4 minute read

‘Het beste wat je kunt laten zien is jezelf’

'Het beste wat je kunt laten zien is jezelf'

Ontwerper Job Smeets is de eerste exposant in Museum W in Weert. EMILE HOLLMAN loopt met hem door de tentoonstelling. ‘Vijftien jaar geleden was ik een bange stijve man in een pak die de Europese Jeff Koons wilde zijn.’

Advertisement

Door de muziek van David Bowie ontdekte Job Smeets dat de wereld groter was dan Weert, de plaats waar hij opgroeide. Via Eindhoven (Design Academy), Antwerpen, Parijs, Milaan en New York ontsnapte hij aan zijn geboortegrond - om er nu terug te keren als invloedrijke en gefortuneerde ontwerper, als vader ook van Elvis en Ziggy.

Dit najaar onthult hij een beeld aan de Wertha Boulevard, waar het industriële verleden van Weert levend moet worden gehouden; recentelijk kocht hij twee monumentale gymzalen van architect Theo Boosten om deze te behouden. Hij kreeg er een woonbestemming voor, maar twijfelt aan een terugkeer. ‘Ik weet niet of ik dat wel aankan. Ik heb nog wat dingen te doen.’ We spraken elkaar vijftien jaar geleden, bij een expositie in Z33 in Hasselt. Toen nog met zijn partner Nynke Tynagel erbij, de banden zijn inmiddels verbroken. Studio Job verkaste daarna van Antwerpen naar Milaan, het atelier verhuisde naar Tilburg. Inmiddels woont hij in Oud-Turnhout en heeft hij nog een adresje in de bergen van Piëmont. Hij komt net terug uit Italië waar hij de decors verzorgde voor zijn vriend popzanger Mika – een van de presentatoren van het Eurovisie Songfestival. Destijds, in 2007 was Job Smeets al in goeden doen. ‘Zeker, maar ik was ook een bange stijve man in een pak die een Europese Jeff Koons wilde zijn. Als er iets is veranderd in die vijftien jaar is het dat ik naar niks of niemand meer kijk. Het beste wat je kunt laten zien is jezelf.’ In het vernieuwde Museum W in Weert is hij de eerste exposant; hij combineert er objecten en ontwerpen van Studio Job met spullen en kunstwerken uit eigen verzameling en die van het museum. Voor de inrichting kreeg hij vrij spel. ‘Ik moet curator Patricia van der Lugt echt een trofee geven voor haar hands off. Daar kun je om lachen, maar als ik een tentoonstelling maak in het MAD in New York heb ik geen klote te zeggen, niet eens hoe hoog een sokkel moet zijn. Hier was ik heel erg betrokken. Ik ben in mijn leven dertig keer verhuisd, het gaat over de verloren zoon die terug thuiskomt met een enorme berg bagage.’ Welkom in mijn huis, zegt hij als hij voorgaat naar de museumzaal die hij De slaapkamer noemt. Freddy Quinn zingt Unter Fremden Sternen, over heimwee en verre horizonten. Jobs oma speelde het vroeger voor hem. De stem komt uit luidsprekers die hij uit de gymzalen van Boosten haalde.

De muren zijn volgeplakt met ontwerpen van Studio Job, daarvoor staan objecten of hangen werken uit eigen verzameling zoals tekeningen van Anton Pieck of zeegezichten van Constant Permeke. Maar ook een portret van de jonge Job, geschilderd door zijn vader. Het hangt boven zijn kinderbed. Daarop ligt behalve een bronzen kussen een sprei van nichtje Connie die het haken

‘Het gaat over de verloren zoon die terug thuiskomt met een enorme berg bagage’

leerde van oma. Ernaast: Love Boat van Studio Job, een theatraal, kitscherig, happy en shiny werk met kreeftenklauwen, een regenboog en zoenlippen. Een groene staartklok is geïnspireerd op een filmscène uit Fassbinders Satansbraten. Job: ‘Ik kan wel alles gaan uitleggen, maar dan staan we hier over drie dagen nog. Ik geloof heel erg dat de combinatie van dingen je een gevoel geeft dat je ergens brengt.’ Naar eigen zeggen maakte Job Smeets (Hamont, 1969) zo’n driehonderd tentoonstellingen. ‘Ik ben een soort nomade die zichzelf voortdurend tegenkomt als hij weer een doos moet uitpakken. In Italië ben ik altijd ontzettend eenzaam, wil ik terug naar het atelier, terug naar de heimat. En vice versa. Dat gevoel is de hartslag van de tentoonstelling.’ Maar wat levert zo’n confrontatie met jezelf nou op? ‘Veel. Bijvoorbeeld: dat je je niet meer hoeft te schamen over je afkomst. Vroeger was ik als Limburger altijd wel onder de indruk van mensen uit de grote steden.’ In De carnavalskamer staat een waanzinnige notenkraker in de vorm van Mao’s hoofd. Afgezien van de perfecte uitvoering valt de speelse combinatie van ontwerp en functionaliteit, van ernst en luim op. Aan de muur een Lego-diploma van Job Smeets uit 1976. ‘Nee, toen zat het er nog niet in. Dat kwam pas later. In mijn jeugd heb ik nogal moeten knokken. Ik was enig kind en we verhuisden veel. Ik heb super lieve ouders die het niet altijd gemakkelijk hadden. Dat levert wel reflectie op, maar misschien heeft het wel helemaal niks te maken met wat ik nu doe. Het is gewoon geworden wat het is geworden.’ In De vuurkamer klinkt De staking van Jacques Brel. Het staat in schril contrast met Robber Baron Safe uit 2016, een beeld dat reageert op de nouveau riche en excessief vertoon van macht en extreme luxe. ‘Het gaat over graaien. Daar ben ik niet links over. Maar we zijn het uiteindelijk zelf.’ The New York Times noemde het werk van Studio Job uitmuntende kitsch. Zelf vindt hij dat ‘modernistisch gelul’. ‘Ik weet eigenlijk helemaal niet wat kitsch is, al krijg ik het altijd voor de voeten geworpen. Het heeft in elk geval te maken met de fascinatie voor het alledaagse, achter de traan van de zigeunerjongen schuilt de werkelijkheid. Daarom hou ik ook zo van carnavalswagens die door gewone mensen zijn gemaakt, ze vergroten iets uit.’ Z

This article is from: