Jan Fabre, Searching for Utopia, 2003, brons (Nieuwpoort)
Spiegelzaal
16.00 - 18.00 uur
Spiegelzaal
19.15 uur
Confrontaties
Inleiding op het concert
beeldende kunst, muziek en debat
Joel Ethan Fried, adjunct-directeur
interdisciplinair programma i.s.m. het
artistieke zaken van het Koninklijk
Stedelijk Museum waarin de actualiteit van
Concertgebouworkest, spreekt met Mayke
het thema NL/B - deBuren wordt opgezocht
Nas, Luc Brewaeys en Frédéric Devreese.
gasten schrijfster Annelies Verbeke, Dorian van der Brempt (directeur van deBuren,
Glazen uitbouw boven het
het Vlaams-Nederlands huis in Brussel),
Concertgebouw Café
componisten Luc Brewaeys en Mayke Nas,
Entrée Late Night Café
theatermaker Freek Vielen (Opkraskuit)
Burentrefpunt met dj, diverse live
gespreksleiding Hans Ferwerda
performances en een mininachtconcert
22.30 - 1.00 uur
muziek Luc Brewaeys Speechless Song (2010), Elsbeth Gerritsen mezzosopraan
Videokunst in diverse foyers verzorgd
Mayke Nas Digit#2 (2002), Mayke Nas
door het Nederlands Instituut voor
en Nora Mulder piano
Mediakunst
na afloop buffet met soep en broodjes in de Beatrixfoyer
aaa-programma 8 t/m 16 DEC
p. 35
Concertprogramma | Grote Zaal, 20.15 uur Otto Tausk dirigent Ralph van Raat piano Mayke Nas 1972
Down the Rabbit-Hole (2012)
geschreven in opdracht van het Koninklijk Concertgebouworkest
mede mogelijk gemaakt door het Fonds Podiumkunsten
wereldpremière
Frédéric Devreese 1929
Pianoconcert nr. 4 (1983)
Introductie, 5 variaties – Finale
Nederlandse première
pauze Luc Brewaeys 1959
Along the Shores of Lorn (2005)
Nederlandse première
Tristan Keuris 1946-1996
Symfonie in D (1995)
Allegro molto – Molto tranquillo – Scherzo – Introduzione, Rondo finale
eerste uitvoering door het Koninklijk Concertgebouworkest
aanvang pauze ca. 21.00 uur | einde van het concert ca. 22.15 uur Dit programma wordt ook gespeeld op zaterdag 15 december in deSingel in Antwerpen. uitzending op 30 december om 14.15 uur via Radio 4
4
iet alleen bij het Concertgebouworkest in de Grote Zaal,
maar ook op andere Amsterdamse podia vinden Belgische kunsten deze week een thuis. De Brakke Grond brengt twee theaterprogramma's van Vlaams/Nederlandse makers, in EYE wordt aan de hand van de film Bluebird van Gust Van Den Berghe de Belgische filmziel onderzocht en in het Muziekgebouw aan ’t IJ versmelt het Vlaamse Spectra Ensemble met het Nieuw Ensemble. Luc Devoldere, verbonden aan de Stichting Ons Erfdeel, vraagt ons in zijn lezing in SPUI25 na te denken over wat ons bindt en scheidt. In Confrontaties doen dat schrijfster Annelies Verbeke, theatermaker Freek Vielen en Dorian van der Brempt, directeur van Vlaams-Nederlands Huis deBuren. De week wordt afgesloten in de Kleine Zaal van Het Concertgebouw door het Belgische kwintet Het Collectief, met onder meer muziek van Karel Goeyvaerts, Antwerpenaar en een vooraanstaand componist uit de twintigste eeuw. Waterloo en Arnhem getuigen van de breuklijnen die sinds mensenheugenis door de Lage Landen lopen, in het zuiden nog beduidend meer dan in het noorden. Ter compensatie begon juist hier de tegenbeweging die volgens velen tot een Verenigd Europa zal leiden, met Brussel als hoofdstad en Den Haag als zetel van het Vredespaleis. Het relatief jonge BelgiÍ dreigt in dit veld van tegengestelde krachten regelmatig te bezwijken. De kleine staat Nederland, klein sinds het verlies
5
van België in 1830 en vooral sinds het verloren gaan van de koloniën, is evenzeer een speelbal van de grote mogendheden gebleven. In het calimerocomplex vinden de twee naties elkaar, al blijven er ook verschillen. Waar men in Nederland opportunistisch-positief dan wel sceptisch naar de toekomst van Europa kijkt, is het in België een diepgaande politieke zaak, wezenlijk verbonden met het voortbestaan van de eigen identiteit. Is dat in de kunsten terug te vinden? De meer concrete vraag achter het orkestprogramma luidde: waarom kennen wij de muziek van onze buren zo slecht? We wilden namelijk graag een bekend Belgisch werk spelen, en hadden moeite dit te vinden. Het Vlaams-Nederlands Huis deBuren schoot te hulp, en wees ons er en passant op dat wat ons bindt uiteindelijk veel interessanter is dan wat ons 6
scheidt. Terug naar Calimero. In kleine staten met beperkte budgets hebben de muziekinstituten – voor zover niet opgeheven – weinig armslag om de eigen muziek internationaal te promoten. Ook nationaal laat de erkenning te wensen over. Waar in België de opera bloeide, haalde men deze graag uit het zuiden: de afscheiding van het Koninkrijk der Nederlanden begon met opvoering van een Franse opera, La Muette de Portici van Daniel Auber, in de Brusselse Muntschouwburg. In Holland daarentegen keek men sinds de opdeling van het Frankische rijk in de negende eeuw eerder naar het oosten. Een dikke duizend jaar later leidde dat in de muziekwereld – hier geen opera maar een orkest als voornaamste instituut – tot een controverse tussen de ‘Duitse’
programmering van Willem Mengelberg en de aanhangers van de ‘Francofone’ muziek, met als woordvoerder Matthijs Vermeulen. Het hielp de buren weinig, zodat zelfs nu gerenommeerde Belgen als Brewaeys en Boesmans in Amsterdam amper aan bod komen. En waar we één Belgisch muziekinstituut zeker kennen en benijden – de Internationale Koningin Elisabethwedstrijd – zijn we vast en zeker vergeten dat tijdens de roemruchte editie van 1983 een pianoconcert van Frédéric Devreese als plichtwerk twaalf maal via televisie werd uitgezonden. De grap van de avond is dat die Belg in Amsterdam geboren is. Ligt het aan ons of aan een mogelijk typisch Belgisch eclecticisme dat wij de muziek van Goeyvaerts of Pousseur maar moeilijk van de moderne Duitse of Franse muziek kunnen onderscheiden? Kunnen onze zuiderburen eigenlijk het verschil horen tussen de muziek van Ton de Leeuw of diens leerling Tristan Keuris en die van de ‘Haagse School’ van Louis Andriessen – waar uiteindelijk ook Mayke Nas uit is voortgekomen? Waarom speelde het Concertgebouworkest de muziek van Keuris wel in de VS, maar niet eerder In België, en waarom speelde het nooit eerder een werk van de symfonische componist Brewaeys? Een voorlopige conclusie mag zijn dat we inderdaad de muziek van onze buren slecht kennen, en dat dit – zo te horen – jammer is. Mark van Dongen
7
8
‘
elgen zijn bricoleurs, knutselaars die ergens aan beginnen en dan wel zien waar ze uitkomen. Nederlanders zijn ingenieurs, die gaan eerst vergaderen over het bouwplan’, schrijft Joke Dame in Preludium, naar aanleiding van wat de filosoof Paul Wouters over de twee buurlanden schreef. Er is wel iets van waar als we de ‘klassiekers’ van dit programma, Devreese en Keuris, naast elkaar leggen. Zet bijvoorbeeld eens het abrupte ‘nu is het wel genoeg’-einde van het Vierde pianoconcert van Devreese af tegen het zorgvuldig uitgecomponeerde slot van de Symfonie in D van Keuris. Maar als we de componisten* vragen naar wie hen beïnvloed hebben, of daar Nederlanders of Belgen tussen zitten, en wat hun muziek Belgisch dan wel Nederlands maakt, blijken de antwoorden niet zo voor de hand te liggen en frapperen juist ook enkele overeenkomsten.
Mayke Nas noemt de meest uiteenlopende componisten. “Bach speel ik dagelijks op de piano, dan een sprong naar Bartók, Stravinsky, Varèse, een heleboel, ook minder bekende namen als Rautavaara en Honegger, en mijn tijdgenoten Magnus Lindberg, Unsuk Chin en de Nederlander Martijn Padding, wiens speelse muziek ik bewonder. Natuurlijk volg ik ze na, heel letterlijk heb ik dat vaker gedaan bij Debussy * Met dank aan Leo Samama en Willem Jeths voor hun informatie over Tristan Keuris, die zij beiden persoonlijk goed gekend hebben.
9
en de Beatles. In dit nieuwe werk heb ik de openingsmaat van Lucy in the Sky with Diamonds als rode draad genomen, al zal de luisteraar dat niet makkelijk herkennen. Van de Belgische componisten noem ik Luc Brewaeys, die ik leerde kennen toen ik gevraagd werd een klein festival rond zijn muziek te organiseren, en de zeer bijzondere componist Thierry de Mey. Diens Musique de Tables heb ik vaak gespeeld, de manier waarop hij muziek en theater combineert heeft me zeer geïnspireerd.” “Ik kom uit een muziekfamilie. Mijn grootvader Louis Toebosch was componist, maar meer nog ben ik tot de muziek gekomen door toedoen van mijn tante, de performancekunstenares Moniek Toebosch, die in november is overleden. Met haar heb ik veel geïmproviseerd en dwars door elkaar 10
heen zingend voerden we hele gesprekken. Muziek ontstond vanzelf. Zij introduceerde mij in de wereld van de ensembles voor nieuwe muziek. Verder heeft mijn studie aan het Koninklijk Conservatorium me natuurlijk gevormd. Ik denk niet dat ik tot een bepaalde school behoor, ik heb van vele molens een tik gekregen. Ik voel me – zeker na een jaar in Berlijn waar ik was uitgenodigd in het kader van het DAADprogramma (Deutsche Akademische Austauschdienst) – thuis bij Nederlandse ensemblecultuur en de open mentaliteit van de Nederlandse muziek. In Duitsland wordt alles nog steeds beheerst door Darmstadt en wat daarop volgde, met name Helmut Lachenmann. Het dogma van de avant-garde, dat altijd maar op zoek moeten gaan naar grenzen, de extremen van de klank. Het experiment wordt dan belangrijker dan het resultaat. Wij plukken er wel de vruchten van. Maar ik
voelde me daar in Berlijn ineens heel Hollands nuchter. De ‘Haagse School’ was ook een beetje dogmatisch, maar nu zijn de deuren toch meer open. Misschien is ook dat niet-intellectuele, speelse eclecticisme dat ik ken uit de ensemblewereld, van mijn tante en van Martijn Padding, wel specifiek Nederlands. Hoewel dat ook te maken heeft met de tijd, de hele wereld is met één druk op de knop bereikbaar. Hebben we nog wel een identiteit?”
Nas schrijft over haar nieuwe werk: “Picture yourself in a boat on a river…”, zo begint Lucy in the Sky with Diamonds van de Beatles. Het bootje is van Lewis Carroll, die al roeiend op de Thames bij Oxford aan drie meisjes een spannend verhaal vertelt: Alice in Wonderland. De Beatles schreven er een hallucinerend mooi liedje over – dat het op grond van de titel met LSD geassocieerd werd was niet zo raar – en plaatsten Lewis Carroll te midden van hun helden op de hoes van Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band. Net als Karlheinz Stockhausen, maar dit terzijde. De begeleidingsmelodie van Lucy heeft, platgestampt als roze en blauwe muisjes, haar weg gevonden in de opening van Down the Rabbit-Hole. Ingekrompen en uitgerekt slingert de golvende reeks noten met een steeds grotere curve door het stuk, zoals Alice alsmaar slinkt en groeit tijdens haar belevenissen in het konijnenhol en daarbij continu van de ene verwondering in de andere valt. Een mooie metafoor voor mijn nieuwe werk voor het Koninklijk Concertgebouworkest. ‘Down the rabbit-hole’ is in het Engels niet voor niets de uitdrukking geworden voor het aangaan van een avontuur.” Mark van Dongen
11
12
LĂŠon Spilliaert, Marine, 1923, olieverf op doek, MusĂŠe de Grenoble
et muziekgeslacht Devreese gaat vijf generaties terug en speelde al vóór Het Concertgebouw een rol in het Amsterdamse muziekleven. Vanaf 1925 zat de violist Godfried Devreese (die ook componist en dirigent was) in het Concertgebouworkest. In 1929 werd in Amsterdam zoontje Frédéric geboren en het jaar daarop keerde het gezin terug naar België, waar Godfried directeur werd van het conservatorium in Mechelen. Frédéric studeerde compositie en orkestdirectie in Brussel en Rome. Behalve als componist heeft hij in België ook veel erkenning verdiend als dirigent en als muziekproducer bij de BRT. Zijn oeuvre omvat een breed scala aan genres, waaronder filmmuziek, met een centrale plaats voor de vier pianoconcerten. De eerste drie ontstonden in kort bestek aan het begin van de jaren vijftig, pas na bijna 30 jaar volgde het Vierde pianoconcert als plichtwerk voor de Internationale Koningin Elisabethwedstrijd van 1983. Dat was een roemruchte editie: onder de laureaten die het concert speelden bevonden zich Rian de Waal, Eliane Rodrigues, Daniel Blumenthal, Wolfgang Manz en de curieuze, mensenschuwe winnaar Pierre-Alain Volondat (zie lijstje op pag. 25). Het Vierde pianoconcert verbergt in zijn opzet – Introductie met variaties, Finale - een klassieke driedeligheid. De vierde variatie (een cadenza) vormt samen met de vijfde (andante
13
ostinato) een langzaam middendeel. In de variaties is een traditionele sonatevorm terug te vinden, met een afwisseling van twee thema’s, contrasterend in ritme, kleur, tempo en speelwijze. Daar het geheel ‘attacca’, zonder onderbreking doorloopt, ontstaat de indruk van een vrije rapsodische, soms zelfs jazzy opeenvolging van gedeelten in contrasterende tempo’s – van het langzaam ontwakende begin tot het abrupte einde.
“Ik kan moeilijk selecteren welke invloeden voor mij het belangrijkst waren”, zegt Devreese. “Natuurlijk onderging ik de invloed van de muziek die ik graag dirigeerde, van Stravinsky, Prokofjev en Sjostakovitsj. Ook door mijn 14
ervaring met filmmuziek was ik minder aangetrokken tot de experimenten van de jaren vijftig en zestig dan veel van mijn collega’s. Met Nederlandse componisten kwam ik heel weinig in contact. Tristan Keuris heb ik nooit gekend. Men hoorde in België maar heel weinig contemporaine muziek, en de dirigenten brachten vooral de grote internationale namen mee. Een sterke kant van de Belgische muziek, ik denk dan bijvoorbeeld aan Luc Brewaeys, vind ik de orkestratiekunst. Ik zie een relatie met het kleurgebruik in de grote Belgische schilderkunst, bijvoorbeeld bij James Ensor of zijn veel minder bekende stadgenoot Léon Spilliaert. Mijn vader hielp mij met orkestratie. Hij was mijn eerste leraar, maar heeft mij niet echt beïnvloed. Van belang vind ik zijn balletmuziek Tombelène, die in 1927 voor het eerst werd gespeeld, door Pierre
Monteux en het Concertgebouworkest.* Het is interessant dat mijn vader aanvankelijk erg gericht was op de Franse stijl, kleur was erg belangrijk voor hem. In Nederland ging hij anders werken, onder de invloed van wat hij hoorde, natuurlijk veel Duitse muziek en met name Mahler. Ik kan niet zeggen dat er iets Belgisch aan mijn eigen muziek is, al zit ik er wellicht te dicht op. Zeker in dat wedstrijdstuk heb ik mij op een internationale stijl gericht. In Mechelen kwam ik in contact met nieuwe muziek, onder andere met de jazz. Dat speelt vooral een rol in mijn Eerste pianoconcert en in het Vioolconcert, maar het is ook terug te vinden in het Vierde pianoconcert. Men heeft mij wel verweten dat het tweede thema van de Finale ook door Bernstein geschreven had kunnen zijn. Ik vind dat helemaal geen schande. Het concert is een buitenbeentje. Het was een interessante opdracht, niemand mocht weten dat ik het plichtwerk voor het concours schreef. Daniel Blumenthal, met wie ik later ook de opname heb gemaakt, onderscheidde zich meteen in zijn vaardigheid om met het orkest samen te werken. De pianopartij moest zo geschreven worden dat men die in een week kan instuderen, maar in het samengaan met het orkest zit het lastige van dit concert. Blumenthal luisterde erg goed naar het orkest. Toen hij de eerste keer de zweepslag in het slagwerk hoorde sprong hij op, denkend dat er een snaar van de piano geknapt was.� Mark van Dongen
* Op dezelfde dag ook gespeeld onder leiding van de componist zelf
15
16
Oban (Schotland) met de whisky-distilleerderij
uc Brewaeys studeerde bij uiteenlopende leermeesters als de Belg André Laporte, de Italiaan Franco Donatoni en de Brit Brian Ferneyhough. Belangrijk was het contact dat hij in de vroege jaren tachtig had met Iannis Xenakis. Als muziekregisseur bij de Vlaamse Radio kwam hij vanaf 1985 met een veelheid aan componisten in contact. Zijn overwegend symfonische muziek met een heel eigen gevoel voor drama en expressie kreeg ook buiten België veel erkenning. In 2008 werd hij verkozen tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten en in oktober 2009 werd hij gastdocent compositie aan het Rotterdams Conservatorium. Het afgelopen jaar is Brewaeys behandeld voor een ernstige ziekte. Hij was vol goede hoop dat hij het nieuwe werk voor het Koninklijk Concertgebouworkest tijdig zou kunnen voltooien, maar uiteindelijk ontbrak het hem aan de benodigde energie. Dat is vooral jammer voor hemzelf, het orkest had nog altijd de keuze uit een groot aantal excellente orkestwerken van zijn hand en wil …sciolto nel foro universale del vuoto… graag op een later moment presenteren. Het Concertgebouworkest heeft nu gekozen voor Along the Shores of Lorn, in 2004 geschreven voor het Symfonieorkest van Vlaanderen. De titel verwijst naar de tekst van het label op een fles Oban, West Highland Malt Scotch Whisky: ‘Little bay of caves. Along the shores of lorn lies a record of man far more
17
ancient than that of any city in the land.’ Het stadje ontstond rond de onder de hoge kliffen verscholen distilleerderij uit 1794. Daar maakt men een whisky die ‘de zeelucht van de malts van de eilanden paart aan de zachte, rijk fruitige stijl van de Hooglanden’.
Als Brewaeys wordt gevraagd naar zijn invloeden zegt hij: “Te veel om op te noemen. Als het moet? Beethoven, Jonathan Harvey en Stravinsky. Dit werk bevat een knipoog naar Berio’s concert voor twee piano’s – overigens een meesterlijk stuk. Ik bedoel de passage met de twee trompetten tegen het slot. 18
Nederlanders en Belgen? Nee, die kwamen inderdaad niet spontaan bij me op. Maar als het een Nederlander moet zijn, dan uiteraard Louis Andriessen. Bij de Belgen kan ik er echt geen noemen die er uitspringt. Freddie Devreese is een oude vriend, maar hij schrijft heel andere muziek. Ik herinner me dat Vierde pianoconcert heel goed, het is van al die wedstrijdstukken eigenlijk het enige dat bekend gebleven is. Tristan Keuris heb ik in 1991 ontmoet. Een paar jaar geleden hoorde ik zijn geslaagde Sinfonia, toen het Concertgebouworkest het uitvoerde onder leiding van David Robertson. De Symfonie heb ik nooit gehoord. Mayke Nas ken ik sinds zij in 2011 betrokken was bij een festival waar ik hoofdcomponist was.
Technisch gesproken behoor ik tot de Franse school der ‘spectralisten’, maar esthetisch sta ik er ver van af. Wat dat betreft ben ik een echte Belg, ik heb invloeden uit de Romaanse sfeer van Debussy, maar ook van de Teutoonse passie. Maar ik aarzel om typisch Belgisch genoemd te worden, want dan denk ik aan behoudende modernisten, ‘Bach met foute noten’, daar voel ik me helemaal niet bij thuis. Ook heb ik helemaal niets met dat onderscheid tussen Vlaams en Waals. Die hele ‘Vlaamse identiteit’ is niet aan mij besteed. Ja, ik moet wel toegeven dat ik me herken in dat Bourgondische ‘bon vivant’ dat ons wordt toegedicht. We zijn onafhankelijk ten opzichte van alles bepalende scholen of stromingen zoals in het Duitse, en in mindere mate het Franse modernisme. Er zijn wel verschillen met de onafhankelijkheid der Nederlanders. Ik heb bijvoorbeeld helemaal geen invloeden uit de jazz of popmuziek, zoals Mayke Nas. Niet dat er geen Belgen zijn die dat hebben, ik noem bijvoorbeeld Freddie, zeker in zijn filmmuziek. Een verder onderscheid zit in de ensemblecultuur, in Nederland zijn dat haast substituut-orkesten, oorspronkelijk ook gericht tégen het orkest. In België gaat het meer om echte kamermuziekensembles. Daar wordt het grote symfonieorkest door de meesten nog gerespecteerd.” Mark van Dongen
19
20
Luc Tuymans, HM, 2012, olieverf op doek, collectie Stedelijk Museum Amsterdam
ristan Keuris vestigde in de jaren zeventig de aandacht op zich met enkele orkestwerken in een omgeving die zich juist tegen het symfonieorkest begon af te zetten. Met Sinfonia (1974) won hij de Matthijs Vermeulenprijs. Inmiddels had hij zich al afgekeerd van de zuiver atonale muziek, hetgeen hem in modernistische kringen niet in dank werd afgenomen. Maar door anderen wel. In 1982 nam Bernard Haitink Movements en het Pianoconcert mee op tournee naar de Verenigde Staten, en voor het honderdjarig bestaan van het Concertgebouworkest componeerde Keuris het succesvolle Catena (1988), voor symfonische blazersbezetting met slagwerk. Later zou nog onder meer het Orgelconcert (1993) voor het gerestaureerde orgel van Het Concertgebouw volgen. Als geliefd en gerespecteerd docent aan de conservatoria in Amsterdam en Hilversum vormde Keuris een generatie Nederlandse componisten. Een van zijn leerlingen was Willem Jeths. Over zijn vroegere leraar zegt Jeths: “Tristan Keuris studeerde bij Ton de Leeuw, die aansluiting zocht bij de internationale tendensen in de nieuwe muziek. Ook Tristan werkte stilistisch gezien heel internationaal. Met de ‘Haagse School’ had hij niet veel op. Maar ook niet met het strenge serialisme van de jaren vijftig en zestig, of met het andere uiterste, de new age en spirituele muziek van de jaren zeventig en tachtig. Misschien
21
sluit zijn werk nog het beste aan bij Stravinsky en later zelfs Britten; het is opvallend dat zijn muziek ook met name in de Angelsaksische landen goed werd ontvangen. En toch is er wel iets Hollands, een bepaalde zuinigheid, een woekeren met het materiaal. Hij vond dat je een muzikale gedachte helemaal moest ‘uitwonen’, pas dan mocht overstappen op iets anders. Ook zei hij ‘ga nooit je muzikale neus achterna’. Zijn muziek is heel puur, oprecht en wars van uiterlijkheden.” Volgens musicoloog-componist Leo Samama hebben de verworvenheden van de nieuwste muziek Tristan Keuris wel degelijk bereikt. Hij kenmerkt diens muziek als athematisch: zonder herkenbare melodische thema’s en met een discontinue structuur, met vaak hard gemonteerde contrasten. Het succes van Keuris’ muziek is volgens 22
hem te danken aan de virtuoze schrijfwijze en geslaagde expressiviteit.
Het symfonische oeuvre van Tristan Keuris culmineerde in de Symfonie in D. Het werk lijkt uit een handboek te komen, ‘hoe schrijf ik een effectieve symfonie na Beethoven, Schubert en Brahms – met dank aan Stravinsky’, maar is ook écht Tristan Keuris. Typerend is bijvoorbeeld het effectieve slot met die laatste hoge noot, dat bewust op het randje van kitsch balanceert. Dat kon alleen geschreven worden door een Amersfoortse jongen die opgroeide met Bernstein en popmuziek. Net als Mayke Nas nu was hij in die jonge jaren wezenlijk geïnteresseerd in de Beatles. Met zijn vriend Godert van Colmjon, lid van het popduo The Butterflies, nam hij
zelfs ooit een Beatles-achtige single op: Alice was in Wonderland once more (1968). Toch stond voor Tristan Keuris erkenning als ‘serieuze componist’ voorop, en wat dat betreft werd Stravinsky zijn grootste voorbeeld. Diens tonale en ritmische technieken wist hij te verbinden met de intervalstructuren van Webern en de orkestratiekunst van Mahler. De Symfonie in D is in bezetting, vierdelige vorm en de strenge tonale behandeling van het materiaal erg klassiek – zelfs naar Keuris’ maatstaven. Thema’s en muzikale frasen zijn duidelijk tegen elkaar afgezet. Dat Beethoven en Schubert model hebben gestaan, blijkt al uit de bescheiden bezetting. Maar in de gevarieerde behandeling van samenklank en contrapunt verwijst de muziek eerder naar Brahms – ‘Brahms de moderne’, zoals Schönberg deze doopte. Net als bij Brahms spelen de vernieuwingen bij Keuris zich niet af op het podium van het muzikale schokeffect, maar meer achter de schermen. Heel klassiek is hoe het hoekige eerste thema wordt gevolgd door een rustiger, maar intens (‘estatico’) tweede thema. Maar in het verdere verloop, waar de thema’s met vrij gebruik van dissonanten zorgvuldig gedemonteerd en geherconstrueerd worden is de muziek haast een staalkaart van hoe die klassieke principes in de twintigste eeuw verrijkt zijn. Bij de wereldpremière van de symfonie in 1995 concludeerde Leo Samama: “De discussie met het verleden, met een rijke traditie van weleer, is kenmerkend voor ons actuele heden, zo vlak voor het tweede millennium.” Mark van Dongen
23
24
Laureaten Internationale Koningin Elisabethwedstrijd 1983
1 Pierre-Alain Volondat (1962) Frankrijk 2 Wolfgang Manz (1960) Duitsland 3 Boyan Vodenitcharov (1960) Bulgarije 4 Daniel Blumenthal (1952) Duits (Amerikaanse ouders) 5 Eliane Rodrigues (1959) Brazilië 6 Sergei Edelmann (1960) Oekraïne (destijds staatloos, nu Amerikaan) 7 Rian de Waal (1958, † 2011) Nederland 8 Hüseyin Sermet (1955) Turkije 9 Sara Davis Buechner (1959) VS (nam deel als David Buechner) 10 Uriel Tsachor (1958) Israël
25
11 Megumi Umene (1958) Japan 12 Alexander Kuzmin (1956) staatloos (beëindigde daarna carrière)
Koningin Fabiola met winnaar Pierre-Alain Volondat
26
Luc Tuymans, Silent Music, 1993, collectie Stedelijk Museum Amsterdam
et Koninklijk Concertgebouworkest wordt door de
internationale kritiek tot het zeer selecte gezelschap van ‘s werelds beste drie orkesten gerekend. Het onderscheidt zich door zijn unieke herkenbare klank en stilistische flexibiliteit. Het orkest werkt met de belangrijkste componisten en dirigenten, van gevestigde namen tot aanstormend talent. Sinds de oprichting in 1888 heeft eigentijdse muziek een vaste plaats in de programmering, zoals nu in de thematische samenwerkingsserie AAA. Gustav Mahler en Richard Strauss stonden meer dan eens voor het orkest en werden gevolgd door componisten als Debussy, Stravinsky, Schönberg, Berio, Henze en Adès. Het orkest telt 120 musici in vaste dienst, afkomstig uit meer dan twintig landen. Jaarlijks geeft het zo’n 90 concerten in Het Concertgebouw en 40 concerten op de belangrijkste podia over de gehele wereld. Daarmee bereikt het orkest ongeveer 250.000 concertbezoekers. Het orkest heeft sinds de oprichting in 1888 slechts zes chef-dirigenten gehad: Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly en sinds 2004 Mariss Jansons.
27
Of het nu om Sjostakovitsj gaat of een kakelverse partituur, de toewijding en energie van dirigent Otto Tausk zijn altijd inspirerend. Otto Tausk is chef-dirigent van Holland Symfonia en vanaf dit seizoen tevens van het Sinfonieorchester und Theater Sankt Gallen in Zwitserland. Als gastdirigent staat hij regelmatig voor orkesten in Nederland en daarbuiten. Zo opende hij in 2011 het seizoen van de Los Angeles Philharmonic. Naast symfonisch repertoire leidt Tausk ook opera’s en oratoria. 28
De wereldpremière van Michel van der Aa‘s opera After Life, waarmee Otto Tausk en De Nederlandse Opera het Holland Festival van 2006 openden, werd een internationaal succes. Bij de ZaterdagMatinee in Het Concertgebouw leidde hij het War Requiem van Benjamin Britten, Des Esels Schatten van Richard Strauss en de wereldpremière van Rudolf Eschers kameropera Protesilaos & Laodamia. Otto Tausk stond regelmatig voor ensembles als musikFabrik, Asko|Schönberg en het Maarten Altena Ensemble. Naast zijn officiële debuut bij het Koninklijk Concertgebouworkest met dit AAA-programma, leidde Otto Tausk onlangs bij het orkest ook de Familieconcerten met Peter en de Wolf.
Ralph van Raat heeft een breed repertoire, maar is vooral bekend als een vurig en succesvol pleitbezorger van hedendaagse muziek die veelvuldig met componisten samenwerkt. Zo schreven onder anderen Frederic Rzewski en Gavin Bryars nieuwe pianoconcerten voor hem. Ralph Van Raat studeerde piano aan het Conservatorium van Amsterdam bij Ton Hartsuiker en Willem Brons en muziekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Beide studies sloot hij cum laude af. Hij behaalde prijzen bij diverse concoursen, kreeg een eigen radioserie van de NTR Radio 4 over hedendaagse muziek, en eigen concertseries in het Concertgebouw en het Muziekgebouw aan ‘t IJ. In 2003 werd Ralph van Raat benoemd tot Steinway Artist. In juni 2012 was hij een van de solisten in het spectaculaire Kraft van Magnus Lindberg tijdens het AAA-programma Out of the Box, en twee maanden later speelde hij de veeleisende pianopartij van Charles Ives’ Vierde symfonie in het programma Verlos Ons! Vandaag is hij voor het eerst bij het orkest te gast als solist in een echt pianoconcert.
29
30
Danseressen bij de première van Le sacre du printemps, 1913
Ik was van plan een heldendicht te schrijven over het belang van kunst haar grote nut maar mijn blad zweeg indrukwekkend en alle mensen weken de waarheid is zij heeft geen nut kunst is maar een bijproduct zij is niet nodig om te kunnen eten, neuken, ademen Ramsey Nasr, Uit nutteloze noodzaak, uit Mijn nieuwe vaderland, De Bezige Bij 2011
31 maart 1913: in Wenen leidt een concert tot een rel. Op het programma staan, naast werken van Mahler, Schönberg en Webern, de Altenberg Lieder van Alban Berg en de Maeterlinck Lieder van Alexander Zemlinsky. De gemoederen lopen hoog op, de politie maakt een eind aan het concert. Wenen is nog niet klaar voor de muziek van de twintigste eeuw. Twee maanden later zou de première van Stravinsky’s Le sacre du printemps de geschiedenis in gaan als het grootste schandaalconcert ooit. Maar dat was in Parijs, daar smulde men van rellen, of het nu om ongehoorde klanken ging of de nieuwste roddels rondom componisten en hun buitenechtelijke affaires.Wat hebben al die schandalen eigenlijk opgeleverd? Meer eigentijdse schandaalconcerten zijn het optreden van de Rolling Stones in het Scheveningse Kurhaus (1964), en
31
het oorverdovende optreden van Glenn Branca tijdens het VPRO-programma ‘Aanvallen van uitersten’ (1983), waarbij presentatrice en zangeres Moniek Toebosch de situatie redde toen orkestleden demonstratief het podium van Carré verlieten. In de beeldende kunst hebben Jeff Koons en Damien Hirst vele wenkbrauwen doen fronsen. Toch lijken muziek, en kunst in het algemeen, niet meer de impact te hebben die ze honderd jaar geleden had. Zijn we onverschillig geworden? Heeft het elk-wat-wils van het postpostmodernisme het taboe in de kunst opgeheven? Of maakt het schandaal een comeback? Het Koninklijk Concertgebouworkest gaat met dirigent David Robertson en mezzosopraan Anne Sofie von Otter op onderzoek uit. Het valt te bezien of het opdrachtwerk van Magnus Lindberg ruim een eeuw na het Weense schandaal 32
tot een handgemeen zal leiden.
woensdag 16 januari 17.00 - 18.00 uur
donderdag 17 januari 19.15 uur
Academisch-cultureel centrum SPUI25
Het Concertgebouw, Koorzaal
Lezing en muziek
Inleiding op het concertprogramma
gratis toegankelijk - reserveren noodzakelijk
componist Mayke Nas licht het
via www.SPUI25.nl
concertprogramma toe gratis toegankelijk voor concertbezoekers
woensdag 16 januari 19.00 uur
kaarten via de Concertgebouwlijn of gratis
EYE Film Instituut Nederland
af te halen aan de kassa
Paradies: Liebe Spraakmakende film van Ulrich Seidl met een lezing van NRC-filmredacteur Peter de Bruijn kaarten vanaf € 12,00 via www.eyefilm.nl
donderdag 17 januari 20.15 uur
vrijdag 18 januari 19.15 uur
Het Concertgebouw, Grote Zaal
Het Concertgebouw, Koorzaal
Koninklijk Concertgebouworkest
Inleiding op het concertprogramma
David Robertson dirigent
zie donderdag 17 januari
Anne Sofie von Otter mezzosopraan Berg Altenberg Lieder
vrijdag 18 januari 20.15 uur
Zemlinsky Sechs Gesänge op. 13
Het Concertgebouw, Grote Zaal
Lindberg Era (opdrachtcompositie
Koninklijk Concertgebouworkest
Het Concertgebouw, wereldpremière)
zie donderdag 17 januari
Strawinsky Le sacre du printemps kaarten vanaf € 22,50 inclusief programma-
vrijdag 18 januari 22.15 uur
boekje via www.concertgebouworkest.nl,
Glazen uitbouw van Het
de Concertgebouwlijn of aan de kassa
Concertgebouw boven het Café Entrée Late Night Café
donderdag 17 januari 22.15 uur
Schandalig laat programma met dj,
Spiegelzaal
diverse live performances en een
Meet the artists
mininachtconcert.
Joel Ethan Fried, adjunct-directeur
gratis toegankelijk, ook voor niet-
artistieke zaken van het KCO, gaat in
concertbezoekers
gesprek met de musici. zaterdag 19 januari 15.00 uur vrijdag 18 januari 16.00 uur
Muziekgebouw aan ‘t IJ
Stedelijk Museum, Auditorium
De IJ-salon: De Beau en de Belhamel
Confrontaties: beeldende kunst,
musici van het Koninklijk
muziek, debat
Concertgebouworkest
Een interdisciplinair programma
Menahem Pressler piano
i.s.m. het Stedelijk Museum waarin
Laura van Dolron actrice
de actualiteit van het thema
muziek van Mozart, Antheil en Nas
Schandalig! wordt opgezocht.
kaarten à € 24,- ( € 19,- reductie, € 10,-
gasten kunstcriticus Rutger
tot 30 jaar) www.muziekgebouw.nl
Pontzen, filmmaker Cyrus Frisch,
of aan de kassa
gamecomponist Joris de Man toegang € 15,00 incl. bezoek museum, gratis met museumjaarkaart
33
COLOFON
zaterdag 19 januari 20.15 uur Het Concertgebouw, Pleinfoyer Inleiding op het concertprogramma Hans Ferwerda in gesprek met Wim Vos
uitgever Koninklijk Concertgebouworkest Jacob Obrechtstraat 51 / 1071 KJ Amsterdam Postbus 78098 / 1070 LP Amsterdam www.concertgebouworkest.nl tekst Mark van Dongen illustratie Kamagurka
gratis toegankelijk voor concertbezoekers zaterdag 19 januari 21.00 uur Het Concertgebouw, Kleine Zaal
34
ASKO|Schönberg Michaela Riener sopraan Ligeti Poème symphonique Muhly Clear Music Satie Parade, ballet réaliste (bewerking J. Marijs) Asko|Schönberg doet de kracht van schandalige muziek herleven. kaarten vanaf € 29,70 via www.concertgebouw.nl,
redactie Martijn Voorvelt, Mark van Dongen en Hans Ferwerda grafisch ontwerp Atelier René Knip en Rens Martens drukwerk Drukkerij Calff & Meischke papier binnenwerk Lessebo Design Smooth Natural, Igepa Nederland copyright Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam © c/o Pictoright Amsterdam 2011 Overname van artikelen alleen na toestemming van de uitgever
de Concertgebouwlijn of aan de kassa De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen. Zij die menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
zaterdag 8 december
20.00 uur
donderdag 13 december
20.15 uur
De Brakke Grond
Muziekgebouw aan ‘t IJ
Opkraskuit met Vergeetstuk
Concert Nieuw Ensemble (NL) en
Een Vlaams initiatief van Rebekka de
Spectra Ensemble (B)
Wit, Freek Vielen en Maud Vanhauw-
Brewaeys Cardhu, Oban, Painted Pyramids
aert. Uitgangspunt is ‘de chaos van de
Nas Douze Mains, La Belle Chocolatière, La
herinnering’. Met lezingen, performances
Chocolatière Brûlée, Anyone can do it
en muziek. Inclusief de theatervoorstel-
inleiding om 19.15 uur
ling Vergeetstuk van de beloftevolle Tom
kaarten € 26,- via www.muziekgebouw.nl,
Struyf, een Belgische theatermaker die
020 - 788 20 00 of aan de kassa
studeerde in Maastricht. kaarten vanaf € 10,- via www.brakkegrond.nl
vrijdag 14 en zaterdag 15 dec
of aan de kassa van de Brakke Grond
De Brakke Grond
20.30 uur
Analysis, the Whole Song zondag 9 december
17.00 uur
electropop-opera door MaisonDahl-
De Brakke Grond
Bonnema, een gezelschap dat bestaat uit
Opkraskuit (informatie zie 8 december)
Nederlandse en Belgische theatermakers kaarten vanaf € 14,- via www.brakkegrond.nl
dinsdag 11 december
19.00 uur
of aan de kassa van De Brakke Grond
EYE Film Instituut Nederland Film en lezing: Blue Bird
zondag 16 december
20.15 uur
Een avond over de Belgische filmziel met
Het Concertgebouw, Pleinfoyer
de film Blue Bird van Gust Van Den Berghe
Inleiding op het concertprogramma
lezing Marc Boonen, directeur van
Hans Ferwerda in gesprek met Klaas
Festival Mooov in Turnhout
Verpoest en Thomas Dieltjens van Het
kaarten à €12,50 aan de kassa of € 12,00
Collectief
via www.eyefilm.nl
gratis toegankelijk voor concertbezoekers
woensdag 12 december 17.00 - 18.00 uur
zondag 16 december
Academisch-cultureel centrum SPUI25
Het Concertgebouw, Kleine Zaal
Lezing met muziek
Het Collectief
lezing Luc Devoldere: Twist met ons, twist
Robin Engelen dirigent
met ons, twist niet met mate
Jacqueline Janssen Sprechgesang
muziek Luc Brewaeys: Speechless Song,
Klaas Verpoest kinetische typografie
Elsbeth Gerritsen mezzosopraan
Goeyvaerts Stuk voor drie
gratis toegankelijk - reserveren noodzakelijk
Goeyvaerts Voor Harrie, Harry en René
via www.SPUI25.nl
Goeyvaerts De schampere pianist
21.00 uur
Van Camp Music for 3 instruments Concertgebouwlijn 0900 671 83 45
Schönberg Pierrot lunaire
(€ 1,- per gesprek) €2,25
kaarten vanaf € 29,70 via www.concert-
administratiekosten per kaart
gebouw.nl, de Concertgebouwlijn of aan
www.concertgebouworkest.nl/AAA
de kassa
PA R T N E R S A A A
De Brakke Grond | deBuren | De Groene Amsterdammer De IJ-Salon | EntrĂŠe | Filmmuseum/EYE filminstituut Nederland Frascati | Het Concertgebouw | Holland Festival | N I M k Muziekgebouw aan ‘t IJ | Spui25 Academisch-cultureel centrum Stadsschouwburg Amsterdam | Stedelijk Museum Amsterdam 36 Stichting Ammodo is founding partner van de AAA-serie