Inkijkexemplaar 't Onland

Page 1

Een familiegeschiedenis

Herberg

1790 2015

Onlan d

Æ’t


Colofon:

Herberg ’t Onland

Een familiegeschiedenis 1790-2015 Uitgave: 1e druk mei 2015 Herberg ’t Onland (www.hetonland.nl) Rekhemseweg 175 7004 HD Doetinchem Concept: Achterhoek Uitgevers (www.achterhoekuitgevers.nl) Tekst: Derk-Jan Rouwenhorst Art director: John Post Vormgeving: ToonWorkz (www.toonworkz.nl) Eindredactie: Pieter de Blok (www.deblokredactie.nl) Historische foto’s: familie Nijenhuis/Wissink, Ton Maas, Ecal, Jos Heutinck, Jan Lamers Foto’s jubileum 12,5 jarig jubileum Wilfried: Guido Pelgrim Trouwfoto’s 2010: Hans Makkink Foto’s 2014/15: John Post Druk: Weevers (www.weevers.nl) ISBN: 978-90-823607-0-7 Met dank aan: Joke Battiato-Nijenhuis, Jan Berends, Jos Heutinck, Hans Keuper, Jan Lamers, Ton Maas, Ria Nijenhuis, Rob Wissink en de medewerkers van de studiezaal van Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (Ecal). Achterhoek Uitgevers © 2015 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Inhoud Woord vooraf

7

Het begin

9

1790-1899

Boerenherberg

19

1900-1957

Moeder Onland

31

1958-1978

Rustige jaren

45

1979-1995

Nieuw elan

55

1996-heden

Toekomst

65

Stamboom

68

Noten & Literatuur

71





Woord

vooraf

20 maart 2015

H

erberg Het Onland is een begrip in Oosseld, op Slangenburg en in Gaanderen. Wie uit de buurt heeft er in het café, gelegen aan de Rekhemseweg tussen Doetinchem en Gaanderen, niet een feest, bruiloft of jubileum meegemaakt? En wie heeft niet tijdens de beroemde dansavonden een biertje gedronken aan de tap? Het Onland vertegenwoordigt een groot collectief geheugen… daar moet een boek van worden gemaakt! Mijn naam is Wilfried Nijenhuis. Ik ben de zevende generatie Nijenhuis die deze prachtige, typische Achterhoekse boerenherberg runt. 2015 vormt een belangrijke mijlpaal: de herberg bestaat 225 jaar. Rond 1790 kreeg Gerrit Nijenhuis het voor elkaar een herberg te bouwen op het meest drassige stukje land dat viel binnen de grenzen van landgoed Slangenburg. Lange tijd dachten wij dat Theodorus de stamvader van de herberg was, maar die kwam pas twee generaties later achter de tap te staan. Hij was wel de eerste Nijenhuis die officieel van de gemeenteraad van Ambt-Doetinchem een vergunning kreeg voor het schenken en verhandelen van sterke drank. Met het bewijs dat in 1882 Theodorus bij wet herbergier werd, kunnen wij nu eindelijk de aanvraag indienen voor het predicaat ‘Koninklijk’. 225 jaar Het Onland is gelijk aan twee en een kwart eeuw wel en wee van de familie Nijenhuis. Mijn familie. Een familie van ondernemers, landbouwers, voermannen op de diligences én herbergiers. Ondernemende mannen en vrouwen die van Het Onland een ontmoetingsplaats maakten voor buurtgenoten afkomstig van Slangenburg, uit Oosseld en Gaanderen. Bij overgrootvader Gerrit kon je terecht voor sigaren voor een paar cent, bij oma, in de volksmond Moeder Onland genoemd, stond altijd de borrel klaar… maar met mate.

Ik heb de herberg in 1996 overgenomen van mijn ouders. Dit is vrij plotseling verlopen; ik had lange tijd weinig interesse in het horecabedrijf. Maar het ‘herbergiers’-bloed stroomt toch waar het niet gaan kan. Het familiebedrijf ligt mij aan het hart. Het heeft een eeuwenlange geschiedenis en de herbergierstraditie is nauw verbonden met mijn familie. Dat is belangrijk, dat is meer dan ooit het doorgeven aan de volgende generatie waard. Van het begin af aan was mijn doelstelling helder: herberg Het Onland weer een plek te geven op de kaart. Als zalencentrum, waar mensen uit de regio hun huwelijken en jubilea kunnen vieren, maar – juist ook weer volgens de traditie – als een echte herberg. Waar mensen kunnen eten, drinken en slapen. Oma wilde dat altijd al en in 2016 gaan wij die droom realiseren met een mooi hotel. In dit boek blikken we vooral terug op zeven generaties Nijenhuis die lief en leed deelden in de mooiste herberg van de Achterhoek. Nu is het vervaardigen van zo’n boek een kwestie van verzamelen. Verzamelen van foto’s, maar vooral van verhalen. Bij dezen bedank ik iedereen die aan de uitgave heeft meegewerkt. In het bijzonder wil ik mijn tante Joke Battiato-Nijenhuis en peetoom Rob Wissink bedanken voor de vele uren die zij in dit boek hebben gestoken met hun prachtige verhalen over ‘vrogger’. Ton Maas bedank ik voor de vele aanvullende historische feitjes en foto’s. We kunnen met zijn allen trots zijn op dit boek en het 225-jarige jubileum. Goed gaon! Wilfried & Emma Nijenhuis

7


Vroeger ondoordringbaar houtgewas Met hier en daar een modderplas Rust thans de toerist onder de linden En kan er zijn ďŹ jnste borrel vinden 8


Het

begin

1790-1899

D

e karrenwielen laten diepe sporen na in de modderige zandweg die aan weerszijden wordt afgewisseld door rivierduinen, bossen, weilanden en akkergronden. De weg van Doetinchem naar Anholt, langs de ijzermolen richting Gaanderen, ligt er verlaten bij. Slechts zelden waagt zich een reiziger door de haast ondoordringbare modderpoel die door moet gaan voor een weg. Terwijl de Nederlandse vloot in het laatste kwart van de achttiende eeuw zijn allerlaatste slag levert met de superieure Engelse zeemacht in de Noordzee, zijn buurtschap Oosseld en het aangrenzende landgoed Slangenburg in diepe slaap. Het landschap ten zuidoosten van Doetinchem is een oud rivierduinlandschap, ontstaan uit wind en zand, afkomstig uit de oude Rijnbedding waarin later de Oude IJssel zijn weg vond. Het zand was opgewaaid tot een golvend landschap van heuvels en dalen en enkele hoge plateaus, zogenoemde horsten. Deze horsten werden in de loop van de eeuwen ontdaan van de begroeiing – bestaande uit eiken en berken – en ontgonnen tot bouwland en bemest met plaggen uit de stallen. De oorspronkelijke naam van Gaanderen, ‘Gernere’, is afgeleid van de woorden ‘gér’ en ‘laar’ die ‘spitse heuvelrij’ betekenen.

Bethlehem. Het augustijnenklooster bood in de eeuwen daarna onderdak aan reguliere kanunniken die leefden volgens de regels van kerkvader Augustinus. Zij hadden de drie geloften kuisheid, gehoorzaamheid en armoede afgelegd. In het klooster woonden minimaal vijftien broeders die zich onder andere bekwaamden in het schrijven van getijdenboeken. Het archief van het klooster werd in 1555 uit veiligheidsredenen naar Zutphen gebracht. In die tijd raasde de Beeldenstorm door Europa. In 1534 hadden protestanten in de nabijgelegen Duitse stad Munster nog flink huisgehouden. Het klooster moest het in 1587 alsnog ontgelden: het Staatse leger legde het gebouw volledig in de as. IJzermolen In het stroomgebied van de Oude IJssel en langs de verschillende aftakkingen als de Slingebeek en de Bielheimerbeek – vernoemd naar het klooster – bevond zich in de grond veel moeraserts in de vorm van zeer

Klooster Bethlehem Aan het einde van de twaalfde eeuw stichtte magister Franco, doctor in de heilige godgeleerdheid, ten noorden van Gaanderen het klooster Links: Landgoed Slangenburg in 1752. De kaart is vervaardigd door de Pruisische landmeter Mermer. Links bovenin wordt het Onland aangegeven als woest, bebost land, gelegen onderaan de rivierduinen (GA). Rechts: Detailkaart van Gelre en Kleef uit 1573 met daarop klooster Bethlehem (KB Brussel/Wikipedia).

9


Links: Detail van de kaart uit 1752 met de ijzermolen (GA).

Rechts: Een citaat over het stukje ‘Onland’ uit de ‘Taxatie van goederen’ uit 1777 (GA). Onder: Portret van Frederik van Baer veldheer onder stadhouder Willem III (Collectie Haus Vornholz, Ostenfelde).

harde lagen oer, de oerbanken. Naast de drassigheid van het gebied was de aanwezige ijzeroer erg schadelijk voor land- en bosbouw. De boeren waren het liever kwijt dan rijk. Koopman Josias Olmius wist met de erts wel raad. Hij kreeg in 1689 toestemming om bij Rekhem aan de Bielheimerbeek de vervallen watermolen van het in de Tachtigjarige Oorlog verwoeste klooster Bethlehem om te bouwen tot ‘ysermolen’, een ware ijzersmelterij. De watermolen voorzag in de aandrijving van de blaasbalgen, die weer zorgden voor de nodige zuurstoftoevoer voor het vuur voor het smelten van de erts. De benodigde houtskool werd geproduceerd uit de plaatselijke bossen. De bewoners waren blij met de nieuwe werkgelegenheid. De ijzermolen produceerde wapentuig als handgranaten, bommen en kogels, en huishoudelijke gebruiksvoorwerpen. De Rekhemse ijzermolen was de eerste ijzermolen in Nederland en daarmee eigenlijk de eerste hoogoven in ons land. Landgoed Slangenburg Slangenburg wordt voor het eerst in de geschriften vermeld in 1354 als eigendom van Maes

10

die in de periode tussen 1680 en 1690 het kasteel de definitieve vorm gaf met drie vleugels en twee torens. Het landgoed kwam in 1772 in het bezit van Adriaan Steengracht, die een jaar later al weer overleed. Hij liet het kasteel en de landerijen na aan zijn broer Cornelis Steengracht.

(Thomas) van Baer. Waarschijnlijk stond er ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog een ‘sobere’ burcht. In 1585 werd het kasteel geplunderd door het Staatse leger en veranderde het in een ruïne. Pas tijdens het Twaalfjarige Bestand (16091621) was het voor de familie Van Baer mogelijk het kasteel weer enigszins op te bouwen. Frederik van Baer, vermaard veldheer onder stadhouder Willem III, was uiteindelijk de bouwmeester

Bosbedrijf Cornelis Steengracht kreeg in 1773 een landgoed in bezit dat voor grote delen nog uit woeste gronden bestond. Volgens een taxatie van het landgoed uit 1777 omvatte het landgoed een oppervlakte van 350 hectare, gelijk aan 413 morgen (maateenheid). Daarvan bestond 60 morgen uit bouwland, 80 morgen uit weiland en de rest was bos, hei, lanen en moeras. Het landgoed telde daarnaast verschillende pachtboerderijen zoals Bouwhuis, Park, Wiemelink, Stoltenberg, Elberg, Brincks, Wentinck, Hols en ’t Loor. Deze boerderijen waren in de jaren daarvoor door de toenmalige landheren van de Slangenburg overgenomen van de boeren. Hoeven als Wentinck, Hols en Brincks bestonden al ruim een eeuw, De Wiemelink was twintig jaar daarvoor gesticht. Cornelis Steengracht ging voortvarend te werk.


Rechts: ‘’t Huis Slangenburg bij Deutichem’. Kopergravure uit 1743 gegraveerd door Hendrik Spilman naar een tekening van Jan de Beijer (SMZ). Onder: Dorothea Petronelle van Steenbergen tot Duijstenvoorde, vrouw van Frederik van Baer (Collectie Haus Vornholz, Ostenfelde).

Hij liet het kasteel opknappen door het plaatsen van grote ramen, nieuw sanitair en sierlijke ornamenten op het torentje. Daarnaast begon hij met de kap en verkoop van de eikenbomen. In hetzelfde tempo plantte hij weer nieuwe bomen aan. Een lopend bosbedrijf heet zo’n situatie, waarbij kap en aanplant elkaar, met een tussenruimte van soms meer dan een eeuw, ongeveer in evenwicht houden. Van der Goltz Na het overlijden van Cornelis Steengracht in 1781 kwam het kasteel in handen van de familie Van der Goltz. Frederik Adriaan van der Goltz zette het beheer van het landgoed op dezelfde voet voort, evenals het proces van ontginningen van woeste gronden en het stichten van nieuwe boerderijen. Zijn vrouw Cornelia Jacoba Baronesse van der Goltz sloot de pachtcontracten af met de boeren, die op hun beurt de woeste gronden onder handen namen. Het contract met Teunis Mellink uit 1787 beschrijft het gebied als ‘een stuk land waar op Wiemelings Bosch gestaan heeft gehoorende tot Den Slangenburgh’. Teunis werd verplicht dat hij ‘de stobben van de boomen zal uitroeien, en de gaten gelijke maken’.

Het contract had een duur van vier jaar en de jaarlijkse pacht bedroeg zestien gulden. Net als elders in de Achterhoek probeerden de boeren hun hoofd boven water te houden door de weide- en landbouwgronden zo efficiënt mogelijk te gebruiken. De opbrengsten waren gering; in feite voorzagen de meeste boeren in hun eerste levensbehoeften en betaalden ze de landheer in geld en goederen. De ingebruikname van extra grond was voor veel landbouwers de mogelijkheid het harde bestaan enigszins te verlichten. De naam Nijenhuis Uit een taxatierapport van het landgoed Slangenburg uit 1777 wordt een opsomming gemaakt van alle boerderijen en landerijen. Minutieus wordt daarin het landgoed omschreven: elk landweggetje, stukje bos, zelfs het meest drassige, onbruikbare land werd vermeld: ‘Het onland genaamd, zijnde een Bos, met eijken

11


en beuken boomen, liggende aan de ene zij, den Vlaskam, anderzijds Den Dijk die na de yzermeule loopt, de grond met de boomen en aanwas van dien geestimeert’. Het totale stuk grond had een waarde van 4.426 gulden – een aardig stuk grond in de uiterste zuidwesthoek van het landgoed, tot dan zompig en woest. Maar daar kwam verandering in… In deze periode van bevolkingsgroei, ontginningen van bossen en moerassen, vindt de boerenherberg Het Onland zijn oorsprong. In de buurt lag ‘het kamp Nijehuys’ en er moet een lange tijd Huyze of hoeve Nijenhuis hebben gestaan. De naam Nijenhuis kwam in Oosseld veelvuldig voor. Uit de Pachtcontracten uit 1785 komen bijvoorbeeld Evert Nijenhuis (1747-1833), woonachtig op Erve Bouwhuis en later op Brincks

12

Erve, en Derk Nijenhuis (1754-1841), bewoner van Brouwers Gerve, voor. Daarnaast woonde er nóg een Derk Nijenhuis in Oosseld die getrouwd was met Johanna Perebosch. Landbouwer en herbergier Het Onland is omstreeks 1790 gesticht door Theodorus of Lambertus Nijenhuis. Tenminste, dat was lang het verhaal dat van vader op zoon werd doorverteld. De oorsprong van boerenherberg Het Onland kent een toch wat andere ontstaansgeschiedenis: de zoon van het echtpaar Nijenhuis-Perebosch, Gerrit Hendrik Nijenhuis, liet zijn oog vallen op het ongerepte stukje onland. Hij krijgt het althans voor elkaar dat hij het stuk grond in gebruik mag nemen en er een huisje op mag bouwen. Dit zal zo rond 1790 zijn geweest,

want hij trouwde in 1793 op 29-jarige leeftijd met Gerritjen Jansen. Aannemelijk is dat hij het nieuwe liefdesstulpje van tevoren bouwde. Van de stichting van Het Onland ontbreekt ieder spoor in de archieven van landgoed Slangenburg. Uit de inschrijving in het bevolkingsregister blijkt dat Gerrit met zijn vrouw woonachtig was op Onland, kadastraal nummer N 324. De kaart uit ongeveer 1796 laat op dat perceel een rechthoekig bouwwerkje zien, dat ongetwijfeld de herberg is. Voor de boeren, en dus ook voor Gerrit Hendrik, was het een dagelijkse strijd om voldoende te kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften. In toenemende mate zochten boeren naar allerlei vormen van bijverdiensten, bijvoorbeeld door het aangaan van een betrekking bij de ijzermo-


Links: Kaart van landgoed Slangenburg uit 1796 met daarop duidelijk zichtbaar (linksboven) herberg Het Onland (GA). Rechts: Het Onland zoals het jaren geleden werd afgebeeld op een suikerzakje (CN). Onder: Foto van de nabijgelegen herberg De Wiemelink uit 1916 (AJH).

len of als arbeider in dienst van de landheer te werken in de bosbouw. Gerrit Hendrik Nijenhuis was niet alleen keuterboer annex dagloner, maar hij was tevens herbergier. Net als de Harmen Semmelink van de nabijgelegen herberg De Wiemelink aan de Varsseveldseweg in IJzevoorde, bood hij reizigers de gelegenheid tot eten, drinken en overnachten.

Langs de hessenwegen kwamen herbergen te staan, zoals de Woeste Hoeve in Apeldoorn. De belangrijkste hessenwegen van oost naar west in Nederland gingen echter buiten Doetinchem om. Men reisde bij voorkeur vanuit Duitsland over de hoger gelegen rivierduinen, van Aalten, via Halle, Zelhem, Hummelo en Drempt naar Doesburg… en niet door het drassige IJsseldal.

Vanuit Doesburg trok men dwars over de Veluwe naar de Hollandse steden. Door het IJsseldal liep de ‘de groote weg van Doesburg naar de Pruisische grens’, langs Gendringen, Ulft, Terborg, Gaanderen en Doetinchem. Herberg het Onland lag op het kruispunt van deze weg en op de route van Enschede naar Arnhem.

Onderdak voor reizigers Herbergen waren meestal gevestigd op plaatsen waar betrekkelijk veel reizigers langskwamen. Ze beschikten meestal over stallen voor de paarden van ruiters en postkoetsen of diligences. Dergelijk herbergen bestonden uit een gelagkamer – de huidige jachtkamer – waar gegeten en gedronken werd. Daarnaast was er vaak een ruimte waar geslapen werd. Lange tijd getuigde de bedstee in het voorhuis van de mogelijkheid tot overnachten. De wegen werden in de achttiende eeuw vooral gebruikt door handelslieden. De belangrijkste wegen waren hessenwegen, vernoemd naar de kooplui uit de Duitse deelstaat Hessen. Deze wegen doorkruisten met name het oostelijk deel van Nederland. Dat had alles te maken met de gesteldheid van de bodem. In het westen was die te drassig voor goederenvervoer over land.

13


Begin negentiende eeuw In de zomer van 1823 maakte de Leidse student Dirk van Hogendorp samen met zijn vriend Jacob van Lennep een voetreis door Nederland. Op 29 juli arriveerde het duo via Lochem in de Achterhoek. ‘Van Borculo trokken wij naar Groenlo, Bredevoort naar Doetinchem en vandaar over Doesburg naar Zutphen. In Doetinchem is een zeepziederij en een leerlooierij, beiden van weinig belang. Dit geheel kwartier leeft dus van de landbouw, waarbij men de smokkelhandel voegen kan. In het Graafschap zelf vertelt iedereen dat er geen smokkelhandel is, doch dat is geen wonder want eenieder is smokkelaar of leeft van de smokkelhandel’. Het begin van de negentiende eeuw betekende een nieuw tijdperk voor buurtschap Oosseld

14

Boven: De Kerkstraat in Gaanderen in de negentiende eeuw (AJH). Rechts: De huidige jachtkamer, vroeger gelagkamer (JP).

en landgoed Slangenburg. De ijzergieterij werd in 1794 verplaatst naar Laag Keppel. De molen aan de Bielheimerbeek bleef als nevenbedrijf tot 1809 draaien. De bosbouw nam daarentegen een vlucht. Veel eikenbomen moesten gekapt en geveld worden en daarvoor waren nieuwe arbeiders nodig. Velen van hen vestigden zich in het gebied in met name het dorp Gaanderen.

Onder aanvoering van de nieuwe koning Willem I werd in Nederland gewerkt aan nieuwe economische impulsen. Onderdeel daarvan was het verbeteren van het wegennet. In 1826 werd het traject Doesburg-Doetinchem-Terborg aangelegd als rijksstraatweg en vanaf 1843 werd de weg doorgetrokken via Gendringen naar de Pruisische grens. De aanleg van de ‘Steenweg’


Rechts: Advertentie in De Graafschapbode van 1 december 1883 waarin de verkoop van ‘peppelenboomen’ wordt aangekondigd (AGD). Onder: De diligence van Dinxperlo naar Terborg in 1863 (CN).

– de huidige Rijksweg – in 1847 zorgde ervoor dat Gaanderen aansloot op het landelijke hoofdwegennet. Overigens voozag men de oude verbindingsweg Terborg-Doetinchem, via OudGaanderen en langs Het Onland pas in 1920 van een klinkerbestrating. Familie Twee jaar na het huwelijk van Gerrit Hendrik Nijenhuis met Gerritjen Jansen werd zoon Antonij geboren, en in 1799 Hermanus. In het eerste jaar van de negentiende eeuw kwam dochter Elisabeth ter wereld. Waarschijnlijk verdiende Gerrit voornamelijk zijn geld als dagloner in de bos- en landbouw op het landgoed. De herberg vormde een mooie aanvullende inkomstenbron. Naast de mogelijkheid voor reizigers er een bezoek te brengen, fungeerde zo’n herberg als een openbare aangelegenheid waar waarschijnlijk vanuit het dorp Gaanderen of vanuit kasteel Slangenburg bijeenkomsten werden georganiseerd. Uit advertenties in De Graafschapbode vanaf 1880 blijkt dat er bijvoorbeeld regelmatig hout en vee werd verhandeld bij Het Onland. En zoals gebruikelijk sloot men de verkoop af met een goede borrel. Oudste zoon Antonij trouwde op 23 april 1824 met Theodora Pelgrim. Een jaar later trad zijn zusje Elisabeth in het huwelijk met de bijna 30 jaar oudere Gerrit Pelgrim, een oom van Theodora. Herma-

nus vervulde enige tijd de functie van kleermaker maar overleed in 1826 op 28-jarige leeftijd. Antonij en Theodora woonden op Het Onland en hebben waarschijnlijk rond 1833, na het overlijden van Gerritjen, de zaken in de herberg overgenomen. Vader Gerrit vertrok in dat jaar naar een ander adres in Oosseld; hij overleed op 13 juli 1847. Nieuwe generatie Uit het huwelijk van Antonij en Theodora werden tussen 1824 en 1835 zes kinderen geboren: Evert (1824), Grades (1826), Hendrik Jan (1828), Theodorus (1830), Harmanus (1832) en Catharina (1835). Hendrik Jan verliet al op zeer jonge leeftijd het ouderlijk huis en ging in 1842 naar Zelhem, waarschijnlijk naar familie van zijn moeder. Theodorus vertrok in het voorjaar

van 1850 naar Silvolde om bij een boer aan de slag te gaan. Evert reisde twee jaar later naar de gemeente Bergh af om daar als landarbeider in de kost te gaan. Grades trouwde in 1858 met Theodora Ketelaar en vertrok naar Terborg. In datzelfde jaar overleed Harmanus op 27-jarige leeftijd. De enige dochter Catharina trouwde in 1867 met Grades Johannes Bannink en verhuisde naar Lichtenvoorde. Alle kinderen hadden het huis verlaten en waren getrouwd of ergens in de kost gegaan. Uiteindelijk keerde Theodorus terug naar het ouderlijk huis. Hij trouwde in 1859 met Elisabeth Harterink. Zij kregen drie jaar later een kind met de naam Frerik, die na vier maanden al overleed. In 1865 stierf moeder Theodora, in 1871 vader Antonij. Kinderloos De opvolging was voor Theodorus en zijn vrouw Elisabeth lastig. Het echtpaar bleef kinderloos. De grote vraag was wie de zaken ging overnemen. In 1887 kwam neef Gradus Antonius Nijenhuis op Het Onland wonen. Antonius was de oudste zoon van Grades. Grades werkte als voerman in verschillende plaatsen en verhuisde nogal eens, om te beginnen in 1863 naar Silvolde.

15


Hij kreeg met zijn vrouw Theodora Ketelaar drie kinderen: Geertruida Aleida (1859), Grades Antonius (1860) en Antonetta (1862). Theodora overleed een maand na de geboorte van Antonetta en Grades hertrouwde in 1871 met Adriana Hanenberg. Grades, Adriana en oudste dochter Geertruida verhuisden na het huwelijk naar Aalten. Zoon Grades Antonius trouwde in 1887 met Maria Catharina Gerritsen en samen namen zij hun intrek in Het Onland. Het echtpaar kreeg zeven kinderen waarvan er vier niet ouder werden dan een jaar. Dochter Mechtelina Theodora trouwde nog wel in 1917, maar overleed in datzelfde jaar. De oudste zoon Grades en vijfde kind Hubertus zouden langer op Het Onland

16

verblijven. Met de kinderen, twee echtparen en de nog ongetrouwde oom Evert erbij was het een drukke bedoening in de boerenherberg. Ontmoetingsplaats Het Onland was een ontmoetingsplaats voor de mensen in de buurt. In de eerste plaatst werden er openbare verkopen gehouden van hout, zoals blijkt uit een advertentie uit De Graafschapbode van 1 december 1883: ‘109 zware Peppelenboomen, geschikt voor Klompen en Planken, staande op het landgoed Rekhem’. Naast populieren verkochten buurbewoners eiken, elzen en brandhout. Daarnaast werden er landbouwopbrengsten verkocht als boekweit, rogge, haver, hooi, heelgras en aardappelen.

En de herberg was voor de dorpelingen geopend tijdens de kermis in Gaanderen. Steevast staat de naam van Theodorus op de advertenties vermeld. Aannemelijk is dat hij met zijn vrouw en aangetrouwde nichtje Elisabeth de herberg runde. Uit overlevering is bekend dat Antonius, naast zijn werkzaamheden in en rond de herberg, net als zijn vader op de diligence reed. Ten tijde van de verbetering van de wegen in de eerste helft van de negentiende eeuw werden in verschillende dorpen en steden zoals Zutphen, Winterswijk, Doesburg en Terborg districtskantoren opgericht van de diligences en de postwagens. Bijna alle gemeenten, waaronder Doetinchem, waren op de diligencediensten aangesloten.


Links: De diligence vervoerde dagelijks burgers en buitenlui die zich dat konden veroorloven. Op deze foto uit 1935 wordt tijdens de Folkloredag in Borculo de reis met de postkoets in de negentiende eeuw nagebootst (Ecal).

Onder: De postkoets in Terborg in 1903. Een jaar later kwam met de opening van de spoorlijn een einde aan de diligencedienst tussen Dinxperlo en Terborg (AJH).

De bekende kroniekschrijver Meester S.H. Lovink beschrijft in zijn boek ‘In en om Doetinchem’ 1845 als jaar waarin de vaste diensten begonnen te rijden. Van Gendt en Loos reed op Dieren en Aalten met als vaste halte De Ploeg, het latere hotel Rademakers. Tempelaar stuurde de diligences naar Arnhem, Dieren en Terborg. Op de diligence De foto uit 1863 laat de diligence zien die dienst had op de route Dinxperlo-Terborg, een kleinere zijroute van Dieren naar Terborg. Meester Lovink schreef zijn herinneringen in zijn boek: ‘Ik heb reeds verteld, dat er in den omnibussentijd een grote gele diligence van Van Gendt & Loos was, bespannen met twee en vaak met drie paarden, die eenmaal per dag reed van Gendringen naar Dieren en terug. In Terborg kwamen er dan kleinere wagens van Aalten naar Dinxperlo, die passagiers en goederen uit die plaatsen aanbrachten. Op deze diligence deden een koetsier en een postiljon dienst. De koetsier zorgde voor den wagen en de paarden, de postiljon moest waken voor de belangen van de reizigers en de goederen, dus wat men tegenwoordig zou noemen de conducteur. Als teeken zijner waardigheid droeg hij aan een koord over den schouder een trompet. Kwam des middags om 3 uur het gevaarte aan de Hamburgerpoort de stad binnen hobbelen, dan begon de postiljon op zijn hoorn te blazen, om de reizigers die mee wilden, te waarschuwen. Het oponthoud in Doetinchem bij Hotel Rademakers duurde ruim een kwartier. De paarden moesten even uitrusten en kregen brood en water, terwijl de

passagiers in het hotel meestal een kop koffie of iets anders gebruikten. Ook wilden ze bij koud weer zich gaarne eens even bij de kachel warmen, want van verwarming in den wagen was nog geen sprake’. Einde van een tijdperk De diligence onderhield, zo vermeldde De Graafschapbode op vrijdag 11 januari 1935 in herinnering, een lange tijd de ‘communicatie tusschen Dinxperlo en Terborg. Twee maal per dag reed de voerman D.J. Siebelink te Dinxperlo heen en terug naar Terborg. De prijs voor zoo’n retourtje

bedroeg 55 cent’. Op 1 december 1904 werd de lokaalspoorlijn van Dinxperlo naar Varsseveld geopend. ‘De onderneming van voerman Siebelink, die gefinancierd werd door enige aandeelhouders, (werd) opgeheven en Siebelink werd benoemd tot besteller bij de Spoorwegen’. De laatste rit van de diligence was op 30 november 1904, tevens waarschijnlijk de laatste werkdag van Antonius op de postkoets. Hij en zijn vader Grades hebben ongeveer een halve eeuw dienst gedaan als voerman op de diligence. Aan dat tijdperk kwam door de komst van het spoor definitief een eind.

17


Leert, uit hetgeen dat niet meer is, wat worden moet Gij ziet van d’eeuw, die wijkt den laatsten avondgloed Leert hare strekking, in deez’ plechtige oogenblikken En de eeuw, die op haar volgt, zal u niet meer verschrikken Een gelukzalig Nieuwjaar! 18


Boerenherberg 1900-1957

D

e ontwikkeling der volken heeft hier, nadat op betrekkelijk kalme wijze de slagboom, die den grote groei belette, was weggenomen, een geleidelijke verloop gehad, zonder schokken van belang. We genoten den zegen, dat de constitutie; ook door de regerende vorsten, met oprechtheid werd nagekomen, niet het minst door Willem III, wiens dochter, onze geëerbiedigde en geliefde Koningin, het voorbeeld haars Vaders volgt en door haar houding tegenover Kruger de achting van de geheel beschaafde wereld heeft verworven’.

Nieuwe eeuw De start van de twintigste eeuw bracht een opmerkelijk probleem met zich mee. Per gemeente kon de viering van het nieuwe millennium een jaar verschillen. In Dinxperlo werd in de oudejaarsnacht 1899 de eeuwwisseling gevierd, terwijl dit een jaar later pas in Nijmegen plaatsvond. Hierin was vanuit de landelijke overheid duidelijk geen regie. Daarom blikte De Graafschapbode pas eind 1900 terug op de voorgaande eeuw. ‘Mocht er verschil van meening bestaan, thans is het zeker, dat we de twintigste eeuw ingaan.’

Bovenstaande citaat is een korte kenschets van de situatie in Nederland aan het einde van het eerste jaar in de twintigste eeuw gepubliceerd in De Graafschapbode. Na de perikelen van de Franse revolutie aan het einde van de achttiende eeuw, de daaropvolgende oorlogen met de Franse keizer Napoleon en de onrusten in Europa in 1848 waardoor Willem II over een nacht ijs besloot tot een nieuwe constitutionele constructie, kwam Nederland in rustiger vaarwater. Niet in het minst, zo verwoordde de journalist van De Graafschapbode het, door de sterke hand van koning Willem III en diens succesvolle opvolging van zijn dochter koningin Wilhelmina. Daarbij verwees hij tevens naar Paul Kruger, de president van Transvaal, die met zijn boeren in de zuidelijke punt van Afrika vocht tegen de Britten. Onze bloedbroeders in de wildernis van het Afrikaanse continent leverden een bloedige strijd met de Engelse overheersers – een gebeurtenis die veel Nederlanders in die tijd bezighield. Links: De Nederlandse regering nam de dreigende situatie in Europa zeer serieus. In Het Onland werd een groep soldaten ondergebracht, tot veel plezier van de kinderen. Vader Johannes (links), Gerrit, Ria en een dienstmeisje staan tussen de militairen (AJN). Rechts: Halte Oosseld-Gaanderen. Het stationnetjes verdween weer in 1922 (OKV Gander).

Die twintigste eeuw zou een totaal ander gezicht krijgen. De veranderingen waren in het laatste kwart van de vorige eeuw al ingezet, zoals de verbetering van de bereikbaarheid van de Achterhoek in het algemeen en Doetinchem in het bijzonder. In 1881 werd de stoomtramverbinding Dieren-Terborg in gebruik genomen. In 1885 vond de opening plaats

19


van de GOLS-spoorverbinding Zevenaar-Winterswijk (Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij) met een halte te Gaanderen-Oosseld. Over de rijksweg reed sinds 1881 ook een tram. De in 1881 opgerichte en in Doetinchem gevestigde Geldersche Stoomtramweg Maatschappij (GTM) – later Geldersche Tramwegmaatschappij (GTM) – opende nog datzelfde jaar een tramlijn tussen Doetinchem en Dieren, die later aan beide zijden werd verlengd. In 1903 was er één lijn vanaf Velp via Dieren, Doetinchem, Terborg en Gendringen naar Isselburg en Anholt. Doetinchem en de omliggende plaatsen waren aangesloten op het landelijke spoorwegennet en dat bood veel Achterhoekers voor het eerst de mogelijkheid een reisje te wagen naar andere delen van het land. Rol herberg Het Onland lag altijd al aan de relatief rustige routes en door komst van het spoor werd de

20

functie van herberg nog minder van belang. Althans, als het gaat om het bieden van onderdak aan reizigers. Het accent verschoof door de jaren heen meer en meer naar de functie van ontmoetingsplaats voor de dorpelingen uit Gaanderen en de buurtgenoten uit Oosseld en van landgoed Slangenburg. De herberg werd

gebruikt voor verkoop van hout en gewassen en als café waar gedanst en gedronken kon worden: ‘Ter gelegenheid der kermis te Gaanderen op 11, 12 en 13 september a.s. Dansmuziek, in het daartoe welingerichte Danslocaal van G.A. Nijenhuis, Gaanderen aan het Onland’. Nu werd al in 1881 in Gaanderen, dat vanaf het begin van de negentiende eeuw behoorde tot de gemeente Ambt-Doetinchem, de Drankwet van kracht. Hierin werden de wettelijke bepalingen vastgesteld voor het verhandelen en schenken van sterke drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap. Deze wet bepaalde dat de uitbaters die sterke drank wilden verkopen, hiervoor vooraf vergunning moesten aanvragen bij het College van burgemeester en wethouders. In het totaal dienden zestien kasteleins uit Ambt-Doetinchem een aanvraag in voor een vergunning, waarvan zes uit Gaanderen, waaronder Het Onland. Uit de notulen van de raad van Ambt-Doetinchem blijkt dat de


Gedichten ‘Vroeger ondoordringbaar houtgewas’, (gevelplaat Het Onland, anno 1790) pag. 8 ‘Een gelukzalig Nieuwjaar’ (De Graafschapbode, 29 december 1900) pag. 20 ‘Zeet de Jongs’ (Boh Foi Toch, mei 2000) pag. 34 ‘Negen jaar geleden’ (uitnodigingsadvertentie in De Graafschapbode, 1990) pag. 50 ‘Plannen, plannen, plannen’ (gedicht van De Stamgasten, 2003) pag. 62 Literatuurlijst Kronyck van Duetekom en Salehem (Deutekom, Salehem en Gander) Dr. H.W. Hoppenbrouwers, Jan Berends ea., Slangenburg, Huis, landgoed en bewoners (Doetinchem 1999) S.H. Lovink, In en om Doetinchem (Doetinchem 1943) Lamberthe de Jong, De Gelderse geschiedenis in meer dan 100 verhalen (Amsterdam 2004) Willy Hermans, Achterhoekse kroniek van de jaren 60 (Hengelo 2012) Drs. Hans de Beukelaer, Nijver in het Groen (Doetinchem 1990) G. Boekkooi en A.K. Kisman, Boerderijen in de gemeente Doetinchem (Doetinchem 1988) Rob Lureman, Jan Steijntjes en Gon Boekkooi, ‘n Monument voor een monument (Doetinchem 1984) J.C. Boogman & S. Oosterhaven, Geschiedenis van Doetinchem (Zutphen 1986) G. Blankensteijn, Doetinchem in de loop der eeuwen (Doetinchem 1978) Dolley Verhoeven, Gelderland 1900-2000 (Zwolle 2006) Inge Volker, Doetinchem in oorlogstijd, Vijf jaar Duitse bezetting in Doetinchem en Gaanderen 1940/45 (Doetinchem/Gaanderen 1996) A.K. Kisman, J.G. Heittinga ea., Gaanderen van tijd tot tijd (Gaanderen 2007) John Post en Derk-Jan Rouwenhorst, D’ran in Doetinchem (Epe 2014) H.W. Heuvel, Oud-Achterhoeks boerenleven (Deventer 1928)

72

Afkortingen beeldmateriaal: AGD: Archief Graafschapbode/delpher.nl AJH: Archief Jos Heutink AJN: Archief Joke Nijenhuis CN: Collectie Nijenhuis DP: Delpher.nl Ecal: Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers GA: Gelders Archief GP: Fotografie Guido Pelgrim HM: Hans Makkink JL: Archief Jan Lamers JP: Foto’s John Post RW: Archief Rob Wissink TM: Archief Ton Maas SMZ: Stedelijk Museum Zutphen VA: Vellekoop Architecten


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.