3 minute read
Frits Rademacher: de eerste Limburgse nationale hit
In heel Nederland en Vlaanderen zong men na carnaval 1956 ‘’t Huikske’ mee. Van de tekst had men buiten de provincie waarschijnlijk weinig notie, het aanstekelijke ‘tralalalala’-refrein vergoedde dat gebrek aan verstaanbaarheid.
Frits Rademacher, geboren in 1928 in Sittard, haalde in 1956 de achtste plaats in de nationale hitparade met een Limburgs dialectlied. Bijna niemand heeft hem nadien overtroffen, Janse Bagge bleef in 1983 staan op 8, Rowwen Hèze kwam niet verder dan 13 met ‘Bestel mar’. Alleen ‘Sjeng aon de geng’ haalde in 1995 de 5de plaats.
Voor Frits was het verblijf in de hitparade eenmalig, al zijn ook nummers als ‘Loeënde klokke’ en ‘Doe bès mie maedje’ inmiddels evergreens.
Het repertoire van Frits is romantisch, beschrijvend en altijd positief. Net als Frits zelf, de ijverige ambtenaar van de gemeente Sittard die na het uitklokken met zijn ‘befraanjelde’ gitaar door binnen en buitenland trok. Eind 1986 speelde zijn gezondheid hem dusdanig parten dat hij afscheid moest nemen van de podia.
“Ein sjnaor waas mich gespronge doe waas mie leidje oet dat kent waal es gebeure ich koos neit mee veuroet”
Het waren de eerste regels van een gedicht dat Frits schreef naar vrienden toen hij na
10 maanden uit het ziekenhuis mocht. Dat was zomer 1987. Hij mocht nog van het leven genieten tot 16 augustus 2008.
10 minuten
“Een tekst voor een liedje, dat duurt 10 minuten. De melodie de helft daarvan. En dan moet je er nooit meer iets aan veranderen”, verklaarde Frits. Van deze kostbare kleinoden hebben nu al meerdere generaties veel plezier. ‘Loeënde klokke van Limburg mien landj’ en ‘’t Huikske’ verschenen in eerste instantie zelfs in schellak. Via vinyl en audiocassettetape zijn ze nu beschikbaar op cd. En de jeugd van vandaag streamt de nummers graag. Dragers zijn kennelijk vergankelijker dan hun inhoud. Gelukkig maar.
Twee platenfirma’s namen zijn repertoire op: Philips in de jaren ’50, Telstar in de jaren ’70 en ’80.
Liefde voor muziek
Frits’ liefde voor de muziek leidde hem door het leven. Als 6jarige in een knapenkoor, als tiener samen met zijn vier zussen in het gemengd koor Crescendo in Doenrade. Daar leerde hij zijn Mia kennen, die hem in 1948 inspireerde tot zijn eerste liedjes. ‘'t Doundesj maedje’ is nóg een topper in Doenrade.
Als ‘de familie Rikketik’ leverde de zeven man sterke familie Rademacher in 1949 een bijdrage aan de Sittardse carnavalsrevue. Aan zijn troubadourschap begon hij pas in 1952, na de vervulling van zijn militaire dienstplicht. Toen namen Radio Zuid en Radio Hasselt de eerste liedjes van hem op. Nog op glasplaten, die helaas al lang zijn vernietigd. Tot zijn eigen verbazing toonde ook Hilversum belangstelling voor de troubadour uit Sittard, die nooit een liedje in de Nederlandse taal wilde zingen.
Johnny Hoes, de in Weert wonende Rotterdammer, haalde Frits naar de platenstudio waar Maastrichtenaar Jos Cleber het orkest aanvoerde. Toen Cleber Frits vroeg of hij nog eens opnieuw wilde beginnen bij sibemol antwoordde de troubadour: “Zeg maar bij welk woord, want die noten kan ik niet lezen.” Cleber stond versteld. Dat deed even later ook Jack Philips van de gelijknamige platenmaatschappij toen de eerste twee platen ‘Loeënde klokke’ en ‘’t Huikske’ tot in alle uithoeken van Nederland werden meegezongen.
Tom Manders haalde hem voor de tv. (Frits: “We moesten bij anderen naar de uitzending gaan kijken, want we hadden zelf nog geen televisie. De 2000 Amsterdamse toeschouwers dachten dat Loeënde klokke ging over een klokkenluider die Loe heette. Zo heb ik het ook menige keer op affiches zien staan: Frits Rademacher, bekend van Loe en zijn klokken.”
En dan was er nog de missionaris die zijn ‘huikske’ meenam naar Ivoorkust en schreef dat de zwarte mensen er massaal op dansten omdat het liedje zo’n aanstekelijk ritme had. De missionaris heeft de anekdote uit het lied over Petrus die engelkes in een hoekje zette waarschijnlijk nooit in het Senoefo vertaald.
Huikske
Zijn ‘Huikske’ heeft meer carrière gemaakt. De Selvera's zongen het in de Nederlandse taal, Louis Neefs in het Vlaams en de popgroep Valsj Plat en Ton Meissen hebben elk voor zich rockversies ervan op de plaat gezet. En elke avond worden ter ere van een bruidspaar wel nieuwe woorden gedicht op die zo meezingbare melodie met dat zo internationale refrein. Zo was er ook een kleuter die geen Sinterklaasliedje wist voor de Sint, maar wel alle vier coupletten van ‘’t Huikske’ moeiteloos opdreunde. Frits kon ervan genieten, zoals van de Bumaafrekening in de rubriek ‘ernstig repertoire’. Wie het lied zo serieus nam, is nooit achterhaald.
Zelfs ver buiten Nederland, in Canada en Australië koesteren geëmigreerde Nederlanders Frits' platen als een kostbaar bezit. “Tijdens een optreden in Australië begeleidde een orkest uit Melbourne al mijn liedjes, spontaan. Ik was stom verbaasd. Bleek dat ze die ieder weekeinde moesten spelen voor Nederlanders daar.”