achterhoek liemers
Achterhoek & Liemers gefotografeerd door Jan Gal Met teksten van Henk Krosenbrink
2
achterhoek liemers
Achterhoek & Liemers gefotografeerd door Jan Gal Met teksten van Henk Krosenbrink
3
jan gal Heeft in de Achterhoek en Liemers duizenden foto’s gemaakt, onder meer van joodse grafzerken, Jugendstil panden en voor het boek ‘De douane uit beeld’. Ook het verleden heeft zijn aandacht: oud Silvolde, muurankers en boerderij ‘De Veldhorst’. Op het landgoed van kasteel Wisch in Terborg heeft hij veel zeldzame paddenstoelen gefotografeerd. Als vrijwilliger voor het Staring Instituut werkte hij mee aan diverse publicaties.
henk krosenbrink In 1980 werd hij directeur van het pas opgerichte Staring Instituut in Doetinchem; sinds 2012 onderdeel van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Vanaf zijn pensionering in 1990 is hij nog steeds medewerker van het instituut. Henk heeft heel wat publicaties op zijn naam staan, die diverse gebieden omvatten, zoals streekhistorie, volkskunde en de streektaal. Bovendien schreef hij verhalen en gedichten, hoorspelen, openluchtspelen en een vijftiental romans.
Colofon Fotografie Jan Gal, Silvolde Tekst Henk Krosenbrink, Winterswijk Ontwerp Eric Rugers (Arnhem Vormgeving Hemmie Damen, Fagus IJzerlo Drukwerk Grafistar, Lichtenvoorde Uitgave Uitgeverij Fagus, IJzerlo © 2013 ISBN 978-94-91634-10-9
4
woord vooraf Op ontdekkingsreis door Achterhoek & Liemers Onze prachtige regio is rijk aan cultuur en historie. Deze bijzondere fotocollectie van Jan Gal is een hommage aan de Achterhoek en Liemers. Een collectie die u meeneemt door de streek en haar geschiedenis. Prachtige foto’s van nu, afgewisseld met archiefbeelden. Samen met de teksten van Henk Krosenbrink geeft het boek een mooi beeld van de veranderingen om ons heen.
Staring Instituut Wilt u de streek en haar geschiedenis echt leren kennen, dan is een bezoek aan de streekarchieven een must. De archieven van de Achterhoek en Liemers omvatten een prachtige collectie beeldmateriaal en streekliteratuur, voor geĂŻnteresseerden toegankelijk. Het Staring Instituut beheerde jarenlang de archieven en collecties, deed onderzoek naar de streekcultuur, gaf publicaties uit in en over de streektaal en ondersteunde streekeigen projecten. Vanaf 2011 is het Staring Instituut samen met het Achterhoeks Archief doorgegaan onder de naam Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers. Ik ben er trots op dat ik van 2006 tot 2012 voorzitter van het Staring Instituut heb mogen zijn. De historie en het streekeigene liggen mij na aan het hart en ik lever daar graag een bijdrage aan. Ook heb ik enorme waardering voor de vele vrijwilligers die mede zorgen voor het behoud van dit streekeigene. En laten we de duizenden leden van de historische verenigingen niet vergeten. Ieder op zijn eigen wijze heeft een gevoel bij de prachtige regio waarin we wonen. Dit boek is een belangrijke aanvulling op de beeldcollectie van de streekarchieven. Laat u inspireren en geniet van uw ontdekkingsreis door de streek!
Henk Aalderink Burgemeester gemeente Bronckhorst
5
6
inleiding Men kan zich natuurlijk de vraag stellen, waarom er weer een fotoboek van de Achterhoek en De Liemers moet verschijnen. In de laatste vijftien á twintig jaar waren er dat een tiental. Fotoboeken in diverse maten en samenstellingen. Al of niet voorzien van toelichtende en informatieve teksten. We noemen, zonder diep in te gaan op de kwaliteit daarvan ‘Achterhoek en de Liemers’ met foto’s van George Burggraaff en teksten van Wil de Jong, dat in de jaren negentig verscheen. Er wordt geen exact jaartal vermeld. De tekst is zelfs voorzien van een Engelse vertaling. Een tiental jaar later, begin van de jaren 2000, verscheen ‘Een rondje Achterhoek en Liemers’ met weer fotografische impressies – en vaak dezelfde – van George Burggraaft, maar nu met een toeristische tekst van Hans Haasson. In 1989 verscheen ‘De Graafschap. Tuin van Nederland’ met foto’s van Bas Mariën en een gedegen historische tekst van Bert Looper, toentertijd archivaris in Zutphen. Hij maakt nog eens weer duidelijk hoe moeilijk het is het begrip ‘De Graafschap’ te omschrijven. Het is een fraai fotoboek, waarin ook de mensen uit De Graafschap een rol is toebedeeld. Dat is met de eerder genoemde boeken nauwelijks het geval. ‘De Achterhoek van weleer’ heeft een heel andere pretentie. Het gaat daarbij om nostalgische foto’s uit de diverse plaatsen, die in het eerste gedeelte volgens een bepaald thema bijeengezameld zijn en in het tweede gedeelte volgens plaats. Een terugblik tot diep in de negentiende eeuw. Het boek is in 1996 verschenen en de verantwoordelijke firma voor deze uitgave is Van Geyt Productions. Een samensteller wordt niet genoemd. Van recenter datum is het boek ‘Achterhoek en Liemers. Venster op verleden en toekomst’ van Ad van Roosendaal. Het verscheen in 2007. In deze uitgave staat de natuur centraal en het moet gezegd worden, dat het fraaie afbeeldingen zijn geworden. De korte, bij elke foto geplaatste tekst, geeft voldoende informatie over het ‘verbeelde’. In 2003 verscheen ‘Ode aan de Achterhoek’ van de bekende natuurfotograaf Fred Hazelhoff uit Zelhem. Het is een fraai fotoboek geworden. Het is eveneens een ode aan de in 2002 overleden, internationaal bekende natuurfotograaf. We kunnen, na dit te hebben gelezen – en er zijn meer fotoboeken over de Achterhoek verschenen dan de genoemde – de vraag opnieuw stellen. Is het nodig, dat er nog weer een fotoboek verschijnt over de Achterhoek en de Liemers? We kunnen die vraag eenvoudigweg beantwoorden door te zeggen, dat er gelukkig nog steeds mensen binnen en buiten het genoemde gebied wonen, die sterk geïnteresseerd zijn in de impressies daarvan. Al of niet met bijbehorende teksten.
7
Er is voor het uitgeven van dit boek nog een andere reden te noemen. In de bovengenoemde uitgaven staat de natuur veelal centraal of overheerst de nostalgie. Het kijken naar oude plaatjes. Natuurlijk treffen we in dit fotoboek van Jan Gal ook mooie beelden aan, historische beelden, die een zekere vertedering, een jeugdherinnering oproepen. Maar er is meer te zien. Bij de diverse thema’s treffen we ook een ontwikkelingsgang aan. We gaan van oud naar nieuw en dat is het duidelijkst in het hoofdstuk ‘Van huis en hof ’, waarin we de oude agrarische werkzaamheden aantreffen op De Veldhorst in Breedenbroek, zowel als de ruime variatie, die het huidige veebestand biedt. Dat maakt het boek al anders. Daarbij spelen in deze uitgave de mensen een rol in het belevingsproces. Vooral in het hoofdstuk ‘Het eigen vertier’ treffen we de inwoners zelf aan in hun feestelijke of sportvieve uitingen. Het zijn Achterhoekse en Liemerse mensen, die het boek bevolken. Dat maakt de beelden minder steriel, levendiger. Daarbij komt,dat Jan Gal, niet onbekend is met het gebied. Hij heeft er lang rond gezworven en gefotografeerd. Hetzij voor zijn boek over de verdwijnende douane, ‘De douane uit beeld’, dat in 1992 verscheen, alsook voor de foto’s die hij maakte voor het WALDproject van het Staring Instituut. Daarbij maakte hij jarenlang persfoto’s voor de regionale bladen. Hij was in staat om daardoor de Achterhoek en de Liemers van binnenuit te bekijken. Met de ogen en de lens van een goed verstaander. En dat is duidelijk in de afbeeldingen te zien. Het boek is daardoor intiemer geworden. We herkennen er ons zelf in als inwoner van de door ons geliefde streek. Bij elk hoofdstuk hebben we een historische tekst gemaakt. Een ontwikkeling in vogelvlucht geschetst en getracht daarin de belangrijke ontwikkelingslijnen aan te geven. Soms ironisch, omdat we denken,dat de nieuwe ontwikkelingen ons dreigen te overspoelen, omdat ze van boven af opgelegd worden. Ons ontwikkelen is goed. We kunnen niet bij het verleden stil blijven staan. Maar dan willen we ook ons zelf ontwikkelen. Op onze eigen manier. Misschien wat langzamer dan elders, maar toch... Vanwege dat alles denken we toch, dat het goed is om weer een fotoboek uit te geven en dat het iets toevoegt aan alles wat voordien verschenen is. Jan Gal heeft nu eenmaal een eigen oog voor de dingen en daardoor een eigen lens. Bekijkt u maar eens of u zich met dit oog en door deze lens herkent. Leest u ook maar de tekst. Het zou kunnen zijn, dat er iets in staat, dat u nog niet wist. Zelfs al woont u midden in de Achterhoek en de Liemers.
Henk Krosenbrink auteur
8
9
inhoudsopgave woord vooraf inleiding
5 7
inhoudsopgave
11
1
in andermans vaarwater
13
2
kasteel gezocht
31
3
de grens
49
4
de molens malen er langzaam
59
5
onderweg
71
6
een nijver volk
83
7
de kerk in het midden
8
van huis en hof 127
9
het prachtige park
155
10
het eigen vertier
181
fotoverantwoording
205
literatuurlijst
107
207
11
12
1 in andermans vaarwater Het zuidwestelijke en westelijke deel van de Achterhoek en de Liemers wordt omsloten door de Rijn en de IJssel. Die rivieren hebben daar dan ook het landschap bepaald en de welvaart bevorderd door handel, verkeer en de baksteenindustrie langs de oevers van de rivieren. Gezien het belang van het vaarwater – de Rijn is immers de welvaartspoort van Nederland, waar de vroegere heren van Gelre dankbaar een flinke graankorrel van meepikten – was het openbaar water, dat beheerst werd door de landsheren. De talrijke tollen, waarvan die bij Lobith de belangrijkste was, zijn inmiddels verdwenen. De functie van doorvaart naar het westen van het land is gebleven. Soms hebben de mensen in vroegere tijden ingegrepen in het natuurlijke verloop van onze rivieren. Volgens sommigen is aan het begin van de jaartelling de Drususgracht gegraven, waardoor een deel van het Rijnwater afvloeide via de IJssel naar de toen nog wijde Zuiderzee. In latere jaren werd het Pannerdens Kanaal gegraven, dat in 1707 voltooid werd. Het kanaal moest zorgen voor een betere verdeling van het rijnen waalwater. De Rijn dreigde een deel van zijn verkeersfunctie te verliezen. De uiterste punt werd meteen dankbaar gebruikt om daarop een fort aan te leggen, zodat de splitsing van de Rijn en de Waal militair goed beheerst kon worden. Uiteindelijk lag stroomopwaarts ook al de Schenkenschans, die lang in handen was van de Republiek. Het fort ligt er nog en zorgde de laatste jaren voor veel commotie die nu ten einde lijkt te zijn. Men zou het niet zeggen, maar ook de Achterhoek is een waterrijk gebied. De beken en riviertjes stromen alle in westelijke richting en ontspringen ten dele in het hogere Münsterland, zoals de Berkel bij Billerbeck, de Oude IJssel achter Raesfeld en de Slingebeken in het gebied van de klokkenstad Gescher. De Baakse Beek vindt haar oorsprong in het gebied van Lichtenvoorde. In het waterrijke gebied van Zieuwent. Dan zijn er ook nog de talrijke murmelende watertjes, die hun water lozen op grotere waterlopen. De tijd, dat Gods water over Gods akker liep, is allang voorbij. Er was regulering nodig, want hier was watergebrek en verderop een wateroverschot. De koppen werden bij elkaar gestoken en de schoppen gingen de grond in. Zo werden de beken gereguleerd, zoals de term luidt en de waterschappen, het collectief van belanghebbenden, gingen waterafvoer en wateraanvoer beheren. Dat leidde er in de jaren zestig van de vorige eeuw toe, dat de Achterhoek drastisch werd ontwaterd. De overstroming van de onschuldige Slingebeek in 1946 – in de straten van Winterswijk stond meer dan een halve meter water – lag nog vers in het geheugen. De beken werden door die ontwatering kanalen. Tot er een ommekeer in het denken kwam, enerzijds bepaald door verdrogingsverschijnselen in de agrarische sector en anderzijds door natuurhistorische opvattingen over wat de taak van een beek was en hoe die eruit behoorde te zien. Het gebied rond Winterswijk, althans het oostelijk deel, was gespaard gebleven. Nu wordt de Slinge weer de natuurlijke loop terug gegeven en ook de Berkel, strak en recht gemaakt en vooral beheersbaar, herkrijgt zijn kronkels. Eerder geplaatste stuwen in de afvoerbeken hadden het verlies van water al enigszins gecompenseerd.
13
Het lijkt niet helemaal werkelijkheid te zijn geweest, voor wie het huidige landschap bekijkt, maar in de middeleeuwen haalde de stad Zutphen nog turf uit de Wolboom tussen Aalten en Varsseveld en wel per schip. De Wolboom is het zompige middenstuk van de Achterhoek. Dat de Berkel bevaarbaar was, is minder vreemd. Het is tenslotte een forse rivier, die bevaarbaar was tot aan het Duitse Stadtlohn toe. Vreden lag aan de rivier en vormde een verkeersknooppunt, omdat daar ook een aantal oude wegen samenkwamen. De kleine stad was onderdeel van het oude Hanzeverbond. In 1640 werd de eerste Berkelcompagnie opgericht, waarbij de stad Zutphen het monopolie kreeg van de scheepvaart op de Berkel. Dat betekende concurrentie voor de buurstad Deventer, die het recht van varen had op de onaanzienlijke Schipbeek, die bij Gelselaar de Berkel bijna raakt. De eerste Compagnie ging in 1670 ter ziele. In 1752 werden nieuwe pogingen ondernomen en in 1766 kreeg deze Berkelcompagnie het octrooi op de vaart op de Berkel. Vreden en Stadtlohn echter hadden het recht om tol te heffen. Kortom, het bleef een moeilijk verhaal door toch te weinig water, te lage bruggen en de dwangmatigheid van een paar watermolens, zoals in Borculo, waar omheen gevaren moest worden. De Berkelzompen voeren tot omstreeks 1880. Tegen de komst van de spoorwegen in die tijd viel niet te concurreren. Nu is het enkel spelevaren wat men nog doet op de Berkel. Met een paar nagebouwde zompen – vaartuigen met geringe diepte – en met kano’s en vlotten. De Duitse IJssel heeft het langer gered. Eertijds voeren de schepen tot Isselburg, tot de oude ijzerfabriek en zelfs tot in de buurt van Bocholt. Nu beperkt zich de vaart hoogstens tot Ulft, al is die noodzaak na het sluiten van de DRU minder geworden, maar in elk geval tot Doetinchem, waar het vervoer per schip nog steeds een bescheiden rol speelt. Ook hier is het varen grotendeels spelevaren geworden. De Liemers heeft in de 18de eeuw zijn Pannerdens Kanaal gekregen, een nieuwe Rijnbedding. Hier en daar liggen nog de oude Rijnstrangen en die vormen prachtige natuurgebieden. De Achterhoek heeft heel wat langer op zijn kanaal moeten wachten. Er werden jaren plannen gemaakt. De textiel- en metaalnijverheid in Twente wilde een verbinding met de Rijn. Het was nog in de dagen, dat scheepvaart goedkoop vervoer was. Men kon op een schip veel meenemen. Oorspronkelijk plande men een kanaal dat dwars door de Achterhoek liep langs Doetinchem: het TwenteRijnkanaal. Dat is er niet van gekomen. De naam heeft de oorspronkelijke plannen lang overleefd. Uiteindelijk werd een directe verbinding gepland van Twente naar de IJssel bij Zutphen. Zo kon men ook in de Rijn komen en omgekeerd. Er werd een aftakking getekend vanaf Lochem richting Winterswijk. Uiteindelijk was de Achterhoekse en Twentse textielelite met elkaar verwant. Dat was in de jaren twintig, toen bij Winterswijk olie werd aangeboord en bleek dat de ondergrond steenkool en steenzout bevatte. Het kanaal zou de afvoer vergemakkelijken. Een optimistische caféhouder noemde zijn zaak al Havenzicht. Liggend aan het eindpunt van het kanaal. Het bleken allemaal illusies. Het kanaal naar Winterswijk kwam er niet en we hielden daardoor ons landschapspark in stand. Dat was de winst, die nog weinigen zich toen realiseerden. Het kanaal naar de IJssel bij Zutphen werd wel gegraven. Met mooie sluizen bij Eefde, die doen denken aan die van IJmuiden. Alleen wat kleiner. Het kostte een zestal jaren, van 1930 tot 1936, om het kanaal gegraven te krijgen. De crisistijd en daarmee de verplichte inzet van werklozen maakte het project betaalbaar. De soms sociale herrie tijdens het graven, veroorzaakte slechts rimpelingen. Over een nog te graven kanaal dwars door de Achterhoek praatte sindsdien niemand meer. Vooral niet de gezaghebbers uit Twente. Zij hadden hun zin gekregen. We zouden er, denk ik, nu ook niet gelukkig mee zijn geweest.
14
We vergeten het zo vaak, wanneer we over water praten. We zien het niet, maar ondergronds bevindt zich een netwerk van waterstromen, dat opgepompt en gebruikt wordt als sproeiwater in droge tijden, maar in de eerste plaats als drinkwater. Vroeger kwam dat uit een pomp in elke dorps- of stadswijk, waarbij een pompenreglement het gebruik en onderhoud bepaalde. Privé-huizen, boerderijen, hadden min of meer drinkbaar water in een put. In de jaren twintig van de vorige eeuw werden overal waterleidingmaatschappijen opgericht. Lange tijd bleef de eigen watervoorziening van Winterswijk overeind tot in de jaren zeventig gefuseerd werd met de Waterleidingmaatschappij Oost Gelderland, de WOG, die in Doetinchem was gezeteld. Al het grondwater was nu in één hand en in vele watertorens, die verrezen waren in de Achterhoek. Nu regelt de maatschappij Vitens bij ons de waterkraan. Vanaf ver van huis, want wie weet nu, waar deze maatschappij haar hoofdvestiging heeft. Ja, juist, in Lelystad. Gelukkig blijft de kraan water geven, schoon water wel te verstaan. Zo speelt het water boven- en ondergronds in Achterhoek en Liemers een grotere rol dan we van dit betrekkelijk hoge gebied zouden verwachten, maar nog steeds is het andermans vaarwater en andermans drinkwater.
15
16
17
18
19
20