3 minute read

Ik zie geen kleuren als ik

Next Article
ONDERTUSSEN IN...

ONDERTUSSEN IN...

Een Foto Maak

De wereld sijpelt altijd wel via kieren en gaten naar binnen, ook in de meest afgelegen ateliers. Als er al geen weids uitzicht is, glijdt er altijd wel gefilterd daglicht door een dakvenster of is er het vage rumoer van voorbijrijdende auto’s.

Advertisement

Zo niet in de studio van Indra Moonen. Achter in haar huis klimmen we een trapje op naar een kamer zonder ramen. Het plafond is laag, in de hoek bromt een verwarmingsapparaat. Het voelt als de binnenkant van een camera. Alsof elk moment de sluiter open kan gaan om een flits van de wereld te laten zien. Aan de wand hangt een krijtbord met geschreven formules. In een stellingkast liggen stapels plaatjes van zwart glas, in de kast ernaast staan potten en flessen met chemicaliën. Indra Moonen (Geleen, 1983) maakt alles zelf, van lichtgevoelige emulsies tot de ontwikkelaar en fixeer. ‘Zo hou ik controle over elke stap van het proces.’ Wat ontbreekt in haar studio: lenzen, camera’s, statieven of andere dingen die je bij een fotograaf zou verwachten. Op haar werktafel ligt wel een soort keukenkastje, een vierkant houten frame met een deurtje erin. Het is de achterwand van haar camera, voor het maken van collodium foto’s volgens een 19de eeuws procedé.

‘Toen ik studeerde was er de overgang van analoge naar digitale fotografie, dus ik heb van beide kanten wat meegekregen. Digitaal werken ging snel vervelen, maar ook de analoge fotografie gaf niet genoeg uitdaging. Op een dag zag ik op YouTube een filmpje van iemand die foto’s maakte op glasplaten, met allemaal chemicaliën in glazen flesjes. Het stond in Frankrijk op een beurs om het procedé te delen. Ik ben er naartoe gegaan, het was liefde op eerste gezicht.’ Vergeleken met een digitale camera lijkt dit een nogal omslachtige manier van fotograferen.

‘Dit is de minst efficiënte manier om een foto te maken. Je moet alles ter plekke voorbereiden, dus je stapt niet even spontaan in de auto. Als ik op locatie werk, heb ik daarom een ijsvistent bij me voor alle chemicaliën en glasplaten. En dan is het van zoveel afhankelijk of het lukt. Aan de ene kant je eigen kunde en nauwkeurigheid van werken, maar ook de luchtvochtigheid en temperatuur waarop je moet anticiperen.’

En die onzekerheid maakt het interessant?

‘Ja, dat houdt het spannend. Het gaat over leren accepteren dat je soms helemaal opnieuw moet beginnen, maar ook het besef dat je alles zelf kunt maken. Dat je de hele aanloop naar een foto in eigen hand hebt, dat is heel bijzonder. Ik ben nogal een stuiterbal; deze manier van werken dwingt tot focus. Het brengt me rust.’

Zijn er veel mensen bezig met glasfotografie?

‘In Nederland een stuk of tien. Wereldwijd zijn het er meer, vooral in Amerika is het groot. De Amerikaanse Burgeroorlog is vastgelegd op deze manier, dus ze hebben er een heel andere band mee.’

Eind 19de en begin 20ste eeuw volgden de technische innovaties in de fotografie elkaar snel op, steeds weer bleek het maken van een foto nog sneller en makkelijker te kunnen. Voordat een nieuwe techniek gangbaar werd, was ze alweer achterhaald. Daarnaast had fotografie zeker in de beginjaren een hoog kermisgehalte: spectaculair, maar niet geschikt voor serieuze kunst. Het maakt dat een 19de eeuwse techniek als collodium fotografie voor kunstenaars onontgonnen gebied is.

Waar herken ik een glasfoto aan?

‘Vooral aan de hoekjes. Je ziet nog vegen van de emulsie. Maar ook her en der in het beeld zitten vaak vlekjes of vervuiling. Bij een teveel van dergelijk prutswerk is een foto gewoon slecht; anderzijds is een perfecte foto niet interessant. Het gaat om het gevoel van het moment zelf, om het doseren van de imperfectie.’

Ga je door het werken met zo’n techniek ook anders kijken?

‘Ja, het is bijna alsof je in zwartwit naar de wereld kijkt. Ik kan kleuren mooi vinden, het is niet dat ik kleurenblind ben, maar ik zie die kleuren niet als ik een foto maak.’ Waarom wilde je fotograaf worden?

‘Dat is best een vreemd verhaal. Eigenlijk wilde ik iets met paarden doen, maar dat is een nogal elitaire wereld. Zonder rijke ouders kom je er moeilijk tussen. Na de middelbare school wilde ik een tussenjaar nemen om uit te zoeken wat ik wilde, maar mijn ouders stelden voor om naar een pendelaar te gaan; die zou dan helpen met mijn beroepskeuze.’ Zo iemand die een gewichtje aan een ketting heen-en-weer zwaait?

‘Precies, de pendel geeft antwoord op je vragen. Ik ben niet spiritueel aangelegd, maar ik dacht ook: het kan vast geen kwaad. Ik moest een lijst met beroepen opschrijven en die liepen we dan langs met de pendel. Voor de gein had ik ook huisvrouw opgeschreven, zoals mijn moeder; ik was stiekem blij dat die meteen afviel. Uiteindelijk bleef fotografie over.’ Had je toen überhaupt al foto’s gemaakt?

‘Nee, nooit. Ik ging naar de kunstacademie voor een toelatingsexamen. Afgewezen natuurlijk, ik had niet eens een portfolio. Een tijdje later zag ik een folder van de fotografieopleiding in Hasselt. Daar binnenlopen voelde als thuiskomen. Ik heb nooit meer nagedacht om iets anders te gaan doen. Dit is het mooiste vak op aarde.’

Joep Vossebeld

Dit is de 25ste aflevering in een reeks over kunstenaars in hun werkomgeving.

Indra Moonen, Now you see me, now you don’t. Van 2.04 t/m 4.06 in Fotomuseum aan het Vrijthof in Maastricht. contrastique.com

This article is from: