3 minute read

podcast

‘Het heeft tijd nodig, de mensen gaan er heus wel aan wennen.’

Interieur van Museum W. foto John van Hamond

Advertisement

jaar. Door corona is de wereld veranderd, ook voor de musea. We zien wel hoe het loopt.’ Opvallende afwezige in de eerste presentaties is Jan Dibbets, de bekendste kunstenaar die Weert heeft voortgebracht. Zijn werk zit wereldwijd in de collecties van grote musea, inclusief het MoMA in New York; ook Museum W heeft enkele stukken van hem in huis, maar ze hebben het niet gehaald. Nóg niet, benadrukt Van Cauteren. ‘Aanvankelijk zou een werk van Dibbets in de oude raadszaal komen te hangen, maar daar hangen nu de in opdracht gemaakte foto’s van Satijn Panyigay. Ook Job Smeets wilde een Dibbets in zijn presentatie, maar, zegt Van Cauteren, ‘hij paste niet in de vertelling. Je moet zijn werk de juiste context geven. Hij komt gegarandeerd in een van de komende wisselexposities.’

Bij de herinrichting van het gebouw heeft Mentjens de aandacht niet willen afleiden van wat er zal worden getoond. In de zalen waar de vaste collectie te zien is, verwijzen de kleuren van de wanden naar de thema’s die er worden belicht. In de rode zaal gaat het om macht, in de roze zaal om het lichaam, in de blauwe zaal om het gezin (ultramarijn is de traditionele kleur van de mantel van Maria), in de groene zaal om de geschiedenis van Weert, in de als schatkamer ingerichte zwarte zaal wordt het zilverwerk getoond. Van Cauteren: ‘Maurice heeft zich in zijn ontwerp dienstbaar opgesteld. Door zijn gevoel voor oude kunst is het een organisch geheel geworden.’ Ook Mentjens zelf is meer dan tevreden over het eindresultaat, al is de combinatie van architectuur, ontwerpen en inrichten hem zwaar gevallen. ‘Dit was de eerste, én de laatste keer. Ik ben gewend om met één opdrachtgever aan tafel te zitten. Hier belandde ik in een complex en traag verlopend project, waarbij iedereen er iets van moet vinden. Dat is vermoeiend, en niet altijd fijn. Het schuim heeft me wel eens op de mond gestaan, andere ontwerpers zouden het bijltje er al lang bij hebben neergegooid.’ Dan, breed lachend: ‘Maar daar ben ik veel te aardig voor. En het resultaat mag er zijn. Het was supertof, maar vijf jaar is voor mij te lang.’ Waarna conservator John van Cauteren de puntjes op de i zet: ‘Uiteindelijk is het precies geworden zoals we het wilden.’ Z

DE PERFECTE VLIEGMACHINE

Riiiiibriiiiiibriiiibriiibri roept het beest voor de zoveelste keer. Met de verrekijker zoek ik het Schiermonnikoogse kwelderlandschap af. Mensen zijn visueel ingesteld, met onze ogen zoeken we de bevestiging voor wat onze oren al wisten. Dan spot ik hem, de wulp, met die lange steltpoten en de lange, gebogen snavel. Mijn vakantiepret kan niet op. Al ben ik geen vogelspotter, ik begrijp heel goed dat er mensen bestaan die hier hun leven aan wijden. Zoals Arjan Dwarshuis, wereldrecordhouder vogels kijken. Samen met jeugdvriend Gisbert van Baalen heeft hij een succesvolle podcast formule bedacht: vogelexpert en vogelleek gaan samen op pad. In natuurgebieden, en soms ook gewoon in een park of op een dakterras in hartje Amsterdam. Hun rolverdeling is strikt, Van Baalen is verwonderd, stelt vragen of vergist zich, Dwarshuis legt uit en corrigeert, soms in één zin. ‘Nee, niet cirkelvormig. Dan had die vogel ronde vleugels. Sikkelvormig bedoel je!’ Over de gierzwaluw, waarover het hier gaat, leren we ook dat hij in het eerste anderhalf jaar van zijn leven niet aan de grond komt. ‘Een door 44 miljoen jaar geperfectioneerde vliegmachine.’ Voor hun jongste aflevering gaan Dwarshuis en Van Baalen naar de Veluwe waar ze de bonte vliegenvanger en de gekraagde roodstaart spotten. De vogelnamen zal ik als niet-nerd over een week weer zijn vergeten - maar niet wat Dwarshuis vertelt over veehouderijen. De stikstofproblematiek in drie zinnen uitgelegd? Luister naar De Vogelspotcast.

CHRISTIANE GRONENBERG

De Vogelspotcast, met Arjan Dwarshuis & Gisbert van Baalen. De Stroom, 2021/2022.

This article is from: