nu toe zeventien albums verschenen.

Jojo, De ballade van de vier seizoenen

11


André Geerts is geboren op 18 december 1955. Zijn stripcarrière begint aan de onontkoombare Sint-Lucas academie in Brussel. Daar ontmoet hij Frank en Yslaire met wie hij een langdurige vriendschap ontwikkelt. Het drietal zal later gezamenlijk een nadrukkelijk stempel drukken op de stripstijl van het blad Spirou/Robbedoes. Na zijn opleiding debuteert de jonge stripmaker in 1974 in het blad Les Soir Jeunesse. Aanvankelijk ambieert hij een carrière als tekenaar van politieke prenten. Maar in 1976 krijgt hij de kans om bij Spirou als striptekenaar aan de slag te gaan. In dat jaar verschijnt van zijn hand La petite chronique Vénusienne (scenario: J-M. Brouyère). Tot 1982 vult hij de pagina’s van Spirou met korte verhalen en illustratie. In 1981 verschijnt voor het eerst een album met zijn werk: Gens de la lune. Twee jaar later start Geerts met Jojo, de reeks die zijn levenswerk zal worden. Tot nu toe zijn in de reeks zeventien albums verschenen. Aanvankelijk fungeerde de belevenissen van Jojo als bladvulling, maar in korte tijd groeide de korte stroken uit tot volwaardige stripverhalen. In 1997 verschijnen bij Dupuis twee bundels met korte verhalen en cartoons vol schrijnende humor onder de naam Ondankbare wereld. Naast zijn werk voor Spirou/Robbedoes maakte Geerts illustraties voor diverse andere Belgische bladen. In 1993 startte hij samen met Sergio Salma de reeks Mademoiselle Louise voor uitgeverij Casterman.

Zijn toegankelijke, wat fragiele tekenstijl valt op door de inkleuring met pasteltinten en de soepele, ronde lijnvormen die zijn personages breekbaar maken. De wereld van Jojo is een veilige wereld. Toch zijn de verhalen geen voortkabbelende vertellingen voor het tere kinderzieltje. Goed verpakt in de toegankelijke vormgeving gaan de scenario’s van Geerts ergens over. „De thema’s die ik in Jojo opvoer, zijn simpel,” vertelt Geerts. „Wat ervaart een kind als hij de wereld ontdekt? Vriendschap, verkering. En daarna de verkenning van de wereld van de volwassenen. Maar die volwassen wereld zit ingewikkeld in elkaar en kinderen zijn niet blind. Ze zien veel meer dan we denken of willen denken. Er zijn dan ook geen onderwerpen die niet in Jojo aan de orde kunnen komen. Ik heb mezelf maar twee beperkingen opgelegd. Over seks en geweld zal het in de serie nooit gaan. Verder kan alles. Vanaf het moment dat een kind zoals Jojo en de jonge lezers van mijn strip, vragen gaan stellen, kan alles bespreekbaar zijn. Alleen de manier waarop is belangrijk. Als de manier van vertellen en van verbeelden omzichtig is, kan alles aan de orde komen.” Toch heeft Geerts geen duidelijk publiek voor ogen als hij achter de tekentafel zit: „Jojo kun je een kinderstrip noemen, maar ik heb geen specifieke doelgroep voor ogen. Het tijdschrift Kuifje hanteerde de slagzin dat het een blad was voor lezers van 7 tot 77 jaar. Daar zit wat in. Ik vind het onderscheid tussen strip voor volwassenen en kinderstrip volstrekt niet ter zake doen. Dat is iets van de laatste dertig jaar. Volgens mij hebben mensen als Hergé en Franquin zich nooit afgevraagd voor welke leeftijdscategorie ze zaten te tekenen.” Door die welbewuste voorzichtigheid in de vormgeving en de benadering van de onderwerpen ademt Jojo een sfeer van nostalgie en verloren onschuld. André Geerts moet een leuke jeugd hebben gehad. „Mijn jeugd was inderdaad een aangename periode. Maar ook met een slechte jeugd zou de strip er zo uit hebben kunnen zien. Je moet niet te diep graven. Er zitten

12

Jojo, De ballade van de vier seizoenen

ook nuances en een ontwikkeling in de geschiedenis van Jojo. Aanvankelijk leefde Jojo bij zijn grootmoeder op het platteland. Daar wordt het verleden altijd wat beter en langer bewaard. Zoals ik dat teken, kun je het ook nu nog wel terugvinden in West-Vlaanderen en het Noorden van Frankrijk. Als zijn vader opduikt, komt Jojo ook in een meer stedelijke omgeving terecht en krijgt hij meer te maken met de moderne tijd. Zonder er veel nadruk op te leggen, maak ik alles wat moderner. Jojo is geen autobiografische strip. Maar hoe ik mijn jeugd heb beleefd, werkt natuurlijk wel door in de sfeer van de verhalen. Bovendien denk ik dat er wel iets van mijzelf zit in Jojo. Maar dat geldt ook voor de andere belangrijke personages uit de serie.” Hoewel Geerts een groot deel van zijn strips zowel heeft getekend als geschreven, heeft hij toch regelmatig de samenwerking met anderen gezocht. „Toen ik in 1976 met La Petite Chronique Vénusienne (nooit als Nederlandstalig album gepubliceerd, red.) in Spirou debuteerde, deed ik dat samen met scenarist/ Sergio Salma is een 48-jarige Belgische stripmaker van Italiaanse afkomst. Zijn kunstzinnige opleiding volgde hij aan de kunstacademie van Mons. In 1983 debuteerde hij met het album Faits Divers. Daarna publiceerde hij in diverse bladen waaronder A Suivre en Spirou/Robbedoes. In de meeste gevallen trad hij daarbij op als scenarist. Met verschillende tekenaars heeft hij voor Spirou o.a. de reeksen Suzy (getekend door Carine de Brab) en Isaline et JeanLuc (getekend door Alec Séverin). In 1989 stapt hij over naar Casterman en publiceert daar de kinderstrip Nathalie. Sinds het begin van de jaren ’90 werkt hij met André Geerts samen aan de serie Mademoiselle Louise. Aanvankelijk zorgt hij alleen voor de scenario’s. Als de productie in gevaar komt omdat Geerts naast Mademoiselle Louise ook zijn eigen reeks Jojo heeft, neemt Salma uiteindelijk ook een deel van het tekenwerk (de potloodschetsen) over. Zijn werk is niet in het Nederlands vertaald.


schrijver Jean-Marie Brouyère. Op een gegeven geven moment is Mauricet begonmoment kwam daar de klad in. Ineens kreeg ik nen aan een eigen stripreeks (Basket geen scenario’s meer van hem. Daarop ben ik Dunk, red.) en daardoor stopte de zelf gaan bedenken hoe het verhaal verder moest samenwerking. Voor het nieuwe vergaan. Dat bleek erg leuk werk te zijn en ik kreeg haal van Mademoiselle Louise maakt er steeds meer plezier in. Toen de scenarist zich Sergio Salma de schetsen en ik inkt. weer meldde met nieuwe pagina’s, viel de kwaliteit Dat is weer een heel ander vorm van me tegen. Eigenlijk beviel mijn eigen uitwerking samenwerking.” me beter. Daarop besloot ik zowel schrijven als Voor Geerts is het schrijven van een tekenen in eigen hand te nemen. Dat heb ik scenario een beetje dromen, zegt hij. lange tijd tot ieders tevredenheid gedaan. Naar „Op die manier komt de inspiratie verloop van tijd voelde ik echter de behoefte om vanzelf. Het heeft wel wat weg van zo nu en dan gevoed te worden met andermans een meditatiesessie. Jojo is ook een ideeën. Daarmee voorkom ik dat ik in een sleur rijke bron van inspiratie. Ik denk ook verval en mezelf ga herhalen. De bijdragen van niet dat die bron ooit opdroogt. Het is andere scenaristen verfrist uiteindelijk mijn eigen me wel overkomen dat ik al schetsend schrijverij. Om die zelfde reden is me bijvoorbeeld en tekenend het verhaal heb bedacht de samenwerking met Mauricet voor het derde en uitgewerkt. Maar meestal start album van Mademoiselle Louise (evenmin in het ik met een uitgewerkt scenario. Zo Jojo, De ballade van de vier seizoenen Nederlands vertaald, red.) zo goed bevallen. Op intuïtief is het nu ook weer niet. Maar een gegeven moment kreeg ik het wel erg druk. Ik ben niet ook bij een uitgewerkt scenario werk ik tijdens het tekenproces zo’n snelle tekenaar. Naast Jojo tekende ik vanaf 1993 voor toch nog sommige passaDe Belg Mauricet is geboren in 1967. Strips Casterman Mademoiselle Louise op scenario’s van Sergio Salma. ges verder uit of verander zijn hem met de paplepel ingegoten. Het Beide series lagen me aan het hart, maar ik moest me beperken bepaalde gedeeltes, want in tekenen leert hij op de beroemde Sint-Lucas om aan mijn afspraken met de uitgever te kunnen voldoen. Ik die fase krijgt de strip pas academie in Brussel waar hij les krijgt van overwoog om te stoppen met Mademoiselle Louise, maar Salma definitief gestalte. Dat is onder anderen Eddy Paape. In 1988 kon wilde zonder mij niet doorgaan met de reeks. Daarop hebben ook het mooie van alles in Mauricet aan de slag bij Spirou en zou het we Mauricet als tekenaar bij het project betrokken als inkleureigen hand houden. Jojo is daar negen jaar volhouden. In die periode der en het tekenen van achtergronden. Van die samenwerking dan ook geheel en al mijn verschijnen diverse strips van zijn hand. Zijn heb ik veel geleerd en ik weet dat dat wederzijds was. Op een eigen geesteskind.” stijl doet enigszins denken aan de penvoe„Als ik met een scenarist ring van Berck (o.a. Sammy). Een van zijn Ondankbare wereld werk, gaat het natuurlijk reeksen was Cosmic Patrouille, een parodie anders. Voor Mademoiselle op de superheldencomics. Zijn oversteek Louise komt Sergio eerst naar de ander kant van de Atlantische met een idee voor een nieuw Oceaan was een logische vervolgstap. In de verhaal, vervolgens werkt hij Verenigde Staten was hij o.a. betrokken bij het verhaal uit en geeft de de realisatie van een Superman-verhaal. pagina-indeling aan. Daarna Sindsdien werkt hij voor opdrachtgevers levert hij het definitieve aan beide zijden van de oceaan. Naast strips scenario met de uitgewerkte houdt Mauricet zich ook bezig met het grafidialogen aan. Elke fase van sche gedeelte van computergames. Zie ook: het proces wordt door ons users.skynet.be/mauricet. doorgesproken. Hij houdt rekening met mijn wensen, net zoals ik me conformeer aan wat hij wil. Zo komen we er altijd uit.” In zijn ruim dertig jaar omspannende carrière is er veel veranderd. Het ouderwetse tekenhandwerk wordt tegenwoordig in sterke mate ondersteunt (of overgenomen) door de computer. Hoe voelt de grijze meester zich thuis in het computertijdperk? „Ik werk op de ouderwetse manier met Oost-Indische inkt en penseel. Ik ben gek op papier en inkt, de materie en de geur. Dat is een gevoelskwestie. Als ik met de hand inkleur, doe ik dat rechtstreeks op de originele pagina’s, want bepaalde delen van de plaat worden met kleuren uitgebeeld. Ik werk met acrylverf en kleurpotloden. Wanneer de pagina’s zijn ingescand, werk ik de kleuren op de computer bij. Bepaalde tinten breng ik weer in evenwicht met elkaar, ik geef de zwarte vlakken meer diepte, haal het wit op en herstel technische kleurfouten. Dat klinkt allemaal stoer, maar bij de uitgeverij hebben ze een fantastische vormgever die mijn aanwijzingen in daadwerkelijk verbeteringen omzet. Zelf heb ik geen flauw idee hoe ik met photoshop moet werken.”  ×

13


Laatste Oordeel Tempo doeloe in Maleisische strip Kampong boy (Lat) Uitg. Catullus; 144 p.; zwart-wit; slappe kaft (oblong); € 16,95

Azië is een onontgonnen terrein voor Europese stripliefhebbers. Op de Japanse manga na kennen wij nauwelijks werk uit dat werelddeel. Dat er wel degelijk interessant werk gemaakt wordt, bewijst de nog jonge uitgeverij Catullus met de vertaling van het eerste deel van de Maleisische strip Kampong boy. Hoewel: de term strip dekt de lading van de inhoud niet helemaal. Kampong boy is deels een zeer rijk geïllustreerd verhaal en deels een tekstloos

Uitgebalanceerde samenwerking Codex Angélicus 1: Izaël (Mikaël Bourgoin & Thierry Gloris) Uitg. Daedalus; 46 pl.; kleur; harde kaft; € 15,95

In een goede strip versterken woord en beeld elkaar. Een scenario kan nog zo goed zijn, het slaat dood als lauw bier wanneer de tekeningen niet het zelfde niveau halen. Omgekeerd geldt precies hetzelfde. Uderzo is een zeer begenadigde tekenaar, maar Asterix gleed na het overlijden van Goscinny onmiddellijk af naar een bedenkelijk niveau. In Izaël, het eerste deel van Codex Angélicus, valt alles echter precies op zijn plaats. Bourgoin en Gloris zijn zich duidelijk bewust van de wederzijdse afhankelijkheid en dat is aan de afstemming op elkaars inbreng duidelijk af te lezen. Het eerste deel van Codex Angélicus handelt over de weigering van een geleerde om de sterfelijkheid van zijn zuster te aanvaarden. Om haar terug te halen naar het leven, combineert hij harde techniek met esoterische theorieën. Het verhaal speelt zich af aan het begin van de vorige eeuw. Het geloof in de rationele wetenschap is grenzeloos, maar tegelijk bloeien de geheime sekten en spiritistische rituelen als nooit te voren, terwijl aan de horizon de Grote Oorlog opdoemt. Het is de wereld van Isabelle Avondrood, maar dan grimmiger. Hoofdpersoon is de neef van de geleerde, een onmatige lamzak die

14

beeldverhaal. De auteur heet voluit Mohammad Nor Khalid en geniet onder het pseudoniem Lat ook in het Westen enige bekendheid als cartoonist. In Kampong boy verhaalt de inmiddels 57-jarige Lat over zijn jeugd op het platteland van Maleisië, in de jaren ’50. Hij vertelt met liefde over een wereld die niet meer bestaat. Maleisië is dan nog een kroonkolonie van Groot-Brittannië. De bloederige burgeroorlog en de rassenstrijd gaan voorbij aan de jonge Lat en zijn dorpsgenoten in hun kampong in de jungle, in de buurt van Ipoh. Via de winning van tin sluipt de modernisering langzaam het dorp binnen, maar daar is de jonge Lat (of Mat, zoals hij zichzelf in het verhaal noemt) helemaal niet mee bezig. Zijn leven bestaat uit vissen, spelen met zijn vrienden en zijn best doen op school, zodat hij later de rubberbomen van zijn vader kan overnemen. In Kampong boy beschrijft Lat het alledaagse leven, dat – zoals gelukkig voor veel kinderen – nog volkomen zorgeloos is. Moeder wordt eens boos als vader naar andere vrouwen kijkt, de besnijdenis is wat beschamend als uitgerekend het mooiste meisje van het dorp ook bij de festiviteiten aanwezig is, en Mat valt eens in het water bij het vissen. Dat zijn zo’n beetje de problemen waar de jonge Lat mee kampte. Is Kampong boy daarmee ook meteen een saai boek? Nee. Want hoewel het verhaal geen intrige of spannende ontwikkelingen kent, boeit het door de frisheid waarmee Lat het dorpsleven in beeld brengt. De humor zit hem in de visuele grapjes. Die zijn nergens hilarisch, maar de tekeningen zijn wel mild van toon en vrolijk stemmend. Ondanks de karikaturale stijl, ademt het werk opvallend veel sfeer doordat Lat net de juiste details op papier zet. Kampong boy is een exotische feel good-strip, die je met een glimlach uitleest.  Hans van Soest

bordelen bezoekt om te kunnen gluren. Het album wordt overvloedig bevolkt door onaangename personages, die cynisch en egocentrisch het bestaan het hoofd bieden. Alles speelt zich af in Parijs, waar kort achter elkaar verschillende prostituees worden vermoord en van hun hart beroofd. De tweede verhaallijn draait rond commissaris Nimber, die de moorden onderzoekt. Wat dit op zichzelf vrij conventionele plot in de uitwerking zo bijzonder maakt, is de verzorgde uitwerking. Mikaël Bourgouin tekent in een stijl die herinnert aan illustraties uit Victoriaanse stuiverromannetjes. Voor de inkleuring gebruikt hij veel roestbruine en groene tinten. Scenarist Thierry Gloris zorgt voor een degelijk scenario, maar legt bovendien zijn personages een gezwollen en ouderwets taalgebruik in de mond die naadloos aansluit bij de sfeer van de tekeningen: „Als de smaak van deze Oryctolagus cuniculus even goed is als zijn aroma, riskeren we een extatische ervaring.” Met het vorderen van het onderzoek van de commissaris, wordt ook langzaam het verband tussen de twee verhaallijnen duidelijk. Het knappe van het scenario is, dat het doelloze zwerven van de neef even veel informatie geeft als de gerichte zoektocht van Nimber. Als de twee verhaallijnen eindelijk samenvallen, wordt het verhaal plots naar een andere realiteit getild. Op het spoor gezet door het boek Codex Angelicus dat zijn neef in een boekhandel heeft gevonden, denkt de geleerde God te kunnen chanteren en daardoor zijn zuster terug te winnen. Alles eindigt met een fraaie cliffhanger.  Jef Nieuwenhuis


Laatste Oordeel Geloofwaardig Frans drama Catherine 1, 2 en 3: Dringend ergens anders willen zijn, Het egoïstisch plezier van het delen en Het volmaakte parfum (Thierry Bouüaert) Uitg. Saga; 48 pl.; kleur; slappe kaft; € 7,99 per deel

Om een of andere reden zie je in Franse films meer pathos dan in de rest van de Europese cinema. Het vreemde is dat dit voor strips niet op gaat. Blijkbaar zijn Franse stripauteurs veelal terughoudender dan regisseurs. Toch laat de jonge auteur Thierry Bouüaert met het drieluik Catherine zien dat ook in de strip flink geput kan worden uit het vaatje van drama. Hoofdpersoon in Catherine is een gelijknamige jonge vrouw, die we in drie belangrijke fasen van haar jeugd volgen. Allereerst bezoekt ze, vers uit de provincie, haar zus Solange, die aan lager wal is geraakt. Solange woont in een smerig appartement, is niet echt blij haar te zien, houdt vooral van stevig uitgaan en heeft een paar dubieuze vrienden. Vooral de Russische pooier Yuri is het tegendeel van een ideale schoonzoon. Catherine probeert Solange te redden uit de handen van de Russische maffia. Ondertussen moet ze zich aanpassen aan de harde nieuwe stadswereld waarin ze verzeild is geraakt. In het tweede deel is Catherine al meer gewend en zien we hoe ze er zelf flink op los feest, tot ze hardhandig ontdekt waar dit toe kan leiden. In het afsluitende derde deel keert Catherine terug naar het platteland. Ze zorgt een tijdje voor het zoontje van Solange,

Alles wel zo’n beetje verteld Exterminator 17: deel 2 en 3 (Igor Barranko & Jean-Pierre Dionnet) Uitg. Casterman; ca. 60 platen; harde kaft; € 14,95 per deel

In 1970 verscheen in Frankrijk het album Exterminator 17 geschreven door JeanPierre Dionnet en getekend door de nog jonge Enki Bilal die in recordtijd zou uitgroeien tot stripgod in Frankrijk. In 1980 volgde een Nederlandse vertaling bij Oberon. Dit jaar heeft Oog & Blik het nog eens dik overgedaan, waarbij vooral de sombere (veel zwaarder aangezet dan de oorspronkelijke inkleuring van mevrouw Bilal) tinten van Dan Brown het verhaal een stevige facelift geven. Het oorspronkelijke verhaal van Exterminator17 gaat over een vroege versie van een androïde-soldaat die allang onklaar gemaakt had moeten zijn. Een aardig gegeven dat sterk wordt uitgewerkt, maar vooral naar een hoger niveau wordt getild door het karakteristieke handschrift van meester Bilal. Nu zijn in het Nederlandse taalgebied plotseling twee nieuwe delen

die een soort wereldreis maakt. Ondertussen probeert ze de problemen recht te zetten, die ze altijd met haar vader heeft gehad. Catherine is aanvankelijk een braaf meisje, dat vooral gelukkig is als ze in de regen loopt, of zwemt, of maar iets met water doet. Het wekt dan ook geen verbazing dat ze uiteindelijk badmeester wordt. De weg die ze aflegt voor ze gelouterd is en zichzelf heeft ontdekt, voert langs verslaving, feesten, criminelen en zelfs moord. De achtergrond van Catherines louterende ‘coming of age’-verhaal is een geloofwaardige grotestad-setting, waarin we de rafelige randjes van de jaren ’90 subcultuur (houseparty’s, popfestivals) in herkennen. Thierry Bouüaert heeft met Catherine een van de meest originele strips van de laatste tijd gemaakt. Het komt niet zo vaak voor dat een stripauteur (en een mainstreamuitgeverij) zich waagt aan de emoties van een jonge vrouw, die regelmatig in huilen uitbarst. Toch leest Catherine als een trein en dat is volledig te danken aan het vertel- en tekentalent van Bouüaert. Hij bouwt zijn scenario’s slim op, maakt telkens de juiste keuzes en heeft een prettig vertelritme. Catherine is een prima debuut en valt iedereen aan te raden. Het wekt alleen verbazing dat de uitgever de eerste drie afzonderlijke delen tegelijk aanbiedt. Waarom dan niet meteen in één dikke, grafische roman?  Gerard Zeegers

rond de oude held verschenen. Uit een nawoord van Dionnet in het tweede album, blijkt een vervolg op het oeralbum al heel lang rond gezeurd te hebben. De gebrekkige schrijfdiscipline van de scenarist had hem professioneel van Bilal vervreemd, die liever met Christin in zee ging. Dertig jaar later is het dan zo ver. Igor Barranko heeft de tekenpen overgenomen. Voor de broodnodige afzet heeft Bilal alleen nog voor de omslag getekend. Om maar met de deur in huis te vallen: het was nergens voor nodig. Het gegeven is in het oerverhaal vakkundig uitgewerkt en aan het einde was alles wel zo’n beetje verteld. In beide vervolgdelen dreutelt het verhaal maar door en wordt aan het oorspronkelijke gegeven weinig toegevoegd. Twee oude lijken uit de kast. Samen met het feit dat de voorplaat nog wel door Bilal is getekend, geeft dat het akelige vermoeden dat welbewust een vlag is gekozen om een verkeerde lading te dekken. Sneu voor Baranko. Het is geen schande om het niveau van Bilal in goeden doen niet te halen. Zijn tekenstijl is degelijk als gewapend beton en past goed bij het wat bombastische scenario. Overigens zijn de albums zeer verzorgd uitgegeven met in beide gevallen als extra onuitgegeven werk van andere tekenaars die zich aan Exterminator 17 hebben gewaagd, waaronder Serge Clerc!  Jef Nieuwenhuis

15


Laatste Oordeel Ganzenborden met samoeraizwaarden Bakemono 1 en 2: De eed van de Tengu en De erfgenames van Okura (Jean-Luc Sala) Uitg. Le Lombard; 48 pl.; kleur; slappe kaft; € 7,95

Bakemono begint zo spectaculair als een strip maar kan beginnen: Een badende vrouw wordt vermoord door een ninja, waarna een grimmig kijkende samoerai-keizer al na een paar pagina’s in zijn eentje voor de deuren van een onneembare vesting staat om wraak te nemen. Het doet denken aan de scène uit de film Troy waarin Achilles Hector voor de stadsmuren uitdaagt. De eervolle, maar naïeve keizer Okura krijgt - in tegenstelling tot Achilles - geen eerlijk gevecht, maar wordt door een paar monsters om het leven gebracht. Dan duikt er opeens een andere samoerai op, de ‘Tengu’. Dat blijkt een bovennatuurlijk wezen te zijn, gevreesd door vriend en vijand. Hij belooft de keizer op zijn sterfbed de ‘Witte dynastie’ te zullen herstellen, die met de dood van de keizer verdwijnt. Om dit te doen, zal Tengu de drie dochters van de keizer opzoeken en trainen. Die zijn als kleine meisjes ondergebracht op diverse locaties en dat levert een queeste op door fraaie landschappen, gevuld met interessante tegenstanders. Als

Tengu ze gevonden heeft, blijken het natuurlijk geen volgzame meisjes te zijn, maar moet hij alle zeilen bijzetten om zijn gezag te behouden. Bakemono is qua concept niet bijster origineel, maar is door de fraaie en originele uitwerking (locaties, monsters, schurken) toch een fijne fantasystrip. Zo ziet het tekenwerk er meer dan verzorgd uit. Door de hoekige gezichten van de personages doet het enigszins denken aan het werk van Jamie Hewlett (Tankgirl en de clips van The Gorillaz). Jean-Luc Sala houdt bovendien goed de vaart in het verhaal; Tengu en de dochters hebben haast, vliegen van hot naar her en beleven ondertussen van alles. Het lijkt ze echter weinig te doen, want de gezichten houden bijna altijd dezelfde uitdrukking. Daardoor lijken ze soms pionnen op een ganzenbord die van a naar b worden gestuurd. Dat wordt zelfs letterlijk aan het einde van het tweede deel opgemerkt door twee schurken die hun plannen met de Tengu bespreken, terwijl ze een spelletje lijken te spelen. Hoe dit potje ganzenborden afloopt is eigenlijk wel te voorspellen, maar daarom niet minder aangenaam om te lezen.  Gerard Zeegers

Nieuwe variant op oud meesterwerk De wandelaar (Jiro Taniguchi & Masayumi Kusumi) Uitg. Casterman; 88pl.; zwart-wit; harde kaft; € 14,50

In 1992 verscheen bij uitgeverij Kodansha de verhalenbundel Aruku Hito. Het is het hoogtepunt in het toch al indrukwekkende oeuvre van Jiro Taniguchi. Aruku Hito is een boek met weinig tekst en een minimum aan plot, waarin we een man volgen op zijn wandelingen. De alledaagse gebeurtenissen die hij op zijn weg tegenkomt, worden in de gedetailleerde tekeningen van Taniguchi ware belevenissen, die daarmee eer bewijst aan de schoonheid van het leven. Van Aruku Hito verschenen inmiddels een aantal vertalingen waaronder een Franse (L’homme qui marche) en een Engelse (The walking man). Toen Casterman De wandelaar aankondigde, veronderstelden we dat het hier eindelijk om een Nederlandse vertaling ging. Groot was onze teleurstelling toen we de envelop met het recensie-exemplaar uitpakten. De wandelaar is nieuw werk van Taniguchi met de zelfde thematiek als L’homme qui marche. De aanvankelijke teleurstelling verdween toen we begonnen te lezen, want De wandelaar heeft alles wat Taniguchi’s strips zo de moeite waard maakt: de gedetailleerd weergegeven decors, de liefde voor de natuur en warme menselijkheid. Hoofdpersoon in De wandelaar is Uenohara, een veertiger die zijn marketingbedrijfje redelijk succesvol draaiende weet te houden. Als hij op een dag de bus mist, besluit hij om naar huis te gaan lopen. Zo ontdekt hij de vreugde van het wandelen en het wordt bijna een verslaving voor hem. Al wandelende leert hij de wereld om zich heen op een andere manier te zien en te waarderen net als zijn voorganger in L’homme qui marche. Maar hij vindt ook de rust om te reflecteren op zijn eigen leven, zijn

16

jeugd, zijn vroegere idealen en wat daarvan is geworden. Dit boek beschrijft acht wandelingen, de dingen die Uenohara daarbij ziet, de mensen die hij ontmoet en de herinneringen die een plaats krijgen in zijn leven. Daardoor is het gelukkig geen herhalingsoefening geworden, maar eerder een verdieping van de thematiek die Taniguchi eerder heeft uitgewerkt in L’homme qui marche. Als je er voor open staat weet Taniguchi je er steeds opnieuw van te doordringen hoe mooi de wereld is dat het leven de moeite waard is om te leven. Ook De wandelaar is een boek waarmee hij je na het lezen van de laatste pagina met een gelukkig gevoel achterlaat.  Hans Pols


Laatste Oordeel Fraaie beelden met een dwaze titel Mano en Mano (Ana Mirallès & Emilio Ruiz) Uitg. Dargaud; 46 pl.; kleur; slappe kaft; € 7,95

Mano en Mano beschrijft de route van een gloednieuw bankbiljet langs voornamelijk de onderkant van de maatschappij, want zoals wij allen weten is daar het meeste te beleven. Het idee is niet nieuw. Enkele jaren geleden heeft een pistool op vergelijkbare wijze de hoofdrol in een stripverhaal vervuld. Dat is geen bezwaar. Een idee hoeft niet per se oorspronkelijk te zijn; het is vooral de uitwerking die de originaliteit en de kwaliteit van de strip bepaalt. Wat dat betreft zit het bij de Spaanse auteurs Mirallès en Ruiz wel goed. Scenarist Ruiz heeft het verstandig aangepakt. Hoewel het bankbiljet van 20 euro de rode draad in het verhaal vormt, vervult het waardepapier niet de hoofdrol; het is enkel de aanjager van de gebeurtenissen, de schakel tussen de diverse optredende personages. Dat is een verstandige keuze van Ruiz. Met de avonturen van bedrukt papier maak je geen billenknijpend album. De echte hoofdpersonen zijn de mensen die op diverse manieren het biljet in handen krijgen. Ruiz gunt elk personage zijn of haar moment in de volgspot.

Spannende dokterstrip van Tezuka Ode aan Kirihito 1: Hondenlevens (Osamu Tezuka) Uitg. L; 380 pl.; zwart-wt; gebonden; € 18,95

Inmiddels heeft Nederland kennis gemaakt met Osamu Tezuka’s Boeddha. In de golf nieuwe manga, waaraan ook de wat traditionelere, literaire uitgevers zich hebben gewaagd, was dat nogal een vreemde eend in de bijt. Een dikke, gebonden uitgave van een oudere, religieuze strip, zou dat wel verkopen? Manga wordt vooral verkocht aan jongeren die daarnaast geen andere strips lezen en verschijnt meestal in goedkope uitgaven die al tijdens het van achter naar voren lezen uit elkaar vallen. Blijkbaar heeft Boeddha, dat meer een graphic novel is dan manga, toch zijn eigen publiek gevonden. Waarschijnlijk de iets traditioneler stripliefhebber. Niet voor niets vormen de ruggetjes een fraaie tekening in de boekenkast, mits de tenminste compleet is! Net nadat Boeddha helemaal is afgerond, komt Uitgeverij L alweer met een andere serie van mangalegende Tezuka (1928-1989): Ode aan Kirihito. In het eerste deel van dit tweeluik (in Amerika als één boek uitgegeven) maken we kennis met de jonge, veelbelovende arts Osonai Kirihito. Hij onderzoekt slachtoffers van een ziekte die hen langzamerhand in honden verandert. Is het een virus? Heeft het te maken met de streek waar alle slachtoffers vandaan komen? Zijn baas, Professor Tatsugaura stuurt hem op onderzoek naar het bewuste dorp. Maar is dat wel zijn echte reden om de jonge arts daarnaartoe te sturen? Kirihito ontdekt een hoop

Op knappe wijze laat hij alle passanten tot leven komen, zodat de lezer steeds weer opnieuw betrokken raakt. Door steeds andere ingangen te kiezen, voorkomt hij bovendien dat elke wisseling van eigenaar een monotone herhaling van zetten wordt. De ene keer verschijnt het personage op het moment dat hij in het bezit van het biljet komt, de andere keer vindt de introductie al eerder plaats en volgen we tijdelijke hoofdpersoon als het ware naar de overdracht toe. De openingsscène blijkt zelfs pas bijna aan het einde van het album wat met de zwerftocht van het eurobiljet te maken te hebben. Al dat ingewikkelde uitruilen wordt fraai en vooral helder op z’n Spaans in beeld gebracht door Ruiz echtgenote Ana Mirallès, bekend van de serie Djinn. De licht ingekleurde platen zijn overzichtelijk en toegankelijk. Effectief past Mirallès bovendien haar tekenstijl enigszins aan aan de optredende personages. Op een gegeven moment krijgen twee straatjochies het biljet in handen en zit de lezer voor de duur van hun rijkdom met een kinderstrip in de handen. Het album is ambachtelijk in de goede zin van het woord. Een degelijk verhaal dat vakkundig geschreven is en aantrekkelijk in beeld gebracht. Het enige minpunt is de dwaze vertaling van de titel Mano a mano (van hand tot hand) is een exacte aanduiding van de inhoud van het album. Vertaalt als Mano en mano slaat het nergens op. Een bizarre keuze van de vertaler die blijkens de teksten in het album het Spaans toch uitstekend lijkt te beheersen.  Jef Nieuwenhuis onverklaarbare zaken tijdens zijn onderzoek. Enkele aanwijzingen leiden naar Tatsugaura, maar ook naar een criminele organisatie in Taiwan en zelfs naar Zuid-Afrika, waar ook besmettingen zijn geconstateerd. Intussen wordt Kirihito tegengewerkt en raakt hij zelf besmet. Ook lezen we hoe het zijn aantrekkelijke verloofde vergaat, die wordt lastiggevallen door Kirihito’s collega en concurrent, de gluiperige Urabe. De complotten die Kirihito op het spoor is en de actie die zijn reis oplevert geven het verhaal veel vaart. Maar Ode aan Kirihito is meer dan alleen een actiestrip. Tezuka laat haarfijn zien wat een slopende ziekte kan aanrichten bij iemand, hoe intolerant de maatschappij is ten opzichte van alles wat afwijkt en hoe macht mensen kan corrumperen. Hij snijdt een hoop thema’s aan en werpt impliciet een hoop vragen op, maar geeft nergens panklare antwoorden. Net als in Boeddha, hanteert Tezuka een heerlijk soepele, licht karikaturale tekenstijl. Maar ook de intelligente wijze waarop hij zijn pagina’s indeelt en speelt met de kaders maken het lezen van Tezuka’s stripverhalen tot een feest. Gelukkig verschijnt het tweede deel al in oktober.  Gerard Zeegers

17


Laatste Oordeel Ultiem jongensboek vol historische figuren Rode taiga 1 (Vincent Perriot & Arnaud Malherbe) Uitg. Dupuis; 80 p.; kleur; harde kaft; € 15,00

De wat krasserige semi-realistische tekenstijl heeft school gemaakt in Frankrijk. Leerden we die hier in het noorden kennen via het werk van onder anderen Christophe Blain (Isaac de piraat), Joann Sfar (De kat van de rabijn) en Frantz Duchazeau (Gilgamesj), in Frankrijk barst het inmiddels van de stripmakers die hun avonturenverhalen – veelal doorspekt met een vleugje humor – op de zelfde manier in beeld brengen. De nog jonge Vincent Perriot is geen uitzondering. Het eerste deel van Rode taiga, verschenen in de Vrije vluchtreeks, is zijn Nederlandstalige debuut. Hoewel de gekoesterde slordigheid in de tekeningen van auteurs als Perriot zo langzamerhand begint te neigen naar maniërisme, past de schetsmatige stijl op zich goed bij de avonturenverhalen die ze vertellen. In tegenstelling tot de soms wat kille, strakke lijnvoering van andere striptekenaars, roept hun werk bij lezing een gevoel van intimiteit op. In Rode taiga vult Perriot daardoor het scenario van Arnaud Malherbe goed aan. Het verhaal speelt in een van de meest interessante periodes van de moderne geschiedenis: de Russische Revolutie. Malherbe kiest ervoor het verhaal niet te situeren in Sint-Petersburg of Moskou, waar de bolsjewieken de macht grijpen, maar richt zijn vizier enkele duizenden kilometers oostwaarts naar Boerjatië en Buiten-Mongolië (toen nog

Zeker Lezen Leuk genoeg om te herontdekken De avonturen van Jo, Suus en Jokko (Hergé) Uitg. Casterman; 272 pl. kleur; harde kaft; € 24,95

Behalve in Le petit Vingtième werden de avonturen van Kuifje ook gepubliceerd in Coeurs vaillants, een Frans tijdschrift van katholieke signatuur. Hoewel de strip populair was bij de lezers, was de redactie er toch minder gelukkig mee en vroeg aan Hergé om een strip te bedenken waarin de jonge hoofdpersonen wel familie hebben en… o ja, een huisdier. Hergé accepteerde de opdracht en bouwde een reeks personages op rond een aap die hij had bedacht voor een reclameopdracht. Zo ontstonden Jo, Suus, Jokko, hun vader en moeder. De vader van de jongen en het meisje is ingenieur en dat beroep stelde Hergé in staat om het gezin de hele wereld rond te laten reizen. De avonturen van Jo, Suus en Jokko ging van start in 1935 en uiteindelijk zou de reeks bestaan uit drie verhalen, die voor de albumversie werden verdeeld over vijf albums. Voor de albumuitgaven werden de pagina’s overigens ingekleurd. Lange tijd waren die albums niet meer verkrijgbaar, maar uitgeverij

18

onderdeel van China, tegenwoordig Mongolië). Daar is het de Russische generaal baron Roman von Ungern-Sternberg in de bol geslagen. Hij krijgt een visioen van Boeddha, die hem oproept het oude rijk van de Mongolenhoofdman Dzjengis Khan te herstellen. Hij weet BuitenMongolië te veroveren, roept zichzelf uit tot vorst (khan) en voert een waar schrikbewind alvorens hij door rebellen, gesteund door het Rode Leger, wordt afgezet en geëxecuteerd. In Rode taiga wordt de wat onhandige arts Ferdynand Ossendowski tegen wil en dank meegesleurd met deze historische gebeurtenissen. Opgejaagd door de Roden, geholpen door een krijger van de Sojoten-stam, moet hij overleven in de barre wildernis. In een land waar iedereen gek lijkt geworden, schudt hij al snel zijn schuchterheid van zich af en leert hij ‘vechten als een man’. Het boek heeft alle ingrediënten in zich van een ouderwetsch jon-

gensboek: een (althans nu nog) onschuldige held, een mooie prinses die moet worden gered, onvoorwaardelijke vriendschap, onbereikbare liefde en horden wilden die moeten worden verslagen. Dat alles in sfeervol tekenwerk. Een onderhoudend debuut waar weinig op valt af te dingen.  Hans van Soest

Casterman kwam op het goede idee om de hele reeks integraal te herdrukken in één dik boek. Vreemd genoeg niet in chronologische volgorde. Jo, Suus en Jokko was dus een strip in opdracht en Hergé heeft in het verleden te kennen gegeven dat hij er met minder plezier aan werkte dan aan Kuifje. Niettemin is de serie leuk genoeg om te (her) ontdekken. Het eerste verhaal Het mysterie van straal V (De Manitoba antwoord niet meer gevolgd door De uitbarsting van de Karamako) is een avontuurlijk verhaal dat zich afspeelt op exotische locaties en tal van elementen bevat uit de populaire cultuur van die tijd, zoals een gekke geleerde en een dolgedraaide robot. Ook Stratokruiser H22 uit de periode 1937-1939 bestaat weer uit twee delen: Het testament van meneer Pump en Bestemming New York. De excentrieke miljonair John Archibald Plump laat in zijn testament een kolossale erfenis na aan degene die erin slaagt om met gemiddeld 1000 km. per uur van Parijs naar New York te vliegen. Ingenieur Legrand, de vader van Jo en Suus, gaat de uitdaging aan, daarbij geholpen door zijn kinderen. Het verhaal heeft een prachtige openingsscène die niet zou misstaan in een Kuifje-album het scenario is goed doordacht en de twee albums staan bol van de grappen. Het derde en laatste verhaal van Jo Suus en Jokko werd net als Kuifje en het zwarte goud halverwege afgebroken door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Het werd pas in 1954 afgemaakt. Dat gebeurde door Jacques Martin. Het was zijn eerste klus voor de studio van Hergé. De vader van Alex drukte een belangrijk stempel op het verhaal: de decors zijn meer uitgewerkt (Martin leeft zich uit in de door hem zo geliefde berglandschappen) en de toon is minder braaf dan in de voorgaande verhalen. Vooral de maharadja van Gopal is een kleurrijk karakter. Voor velen is De Najavallei dan ook het hoogtepunt in de reeks. Dat is het zeker, maar ook de voorgaande avonturen van Jo, Suus en Jokko hebben de tand des tijds goed doorstaan.  Hans Pols


Prikbord Hector Umbra ist wieder da Na de publicatie van het eerste deel van Hector Umbra in 2003 werd het stil rond de Duitser Uli Oesterle. Inmiddels heeft hij de reeks bijna afgrond. „De serie heeft een jaar stil gelegen, omdat ik problemen had met mijn Duitse uitgever,” vertelt hij. „Inmiddels heb ik een nieuwe gevonden en die gaat de hele reeks in één dikke bundel van 216 pagina’s uitbrengen. Het Hector Umbra-boek verschijnt voorjaar 2009. Ik weet op dit moment nog niet wat dat betekent voor de Nederlandse vertaling.” Navraag bij Silvester leert dat de Nederlandse uitgave uit drie of vier losse delen zal bestaan.  HvS

Erik Kriek

Flo doet poëzie

Ruwe gids

Stripmaker Floor de Goede en kinderboekenschrijver Edward van de Vendel sloegen hun handen ineen voor Opa laat zijn tenen zien, een bundel stripgedichten voor kinderen van acht jaar en ouder. Van de Vendel werkte in het verleden al eens samen met Peter van Dongen. Maar in dat geval was Van Dongen slechts illustrator bij de rijmpjes. In Opa laat zijn tenen zien zijn hij en Floor de Goede erin geslaagd om poëzie en strip tot een harmonisch geheel te versmelten. De verhaaltjes laten zich lezen als echte strips, waarvan de tekst als je die achter elkaar leest een gedicht vormt. Het mooie van deze vorm is dat de tekeningen het ritme bepalen waarmee je het gedicht leest. Het kleinood verscheen bij uitgeverij Querido en kost € 12,95.  HP

Iedereen kent wel de Rough guide als smaakmakende wegwijzer op reis. De uitgever van de reisboekenreeks richt zich al enkele jaren op andere onderwerpen, zoals sport, opera en wereldmuziek. Dit najaar brengt Danny Fingeroth het betere stripboek in kaart in The Rough guide to graphic novels ($ 18.99). Een Nederlandse vertaling zit er vrijwel zeker niet in. Maar niet getreurd: want de Belgische stripjournalist Geert de Weyer liep afgelopen september op de boekenbeurs Manuscripta trots rond met de rijk geïllustreerde drukproeven van zíjn al jaren geleden aangekondigde ‘Ruwe gids’: 100 Stripklassiekers (Uitg. Atlas).  TD

Virtuele reclamestrip Scott McCloud is sinds zijn Understanding comics voor veel collega-stripmakers de goeroe van het beeldverhaal. Maar ook goeroes kunnen van adoratie alleen niet leven. Voor internetbedrijf Google maakte McCloud een strip over het hoe en waarom van hun nieuwe internetbrowser Google Chrome. Het werd een 38 pagina’s lange reclamestrip die er in elk geval grafisch interessant uit ziet. Voor wie zelf wil oordelen hoe hij het er inhoudelijk vanaf bracht: www.google.com/googlebooks/ chrome.  HvS

Geen rust voor Linthout Bij het verschijnen van deze ZozoLala liggen inmiddels de laatste twee delen van Willy Linthouts semi-autobiografische strip Het jaar van de olifant in de winkels. Ook het derde en afsluitende deel van Het laatste station dat hij maakt met Erik Wielaert, laat niet lang meer op zich wachten. Tijd dus voor nieuwe projecten? „Ik heb momenteel mijn handen vol aan het 25-jarig jubileum van Urbanus,” vertelt hij. „Zo komt er een Urbanus-fietsroute hier in Lokeren, een

speciaal album over de stad en Urbanus wordt het centrale thema op het stripfestival van Turnhout volgend jaar.” Het jaar van de olifant heeft emotioneel veel van hem gevergd, zegt Linthout. „Het is moeilijk om aan nieuwe projecten te werken. Er komen volgend jaar vertalingen in het Spaans, Engels en Frans. Ook verschijnt er dan een bundeling van de acht losse delen. Daar heb ik ook nog het nodige werk aan.” Daarnaast speelt Linthout ook nog met het idee om samen met een bestaande uitgever een nieuwe stripreeks op te zetten, met onder andere albums van Nederlandstalige auteurs.  HvS

Willy Linthout

Canadese lauweren Afgelopen augustus werd Jeff Lemire weer eens gelauwerd voor zijn cultreeks Essex County. De jury van de Canadese stripprijs Doug Wright Awards riep hem uit tot beste nieuwkomer op stripgebied. Eerder mocht Lemire voor zijn drieluik al diverse Amerikaanse stripprijzen in ontvangst nemen. Winnaar van de Doug Wright Award voor het beste boek van het jaar werd de ChineesCanadese Ann Marie Fleming voor de verstripping van haar eigen filmdocumentaire The magical life of Long Tack Sam. Meer info: www.wrightawards.ca.  TD

Gutsman rules! De Stripschapprijs 2008 is gewonnen door Erik Kriek. De 42-jarige Amsterdammer heeft weliswaar nog geen groot, maar wel een heel herkenbaar oeuvre achter zijn naam staan. Van zijn hilarische, tekstloze comic Gutsman verschenen tot dusver tien deeltjes. Kriek brak door in het tijdschrift Zone 5300 en verdient zijn brood vooral als illustrator. Behalve de Stripschapprijs deelt het Stripschap sinds enkele jaren ook prijzen uit aan oud-stripmakers. Dit keer gingen de zogeheten Bulletje en Boonestaakschalen naar de hoogbejaarde Bob van den Born (bekend van de oude krantenstrip Professor Pi) en kinderboekenillustrator Jaap Kramer.  HvS

19


Prikbord

In Memoriam

Raymond Macherot (1924-2008)

Nieuws van het Samber-front

Amerikaanse prijzenregen

Op de blog van Yslaire staat te lezen dat er een einde is gekomen aan zijn samenwerking met Griffo voor de reeks De oorlog van de Sambers. Artistieke meningsverschillen zouden ten grondslag liggen aan de breuk. Op Yslaires site zijn van beide auteurs geschetste Samber-platen te zien die de onverenigbare opvattingen duidelijk moeten maken. Beide auteurs zouden ‘in goede harmonie’ uit elkaar zijn gegaan. Wie Griffo opvolgt, is nog niet bekend. Volg het van nabij op: www.yslaire.be. En Griffo? Die heeft zojuist zijn tekenwerk voor de nieuwe thriller Empire USA op scenario van Desberg afgerond. Een (Franstalige) trailer van de strip is te zien op zijn site: www.griffo-bd. net/actualite.html.  TD

Tijdens de afgelopen comic-convention in San Diego zijn weer de Eisner awards uitgereikt, de belangrijkste Amerikaanse stripprijzen. Die gingen onder anderen naar Rutu Modan voor haar ook in het Nederlands vertaalde album Vermist, als beste graphic novel (zie ook ZozoLala 161). Naar de serie Mouse guard van David Petersen voor beste kinderstrip. Naar I killed Adolf Hitler van Jason voor beste buitenlandse strip. En naar Chris Ware voor zijn achttiende deel van de Acme novelty library als beste auteur. Voor de hele lijst van prijswinnaars, verwijzen we je naar www.comiccon.org.  HvS

Allemaal boekjes! Terwijl de uitgevers elk jaar meer albums uitstorten over de markt, tiert de small-press via het internet en eigen distributiekanalen godzijdank nog welig. Zo heeft Janko Bosch zijn eerste boekje over de strak vormgegeven ruimtesukkel Paplov afgerond. Zie: www. paplov.nl. Sandra de Haan publiceerde onlangs het vijfde deel van haar eigen comicserie Teevee Blablazee, dit keer een luxe, losbladige editie (zie: www.sandradehaan. nl). Arno van Dijk rondde het tweede deel af van zijn strip-in-eigen-beheer Faith McKeon. Het eerste deel verscheen nog bij uitgeverij Boumaar. En Bas Köhler verstripte zijn reiservaringen uit Ghana in Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Zie: www.bocadillo.fr.  HvS

Agenda Evenementen In het weekeinde van 11 en 12 oktober wordt in Gent weer het jaarlijks F.A.C.T.S.-festival gehouden, vol strip, fantasy en sciencefiction. Zie: www.facts-convention.com. Eveneens op 11 en 12 oktober vind in Brussel het jaarlijkse stripfestival plaats. In het stadhuis van Sint Gilles kun je terecht voor de uitreiking van de Prix Saint-Michel en signeersessies van tientallen auteurs waaronder Gotlib, Munuera, Floch en Hermann. Zie: www.comicsfestivalbelgium.com. Op zaterdag 22 en zondag 23 november kun je in het stadhuis aan het Marktplein van Damme

20

Exit Myx? De abonnees van het blad zullen het al lang gemerkt hebben, degenen die het in de losse verkoop haalden zoeken wellicht nog vergeefs: Myx is niet meer. Althans, de uitgever laat al ruim een halfjaar niks meer van zich horen. Zo groot de plannen waren bij de overname van Silvester, zo onbereikbaar houdt Edollandia zich nu naar de auteurs en abonnees van het blad. Het is bij het ter perse gaan van deze ZozoLala nog onduidelijk of die laatsten iets van hun geld terugzien. Het blad bleek niet rendabel te krijgen.  HvS terecht voor het plaatselijke, gratis stripfestival. Aanwezig zijn onder anderren Michel Schetter, Luc Morjaeu en Hulet. Zie ook: www.stripfestivaldamme.be.

Exposities In het Belgisch centrum voor het beeldverhaal te Brussel is van 7 oktober tot 2 november een expositie te zien van Willy Linthouts Het jaar van de olifant. Op 17 oktober geeft Linthout zelf een rondleiding. Van 18 november tot 22 februari loopt er de tentoonstelling De nieuwe kinderstrip, met werk van Trondheim, Sfar en Robin (onder andere Lieve Kerstman en Kleine vampier). Zie ook: www.stripmuseum.be.

De dierenstrips van Raymond Macherot (die ook werkte onder het pseudoniem Zara) kenmerkten zich door hun satire op de mensenwereld en fijne humor. Aanvankelijk wil hij journalist en schilder worden, maar illustreren levert meer geld op. In 1953 gaat hij werken voor het weekblad Kuifje/Tintin. Daar schept hij onder meer de erg Britse detective Clifton en zijn beroemdste dierenstrip Chlorophyl. In 1964 stapt hij over naar concurrent Robbedoes/Spirou. Volgens André Franquin omdat daar meer gelachen werd op de redactie. Clifton wordt voortgezet door Turk en later Bédu, Chlorophyl door onder anderen Dupa en Walli. Voor Robbedoes maakt hij een variant op Chlorophyl, de dierenstrip Snoesje en het veelgeprezen Poezekat en de Krompier. Ook schreef hij voor anderen, zoals Berck (Mulligan) en Will (Isabel). Macherot bleef tot op hoge leeftijd actief. Met hem sterft een van de laatste auteurs van de gouden generatie uit de Belgische strip.

Nu te zien in het stripmuseum te Groningen: De vele gezichten van Eric de Noorman. De tentoonstelling toont aan de hand van uniek materiaal vol persoonlijke aantekeningen de ontwikkeling die Hans G. Kresse doormaakte als stripmaker. Je zou alles wat je erover wilt weten moeten kunnen vinden op: www.nederlandsstripmuseum.nl.

Diversen Het hier in het blad te weinig geprezen stripblad Plots organiseert samen met stripwinkel Popville in Gent de 24 Hour Comic Day. Deelnemende tekenaars moeten binnen 24 uur een strip van 24 pagina’s afronden. De uitputtingsslag begint om 11 uur ’s ochtends op 18 oktober. Meer info: www.plotstrips.com.


Stripvoorspelling Dit overzicht van te verschijnen strips is gebaseerd op door de uitgevers aangeleverde informatie. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het wordt samengesteld, komt het regelmatig voor dat de boeken in werkelijkheid pas later verschijnen. Houd voor de meest actuele informatie de webstekken van de uitgeverijen in de gaten. Achter elk album staan de prijs (in euro’s) en de uitvoering (slappe kaft/harde kaft) vermeld. Het cursieve commentaar is van de ZozoLalaredactie. Aanvullingen zijn van harte welkom op stripvoorspelling@zozolala.com.

Te verschijnen in oktober en november 2008 Athenaeum — www.klassieken.nl Het dwaallicht (Matena/Elsschot) 24,95; sk. Na Kaas bewerkt Dick Matena opnieuw een

roman van Elsschot tot strip.

Atlas — www.uitgeverijatlas.nl Flo 1: Dagelijks bij elkaar (De Goede) 15,00; sk. Bundel van de gags op www.doyouknowflo.

nl door de winnaar van de vpro Debuutprijs 2006.

Moeder, kom thuis (Hornschemeier) 18,50; sk. Hartverscheurend verhaal over de dood

van een moeder en de waanzin van een vader. Nederlands boekdebuut van de Amerikaanse dertiger Paul Hornschemeier.

Joris Jofel en de schat van de Rosse Ridder (Brugman) sk. Lupus boek 2 (Peeters) sk. Eigenwijze SF van

de getalenteerde Zwitser Frederik Peeters.

Luxley 3: Het bloed van Parijs (Ruizgé/ Mangin) sk. Allan MacBride 1: De odyssee van Bahmes (Dumas/Brouard) sk. Olga 3: Olga vertelt geen sprookje (Laan) sk. Cartoons. Jack Pott 3: Noodkreet uit het verleden (Oosterveer/Ritstier) sk. Soeperman 2: Soeperman pakt het groot aan (Uilenbroek/Ritstier) sk. Wolf 16: De redder van Afrodul (Dupré) sk.

Bries — www.bries.be Het graf van de keizer (Van de Perre) Nieuw

werk van de auteur van Steenstof (VPRO Debuutprijs 2004).

Hunker bunker 1: Het roze gevaar (Reinhart) Gagstrip van de maker van Het

vlindernet.

Het jaar van de olifant 7: Euforie (Linthout) 5,00; sk. Het jaar van de olifant 8: Over de kloof (Linthout) 5,00; sk. Slot van dit indrukwek-

kende stripproject waarmee de auteur het verdriet om de zelfmoord van zijn zoon van zich af tekent.

Swamp thing 3 (Oudshoorn) 9,95; sk.

Rood gras 1: Ik ben een bos en er lopen bomen door mij heen (Van Barneveld) sk. Proef het voor op www.robwiltekenen.nl.

De Ballon — www.deballon.be

Casterman — www.casterman.com

Jommeke 244: Groene haring (Nys) sk. K3 17: K3 op Woelieboelie-Eiland (Roelens/ Ruysbergh)

Alex 27: De duivel van Pharos (Simon/ Maingoval/Martin) 5,75; sk. Zie elders in deze

Beedee — www.beedee.nl Lola Bogota 3: De Siciliaanse vete (Reynès / Brrémaud/Chanoina) sk. Dromen 1: Coraline (Dodson/Filippi) sk. De egeltjes (Randall C.) sk. Cartoons uit

het Suske & Wiske Weekblad van alweer wat jaartjes geleden, door de auteur van Slaapkoppen (vpro Debuutprijs 2008).

ZozoLala.

Alex: Carthaagse avonturen (Martin) 14,95; hk. Bundel van Het vervloekte eiland, Het

spook van Carthago en De reizen van Alex: Carthago.

De reizen van Alex: Carthago (Henin/ Martin) 5,75; sk. Rembrandt (Deprez) 14,75; hk. Biografie in

stripvorm over een meester van de schilderkunst door een Waalse meester van de avantgardestrip.

Niet aangekondigd toch verschenen

Tristan 10: De heksen (Cayman/Payen/ Martin) 5,75; sk.

Arme indiaan (Lambeens) 5,00. Debuut

Catullus — www.catullus.nl

van Tom Lambeens.

FC Knudde: Knudski Abramofiets koopt FC Knudde (Toon) Toonbeeld; 7,50; sk. Terug van heel lang op de reservebank:

de leukste voetbalstrip van Nederland.

Opa laat zijn tenen zien (Flo/Van de Vendel) Querido; 12,95; sk. Stripgedichten

voor kinderen van negen jaar en ouder. Zie Het laatste oordeel.

Op de huid (Oosterwijk) Xtra; 17,50. Rechtbanktekeningen van de maker van

Willems wereld (Stripschapprijs 2007).

Slum nation 3: Like a rolling stone (Zalozabal) Prestige; 5,99; sk.

Fokke & Sukke, het afzien van 2008 (Van Tol/Geleijnse/Reed) 8,95; sk.

Daedalus — www.uitgeverijdaedalus.be Aquablue 1 t/m 3 (Vatine/Cailleteau) 7,95; sk. adealus gaat alle delen van Aquablue in D

hoog tempo herdrukken en zet de reeks vervolgens voort.

Uchronies New Byzance 1: Wat als; 16,95; hk. De zang van de vampiers 7 en 8 (Guerineau/Corbeyran) 7,95; sk. Voortzetting

van de vampierthriller die eerder bij Talent verscheen. Vanaf januari herdrukt Daedalus de voorgaande delen.

Dargaud — www.dargaud.com Climax 2: Vostok (Brahy/Bracquelare/ Corbeyran) 5,75; sk. Cutie B. 2 (Li/Marazano) 5,75; sk. Dantès 2: Zes jaar in de hel (Juszezak/ Boisserie/Guillaume) sk. Djinn 8: Koortsen (Mirallès/Dufaux) 5,75; sk. Dubbelmasker 4: Krekeltje (Jamar/Dufaux) 7,95; sk. Empire USA 1 t/m 3 (Griffo/Mounier/Juszezak/ Desberg) 5,75; sk. Zesluik van Desberg, waar-

aan diverse tekenaars meewerken. Alle delen verschijnen in straf tempo na elkaar.

Garrigue 2 (Berlion/Corbeyran) 7,95; sk. Tweede en laatste deel van deze

plattelandsthriller.

Ghost money 1: De dame van Dubai (Bertail/Smolderen) 7,95; sk. De heer der dolende zielen 4: Het beest (Bonhomme/Vehlmann) 7,95; sk. De klaagzang van de verloren gewesten 6: De genaderidders 2: Guinea Lord (Delaby/Dufaux) 7,95; sk. Linkerhanden 3: Mimsy (Formosa/Corbeyran) 7,95; sk. Slot van het drieluik. Long John Silver 2: Neptunus (Lauffray/ Dorison) 13,00; hk. Meneer Das en Mevrouw Vos 3: Wat een Team! (Tharlet/Luciani) 13,00; hk. De meester van Benson Gate 2: Acht kleine duiveltjes (Garreta/Nury) Necromancy 1 (Manini/Nury) De Schorpioen 8: De schaduw van de engel (Marini/Desberg) XIII Mystery 1: De Mangoest (Meyer/ Dorison) Eerste deel van een reeks albums

die draait rond een van de bijfiguren uit de beroemde stripserie. Het volgende deel is van de hand van Berthet, zie elders in deze ZozoLala.

Dupuis — www.dupuis.com Jason Brice 1: Wat geschreven staat (Jovanovic/Alcante) 5,75; sk. De duivel der zeven zeeën 1 (Hermann/ Yves H.) 13,00; hk. Stevige concurren-

tie voor Long John: ook vader en zoon Hermann gaan op de piratentoer.

Game over 3: Gouzi Gouzi Gouzi (Adam/ Midam/Noblet) 5,75; sk. G. Raf Zerk 25: Oog en Droog! (Hardy/ Cauvin) 5,75; sk. Hammerfall 3: De wachters van Elivagar ( Talijanic/Runberg) 13,00; hk. Jong geweld 2: Nog steeds niet beroemd? (Bercovici/Noblet) 5,75; sk. Koetjeboe 2: Dagadap Dzing Dzing ( Vertongen/De Brab) 9,50; hk. Minik (Hippolyte/Marazano) 14,00; hk. Nookje en Ilda 1: Piraten! (Bannister/Nykko) 13,00; hk. En nog meer kapers op de kust. De paarden van de wind 1 (Fournier/Lax) 13,00; hk. Parker en Badger 6: Jobtrotters in de USA (Cuadrado) 5,25; sk.

21


Stripvoorspelling

Robbedoes en Kwabbernoot 50: Terug naar Z (Munuera/Morvan/Yann) 5,75; sk. De

laatste van Munuera en Morvan.

Stoppeltje 4: Oma Snoep (Bailly/Fraipont) 9,50; hk. Stoute Benjamin 3: Brutus (De Brab) 9,50; hk. Vriend of vijand 1: Impact (Henrichon/ Runberg) 7,95; sk. Largo Winch 16: De weg en de deugd (Francq/Van Hamme) 7,95; sk.

Futuropolis — www.futuropolis.fr De oorlog van de Sambers: Hugo & Iris 2 (Bastide/Mezil/Yslaire) hk.

Glad ijs Little Kevin (Coyote) 9,80; hk. Start van nieu-

we uitgeverij die het Nederlandstalige publiek gaat verblijden met humoristische strips van de Franse uitgeverij Fluide Glacial. Zou er nog hoop zijn op Nederlandse vertalingen van Fluide-klassiekers als Familie Suikerbuik en de strips van Édika?

Paul Jester ontbloot de mysteries van het genot (Tronchet) 9,80; hk. Van de maker van

Hoeraland.

Tine 1: Tine bij de Walen (Lindingre) 9,80; hk. Vette grappen over ‘arm Wallonië’. Welkom in Boboland (Dupuy/Berberian) 12,00; hk. Bobo’s, dat zijn ‘bourgeois bohé-

miens’, burgerlijke rebellen. De makers van ‘proto-bobo’ Meneer Johan (en winnaars van de Grand Prix Angoulême 2008) nemen de soort op de korrel.

Glénat — www.glenat.com Het Abel-syndroom 1 (Marazano/Dorison) 13,50; hk. Albert & co 1 (Cambré) 6,50; sk. Gags over de

Belgische koninklijke familie.

Bankgeheimen 4.1: De kinderen van Watergate (Hé/Richelle) 9,50; hk. Berserk 5 (Miura) 6,95; sk. Black cat 1: De man die ze zwarte kat noemen (Yabuki) 6,95; sk. DNAngel 6 (Sugisaki) 6,95; sk. Fushigi Yugi 2 (Watase) 6,95; sk. De grote dode 2: Pauline (Mallié/Loisel/ Djian) 13,50; hk. Hoshin Engi 2 (Fujisaki) 6,95; sk.

22

Marmalade boy 3 (Yosjizumi) 6,95; sk. Nausicaä van de vallei van de wind 4 (Miyazaki) 12,95; sk. Neon Genesis Evangelion 4 (Sadamoto) 6,95; sk. One Piece 6: De Eed (Eiichiro Oda) 6,95; sk. De reiziger : Toekomst 4 (Stalner/Boisserie) 13,50; hk. De reiziger: Heden 1 (Bourgne/Boisserie/ Stalner) 13,50; hk. Rurouni Kenshin 1: Kenshin, Himura Battosai (Watsuki) 6,95; sk. SAS 6: De spion van het Vaticaan (César/ Eden/DeVilliers) 6,50; sk. Sasmira 1: Oproep uit het verleden ( Vicomte) 13,50; hk. Herdruk. Naar verluidt

komt deel 2 er nu toch eindelijk aan, ook bij Glénat.

Tanâtos 3: Het mysterie van de Lusitania (Delitte/Convard) 13,50; hk. Verdwijningen 1 (Wachs/Mazeau) 13,50; hk.

De Harmonie — www.deharmonie.nl Mam, met mij (Kolk) 9,90; hk. Bundel Nynke-

gags uit S1ngle.

Meanwhile, between two eternities of darkness (Gummbah) 14,50; sk. Gaat

Gummbah het Engelse taalgebied veroveren?

Sigmund 17: Zeventiende sessie (De Wit) 9,90; sk. Sigmund weet wel raad met kinderen (De Wit) 9,90; hk. Opvoedtips van de grote

psychiater.

Kana — www.mangakana.com/nl Bleach 1, 2 en 3 (Kubo) 5,95; sk. Death Note 10 en 11 (Obata/Ohba) 5,95; sk. Detective Conan 8 (Aoyama) 5,95; sk. Inuyasha 4 en 5 (Takahashi) 5,95; sk. Monster 11: De dode hoek (Urasawa) 7,50; sk. Monster 12: De villa met de rode rozen (Urasawa) 7,50; sk. Nana 9 en 10 (Yazawa) 5,95; sk. Naruto 14 (Kishimoto) 5,95; sk. Shaman King 17 (Takei) 5,95; sk. Yu-Gi-Oh! 17 (Takahashi) 5,95; sk.

L — www.uitgeverijl.nl Havank 2: De schaduw op de tast (Danier) 8,90/16,90; sk/hk. Neo-atoomstijl avontuur

door de winnaar van de Stripschapprijs 2001.

Lanfeust van de sterren 1 t/m 6 (Tarquin/ Arleston) 8,90/16,90; sk/hk. Uitgeverij L start

haar Lanfeust/Arleston-offensief in vliegende vaart.

Ode aan Kirihito 2: Mensenlevens (Tezuka) 18,95; hk. Slot van het vuistdikke tweeluik. Trollen van Troy 9: De gevangenen van Darshan 1 (Mourier/Arleston) 8,90/16,90; sk/hk.

Lombard — www.lombard.be Adler integraal 2 (Sterne) 22,50; hk Jonathan 14: Zij (Cosey) 5,25; sk. Na 7 jaar een

nieuwe Jonathan.

Kruistocht 2: De Qua’dj (Xavier/Dufaux) 7,95; sk. De Lincoln-branche 3 (Kowalski/Herzet) 13,00; hk. Rik Ringers 75: Code voor het hiernamaals ( Tibet/Duchâteau) 5,25; sk. Thorgal 31: Het schild van Thor (Rosinski/ Sente) 5,25; sk Wisher 2: Feërieken (De Vita/Latour) 5,25; sk. Yakari 34: Nanabozo is terug (Derib/Job) 5,25; sk.

Mynx — www.mynx.nl Artemis Fowl, de graphic novel (Donkin/ Colfer) 16,95; sk.

Podium — www.uitgeverijpodium.nl Eisner 1 (Diversen) 15,00; sk. Start van het lang-

verwachte literaire stripblad van de uitgever van Pontiac, Giphart en Heytze.

Querido — www.queridokind.nl De aankomst (Tan) 22,50; hk. ‘Vertaling’ van

Shaun Tans veelgeroemde tekstloze migrantenstrip The arrival (zie ZozoLala 155).

Saga — www.saga.be Sam Lawry 3 en 4 (Mig/Richez) 7,95; sk.

Silvester — www.silvesterstrips.nl Argus ’08 (Leisink) 8,95; sk. Cartoons uit De

Pers.

Bone 1: Weg uit Boneville (Smith) 19,95; hk. Een evenement: Silvester gaat Jeff Smiths

Zeker Lezen klassieker vertalen – in negen delen, op groot formaat én in kleur.

Boven de wolken 2: Gevechten (Hugault/


Stripvoorspelling Hautière) 14,95; hk. Eerste keer (Diversen/Sybiline) 19,95; hk. Korte

(expliciet) erotische strips getekend door o.a. Dave McKean, Olivier Vatine en Cyril Pedrosa.

Golden Cup 1 en 2 (Henriet/Pecquer) 14,95; hk. SF racestrip die zich afspeelt in de wereld

van Golden City.

Hé, meisjes! (Lepage/Michel) 14,95; hk. Meisjesfantasieën in de grote stad door de

tekenaar van Een wereld zonder kwaad.

Kinky & Cosy 4 (Nix) 8,95; sk. Lars! 1: Lars attacks! (Lectrr) 8,95; sk. Voor

het eerst sinds jaren weer (gag)strips van de maker van Hara kiwi en Wormtroopers. Marq denkt 2 (Van Broekhoven) 14,95; sk. De tekenaar van Peer de Plintkabouter graaft zich autobio.

Merlijn 4: Merlijn tegen de Kerstman (Munuera/Sfar) 8,95; sk. Prins Valiant 1: 1937-1938 (Foster) 59,00; hk. L uxe herdruk van Hal Fosters stripklassieker.

Jaarlijks moeten drie delen gaan verschijnen, met twee jaargangen per deel. De hele serie zal achttien delen beslaan. Schatjes (De Pins) 9,95; hk. Campy cultstrip van Arthur de Pins.

Standaard — www.standaard.com Betty en Dodge 1: Moord in Manhattan (Du Caju/Van Beirs/Van Rijckeghem) 5,95/11,95; sk/hk. Cel financiën 3 (Mutti/Malka) 5,95; sk. FC De Kampioenen championettes special 7,95; sk. Figaro 1 en 2 (Van Bael) 5,95; sk. Ambitieuze

thriller door de maker van Link.

Jump 5: De kleuterdynamo (Cambré) 5,25; sk. Kiekeboe 119: Geld Terug (Merho) 5,25; sk. Kiekeboe special: Kiekepedia 14,95; sk. Klein Suske en Wiske 13: Koetje Boe (Broeckx) 4,25; sk. De Kriegels 7: Happy Halloween (Dhondt/ Adriaenssens/De Bel) 4,50; sk. Sam 11: Goudkoorts (Bosschaert/Legendre) 5,00; sk. Vigilantes 1: Alter ego (Van Haagen/Van Roye) 5,95; sk.

Uno Mundo wereldstrips

van zijn idool en Saint-Exupéry stripbiograaf Hugo Pratt (De laatste vlucht).

In het buitenland verschijnen stapels prachtige strips die ons taalgebied nauwelijks bereiken. Kwaliteit kent echter geen grenzen. Daarom hieronder een selectie van de meest opvallende buitenlandse titels van de laatste twee maanden. De prijzen in euro’s vallen bij importtitels doorgaans wat hoger uit.

La résistance du Sanglier (Levallois) Futuropolis; 23,00; hk. S téphane

Tekstloos

Le tour en caravane (Boudier) Futuropolis; 16,00; hk. Psychologische

Notes over yonder (Morse) AdHouse Books; $ 12.95. Getekende jazz van de maker van

Soulwind.

Tall tales (Jaffee) Abrams; $ 14.95; hk. Klassieke

tekstloze gags uit begin jaren ’60 van Madhumorist Al Jaffee.

Travel (Yokoyama) Picturebox Inc; $ 19.95; sk. Een treinreis als visuele blikopener voor

hedendaags Japan.

Les bandes dessinées Un après-midi un peu couvert (Squarzoni) Delcourt. Psychologisch drama tegen het

Levallois haalt herinneringen op aan zijn opa tijdens WO II.

wielerstrip.

Comix Alan’s war. The memories of G.I. Alan Cope (Guibert) First Second; $ 25.00; sk. Omdat

de Nederlandse vertaling eeuwig op zich laat wachten: waar gebeurde WO II-verhalen gepassioneerd in beeld gebracht door de tekenaar van Zwarte olijven en Bruin.

decor van de ruige Bretonse kust.

Essex County 3: The country nurse (Lemire) Top Shelf; $ 9.95; sk. Slot van Jeff Lemires

Vastenavond van As treedt in de voetsporen van De Crécy en Mathieu. Derde deel in de prestigieuze reeks stripvisies op de collectie van het Louvre. Lente volgend jaar volgt de visie van Yslaire.

From the shadows of northern lights (Diversen) Top Shelf; $ 19.95. Engelstalige

Aux heures impaires (Liberge) Futuropolis; 16,00; hk. De tekenaar van De heer

Contes fantastiques (Hanawa) Kana; 12,50; sk. Mangabewerkingen van Japanse sprookjes. Cuba père et fils (Ferrandez) Casterman; 15,00. Reisimpressies uit Cuba verbeeld door

de maker van de Algerijnse dagboeken en zijn zoon Pierre.

Fly blues (Zarate/Sampayo) Futuropolis; 18,00; hk. Jazzy grotestadsthriller door de auteurs

van Alack Sinner en Een kleine moord.

L’héritage du colonel (Varela/Trillo) Delcourt. Hoe is het om te ontdekken dat je vader ooit

veelbejubelde Essex County-drieluik.

bloemlezing van drie decennia Zweedse stripcultuur in het blad Galago, waar o.a. Olle Berg en Max Andersson uit zijn voortgekomen.

Jack & the box (Spiegelman) Toon Books; $ 12.95; hk. Tegelijk met de Engelstalige uitge-

breide herdruk van Breakdowns verschijnt een eigenwijs getekend kinderboek van de maker van Maus.

The leather nun and other incredibly strange comics (Diversen) Aurum Press; £ 9.99; hk. Bloemlezing van de meest bizarre

cultstrips aller tijden samengesteld door de Britse kenner Paul Gravett.

heeft gemarteld? Terugblik op Argentinië onder het Videla-regime (1976-1981) door de Argentijnse scenarist Carlos Trillo.

Mesmo delivery (Grampá) AdHouse; $ 12,50; sk. On the road thriller. Na Fabio Moon en

Gouden Eeuw in fijne penseelstreken neergezet door twee Franse veertigers. Eerste deel van drie.

Rasl 1: The drift (Smith) Cartoon Books; $ 13.00. Humphrey Bogart style thriller van

Jeronimus 1 (Pendanx/Dabitch) Furutopolis; 17,00 hk. Hollandse avonturen op zee in de

Mise en bouche (Peyraud/Djian) Futuropolis; 19,00; hk. Strak gestileerd portret van een

alleenstaande vader. Gebaseerd op een novelle van Philippe Djian. Pauline (et les loups-garous) (Oiry/Appollo) Futuropolis; 15,00; hk. Opgroeien in heden-

daags Frankrijk. Scenario van de schrijver van Het eiland Bourbon 1730.

Le petit prince (Sfar/SaintExupéry) Gallimard. Het bekend-

Gabriel Bá drukt met Rafael Grampá de derde Braziliaan zijn stempel op de hedendaagse Amerikaanse comic.

de maker van Bone.

Swallow me whole (Powell) Top Shelf; $ 19.95. Ambitieus gebracht liefdesdrama van Nate

Powell.

The Venice chronicles (Casarosa) AdHouse; $ 19.95; hk. Geaquarelleerde reisimpressies

van een Amerikaanse Italiaan in de dogestad.

Wondermark. Beards of our forefather (Malki) Dark Horse; $ 14.95; hk. Bloemlezing

van de online collage-cultstrip van David Malki: wondermark.com.

ste Franse kinderboek aller tijden verstript door de maker van De kat van de rabbijn. Joann Sfar treedt in de voetsporen 23



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.