Programmatoelichitng Nieuw Ensemble

Page 1

DONDERDAGAVONDSERIE PROMS SERIE NIEUW ENSEMBLE DO 13 DEC 2012 GROTE ZAAL / 20.15-22.00 UUR DUUR: CA. 50 MINUTEN VOOR DE PAUZE CA. 30 MINUTEN NA DE PAUZE INLEIDING MET UITZICHT FOYERDECK 1 / 19.15-15.45 uur Joël Bons in gesprek met Mayke Nas en Luc Brewaeys NIEUW ENSEMBLE + SPECTRA Bij de buren Ed Spanjaard dirigent Nieuw Ensemble Filip Rathé dirigent SPECTRA PROGRAMMA Luc Brewaeys (1959) Painted Pyramids (1989) SPECTRA Mayke Nas (1972) La Belle Chocolatière (2003) La Chocolatière Brûlée (2005-2011) Nieuw Ensemble Luc Brewaeys Cardhu (2008) SPECTRA PAUZE Mayke Nas Douze Mains (?) 1. Doc, it's only a scratch - part 1 2. What have you done? 3. Take it easy 4. Doc, it's only a scratch - part 2 SPECTRA Luc Brewaeys OBAN (1996) Nieuw Ensemble Mayke Nas Anyone Can Do It (2006)


Toelichting Het Nieuw Ensemble presenteert twee ensembles en twee componisten uit België en Nederland: Luc Brewaeys en Mayke Nas. Allebei ontdekken ze muziek in het alledaagse met onalledaagse verbeeldingskracht. Luc Brewaeys brengt met Cardhu en Oban een hommage aan favoriete whiskymerken, Mayke Nas met La belle chocolatière aan een blik Droste-cacao. Ook in Douze Mains speelt het alledaagse een verrassende rol: zes keuvelende musici gaan met afwasborstels een vleugel te lijf. Dit concert vindt plaats in het kader van de AAA-serie van het Koninklijk Concertgebouworkest. Rond het thema bij de buren vinden op diverse podia in Amsterdam voorstellingen en lezingen plaats waarin wordt gezocht wat Nederlanders en Belgen bindt en waarin ze van elkaar verschillen. Of dit programma een representatief beeld geeft van het huidige componeren in beide landen mag overigens worden betwijfeld. Luc Brewaeys en Mayke Nas zijn eigengereide indivualisten die niet te vangen zijn in één school, stroming of nationale stijl (voor zover daar nog over gesproken wordt). Luc Brewaeys Painted Pyramids Painted Pyramids is een commentaar op Breways’ werk voor piano solo Pyramids in Siberia, gecomponeerd in 1989. ‘In 2008 realiseerde ik mijn reeds lang gekoesterde plan om de originele muziek uit te breiden. Daarbij bleef de oorspronkelijke pianopartituur nagenoeg ongewijzigd.’ De vijf bijkomende instrumenten (harp, percussie, fluit, viool en cello) kleuren het geheel ritmisch en harmonisch bij met extra noten. Zij verrijken het kleurenpalet samen met de eenvoudige electronics. Hiervoor gebruikt Brewaeys drie ringmodulatoren waarbij verschillende instrumentale combinaties als input fungeren. Brewaeys: ‘Pyramids in Siberia is een werk met een waaier aan harmonieën in de piano die in de geïnstrumenteerde versie op verschillende manieren worden uitvergroot en versterkt. Ook de razende toccata op het eind van het werk wordt met de harmonische en coloristische toevoegingen nog virtuozer.’ Mayke Nas La Belle Chocolatière / La Chocolatière Brûlée La Belle Chocolatière is geschreven voor het Nieuw Ensemble na een intensieve workshop over microtonaliteit. Het is genoemd naar het beroemde Drostecacaoblikje uit 1900 met daarop een schone verpleegster met een cacaoblikje in haar hand. Mayke Nas: ‘Door het gebruik van de verpleegster is dit een slinkse manier om cacao te presenteren als medicinaal middel. Op dat cacaoblikje staat diezelfde verpleegster weer met datzelfde cacaoblikje in haar hand, met daarop diezelfde verpleegster… etc. Het werk is een poging een compositie van Debussy voor piano solo – Mouvement uit de Images I – 1903, uit dezelfde tijd als het cacaoblikje – te bekijken door een microtonale Droste-effectmicroscoop. Een poging die natuurlijk gedoemd is te mislukken, maar voor chocola is altijd een goede reden en systemen zijn er om niet te kloppen.


La Chocolatière Brûlée is een vervolg op La Belle Chocolatière. Mayke Nas: ‘In La Chocolatière Brûlée probeert het cacaomeisje een glimp van haar eigen Drostebeeltenissen op te vangen door langzaam over haar schouder achterom te kijken. Een narcistische onderneming die geen blik in de spiegel, maar alleen maar rimpels in het water oplevert en – net als in de Metamorphosen van Ovidius – uiteindelijk alleen op teleurstelling uit kan lopen.’ Luc Brewaeys Cardhu De Vlaamse componist Luc Brewaeys is een whisky-liefhebber. Hij wijdde maar liefst zeven ensemblecomposities aan single malt whisky’s. Brewaeys is grondig geschoold in spectrale technieken en heeft onder andere door het mengen van boventonen de verschillende smaken raak in klank getroffen. Over Cardhu schrijft de componist: ‘Cardhu (2008) is het zesde en voorlaatste werk in mijn single-malt-whisky-reeks . Het is geschreven voor acht muzikanten en is – in de eerste plaats – een verdere exploratie van de spectraal-harmonische eigenschappen die ik ontdekte in mijn opera L’uomo dal fiore in bocca.’ De muziek is in wezen nog steeds spectraal, maar Brewaeys breidt de harmonieën uit door het gebruik van extra kwarttonen die niet noodzakelijkerwijs deel uitmaken van de boventonenreeks. Hij ontdekte dat de muziek ondanks deze toevoegingen verrassend consonant bleef en wilde dit fenomeen verder onderzoeken, onder meer door het gebruik van veel (meestal vrij trage) glissandi. Anderzijds kadert dit stuk in zijn recent interesse voor het concept van beweging in spectrale muziek, ideeën die hij ook in deze compositie probeerde door te trekken: de tempi veranderen en het is de eerste keer sinds jaren dat hij opnieuw accelerandi en ritardandi schreef. Ten slotte komen ook enkele melodische aspecten naar de voorgrond, zij het op een minder prominente manier. De snelle passages zijn aanvankelijk heel kort, bijna zoals aankondigingen voor de langzame muziek die er telkens op volgt. In de loop van het werk worden deze passages echter belangrijker en worden ze geleidelijk aan langer om tot een culminatiepunt te komen op het moment van de gulden snede van het werk. Naar het einde toe wordt het verschil tussen die snelle en langzame(re) muziek bijna volledig opgeheven en het werk eindigt dan ook – bij manier van spreken – in ‘totale harmonie’ met zichzelf. Cardhu is geschreven in opdracht van het TRANSITfestival en SPECTRA Ensemble, dat het werk op 24 oktober 2008 in première bracht. Mayke Nas Douze mains Als chirurgen rond de operatietafel staan de zes spelers rondom de vleugel. Met behulp van voorhanden zijnd huis-tuin-en-keuken-gereedschap bespelen zij de ingewanden van het instrument. De patiënt laat zich afwisselend puffend, krakend, kreunend en giechelend betasten… Luc Brewaeys OBAN


‘OBAN (1996) is mijn vijfde single malt whisky stuk na Knockando, Talisker, Laphroaig en Bowmore. Aangezien deze whisky een ronde smaak heeft, koos ik voor hoofdzakelijk lage instrumenten, wat natuurlijk niet uitsluit dat er hoge noten klinken, integendeel. OBAN is eendelig, maar bestaat uit vier secties.’ Dit schrijft Luc Brewaeys over OBAN. Hij vervolgt: ‘Na een introductie gebaseerd op fluittonen in de strijkers volgt een lange, snelle passage die ik als gedesarticuleerd unisono zou willen bestempelen. Dit heeft te maken met mijn ideeën over snelheid in muziek: de meeste hedendaagse muziek is ofwel snel en ‘rock’-achtig ofwel geraffineerd (in klankkleur) maar statisch (traag). Ik wilde iets tot stand brengen dat beide elementen verenigt. De derde sectie is uiterst traag, als een reusachtige ademhaling die leidt naar een korte razende finale. Mayke Nas Anyone can do it ‘Anyone can do it is een werk voor zes onvoorbereide spelers (waarvan twee ter plekke uitgenodigde publieksvrijwilligers), zes stoelen en twee lcd-monitoren (17 of 19 inch) die via een splitter verbonden zijn aan één (apple) laptop met instructies. Een onzichtbaar of onopvallend in de zaal gepositioneerde sadist bedient de instructies – bij voorkeur de componist zelf.’ ‘Anyone can do it is een simpel, amusant, ogenschijnlijk complex, intellectueel, exclusief en onvermijdelijk performancestuk geïnspireerd op het Fluxus manifest (1965) van Georges Maciunas’, aldus Mayke Nas. Dit manifest luidde als volgt: ‘Fluxmanifesto on fluxamusement – vaudeville – art? To establish artist's nonprofessional, nonparasitic, nonelite status in society, he must demonstrate own dispensability, he must demonstrate selfsufficiency of the audience, he must demonstrate that anything can substitute art and anyone can do it. Therefore this substitute art-amusement must be simple, amusing, concerned with insignificances, have no commodity or institutional value. It must be unlimited, obtainable by all and eventually produced by all. The artist doing art meanwhile, to justify his income, must demonstrate that only he can do art, art therefore must appear to be complex, intellectual, exclusive, indispensable, inspired. To raise its commodity value it is made to be rare, limited in quantity and therefore accessible not to the masses but to the social elite.’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.