Adoptiemagazine online maart 2020

Page 1

MAART 2020

JAARGANG 5 • NUMMER 01 • MAART 2020

magazine online

V O O R W I E B E T R O K K E N I S B I J A F S TA N D E N A D O P T I E

THEMA

Nazorg

IN DIT NUMMER

Er is iets met dit kind, MAAR WAT?

CARLA VAN WENSEN: ‘Het lijf doet het werk’ Grote probleem bij FASD is GEBREK AAN KENNIS


TEKST ANGELA JANS

REDACTIONEEL

REDACTIONEEL

Nazorg Adoptieouders zijn nogal eens streng voor zichzelf. Als het gezin niet draait zoals gehoopt, moeten ze van zichzelf heel lang volhouden en durven ze geen hulp te vragen, uit schaamte of schuldgevoel. Benoemen dat het helemaal niet zo leuk is, is taboe. Jammer, want dat hoeft niet. Voor adoptieouders en geadopteerden is volop deskundige hulp beschikbaar. Om daar een paar voorbeelden van te laten zien, heeft dit Adoptiemagazine als thema Nazorg. Aan het woord komt onder anderen psycholoog Jan de Vries. Hij is gespecialiseerd in diagnostiek en behandeling bij hechtingsstoornissen, adoptie, pleegzorg, trauma, ontwikkelingsproblemen en opvoedingsproblemen. Een moeder van twee adoptiekinderen bij wie Jan al jaren over de vloer komt, vertelt samen met hem hoe zij deze hulp heeft ervaren. Aansluitend, op pagina 10, staat een overzicht van het aanbod dat Adoptievoor­ zieningen heeft op het gebied van nazorg.

Adoptieoudersonline Ervaringen met andere adoptieouders delen? Zelf actief vragen stellen op een besloten forum, of alleen meelezen wat anderen doen? Kom naar Adoptieoudersonline.nl! Een platform met meer dan 1300 leden dat door een team van professionals van Fiom Adoptievoorzieningen en ervarings­ deskundige adoptieouders wordt gerund. De ‘gesprekken’ gaan bijvoorbeeld over zaken als hechting en basisvertrouwen, school, identiteitsontwikkeling of roots­ reizen. Lees en reageer, maak je eigen topic aan, doe een oproep of lucht je hart bij mensen die je begrijpen als geen ander. Het forum is speciaal bedoeld voor ouders met adoptiekinderen tot 18 jaar.

Kindertherapeut Carla van Wensen werkt al meer dan vijfentwintig jaar met kinderen en hun ouders en heeft verschillende hulp- en doeboeken op haar naam staan. In een interview naar aanleiding van haar laatste boek, Prachtig lastig. Onbegrepen gedrag en reflexpatronen, gaat ze in op de on­los­ makelijke verbinding tussen de ontwikkeling van het kinderbrein en het bewegen. Met reflex­ integratietherapie probeert zij verstoorde verbin­ dingen weer te herstellen, zodat kinderen kunnen leven vanuit een fysiek gevoel van veiligheid. Verder in dit nummer natuurlijk ook weer de vaste rubrieken als Wetten en Regels, Vragenderwijs, het Drieluik en Gelezen/gezien, met recensies van uiteenlopende nieuwe publicaties. Veel leesplezier!

Angela Jans a.jans@adoptie.nl

2

MEER WETEN OF AANMELDEN? Kijk op www.adoptieoudersonline.nl


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

MAART 2020

INHOUD

THEM

Na z o r g

6

12

Thema 2

Redactioneel Adoptieoudersonline

6

Er is iets met dit kind, maar wat? – Angela Jans

9

Professioneel advies en o ­ ndersteuning – Ria Heek

20

Het Drieluik

Vaste Rubrieken

9

4

KORT Ruimte voor ­aankondigingen, nieuws, gadgets en een column van adoptiemoeder Sandra Benschop

12

ACTUEEL Ellen Giepmans: ‘Alles draait om gezinsvorming’ – Angela Jans

18

WETTEN EN REGELS Adoptie erkennen naar ongeschreven recht? – Willemijn Povel en Vera Kidjan

22

GELEZEN/GEZIEN

24

OPINIE Het belang van z­ orgvuldigheid – Eke Mannink

2

14

A

17

23

Carla van Wensen: ‘Het lijf doet het werk’ – Meike Melenhorst

GEBOORTEMOEDER ‘Op een dag komt hij terug’ – Vicky GEADOPTEERDE ‘Ik ben heel blij’ – Jeroen Panders ADOPTIEOUDER ‘Gewoon een leuk gezin’ – Erna Panders

Grote probleem bij FASD is gebrek aan kennis – Angela Jans

20

26

26

VRAGENDERWIJS

28

COLOFON

3


TEKST ANGELA JANS

KORT

Geadopteerden ­vertellen In de rubriek Kort is ruimte voor aankondigingen, nieuws en discussie. Heeft u een tip voor een bijeenkomst, een film of een lezing? Laat het ons weten: redactie@adoptie.nl.

Aspirant-adoptieouders die benieuwd zijn hoe volwassen geadopteerden hun leven tot nu toe hebben ervaren en in hoeverre afstand en adoptie daarin bepalend zijn geweest kunnen terecht op de thema­­bijeenkomst Geadopteerden Vertellen. Vier geadopteerden delen hier hun persoonlijke verhaal, deels live en deels via film. Na afloop is er gelegenheid voor het stellen van vragen. De bijeenkomst wordt op 12 juni 2020 van 13.30 tot 16.30 uur gehouden in Houten. Kosten 25 euro per persoon. > MEER WETEN? Bel: 030-2330340.

Slowakije Adoptiebemiddelaar A New Way (ANW) neemt de bemiddeling voor Slowakije over van vergunninghouder Stichting Kind en Toekomst. Kind en Toekomst kondigde vorig jaar aan per 1 oktober 2020 te gaan stoppen met haar activiteiten als adoptiebemiddelaar.

Slaaptunnels Het bedrijfje Liefs uit Giessenburg maakt verschillende producten voor baby’s en kinderen, waaronder zogenoemde slaaptunnels. Die kunnen een hulpmiddel zijn voor kinderen die slecht in slaap kunnen vallen, angstig zijn of veel piekeren. Een slaaptunnel is een hoes waar je de matras in schuift. De slaaptunnel zit strak om de matras, wat het kind een geborgen en veilig gevoel geeft tijdens het slapen. De stof van de slaaptunnel heeft een gladde buitenkant en een lichte brush aan de binnenkant, en is rekbaar genoeg voor het kind om te kunnen draaien. Voor de prikkelverwerking, het komen in een diepe slaap, minder vaak wakker worden, dromen, het vinden van een veilig en geborgen gevoel kan deze tunnel allemaal effect hebben. > MEER WETEN? Kijk op www.liefsuitgiessenburg.nl

Voor ANW betekent dit dat deze organisatie haar vleugels uit gaat slaan. In de afgelopen jaren heeft ANW zich gericht op volledige bemiddeling vanuit de Verenigde Staten. Kind en Toekomst is nog in gesprek met New Way over de overdracht van andere proce­ dures en landen waarmee lopende adoptie­ programma’s bestaan. > MEER INFORMATIE?

Kijk op: www.anewway.nl 4


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

MAART 2020

TEKST

Sandra Benschop

Groei-zin Boekje bij scheiding Voor kinderen die te maken hebben met scheiding van hun ouders kan het boekje: Een bed bij mama en bij papa, misschien helpen om daar met hun ouders over te praten. In het boekje komen vragen aan de orde als: Waar ga ik wonen? en Moet ik nu kiezen tussen papa en mama? De teksten zijn geschreven door René Kops, illustraties van Josien Brands. Het boek kost 8,95.

Geboortemoeders gezocht Journalist Christel Don werkt aan een boek waarin zij de verhalen optekent van tien vrouwen die tussen 1956 en 1984 in Neder­ land hun kind afstonden ter adoptie. In hun verhalen zullen die van talloze andere moe­ ders, vaders en kinderen meeklinken. Het boek verschijnt begin 2021 bij uitgeverij Thomas Rap. Christel: “De verhalen van geboortemoeders raken me diep. Ik krijg verhalen te horen van moeders die onzichtbaar bleven en die levenslang hun geheimen en verdriet met zich meedroegen. Het is hoogst noodzakelijk dat die stilte doorbroken wordt, niet alleen om iets wat tot onze nationale geschiedenis behoort onder ogen te zien en vast te leg­ gen, maar ook als een vorm van erkenning voor de positie van deze (in verschillende opzichten) ongehoorde moeders. Ik ben nog steeds op zoek naar nieuwe verhalen. Herken jij je in deze oproep en wil je je verhaal delen, stuur dan een mail, dan neem ik contact met je op.” > REAGEREN? Reacties zijn welkom via

Onze jongste was nog geen 6 toen hij zijn zinnen had gezet op doorstroom naar groep 3, klaar voor het echte werk. Daar dachten zijn twee juffen anders over, iets met een verontrustende Cito-uitslag en taalsynthese of iets dergelijks. Op zich was het gehoorzaamheidsexperiment dat de basisschool in beginsel is, goed geslaagd bij de jongste. Van een beweeglijk peutertje was hij naar een brave kleuter gevormd die wél een deel van de tijd op een stoeltje kon blijven zitten, met dank aan een ingenieus belonings- en strafsysteem. Ik zie ons nog op de tandem zitten, zijn vader en ik. Wie volgen wij? De juffen? Zij zullen toch zeker weten waar ze het over hebben? Maar van de andere kant, een Cito-uitslag van een kleuter, kom op zeg. Of volgen we ons kind met zijn groei-zin? Wie weet het hier het beste? We veranderden ieder kilometerpaaltje van gedachten, steeds nieuwe argumenten voor en tegen, tot we moedeloos op de plaats van bestemming uitpuften op het terras. We hebben er een nachtje over geslapen. Bij het wakker worden wisten we het. Geen twijfel meer mogelijk. We volgen ons kind. Zijn zin, zijn pure levens­ lust was de eerste tweeënhalf jaar van zijn leven in het kindertehuis in Kenia niet echt gestimuleerd. Toen we hem ontmoetten, was hij teruggetrokken, op het apa­ thische af, en hebben we hem moeten verleiden tot het leren spelen met een bal. Zijn vuur is echter aange­ stoken geraakt en het voelde in het geheel niet goed om dat te temperen door hem een jaar langer te laten kleuteren. En ook nu steekt zijn groei-zin de kop weer op. Geen houden aan, eindadvies op zak en door! Naar de middelbare! Maar het is pas februari. Hij heeft het nu zeer getroffen met zijn juf. Zij ziet ons kind en samen gaan ze projecten bedenken. Een gymles voor de kleuters geven, samen met de gym­ leraar. Een filmavond voor de klas organiseren. Zij krijgt hem heus ook nog aan de spelling en de sommen, maar wat worden dit rijke maanden voor hem. Zijn groei-zin is aanstekelijk! ZIE OOK: SANDRABENSCHOPCOACHT.NL

christeldon@me.com. 5


THEMA NAZORG

TEKST ANGELA JANS

Er is iets met dit kind, maar wat?

6


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

MAART 2020

Adoptieouders wachten vaak lang met het vragen om ondersteuning bij het grootbrengen van hun kinderen. Misschien soms wel té lang. Omdat ze denken dat ze niet mogen falen, omdat het moeilijk is kenbaar te maken aan de buitenwereld dat het zwaar is. Hulp inschakelen klinkt als falen en dat is geen optie. Schuldgevoelens steken dan de kop op, want ze hebben er toch zelf voor gekozen, ze wilden dit immers zo ontzettend graag… Geen steun durven zoeken kan ontzettend eenzaam maken. En dat hoeft helemaal niet.

A

doptievoorzieningen vindt dat adoptieouders een beroep moeten kunnen doen op onder­ steuning en begeleiding na aankomst van hun kind of kinderen en heeft daarvoor een aanbod. Zo is er een forum op www.adoptieoudersonline.nl waar in een besloten omgeving tips en ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Bovendien kan er van maandag tot en met donderdag van 9.30 tot 12.30 uur gebeld worden naar 030-2330340 voor een luisterend oor, tips en advies van een deskundige. “Zo nodig verwijzen we door naar een adoptiedeskundig hulpverlener in de buurt van het gezin”, aldus een nazorgmedewerker van Adoptie­ voorzieningen. Zo’n externe hulpverlener is bijvoorbeeld kinder­ psycholoog Jan de Vries. Hij is aangesloten bij ZO!zorgoplossingen in Leeuwaren en gespecialiseerd in ondersteuning van adoptieouders en geadopteerden. In die hoedanigheid komt hij inmiddels al zo’n zes jaar over de vloer bij Ingrid en haar man Willem. Zij adop­ teerden twee kinderen uit Taiwan: Jian van inmiddels 14 en Ivy*, nu 11 jaar. Eigenlijk al vrij snel nadat Ingrid haar 6 maanden oude zoon Jian in haar armen sloot op Schiphol (het was toen nog niet gebruikelijk om kinderen op te halen in Taiwan) vermoedde ze: er is iets met dit kind, maar wat? >>

7


THEMA NAZORG

Slaapproblemen Ingrid: “Vanaf dag één dacht ik: dit is niet normaal. Hij maakte geen geluid, deed niks. Maar ja, je bent net voor het eerst papa en mama geworden, wist ik veel wat ‘gewoon’ is of wat bijzonder? Geen idee natuurlijk. Na een half jaar, toen de slaapproblemen kwamen, heb ik hulp gezocht. Ik moest wel. Ik deed alles wat ik op de voorlichtingscursus had geleerd en toch lukte het niet. En ik wilde abso­ luut alles doen wat er in mijn macht lag om zijn leventje bij ons goed te laten verlopen.” Niet alle ouders durven die stap meteen te zetten. Of ze hebben niet in de gaten wat er speelt. Zo dacht Ingrid heel lang dat alles na aankomst van hun tweede kind, dochter Ivy, wel vlekkeloos verliep. Zij was van het begin af aan heel anders dan haar grote broer. “Het ging perfect. Ze kwam bij ons met een big smile op haar gezicht. Jarenlang speelde ze het makkelijke kind. Het leek eigenlijk te mooi om waar te zijn. Tot ze naar school ging, toen kon ze haar masker niet langer op­ houden. In de klas was ze mega-alert en kwam ze niet tot werken, ze was continu bezig de andere kinderen in de gaten te houden. Thuis kon ze zich vervolgens niet meer in toom houden en ging ze schoppen, slaan, spugen. Het escaleerde enorm.”

het was zo’n leuk poppetje, het ging perfect. Of toch niet?”

Omdat er toch al contact was geweest met De Vries, werd hij gevraagd ook naar Ivy te kijken. Toen hij kwam met de diagnose ‘verstoorde gehechtheid’ wist Ingrid niet wat ze hoorde. “Ivy niet goed gehecht? Nee! Dat kon het echt niet zijn! De signalen waren heel anders:

In het geval van Ivy heeft het ongeveer drie jaar ge­ duurd voordat er serieuze verbetering optrad. Eerst moeten ouders beginnen met Therapeutisch Opvoeden, onveilig gedrag begrenzen, routines op gang houden en stilstaan bij de betekenis van het overige gedrag. In het begin levert dat (nog meer) weerstand op, gaat het kind waarschijnlijk nog meer klieren. “Als de therapie aanslaat, krijg je in eerste instantie heibel in de tent,” aldus De Vries. “Want alleen al nabijheid, laten zien ‘ik hou van je’ is doodeng. Kinderen maken het mooiste en het ergste in je los. Daar kun je als ouder zomaar zelf ook raar van gaan doen. En een kind met een verstoorde gehechtheid triggert ook eventuele trau­ ma’s en ellende in je zelf als ouder, die je anders niet tegen was gekomen op deze manier. Ook dat vraagt aandacht.”

VIDEO-INTERACTIEBEGELEIDING GERICHT OP GEHECHTHEID Om een goede band met hun adoptiekind te kun­ nen opbouwen, is het belangrijk dat adoptieouders de signalen van hun kind begrijpen en er op een juiste manier op reageren. Video-interactiebegelei­ ding gericht op gehechtheid (VIB-G) is hierbij een handig hulpmiddel. VIB-G kan worden aangevraagd voor kinderen tot en met twaalf jaar. Aanmelden kan per e-mail naar nazorg@adoptie.nl. Voor meer informatie bel: 030-2330340. www.adoptie.nl

8

De Vries: “Vaak komen adoptieouders bij ons binnen met de angst: het zal wel verstoorde gehechtheid zijn. Dat hoeft zeker niet zo te zijn en we kijken juist ook altijd naar andere aspecten, want het zijn natuurlijk ook gewoon kinderen. Maar bij Ivy was de diagnose duide­ lijk. Het ‘voordeel’ bij een verstoorde gehechtheid: het is te behandelen. Dat willen mensen vaak niet geloven maar het is wel zo. Het is hard werken, voor ouders, kind, school en therapeut, maar het kan.”

Over de eigen grenzen heen gaan

Ingrid: “Ik zie steeds vaker op het forum van adoptie­ oudersonline.nl dat adoptieouders ook zelf zorg nodig hebben. Vaak durven ze niet om hulp te vragen omdat ze vinden dat ze zelf gekozen hebben voor de adoptie van twee kinderen met special needs en denken ze dat er dan ook maar zelf mee moeten zien te dealen en dat


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

het niet gepast is steun te vragen. Tot het op een gege­ ven moment echt over de schoenen loopt.” “Wij zijn soms ook echt over onze grenzen heen ge­ gaan. Ons gezin stond op een gegeven moment com­ pleet in het teken van Ivy. We konden bijna nergens meer naartoe. Voor de buitenwereld was het niet te begrijpen. Je wereld wordt klein. Je verliest contacten. Dat snap ik ook wel, want ik begreep het zelf niet eens. Gelukkig is het nu aan het normaliseren. Ze zit op een sportclub, leert zelfs al horizontale gehechtheid ont­ wikkelen, begint rekening te houden met anderen. Yes! We komen ergens.” De Vries: “Wat heel mooi is om te zien. Ze is letterlijk en figuurlijk gaan groeien. Ze was heel klein voor haar leeftijd en heeft echt een groeispurt gemaakt toen de Fasetherapie gehechtheid begon aan te slaan.”

MAART 2020

ZO!-ZORGOPLOSSINGEN Jan de Vries is werkzaam bij ZO!-zorgoplossingen als gezondheidszorgpsycholoog BIG met diverse ander registraties (Registerpsycholoog Kinder- & Jeugd NIP, Lichaamsgericht werkend psycholoog, Orthopeda­ goog-Generalist NVO, EMDR Europe practitioner VEN, K&J supervisor NIP, Certified Advanced Practiti­ oner Sensorimotor Psychotherapy®) en GZ-praktijk­ opleider. Hij doet diagnostiek en behandeling bij hechtingsstoornissen, adoptie, pleegzorg, trauma, ontwikkelingsproblemen, FASD, gedragsproblemen, emotionele problemen en opvoedingsproblemen. Bij volwassenen werkt hij met mensen die last heb­ ben van ervaringen uit hun kindertijd rond gehecht­ heid, afstand en adoptie. www.zo-zorgoplossingen.nl

Medicijnen Voor grote broer Jian was er ondertussen een andere diagnose. Hij blijkt Non-verbal Learning Disabilities (NLD, zie kader) te hebben. Problemen kwamen mede aan het licht dankzij de filmopnamen die op school werden gemaakt voor video-interactiebegeleiding. Ingrid: “Toen ik die beelden zag, heb ik wel even heel hard gehuild. Jian stond moederziel alleen op het schoolplein en kon geen contact maken met andere kinderen. Hij wist niet hoe hij dat moest doen en werd niet gezien. Om in beeld te komen, gooide hij met takjes, in een poging toch aandacht te krijgen. Dat werd als vervelend be­ schouwd en werkte averechts. Vreselijk! Al die tijd had ik geforceerd geprobeerd hem te laten spelen. Nu bleek: hij probeerde het wel, maar hij was gewoon niet bij machte... En ik had hem thuis weleens verweten dat hij niks met zijn speelgoed deed. Gedreigd om dat dan maar weg te gooien. Wat erg!” Bij ZO!-zorgoplossingen is vervolgens verder gekeken. De Vries: “Als adoptieouders met een probleem met hun kind bij hulpverlening komen, is het klassieke antwoord meestal: het zal wel met adoptie te maken hebben. Maar dat hoeft natuurlijk helemaal niet. Bij Jian bleek uit de test dat zijn gehechtheid volledig adequaat is. Dan ga je verder zoeken en toen werd duidelijk dat hij NLD heeft. Dat is een pittige handicap. We noemen het een extraatje maar het is zeker een beperking.” Ingrid: “Hij maakt een soort kortsluiting in zijn hoofd omdat hij qua denken de intelligentie heeft van een vwo-leerling maar qua uitvoering is het mavo.” De Vries: “Dat maakt gefrustreerd en onrustig. Dankzij aanpas­

singen in de opvoeding, want daar beginnen we mee, en daarna ook medicatie, gaat het nu veel beter. Dat maakt voor hem het verschil tussen het wel en niet begrijpen van de wereld.” Ingrid: “Voor ons was het wel een stap om over te gaan op medicatie, wij wilden aanvankelijk graag nog eerst wat anders proberen. Je kunt zelf niet voelen wat er bij je kind gebeurt. Inmid­ dels zijn we blij dat hij de medicijnen heeft. Hij zit nu op een reguliere mavo waar hij gepersonaliseerd mag leren, dat wil zeggen dat hij geen toetsen hoeft te maken maar presentaties geeft. Het is hard werken voor hem maar hij doet het fantastisch! Ik heb geleerd dat dit er al zat en dat je dat niet met ouderschap kunt voorkomen.” * Om redenen van privacy zijn namen van het betrokken gezin gefingeerd.

NON-VERBAL LEARNING DISABILITIES Kinderen met Non-verbal Learning Disabilities (NLD) hebben moeite met het verwerken van non-verbale informatie. Ze komen verbaal vaardig over, kunnen goed spreken en leren snel lezen, maar ze hebben moeite om zintuiglijke prikkels te verwerken. Ze hebben daarnaast problemen met visueel-ruimtelij­ ke vaardigheden en met executieve functies. NLD is soms moeilijk te herkennen. www.balansdigitaal.nl

9


THEMA NAZORG

TEKST MMV RIA HEEK

Professioneel advies en ondersteuning Adoptieouder zijn, is op een aantal punten wezenlijk anders dan ouderschap van biologisch eigen kinderen. Een kind dat is afgestaan en geadopteerd, heeft soms andere behoeften en vragen. Het opbouwen van een band met elkaar kan minder vanzelfsprekend gaan. Adoptieouders staan in de opvoeding vaak voor andere uitdagingen.

B

ij Adoptievoorzieningen kunnen adoptieouders terecht met vragen rond de ontwikkeling en opvoeding van hun kind of kinderen. “Wij bie­ den een luisterend oor, adoptiedeskundig advies en professionele ondersteuning. Overigens kunnen ook geadopteerden, leerkrachten en andere professionals bij ons terecht voor informatie, advies, consultatie en scholing”, zo staat geschreven op de website van Adoptievoorzieningen. Het aanbod is divers. Er is bijvoorbeeld video-interactiebegeleiding mogelijk, een consult aan huis of op school of een persoonlijk gesprek op kantoor. Ook zijn er verschillende cursussen. Een paar voorbeelden: • Laat uw kind regelmatig en al langere tijd heftig gedrag zien? En vraagt u zich af hoe u hier het beste mee om kunt gaan? Dan is er de cursus ‘Zorgen voor getraumatiseerde adoptiekinderen’. U krijgt hand­ vatten om samen met uw kind te werken aan herstel. • De puberteit is voor geadopteerden en hun ouders een spannende levensfase, er gebeurt veel. Tijdens de cursus ‘Adoptiepubers’, bedoeld voor ouders die hun kinderen zo goed mogelijk in deze periode willen begeleiden, wordt in drie avonden aandacht besteed aan adoptiespecifieke onderwerpen als identiteit, gevoelens rond afgestaan zijn en zoeken naar roots. • In ontwikkeling is een verdiepingscursus voor ouders van pubers en nieuw zijn zes groepsbijeenkomsten onder de titel ‘Spelenderwijs’. Dit is een cursus om een kind meer zelfvertrouwen te geven door het samen doen van eenvoudige bewegingsspelletjes, gebaseerd op de methodiek van Sherborne. Verder zijn er bij Adoptievoorzieningen verschillende brochures te bestellen met informatie over adoptiege­

10

relateerde thema’s als: hechting, identiteit, slapen, roots en het eerste jaar na aankomst. De brochures bevatten veel praktische informatie. Een nieuwe ­brochure, Taal Spraak, is momenteel in ontwikkeling. Standaard krijgt ieder gezin circa twee maanden na aankomst van hun kind of kinderen een Welkomst­ telefoontje. Tijdens dat gesprek worden de ouders onder meer geattendeerd op het aanbod op het ­gebied van nazorg zoals de nazorglijn die van maandag tot en met donderdag bereikbaar is van 9.30 tot 12.30 uur op nummer: 030-2330340. Mailen naar nazorg@adoptie.nl kan ook altijd.


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

RUBRIEK DRIELUIK

> GEBOORTEMOEDER

Vicky

drieluik

‘ Op een dag komt hij terug’ Een telefoontje uit Nederland?! Op slag werd ik gek van emotie, want ik wist meteen wat dat betekende: mijn zoon, hij leefde nog! En hij was op zoek naar mij. Ongelooflijk, al die jaren had ik gehoopt dat ik hem ooit weer terug zou zien. Een droom kwam uit.

gerschap gebeurde dat echter niet. Ik ben per ambulance naar het ziekenhuis gebracht en daar bevallen. Het was een zoon, een echt mannetje! Hij had rossig haar en hij lachte naar me. Ik vond hem lief en schattig. Maar nog die­ zelfde dag kwam er iemand van het adoptiebureau om hem op te halen… Ik wilde vluchten, ontsnappen samen Ik was twintig, moeder van een dochter en gescheiden met mijn kind maar dat deed ik niet. We zijn samen in een van haar vader toen ik een Engelsman leerde kennen. We taxi gestapt en onderweg zei de man: “Geef me het kind”, hadden een liefdesaffaire. Tot ik ontdekte dat ik met pijn in mijn hart heb ik dat gedaan. Huilend zwanger was… Als reactie op de medede­ en alleen bleef ik achter in de taxi. ling dat ik een kind van hem kreeg zei Elk jaar op zijn verjaardag, 26 augus­ hij: “Dat kan niet, dat is onmogelijk.” tus, heb ik een kaarsje gebrand en Daarna heb ik hem nooit meer vroeg ik me af: Waar is hij? Hoe gezien. Misschien is hij wel het gaat het met hem? Daarbij had land uit gevlucht, ik heb geen ik een enorm schuldgevoel. Ik idee. voelde me een slecht mens. Ik stond er alleen voor. De Een half jaar na de geboorte schaamte was groot, ik durfde van Jeroen ben ik met mijn het tegen niemand te vertel­ dochtertje teruggegaan naar len. Daarom heb ik mijn doch­ mijn ex-man. Met hem heb ik tertje ondergebracht bij familie nog drie zonen gekregen. Een en ben ik zelf bij een goede van hen, Fabian, is op zijn zeven­ vriendin gaan wonen. Alleen zij tiende om het leven gekomen wist dat ik zwanger was. Met haar heb door een ongeluk. Hij zei altijd tegen ik besproken: wat moet ik doen? Drie mij: “Mama, op een dag komt hij terug.” maanden lang hebben we nagedacht over Nu Fabian is overleden, is die droom wer­ een oplossing. Toen ben ik gaan praten met kelijkheid geworden… Voor mij is dat on­ een adoptiebureau. Daar vroegen ze of ik verklaarbaar. Binnen één jaar tijd verlies ik mijn kind wilde afstaan voor adoptie. In een kind en vind ik er een terug, is Jeroen LEEFTIJD eerste instantie riep ik: “Nee. Nooit!” Later naar mij op zoek gegaan en heeft hij ons 56 jaar heb ik toch geïnformeerd hoe dat dan zou gevonden. Hoe kan dat? Misschien kijkt Fa­ gaan, of ik mijn kind dan ooit nog terug zou bian wel vanuit de hemel mee… Gescheiden, vijf kinderen waarvan kunnen zien en ze zeiden: “Ja hoor, dat kan.” een afgestaan Na veel wikken en wegen heb ik toen be­ sloten om voor adoptie te kiezen. We spra­ ken af dat ze de baby na de geboorte op zouden komen halen in de woning van mijn vriendin. Daar wilde ik ook bevallen. Door complicaties voor het einde van de zwan­

BEROEP

huisvrouw WOONPLAATS

San José, Costa Rica

Vicky is de biologische moeder van Jeroen, de geadopteerde op pagina 15. Dit verhaal is gebaseerd op informatie van haar zoon en beelden uit het tv-­ programma Spoorloos.

11


RUBRIEK ACTUEEL

Ellen Giepmans over fusie Fiom en Adoptievoorzieningen:

TEKST ANGELA JANS

‘ ALLES DRAAIT OM GEZINSVORMING’

12


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

S

MAART 2020

tichting Adoptievoorzieningen bestaat niet meer. De activiteiten zijn sinds 1 januari 2020 ondergebracht bij Stichting Fiom. Informatie over adoptie, afstammingsvragen, hulp bij zoeken naar familie, een DNA-data­

bank en ook informatie bij onbedoelde zwangerschap – voortaan is het allemaal te vinden onder één paraplu. Ellen Giepmans, directeur-bestuurder van Fiom, ziet alleen maar voordelen.

“Ik vond het idee om samen te gaan meteen interes­ sant omdat onderdelen van ons werk aan elkaar ver­ want zijn”, zegt Giepmans. “Adoptievoorzieningen geeft voorlichting en biedt opvoedingsondersteuning aan adoptiegezinnen. Fiom is onder andere actief bij het helpen zoeken van geadopteerden naar biologische familie. In het verleden hebben beide organisaties al vaker samengewerkt. Door de fusie wordt het aanbod breder en kan de aanwezige expertise nóg beter wor­ den ingezet.” Fiom houdt zich van oudsher ook bezig met onbedoel­ de zwangerschap. Een onvervulde kinderwens en ongewenste zwangerschap, past dat wel binnen een en dezelfde organisatie? Giepmans licht toe: “Het een is onlosmakelijk met het ander verbonden. Zonder onbe­ doelde zwangerschap en afstand van een kind is er geen adoptie. Dat is de realiteit. We willen dat iedereen die te maken krijgt met vragen en keuzes rond gezins­ vorming in alle vrijheid en goed geïnformeerd kan beslissen. ” Als directeur-bestuurder van Fiom had Giepmans ongeveer vijftig medewerkers onder haar hoede in het kantoor in ’s-Hertogenbosch. Door de fusie met Stich­ ting Adoptievoorzieningen zijn er nu zo’n twintig werk­ nemers bijgekomen. Zij blijven werkzaam vanuit de vestiging in Houten. “Schaalvergroting heeft voordelen. Adoptievoorzieningen werd door de terugloop van het aantal adopties steeds kleiner en daarmee ook kwets­ baarder. Samen staan we sterker.”

WETTELIJK VASTLEGGEN VAN PREVENTIEVE ­NAZORG BIJ ADOPTIES Over het antwoord op de vraag of ze denkt dat interlan­ delijke adoptie op termijn nog een toekomst heeft, moet ze even nadenken. “Feit is dat het aantal adopties de afgelopen tien jaar enorm is afgenomen. Dat is goed nieuws als dat komt doordat kinderen een veilig en stabiel thuis krijgen in hun geboorteland. Daar gaat het tenslotte om. Dat neemt niet weg dat een moeder er soms voor kan kiezen om haar kind ter adoptie af te staan. Dat komt ook in Nederland nog zo’n twintig keer per jaar voor. Wij vinden het belangrijk dat die keuze

weloverwogen is gemaakt en dat het kind later toegang kan krijgen tot zijn afstammingsgegevens. En natuurlijk verdienen adoptieouders alle steun bij de opvoeding. Adoptieouders nemen een grote verantwoordelijkheid op zich en zij moeten laagdrempelige, deskundige ondersteuning kunnen krijgen. Sterker, ik pleit voor het vastleggen van preventieve nazorg in de nieuwe Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.” Giepmans denkt erover om op termijn ook voorlich­ tingsbijeenkomsten te gaan geven over andere manie­ ren van gezinsvorming. Denk aan gezinnen die tot stand komen met behulp van een draagmoeder, ivf of donorconceptie of meeroudergezinnen. “Net als in adoptiegezinnen zijn in deze gezinnen het kind, de genetische ouders en de sociale ouders onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wij weten dat het kennen van je ontstaansgeschiedenis enorm belangrijk is. Net als openheid daarover. Als je essentiële vragen over waar je vandaan komt niet kunt beantwoorden, kan dat leiden tot frustraties en identiteitsproblemen. Dat zien wij niet alleen bij geadopteerden maar ook bij donor­ kinderen. Wat mij betreft wordt het recht om te weten van wie je afstamt vastgelegd in de grondwet.” “Ons werk blijft actueel. Je hoeft de tv maar aan te zetten, een krant of een tijdschrift open te slaan of het gaat over families, relaties, kinderen, gezinnen. Zaken die essentieel zijn in een mensenleven: wel of geen kinderen, een gezin vormen, waar voel je je thuis, waar hoor je thuis? Onze medewerkers hebben een enorme hoeveelheid expertise op dit gebied. Ik heb zin om met nog meer mensen samen te werken, zodat we nog meer van betekenis kunnen zijn.”

Stichting Adoptievoorzieningen is per 1 januari 2020 onderdeel van Stichting Fiom. De werkzaamheden worden voortgezet onder de naam Adoptie­ voorzieningen. Voor u verandert er weinig. U kunt gewoon bij ons terecht met vragen rond adoptie en de adoptieprocedure en voor (opvoedings)onder­ steuning na adoptie.

13


TEKST MEIKE MELENHORST

THEMA NAZORG

‘ Het lijf doet het werk’ Carla van Wensen is kindertherapeut en heeft sinds 1998 haar eigen praktijk voor integrale kindertherapie. Van huis uit is ze fysiotherapeut maar omdat er bij sommige kinderen geen verbetering zichtbaar werd, is ze verder gaan zoeken en heeft ze verschillende cursussen en studies gevolgd, waaronder een opleiding psychoneuro-immunologie. Daarnaast heeft ze zich gespecialiseerd in reflex­ integratietherapie volgens de Magutova-methode en Movement Based Learning. Dat laatste is een hele mondvol, maar gelukkig is Carla in staat om heel inzichtelijk te maken wat het inhoudt.

I 14

nmiddels heeft ze verschillende hulp- en doeboe­ ken op haar naam staan zoals Help … ik voel zoveel!, De ik-fabriek. Laat je lijf en hersenen samenwerken en

maak ik-kracht, en recentelijk Prachtig lastig. Onbegrepen gedrag en reflexpatronen. Dat laatste boek gaat over de onlosmakelijke verbinding tussen de ontwikkeling


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

MAART 2020

Door stress als baby doven reflexen niet uit Ze legt uit: “Ieder mens wordt geboren met reflexen. Dat zijn bewegingspatronen die je niet bewust kunt beïnvloeden en die worden aangestuurd door het brein. Het primaire doel van reflexen is ervoor te zorgen dat de baby de eerste periode van zijn leven kan over­ leven. Verder zijn ze van invloed op hoe een kind doet, voelt en denkt.” “Er zijn vele reflexen. In een gezonde situatie doven de meeste reflexen na een half jaar uit. Dan krijgt een baby meer controle over zijn bewegingen. Echter, als je als baby veel fysieke en emotionele stress en een gemis aan basisveiligheid hebt ervaren, doven de reflexen niet uit. Ze blijven dan ongeremd aanwezig, en hebben voorrang in het lijf. Dat heeft vérstrekkende gevolgen: het verstoort de ontwikkeling en put een kind uit zon­ der dat het daar invloed op heeft.” Carla geeft een voorbeeld van de Moro-reflex, de schrikreflex. “Als een baby schrikt, bijvoorbeeld door een hard geluid of fel licht, houdt het de adem in en verstart. Het vecht-vluchtmechanisme wordt in werking gezet, het is dus een reflex die ervoor zorgt dat je alert bent. Als je als baby voldoende gerustgesteld en ge­ koesterd bent, zal de Moro-reflex goed geïntegreerd worden en kun je later in het leven adequaat reageren op spannende situaties. Als de Moro-reflex echter niet integreert, ervaart het kind ook gevaar als er geen gevaar meer is. Kenmerken zijn: slechte concentratie, overgevoeligheid voor bijvoorbeeld geluid, licht of geur, en slaapproblemen.”

van het kinderbrein en het bewegen, en staat vol met casussen van kinderen en ouders met wie Carla de afgelopen vijfentwintig jaar heeft gewerkt. Carla: “In mijn praktijk zie ik kinderen die niet lekker in hun vel zitten. Door te kijken naar hoe het kind be­ weegt, kun je precies zien waar het vastloopt, waarom het vastloopt en wat er nodig is om het gemakkelijk te maken voor een kind. Reflexintegratie is een methode die ervoor zorgt dat de verbinding wordt hersteld. Door het aanraken van sleutelgebieden (elk gebied in het lijf heeft verbinding met een specifiek deel in het brein) kun je het brein en het lijf zowel vitaliseren als laten ontspannen. Je brengt een kind zogezegd uit zijn overlevingsstrategie. Dat klinkt misschien als hogere wiskunde, maar is eigenlijk simpel.”

“Een andere reflex is de Babkin, de hand-mondreflex. Die reflex wordt vervuld door nabijheid en borstvoe­ ding van de moeder. Als de reflex niet is geïntegreerd, zoeken kinderen een vervanging van zuigen aan de borst door te kauwen op pennen, mouwen et cetera, duimen, nagelbijten. Ook hebben zulke kinderen vaak een slappe mondhouding.” Als therapeut wil Carla zorgen dat de reflexen alsnog integreren: “Het is natuurlijk fantastisch dat het lijf mij vertelt waar ik mee aan de slag kan gaan. Zoals ik al aangaf, kan ik door het kind op sleutelgebieden aan te raken rust of juist activiteit brengen. Het lijf ontspant en gaat zich weer veilig voelen vanbinnen. Dat zeg ik ook vaak tegen ouders. Je kunt een kind wel vertellen dat het veilig is, maar dat is niet genoeg. Het lijf doet het werk. Daarbij vinden kinderen maar ook jongeren het best fijn dat ze niet hoeven te praten.” >>

15


MAART 2020

THEMA NAZORG

“Een voorbeeld van een integratie-oefening voor de Moro-reflex is: ga staan met je armen omhoog, handen open en benen gespreid. Adem in. Als je uitademt, doe je de armen gekruist voor de borst, buig je je hoofd en maak je zo klein mogelijk. Dan adem je weer in en strek je je weer helemaal uit. Je hoofd leg je in je nek. Her­ haal dit van groot en open naar klein en gesloten vijf keer. Je kunt dit ook op muziek doen.”

Ontspanning voelt eerst als bedreigend Op de vraag wat Carla kenmerkend vindt bij adoptie­ kinderen, antwoordt ze: “Allereerst wil ik kwijt dat ik ontzettend begaan ben met kinderen die zo’n eenzame start hebben gehad. En die start be­ gint al in de buik van een moeder. Dan al ervaren veel adoptiekin­ deren stress. Als ik aan de adop­ tiekinderen denk waar ik mee werk, schiet me meteen dat woord ‘stress’ te binnen. Zoveel stress bij de start van je leven is funest. Waar ik niet mee bedoel dat er geen herstelmogelijkhe­ den zijn.” “Wat ik ervaar is dat veel kinderen moeite hebben met ontspannen. Ze staan op standje alert, en hebben een grote controlebe­ hoefte. Dat merk ik als ik ze aanraak. Zodra er ontspanning in het lijf komt, veren ze op, gaan de ogen open en spannen de spie­ ren aan. Ontspanning voelt in eerste instantie als bedreigend. Het is speels en ‘hard’ werken voor het kind, de ouders en mijzelf, maar de verwonde­ ring blijft. Telkens weer is er het geluksgevoel als het lukt om beetje bij beetje tot de ontspanning en inte­ gratie van reflexen te komen.” “Naast de kinderen met controlebehoefte, zie ik ook kinderen die hun eigen lijf, hun eigen grenzen nauwe­ lijks kennen. Die kinderen hebben nog weinig gerichte aandacht of zijn zich nog niet bewust van hun eigen lijf.” “Ik behandel ook pubers die geadopteerd zijn. Jonge­ ren kan ik al wat meer uitleggen, en hun leren hoe ze zichzelf kunnen reguleren door bijvoorbeeld druk op hun handpalm te zetten, of handen en voeten te mas­ seren. Bij pubers zie ik vaak dat ze willen vluchten of vechten. Ze doen soms net of ze je niet horen, of blij­ ven discussiëren. Het mooie van reflexintegratie is dat

16

ze ook niet zoveel hoeven te praten, als ze maar onder­ vinden hoe fijn het is om wat meer grip te hebben op hun lijf en brein.”

Ook thuis oefenen Hoe start Carla het behandeltraject? “Als eerste begin ik met uitleg voor de adoptieouders, zodat ze wat meer inzicht krijgen in het gedrag van hun kind. Ik krijg regel­ matig als reactie: ‘O, nu begrijp ik pas dat hij er niets aan kan doen!’ Dat vind ik een belangrijke: herkenning en erkenning van het gedrag van het kind. Dat geeft rust voor alle partijen. Vervolgens ga ik aan de slag met het kind, zonder iets te verlangen, te moeten of te willen. Dat klinkt misschien raar maar ik hoef niets van ze, wil slechts hun lijf laten voelen dat het goed is.” “Adoptieouders kunnen zelf ook veel bijdragen door thuis oefe­ ningen te doen met hun kind. Omdat integratie-oefeningen veel kunnen oproepen, vind ik het wel belangrijk dat dat onder begeleiding van een therapeut gebeurt. Immers, je maakt er veel mee los en ik kan me voorstellen dat adoptieouders kunnen schrikken van bepaald gedrag als huilbuien. Je kunt dan denken dat je van de wal in de sloot terecht bent gekomen, terwijl het kind aan het verwerken is.” “Er zijn vele woorden voor trau­ maverwerking. Ik geloof dat reflexintegratie een heel belang­ rijke pijler is. Nadat het trauma fysiek verwerkt is door het lijf en het brein, kan er verdere behandeling volgen zoals bijvoorbeeld EMDR. Mijn overtuiging is: eerst wat meer rust in het lijf. Goed ontwikkelde bewegingspa­ tronen zorgen ervoor dat je kunt leven vanuit het ge­ voel van fysieke veiligheid. Dat gun ik ieder mens!”

Eva geeft tijdens de eerste bijeenkomst aan dat ze het heel moeilijk vindt om zich kwetsbaar op te stellen. De andere deelnemers vinden dat helemaal okay, want ze weten precies hoe dat voelt. Wanneer Eva een tijd later iets heel persoonlijks vertelt, wordt ze uitvoerig geprezen. De hele groep is trots op haar en tegelijkertijd vormt ze een voorbeeld voor de rest.


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

RUBRIEK DRIELUIK

> GEADOPTEERDE Jeroen Panders

drieluik

‘Ik ben heel blij’ Persoonlijk ben ik heel blij dat ik ben geadopteerd. Ik heb een fijne jeugd gehad in een klein dorp in het oosten van Nederland, waar ik samen met twee geadopteerde broers ben opgegroeid. Maar ik ken hier in Nederland ook geadopteerde personen waarvan ik wel eens denk: voor jou was het waarschijnlijk fijner geweest als je in de omgeving waar je geboren bent, had kunnen blijven. Opgroeien in deze westerse omgeving is voor sommigen de oorzaak van bepaalde van hun problemen. Omdat er iets anders van ze wordt verwacht dan zij kunnen of willen zijn. Mijn ouders verwachtten overigens niet zoveel van ons. Behalve dan dat we nette, hardwerkende mensen zouden worden. Verder was alles prima. Mijn broers en ik, ik was de middelste in een gezin met drie jongens, zijn ook op heel verschillende wijze tot wasdom gekomen. Mijn oudste broer komt uit Indonesië, mijn jongste net als ik uit Costa Rica. Van mijn ouders moest ik wel Spaans le­ ren omdat ze het belangrijk vonden dat ik me met die taal in Costa Rica zou kun­ nen redden als ik ooit terug wilde gaan. Jarenlang had ik daar geen enkele be­ hoefte aan. Wel wilde ik graag weg uit het dorp waar we woonden, op naar de stad om groots en meeslepend te gaan leven. Dat is ook gebeurd. Enkele jaren woonde ik in grote steden in het buitenland. Tot ik ruim drie jaar geleden een serieuze rela­ tie kreeg en me ging settelen. Toen ik al­ les zo’n beetje op de rit had en mijn liefde voor mijn vriend dieper en dieper werd, ik

me steeds meer aan hem ging hechten, werd ik gecon­ fronteerd met mijn identiteit, met vragen als: ‘Wie ben ik?’ Om echt te begrijpen wie ik ben, moest ik het hoofd­ stuk van mijn adoptie openslaan... Uiteindelijk ben ik toch op zoek gegaan naar mijn biolo­ gische moeder en teruggegaan naar Costa Rica en de hoofdstad San José waar ze woont, om haar te ontmoeten. Vooraf dacht ik dat ik het daar onprettig zou voelen maar dat was niet zo. Ik voelde me er meer thuis dan verwacht. Dat ver­ raste me. Want het contrast tussen mijn woonplaats Amsterdam en geboor­ testad San José is best groot. Toch denk ik nu: ‘Daarginds had ik me ook wel gered’.

LEEFTIJD

35 jaar Samenwonend

In mijn biologische moe­ der herken ik dingen van mezelf. Zoals zaken soms nogal overdrijven, dat doen we allebei, daarnaast houden we beiden van een drankje. Ver­ der blijk ik een halfzus en drie half­ broers te hebben waarvan er een, enkele jaren geleden op 17-jarige leeftijd is over­ leden door een verkeersongeval. Mijn moeder vergelijkt mij veel met hem, ook omdat ik als ‘verloren zoon’ ben terugge­ keerd, niet lang na zijn dood. Dat voelt complex.

BEROEP

sales director WOONPLAATS

Amsterdam

Jeroen is de zoon van adoptiemoeder Erna op pagina 23 en van geboorte­ moeder Vicky op pagina 11.

17


TEKST WILLEMIJN POVEL I.S.M. VERA KIDJAN

RUBRIEK WETTEN & REGELS

ADOPTIE ERKENNEN NAAR ONGESCHREVEN RECHT?

W

anneer een adoptie door Nederlandse ouders is uitgesproken in het buitenland wordt deze niet altijd automatisch in Nederland erkend. Adopties van vóór 2004 vormen hierbij een speciale catego­

rie. Willemijn Povel, juridisch medewerker van Everaert Advocaten in Amsterdam, beschrijft de recente situatie van de in Amerika geadopteerde Jacob, die pas op volwassen leeftijd naar Nederland verhuist. Jacob wordt op 5 juli 1996 geboren in Massachusetts, in de Verenigde Staten van Amerika. Bij zijn geboorte verkrijgt hij de Amerikaanse nationaliteit. Zijn biologi­ sche ouders Julia en Patrick hebben allebei de Ameri­ kaanse nationaliteit. Twee maanden na de geboorte van Jacob komt zijn vader Patrick te overlijden. Drie jaar later hertrouwt Jacobs moeder met een Nederlandse man, Sam. Het gezin verhuist naar New York, waar Jacob gedurende zijn jeugd blijft wonen. Jacob wordt liefdevol opgevoed door Julia en Sam en hij ziet Sam als zijn vader. Ze delen diverse interesses, waaronder hun passie voor de bergen. Na een aantal jaren besluit Sam om Jacob te adopteren. Deze partneradoptie wordt op 7 april 2003 uitgesproken door de rechtbank in New York. Jacob is inmiddels afgestudeerd en gaat aan de slag bij een IT-bedrijf in Amsterdam. Hij is van plan om met zijn Nederlandse vriendin Kim samen te gaan wonen. Met Sam onderhoudt hij nog dagelijks contact. Jacob en Kim willen voorlopig in Ne­ derland blijven wonen. Daarom brengt Jacob een bezoek aan het Stadsloket om zich in te schrijven in de gemeente Amsterdam. Daar laat hij zijn geboor­ teakte zien, waarop de naam van

18

Sam als zijn vader staat vermeld, en de adoptiebeslis­ sing van de rechtbank te New York. Tot zijn spijt wordt hem door een medewerker van de gemeente verteld dat deze buitenlandse partneradoptie in Nederland niet kan worden erkend. Dit betekent dat Sam in Ne­ derland niet als juridisch ouder van Jacob kan worden aangemerkt. Jacob is het niet eens met deze beslissing; Sam is zijn vader en hij wil dat dit ook erkend wordt in Nederland. De adoptie vormt een onderdeel van zijn iden­ titeit. Hij wendt zich tot mij. Waarom weigert de gemeente Amsterdam om Sam als zijn vader op te nemen in de Nederlandse registers? En welke mogelijkheden heeft hij om deze buitenlandse adoptie alsnog in Nederland te laten erkennen?

WETTELIJK KADER VOOR ­ERKENNING ­BUITENLANDSE ADOPTIE De regels met betrekking tot het erkennen van een buitenlandse adop­ tie die in Amerika is uitgesproken zijn vastgelegd in de artikelen 10:107 tot en met 10:111 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) 1. Deze bepalingen vloeien voort uit de Wet conflictenrecht adop­ tie (hierna: Wcad),


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

die op 1 januari 2004 in werking trad. Op basis van deze wet (en de later opgenomen artikelen in het BW) kun­ nen buitenlandse adopties van rechtswege in Neder­ land worden erkend indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het gaat hier om adopties die niet onder de werkingssfeer van het Haags Adoptieverdrag vallen. Echter, de wetsartikelen uit het BW hebben betrekking op adopties die na 1 januari 2004 in het buitenland zijn uitgesproken. Hier zit het probleem voor Jacob; zijn adoptie is vóór 1 januari 2004, namelijk op 7 april 2003, uitgesproken door de Amerikaanse rechter. In 2003 bestond er nog geen Nederlandse wet die de erken­ ning van buitenlandse adopties regelt. Om deze reden weigert de gemeente Amsterdam om de Amerikaanse adoptiebeslissing te erkennen. Klopt het dat een Ame­ rikaanse adoptie van vóór 1 januari 2004 niet in Neder­ land kan worden erkend? En kunnen wij als advocaten in dit geval iets voor Jacob betekenen? Om ervoor te zorgen dat de adoptie van Jacob in Nederland wordt erkend moeten wij voor de Neder­ landse rechter een beroep doen op regels van onge­ schreven recht. Dit zijn rechtsregels die door rechters zijn ontwikkeld in eerdere uitspraken en die niet zijn opgenomen in de Nederlandse wetgeving. We verwij­ zen dus naar eerdere uitspraken in soortgelijke zaken waarin buitenlandse adopties van vóór 2004 die niet onder het Haags Adoptieverdrag vielen toch in Neder­ land werden erkend. In beslissingen van Nederlandse rechters van na 2004 over de erkenning van buitenlandse adopties die vóór 1 januari 2004 zijn uitgesproken is herhaaldelijk aanslui­ ting gezocht bij de regels die het huidige artikel 10:108 BW (artikel 6 Wcad) geeft voor de erkenning van rechts­ wege van buitenlandse adopties 2. Dit is met name het geval bij buitenlandse adopties die, net als bij Jacob, zijn uitgesproken vlak voordat de Wcad in werking trad 3. In de periode voorafgaand aan de inwerkingtre­ ding van de Wcad verschoof de rechtspraak zich name­ lijk steeds meer in de richting van een processuele toets, te weten een bevoegdheidscriterium en het vereiste van een ‘behoorlijke procedure’ 4. Kort gezegd, het komt erop neer dat een buitenlandse adoptiebeslissing van voor de inwerkingtreding van de Wcad in 2004 in aanmerking komt voor erkenning (wat wordt bevestigd door de Nederlandse rechter) indien: • de adoptie is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van het vreemde land waar de adoptiefouder en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; • aan de adoptiebeslissing een kennelijk behoorlijk

MAART 2020

onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafge­ gaan; en • de erkenning van die beslissing kennelijk verenig­ baar is met de openbare orde en er geen sprake is van een schijnhandeling. In het geval van Jacob staat buiten twijfel dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Hij beschikt over een groot aantal documenten waarmee hij kan aantonen dat de adoptie is uitgesproken door een bevoegde autoriteit in de Verenigde Staten (waar zowel Jacob als Sam destijds woonachtig was) en dat vooraf­ gaand aan de adoptieprocedure een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Ook blijkt niet uit de door Jacob overgelegde informatie dat sprake was van strijd met de openbare orde of van een schijnhandeling. De kans is groot dat de Nederlandse rechter op verzoek van Jacob zal verklaren dat de Amerikaanse adoptiebeslissing van 7 april 2003 in Nederland moet worden erkend. Er kan dan een (aan­ gepaste) geboorteakte van de burgerlijke stand wor­ den opgesteld waaraan de Amerikaanse adoptie wordt toegevoegd. Hiermee is voor Jacob een emotioneel probleem opgelost.

ADOPTIE NAAR NEDERLANDS RECHT Ingeval de Amerikaanse adoptie toch niet in Nederland zou kunnen worden erkend omdat niet aan alle voor­ waarden voor erkenning is voldaan, dan rijst de vraag of Jacob de rechter kan verzoeken om een adoptie naar Nederlands recht uit te spreken. Wij noemen dit ook wel een adoptie ‘dubbelop’. Het probleem is alleen dat Jacob al meerderjarig is. Benieuwd naar de verdere mogelijkheden voor Jacob bij een afwijzing? Houd dan de volgende editie van het Adoptiemagazine in de gaten! INFO

Willemijn Povel is juridisch medewerker en Vera Kidjan is advocaat. Beiden zijn werkzaam bij Everaert Advocaten in Amsterdam, www.everaert.nl 020-7523217 of stuur een e-mail naar: kidjan@everaert.nl of povel@everaert.nl.

NOTEN

1 Het betreft hier buitenlandse adopties die buiten het toepassingsgebied van het Haags Adoptieverdrag (hierna: HAV) vallen. Het HAV omvat regels met betrekking tot de erkenning van buitenlandse adopties. De zaak van Jacob valt niet binnen de werkingssfeer van het HAV (reeds ­vanwege het feit dat het hier geen internationale adoptie betreft). 2 Rechtbank Den Haag 20 maart 2006, zaaknummer 233433; Rechtbank Limburg 13 juni 2013, zaaknummer 178156. 3 Zie bijvoorbeeld Rb. Zutphen 27 juni 2002, NIPR 2002, 186. 4 Zie ook A.P.M.J. Vonken, GS Personen- en familierecht, art. 5 Wet conflictenrecht adoptie, aant. 121 en 122.4.

19


TEKST ANGELA JANS

THEMA NAZORG

Grote probleem bij FASD is gebrek aan kennis

‘Boodschap aan adoptieouders: op het moment dat je vermoedt dat er sprake kan zijn van FASD (Fetal Alcohol Spectrum Disorder, zie kader), ga dan naar een van FASD-poli's. Ook al zegt je omgeving dat het vast niet zo is. De duidelijke gezichtskenmerken komen slechts bij een minderheid van mensen binnen het FASD-spectrum voor en FASD komt vaker voor dan autisme, zeker bij pleeg- en adoptiekinderen. Uit onderzoek blijkt dat de prognose voor het kind beter is wanneer de verklarende diagnose FASD zo vroeg mogelijk wordt gesteld en slechter wanneer alleen de gedragsdiagnoses als ADHD, ASS of hechtingsproblematiek worden gezien. Daarnaast geeft een juiste diagnose ook minder stress in het gezin doordat zorg en onderwijs beter passend zijn.’

D

at stelt Monique de Jong, als professional én als pleegouder met persoonlijke ervaring. De Jong is bestuurslid van FAS Stichting Nederland en psychosociaal counselor in haar praktijk FASD Support. Ouders van kinderen met FASD voelen zich vaak een roepende in de woestijn, zegt ze. “Door gebrek aan kennis bij hulpverleners en leerkrachten lopen ze alle­ maal tegen een muur aan bij scholen en instanties als ze hun kind willen bescherming tegen overvraging. Dat komt omdat kinderen met FASD altijd op een lager niveau presteren dan je zou verwachten aan de hand van een IQ-test. Het functioneringsniveau ligt niet in lijn met het IQ, de biologische leeftijd en expressieve taal­

20

ontwikkeling, maar dat zijn net de indicatoren die school en hulpverlening hanteren om kinderen in te schatten.” In haar praktijk FASD Support ondersteunt De Jong onder anderen (pleeg- en adoptie)ouders, (jong)vol­ wassenen met FASD, en professionals die te maken hebben met kinderen en (jong)volwassenen met een diagnose binnen het FASD-spectrum en comorbide diagnostiek. Denk aan wetenschappelijke educatie, praktisch advies, gastlessen, workshops, persoonlijke ondersteuning, FASD-familiegroepsplannen, hulp bij het aanvragen van indicaties en bemiddeling bij ge­ meenten, scholen en andere instanties.


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

FASD herkennen erg lastig “Het grote probleem is niet het probleemgedrag van het kind, maar het gebrek aan kennis bij hulpverleners en op scholen”, zegt De Jong. “Daardoor wordt een kind soms niet goed geholpen maar juist overvraagd of zelfs in gevaar gebracht. Ons pleegkind kwam bij ons toen ze zes jaar was. Ze had onder meer last van vreemde gedachtenkronkels en haar sociaal-emotio­ nele ontwikkeling functioneerde op een veel jonger niveau. Allerlei opties zijn de revue gepasseerd. Er werd bijvoorbeeld gedacht aan autisme, ADHD, een reactieve hechtingsstoornis, Gilles de la Tourette, noem maar op. Het duurde twee jaar voor we wisten wat er werkelijk aan de hand was. Dat gebeurde nadat een opmerking van een kinderarts in haar dossier uit het kindertehuis ons op het juiste spoor had gebracht, doordat hij ‘vermoeden van FASD’ had genoteerd bij onderzoek op eenjarige leeftijd. Na het inlezen over FASD vielen alle puzzelstukjes op hun plek. In elke ontwikkelingsfase en bij elk kind of (jong)volwassene – want de problematiek houdt niet op na het 18e jaar – kunnen de kenmerken en problemen verschillen, dat maakt het herkennen van FASD erg complex .” De Jong richtte haar praktijk FASD Support op, ook omdat ze het belangrijk vindt dat er meer begrip ont­ staat in de omgeving van het kind. “FASD kun je niet genezen. Ik richt me niet op het kind maar op de om­ geving, op ouders en hulpverleners. Ik leer ze hoe ze met een andere bril naar het kind met FASD kunnen kijken en hoe ze kunnen omgaan met diverse proble­ matiek. Om niet af te gaan op bijvoorbeeld leeftijd en IQ, want daardoor worden deze kinderen structureel overvraagd en neemt de frustratie en (gedrags)proble­ matiek toe. Een school is altijd gericht op meer ontwik­ kelen, eruit halen wat erin zit en zo snel mogelijk zelfstandig. Voor kinderen met FASD werkt dat vaak juist contraproductief. Daardoor worden soms onno­ dige extra problemen of onveilige situaties gecreëerd.”

Familiegroepsplan Bij adoptiekinderen kan FASD bovendien de hechtings­ problematiek versterken omdat er door de neurologi­ sche beschadiging een plafond kan zitten aan aspecten van de ontwikkeling of leerbaarheid. Meestal maakt De Jong met (adoptie)ouders een familiegroepsplan, ge­ richt op de levensloop van het kind. Op de website van haar praktijk schrijft ze: “Het familiegroepsplan is een instrument voor ouders om de regie ten aanzien van zorg en onderwijs aan hun kind beter in eigen hand te kunnen houden. Dit plan is in de Jeugdwet verankerd, zodat bij toekomstige onderwijsplannen, ontwikkelings­

MAART 2020

plannen en zorgplannen voor het kind de school, ge­ meente, jeugdzorg en andere instanties wettelijk verplicht zijn hun plannen af te stemmen op het familie­ groepsplan. Ook educatie van familie en alle professio­ nals om het kind heen draagt bij aan betere afstemming en aan een beperking van over­vraging van het kind. Hetgeen uiteindelijk het toekomstperspectief van de persoon met FASD verbetert en onnodige extra stress binnen het gehele gezin kan beperken.” Behalve voor een familiegroepsplan komen adoptie­ ouders ook regelmatig bij De Jong terecht als ze hulp nodig hebben bij conflictsituaties op school, bij het aanvragen voor indicaties of om mee te gaan naar een zitting van de jeugdbeschermingstafel, als er bijvoor­ beeld een melding is gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming door mensen die zich zorgen maken over het kind. “Als deskundige kan ik dan uitleg geven over FASD en waarom er vaak sprake is van verkeerde interpretaties en handelingsverlegenheid. Ik geef aan hoe je anders naar het kind kunt kijken en daarmee meestal communicatie en samenwerking tussen ouders en professionals kunt verbeteren.”

FASD FASD staat voor Fetal Alcohol Spectrum Disorder, en is de internationaal gehanteerde benaming voor een aandoening binnen het spectrum waarvan FAS (Foetaal Alcoholsyndroom), ARND (Alcohol Related Neurodevelopmental Disorder), ARBD (Alcohol Related Birth Defects) en pFAS (partial FAS) deel uitma­ ken. Het verschil in terminologie zegt niet zozeer iets over de ernst of aard van de beschadiging, maar een diagnose ‘volledig’ FAS kan alleen worden gegeven als er sprake is van gezichtskenmerken en honderd procent zekerheid over drankgebruik van moeder tijdens de zwangerschap, naast het vaststellen van neurologische schade en ontwikkelingsachterstan­ den. De gezichtskenmerken komen echter slechts bij een minderheid van mensen binnen het FASDspectrum voor, en geven alleen aan dat er alcohol is gebruikt tijdens de korte periode van de zwanger­ schap waarin de structuur van het aangezicht van de baby wordt gevormd. De mate van beschadiging aan het centraal zenuwstelsel, en de gevolgen ervan met betrekking tot gedrag, cognitie, emotieregula­ tie, sensorische problematiek en functioneren staan hier los van. Bron: fasd-support.nl

21


MAART 2019

RUBRIEK GELEZEN GEZIEN

Alles wat was Auteur: Stine Jensen

“Lange tijd dacht men dat rou­ wen in vijf fasen verloopt …”, om ze vervolgens wel te beschrijven en met veel nuances uit te die­ pen. Daaruit blijkt dat de fasen nog steeds van belang zijn. Relatief veel ruimte is er voor het verlies van spullen. Dat komt wat geforceerd over, als niet passend bij de rest van het boek. Afgezien daarvan is het geheel in balans door de combinatie van tekst en afbeeldingen. Er zijn niet veel kinderboeken over rouw. Dat maakt het nog belangrijker dat dit boek er is. Het geeft erkenning aan de emoties die ook voor kinderen bij verlies horen. — Hilda Geerts

Prijs: € 18,99

Vanaf de eerste bladzijde maakt Alles wat was duidelijk dat af­ scheid nemen bij het leven hoort. Het is een aantrekkelijk boek dat ertoe verleidt om opgepakt en doorgebladerd te worden. Van bladeren komt lezen door de prachtige illustraties en het taalgebruik, dat uitblinkt in een­ voud. De toon is niet-sentimen­ teel en de insteek filosofisch. Allerlei soorten verlies en veran­ dering komen aan bod, en ook dat ieder zijn eigen manier heeft om daarmee om te gaan. Adop­ tie en pleegzorg staan niet in het lijstje van ingrijpende veranderin­ gen die een kind mee kan maken. Toch zou het boek ook in die situaties te gebruiken zijn. Het kan iets toevoegen aan de al beschikbare taal van een kind of een gezin, voor de ervaringen en emoties die erbij horen. Er is aandacht voor andere culturen, het begrip identiteit en de sym­ boliek van de rugzak. De tips, vragen en opdrachten kunnen uitnodigen er een pleeg- of adoptiedraai aan te geven. De bekende fasen van rouw worden geïntroduceerd met

22

Het Ja-Brein Auteurs: Daniel J. Siegel & Tina Payne Bryson Prijs: € 20,99

In dit boek wordt beschreven hoe kinderen veerkrachtiger en zelf­ verzekerder worden als ze zelf leren omgaan met uitdagingen en hoe je als ouder je kind daarin kunt ondersteunen. Het is de opvolger van Het hele brein, het hele kind. De vier beginselen van het Ja-Brein zijn: • Evenwicht, waardoor emo­ tionele stabiliteit en (zelf) regulatie van lichaam en brein ontstaat. • Veerkracht, waardoor vinding­ rijkheid ontstaat om zelf ­moeilijke situaties tegemoet te treden. • Inzicht, waardoor zelfbegrip

ontstaat en je goede beslissin­ gen kunt nemen. • Empathie, waardoor je je in kunt leven in andere mensen en je je met hen verbonden kunt voelen. De vereenvoudigde terminologie (de bovenverdieping en bene­ denverdieping van het brein, de groene, rode en blauwe zone) kan ouders helpen in de communica­ tie met hun eigen kind. Soms is de tekst echter ingewikkelder en toch doorspekt met minder toeganke­ lijke wetenschappelijke taal. Er worden handvatten gegeven voor ouders om hun kind: • de ruimte te geven om zijn gevoelens te ervaren (met hem meeleven, in plaats van het op te lossen of te relativeren), zodat hij ze leert herkennen, begrijpen en er grip op krijgt; • zijn ongemak en kleine worste­ lingen te gunnen als leererva­ ring, in het vertrouwen dat hij in staat is om zelf, met afgestem­ de steun, oplossingen te be­ denken en uit te proberen; • voor te leven (model staan voor hun kind) hoe je met emoties omgaat, met tijd omgaat, contact maakt, je met anderen verbindt, et cetera; • de vaardigheden aan te leren beter met een moeilijke situatie om te gaan, in plaats van het wangedrag te beteugelen. Het boek biedt een andere kijk op kwetsbare kinderen en het op­ bouwen van weerbaarheid en veerkracht. Het ontwikkelen van een Ja-Brein bij kinderen vergt van ouders dat ze sensitief zijn en goed in kunnen schatten in welke mate hun kind hen nodig heeft om hun emoties te reguleren. Bij nog onveilig gehechte en getrau­ matiseerde kinderen is dat door­ gaans een thema dat specifieke aandacht behoeft. Daarom ook leuk voor hulpverleners om te lezen! — Chris Thie


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

RUBRIEK DRIELUIK

> ADOPTIEOUDER

Erna Panders

drieluik

Gewoon een leuk gezin De adoptie van Jeroen, ons tweede kind, ging niet zonder slag of stoot. Achteraf hoorden we dat we een slechte advocaat hadden getroffen. Hij had ons niet goed geïnformeerd. Na tien weken in Costa Rica te hebben verbleven, moesten we zonder kindje naar huis. Onze verblijfsvergunning was verlopen en we hadden geen geld voor een nieuwe… Vier weken later werd Jeroen door andere mensen meegebracht naar Nederland. Op kerstavond, dat was wel mooi symbolisch, kregen we hem op Schiphol in onze armen. Hij was toen vier maanden oud. In eerste instantie probeerden we op de natuurlijke manier kinderen te krijgen. Dat lukte niet zo vlot en ondertussen gingen onze buren een kindje adopteren uit Indo­ nesië. Toen we dat hoorden zeiden mijn man en ik al snel tegen elkaar: dat is voor ons ook een prima optie. Het voel­ de goed. Eind 1982 hebben we onze oudste zoon in zijn geboorte­ land Indonesië opgehaald. Daarna wilden we graag nog meer kinde­ ren adopteren maar uit Indonesië kon toen al niet meer. Daar was ondertussen een nieuwe regering gekomen en die sloot de grenzen voor buitenlandse adop­ tie. We zijn toen naar andere landen gaan kijken, overwogen onder meer Sri Lanka, Guatemala en Chili en kwamen uiteindelijk via via terecht in Costa Rica waar we eerst, in 1985, Jeroen adopteerden en zeven jaar later nog een nakomertje, Ruud. Dat kwam ook omdat we via de kerk hoorden van een moeder die haar kindje af wilde staan. Met zijn moeder hebben we altijd contact

gehouden. Heel leuk, ze stuurt bijna iedere dag wel een berichtje via Facebook of zo, nog steeds. De moeders van de oudste twee jongens kenden we niet, maar we hebben hen hier in ons gezin wel altijd bij naam genoemd en in alle openheid foto’s en papieren beke­ ken. Verder wilden de jongens er niet veel bij stilstaan. De oudste heeft tot op de dag van vandaag geen behoefte om op zoek te gaan. Jeroen zei dat jarenlang ook. Rond zijn vijftiende begon hij er voor het eerst over. Twee keer heeft hij aanstalten gemaakt en het op het laatste moment weer afgeblazen. Pas de derde keer, nog niet zo heel lang geleden, heeft hij doorgezet en zijn moeder ontmoet. Toen was hij dus al in de dertig. Met Ruud zijn we op zijn achttiende terug­ gegaan naar Costa Rica, dat hadden we zijn moeder ­beloofd. Eigenlijk vormden we altijd een vrij gewoon gezin. Na­ tuurlijk was er wel eens wat, ze­ ker in de puberteit, maar over het algemeen ging het heel goed. Ze deden het goed op school, zaten op sport. Jeroen wilde al snel weer van voet­ bal af en op judo. Maar dat bleek het voor hem ook niet te zijn. Daarna is hij gaan LEEFTIJD stijldansen, dat was het helemaal. Dat kon 68 jaar ie ook heel goed, echt prachtig om te zien. Getrouwd, moeder Na het eindexamen vwo is hij op kamers van drie zonen gegaan. Eerst in Enschede maar dat was hem nog niet groot genoeg… dus op naar BEROEP werkzaam geweest Amsterdam. En wij blij dat we af en toe bij de gemeente konden helpen met verhuizen. WOONPLAATS

Glanerbrug

Erna is de adoptiemoeder van Jeroen. De geadopteerde op pagina 17.

23


RUBRIEK OPINIE

TEKST EKE MANNINK

HET BELANG VAN ZORGVULDIGHEID

D

oor het schrijven van Zo stroom ik van je over, een roman over de mogelijke gevolgen van een ontwortelde jeugd en daarna de dichtbundel Familieberichten (gedichten als kiemcellen), dacht ik het

hoofdstuk adoptie in mijn leven te hebben afgesloten. Dat bleek niet zo te zijn.

Afgelopen herfst bezocht ik de startconfe­ rentie van het grootscheepse onderzoek naar afstand en adoptie tussen 1956 en 1984. Daarna vervoegde ik me, net als inmiddels ruim zeshonderd ande­ ren, bij het Meldpunt Afstand en Adoptie, dat een belangrijk onder­ deel uitmaakt van het onderzoek. De overheid wil meer weten over de situaties van de moeders die afstand deden van hun kind tussen 1956 en 1984. En over de situaties van de vaders, kinderen, adoptieouders en de rol van de overheid. Om van te leren en als dat nodig regels en afspraken aan te passen. Het komt niet iedere dag voor dat een minister hardop citeert uit je boek. Sterker nog – het is mijn eerste keer. Minister Sander Dekker van Rechtsbescherming opent op 30 september 2019 de startconferentie van het nationaal adoptie-onderzoek met een gloedvol be­ toog over het belang van gedegen onderzoek naar de praktijk rond binnenlandse adoptie. Hij citeert daarin uit mijn in 2018 verschenen roman Zo stroom ik van je over. Bij de bronvermelding maakt hij een fout in zowel mijn voor- als achternaam: in zijn speech heet ik Elke Manning. Dat zet me aan het denken. Op de besloten conferentie staan verhalen van vrouwen centraal die duidelijk maken dat één cruciale beslissing voor meerdere betrokkenen dramatische gevolgen kan hebben. Afstandsmoeders die hun kin­ deren gedwongen hebben moeten afstaan, geadop­ teerden die in gezinnen terechtkwamen waar ze niet konden aarden, seksueel misbruik, geheimhouding, manipulatie, bedreigingen, identiteitsproblematiek

24

– diverse aspecten die een rol kunnen spelen in het adoptieproces komen aan bod. Dat de minister mijn naam dubbel fout heeft, is natuurlijk geen halszaak. Een vergissing is menselijk. Het is wel even slikken, juist omdat mijn roman deels gáát over het belang van een naam voor de identiteits­ vorming van de hoofdpersoon. Eva van Lunteren, geadopteerde, is in het adoptiegezin opgenomen als Evelien. Zij doorloopt een juridische procedure om haar naam officieel terug te veranderen in hoe ze oorspronkelijk werd genoemd: Eva. Op de conferentie kom ik meer geadopteerden tegen die hun originele naam hebben aangenomen. De beweegredenen verschillen in de details, maar voor iedereen geldt: deze naam doet recht aan wie ik wer­ kelijk ben. Het gevoel van geworteld zijn is cruciaal voor de gemoedstoestand van veel geadopteerden. Het dragen van de naam waarvan je zelf vindt dat-ie bij je past kan daar een wezenlijk onderdeel van zijn. Een van de deelnemers benadrukt dat ze niet als 'adop­ tiekind' wenst te worden aangesproken door de onder­ zoekers. “We zijn immers volwassen gesprekspartners”, zegt ze. “Op deze manier voel ik me ondergeschikt.” Zelf heb ik moeite met de term 'informele dwang' die de onderzoekers hanteren om aan te geven dat een moeder afstand deed van haar kind onder druk van bijvoorbeeld haar ouders, andere naaste familieleden of kennissen. Dit in tegenstelling tot mogelijke 'formele dwang' van organisaties. Volgens mij is 'informele dwang' een onheus gebruikt eufemisme, te vergelijken


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

met een 'vrijwillig bevel' – iets dat gewoonweg niet kán wanneer je er goed over nadenkt. Zo is er nog wel meer te bespreken op die bijeenkomst. Waarom zijn er geen adoptieouders uitgenodigd bijvoorbeeld? De aanwe­ zige wetenschappers van het Verwey-Jonker Instituut geven aan dat ze wel zullen worden meegenomen in het onderzoek. Dat lijkt mij een reden om ruimte te maken voor hun bijdrage op de startconferentie. Waar­ om staan er slechts drie kindertehuizen centraal in het onderzoek en waarom juist die? Ik wil niet meteen met kritische vragen komen of brieven naar de krant sturen. Eerst maar eens afwachten. Na afloop van de conferen­ tie zet ik mijn naam op de lijst van het Meldpunt Af­ stand en Adoptie, benieuwd wanneer er een telefoontje komt. Medio november is het zover. Een aardige stem aan de andere kant van de lijn stelt zich voor en vraagt of het schikt. Het schikt. Ik ga ervoor zitten en wacht. We beginnen met de formaliteiten. Hoe ik heet, wat mijn gegevens zijn. Dan: waarom ben ik afgestaan? Ik haal diep adem en breek. Van binnen. De mevrouw aan de telefoon zal het niet doorhebben, maar het gaat me niet lukken, dat antwoord. Dat weet ik nu al. Ik ben een tijdje stil en stamel dan: 'Ja, dat is nogal een vraag. Ehhh. Hoe lang hebben we?' Ik ben tijd aan het rekken. ‘We hebben wel even hoor’, zegt de telefoonstem vriendelijk. 'Ik kan eerst doorgaan met wat deelvragen?' 'Doet u dat maar,' zeg ik dankbaar. 'Was uw moeder psychisch beperkt?' vraagt ze. Deze vraag maakt me kwaad. 'Waarom vraagt u dat?' reageer ik. 'Dit komt voor mij uit het niets.' 'Ik heb hier een vragenlijst en die neem ik nu met u door,' is het antwoord. Ik vertel haar dat mijn moeder niet psychisch beperkt was of is en geef aan dat ik het moeilijk vind om verder te gaan. 'Het is een te complex verhaal om zomaar even aan de telefoon te vertellen,' zeg ik. 'Misschien hebt u de getuigenissen van de twaalf vrouwen op het podium nog voor de geest, tijdens de startbijeenkomst?' '…' Nu blijft het stil aan de andere kant van de lijn. Het blijkt dat mijn gesprekspartner geen weet heeft van de conferen­ tie. Dat is misschien niet erg, maar het maakt mijn ver­ trouwen er niet groter op. In mijn ogen is het belangrijk dat de bedding waarin ervaringsverhalen van adoptie­ kinderen, afstandsmoeders en adoptieouders belanden behalve een veilige ook een goed geïnformeerde is. Ik vraag of het mogelijk is om schriftelijk te reageren. Dat blijkt te kunnen. We nemen afscheid en ik krijg nog diezelfde dag het formulier van de onderzoekscom­ missie in mijn mailbox. Nu kan ik het gelukkig in mijn eigen tijd doen, en op mijn eigen manier. Uit nieuws­ gierigheid open ik het bestand alvast: ‘Intakeformulier

MAART 2020

Code SAS-05, heet het. Aanmeldpunt Verhalen binnen­ landse afstand en adoptie 1956 – 1984’. Onder het lijstje personalia staat: Na gesprek invullen voor onderzoekers VJ: Vervolgens een tabel met verti­ caal de lemma's A. Afstandsmoeder en C. Afstands-/ adoptiekind. Horizontaal is het eerste vakje: LVB (Licht Verstandelijke Beperking) moeder. Ja/nee. Aha. Daar kwam die plompverloren vraag vandaan. Ik vermoed dat de opsteller van het protocol ermee bedoelde dat deze informatie daadwerkelijk ná het gesprek opgete­ kend dient te worden, dus de balans opmakend, het hele verhaal overziend. Tegelijkertijd vind ik mezelf een zeikerd. Als je er nu geen zin in hebt, doe het dan later, maar ga niet zo kritisch lopen doen, spreek ik mijn innerlijke zelf toe. Het is halverwege januari als de mevrouw van het aanmeldpunt zich wederom meldt. Nogmaals via de mail. Klopt het dat ik tot op heden nog niets heb ont­ vangen? Vraagt ze voorzichtig. Dat klopt. Blijkbaar hik ik ertegenaan, zoals dat heet. Ik besluit te zijn wat ik me voornam te zijn op de dag dat ik een vijftiger werd: mild. Ook naar mezelf toe. Ik laat het formulier rusten tot op het tijdstip dat het mij uitkomt. En dat is nu. De kinderen zijn naar school, de hond heeft gewandeld, het werk is voorbereid. Ik pak mijn laptop en scroll het formulier tevoorschijn. Zo'n veertig minuten zit ik inge­ spannen te lezen, te denken en te tikken. Over de toedracht van mijn adoptie, het contact met mijn adoptieouders, de natuurlijke ouders, mogelijke invals­ hoeken voor het onderzoek. Het valt me mee, dat is natuurlijk omdat ik er zo tegenop had gezien; dan blijkt allicht dat het in de praktijk best te doen is. Ten slotte vraag ik digitaal inzage in mijn adoptiedossier bij Fiom. Er komt direct mail terug van de afzender 'Afstamming – Fiom': ze proberen binnen tien werkda­ gen te reageren, staat er. Het worden er twintig. In de antwoordmail staat dat de wachttijd voor ik het dossier in kan kijken op dit moment zestien tot twintig weken is. Het maakt andermaal duidelijk hoe urgent dit thema is. Ruim zeshonderd betrokkenen hebben zich tot nog toe contact gezocht met het meldpunt. Nu maar hopen dat het onderzoek naar de precaire problematiek rondom adoptie zorgvuldig wordt uitgevoerd. En dat de namen zullen kloppen.

MEER WETEN OVER HET ONDERZOEK?

Kijk op: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ adoptie/afstand-en-adoptie-tussen-1956-1984

25


TEKST ANGELA JANS

RUBRIEK THEMA VRAGENDERWIJS LOTGENOTEN

‘Onze zoon heeft slaapproblemen.’ ‘Mijn puberdochter vliegt uit de bocht.’ Adoptieouders die vragen of twijfels hebben over de ontwikkeling of opvoeding van hun kinderen kunnen bellen naar Fiom Adoptievoorzieningen. Ook geadopteerden, leerkrachten of andere betrokkenen kunnen daar terecht. In deze rubriek komen zaken aan de orde die daar zijn besproken.

Ik weet het niet In de mailbox zit een mailtje van Vera, ze is negentien jaar en net begonnen met studeren. De laatste tijd voelt ze zich somber en dat gevoel stopt niet. Ze weet niet of dit met haar adoptieachtergrond te maken heeft. Of wij misschien een idee hebben?

Waar moet je wezen? Therapie of (nog) niet? Wanneer is dat goed, welke soort therapie sluit dan aan, waar zitten goede praktij­ ken? Al deze afwegingen zijn soms lastig zelf te maken voor adoptie­ ouders. Bij de nazorgtelefoon kunnen we meepuzzelen met dit soort vragen. Afhankelijk van de voorgeschiedenis van het kind, de fase en het verloop van de hech­ ting, de draagkracht, vaardigheden en behoeften van de adoptieou­ ders en de ontwikkeling en karakter van het kind wordt besproken wat een passende stap kan zijn. Dat is soms best even zoeken. Mocht het tot een verwijzing voor therapie komen, dan is het fijn om direct terecht te kunnen bij een praktijk waar ervaring is met adoptiekinde­ ren. We beheren een landelijke sociale kaart, waarin we gericht kunnen zoeken naar adoptiedes­ kundige hulp.

26

Na een mailtje van ons met de vraag of we met haar mogen bellen krijgen we haar telefoonnummer. Met een doffe stem neemt Vera op. Ze vertelt dat ze op driejarige leeftijd uit Colombia naar Neder­ land is gekomen. Opgevoed door lieve ouders, heeft ze zich nooit echt thuis gevoeld. Dat vindt ze erg, vooral voor haar ouders: “Ze houden van me, maar onze karakters zijn anders. En als mijn moeder nu vraagt wat er aan de hand is, kan ik alleen maar zeggen dat ik het niet weet!” Sinds een maand of twee lukt studeren niet meer. Ze kan moeilijk haar bed uitkomen en wil het liefste de hele dag slapen. Om toch mee te doen met haar medestudenten gaat ze af en toe naar een feestje, maar daar voelt ze zich alleen tussen de anderen. Ze vraagt of dit normaal is. We praten over de moed die het gekost heeft om een mail te sturen en nu met ons te bellen. De eerste stap is gezet. We spreken af dat we haar adressen mailen van hulpverle­ ners met kennis over adoptie en na een aantal weken komt er een mail van Vera: “Ik weet het nog niet maar heb wel een hulpverlener gevonden. Bedankt hiervoor.”

Op zoek naar lotgenotencontact? Ben je geadopteerd en op zoek naar contact met andere ­geadopteerden? Bel naar: 030 – 233 03 40, optie 3 (maandag t/m donderdag 9.30 tot 12.30 uur). Wij kunnen in onze sociale kaart voor je op zoek naar mogelijkheden. Mailen mag natuurlijk ook: nazorg@adoptie.nl.


ADOPTIE MAGAZINE ONLINE #1

MAART 2020

Cameravrees Soms bellen ouders om video-interactiebegeleiding aan te vragen. Soms krijgen ze dit advies en nemen ze het met enige twijfel in overweging. ‘Want eh... worden we dan gefilmd? Nou, onze zoon laat dat gedrag vast niet zien als hij een camera ziet.’ Cameravrees.

Schoolconsult:

‘Hoe moet een leerkracht reageren?’ Een intern begeleider van een basisschool belt over een geadopteerd jongetje bij haar op school: ‘Hij is 8 jaar en zit in groep 4. Bij de leerkracht laat hij merken dat hij veel vragen heeft over zijn achtergrond. We hebben dit met de adoptieouders besproken, maar die zeggen dat hij bij hen nooit iets vraagt en dat ze hem daarom nog niet hebben verteld hoe het precies zit. Ze willen ermee wachten tot hij eraan toe is. Waar doen we nu goed aan, hoe moet de leerkracht reageren als hij bij haar met vragen komt?’ De nazorgmedewerker lijkt het een goed idee om nogmaals een ge­ sprek met de adoptieouders aan te gaan om tot een goede afstem­ ming te komen. “Misschien kunnen wij hier ook iets in betekenen? Je kunt ouders aanbieden om eerst een belafspraak met ons te maken, zodat we mee kunnen denken over het bespreekbaar maken van het onderwerp en over de afstemming tussen thuis en school.” Er wordt afgesproken dat de intern begeleider met de ouders in ge­ sprek zal gaan en dit aan de ouders zal aanbieden. Als ze er niet uitko­ men zal de school opnieuw contact met ons opnemen.

Het zou jammer zijn als vanwege cameravrees geen gebruik kan worden gemaakt van video-interactiebegeleiding. Eigenlijk gunnen we het elk adoptiegezin: een adoptie­ deskundige die even meekijkt hoe het met de hechting gaat, die tips geeft en meedenkt over antwoorden op vragen die je hebt. Want je hoeft als adoptieouder niet zelf het wiel opnieuw uit te vinden. Maar een beetje cameravrees is best voorstelbaar. Het is ook spannend om jezelf voor de (video)camera te laten zien. Het kan kwetsbaar voelen of misschien zels als een beoordeling. Maar dat is het laatste wat onze video-interactie collega’s komen doen. Wat kun je nu eigenlijk verwachten van zo’n video-opname? Collega Zindzi Folmer, video-interactiebegeleider, vertelt: “Bij een opname bij een gezin thuis zet ik altijd vrij snel mijn camera aan. Het is eigenlijk een verlengstuk van mijn hand. Geen grote camera met microfoonstok of camera’s op verschillende plekken in huis. Ik film de interactie die plaats­ vindt tussen ouder en kind. Dat kan van alles zijn, bijvoor­ beeld eten of drinken aan tafel, een spelletje, in de tuin voetballen, samen met ouders knutselen. Zolang er maar geen scherm (tv, iPad of telefoon) bij komt kijken. Ik blijf ongeveer een uur in huis. In principe ben ik er wel, maar ook weer niet. Er zijn in dat uur geen uitgebreide gesprekken. Tijdens het bezoek staat de camera denk ik 30 tot 40 minu­ ten aan. Natuurlijk speel ik in op wat er bij een kind gebeurt. Als kinderen de camera heel interessant vinden, draai ik mijn schermpje altijd even naar ze toe, zodat zij kunnen zien wat ik zie. Als ik merk dat kinderen echt angstig zijn voor de camera zet ik die soms pas veel later aan en ga ik eerst aan tafel een kopje thee meedrinken. Het is echt maatwerk.” “Het mooie is dat je op de videobeelden vaak kunt zien dat adoptiekinderen soms heel subtiele signalen uitzenden. Om contact te leggen of om iets duidelijk te maken. Dat gebeurt soms op onhandige manieren, waardoor het niet altijd kan worden begrepen. Via de opnames worden die signalen vaak duidelijk en kan de video-interactiebegeleider laten zien wat er gebeurt. De camerabeelden worden op een later tijdstip nabesproken en aan de ouders overhandigd. Ze worden niet verder verspreid of bewaard bij Adoptievoorzieningen.”

27


TEKST ANGELA JANS

THEMA LOTGENOTEN

COLOFON ADOPTIE MAGAZINE ONLINE Onafhankelijk, informerend, signalerend en opiniÍrend. Voor aspirant-adoptieouders, adoptieouders, geadopteerden, professionals op het gebied van adoptie en alle anderen die zich betrokken voelen bij afstand en adoptie. Adoptiemagazine online is een uitgave van Fiom Adoptievoorzieningen. Het magazine verschijnt vier keer per jaar. Redactie Hoofdredacteur Angela Jans Aan dit nummer werkten mee: Erik Draaijer (eindredactie), Sandra Benschop, Yvonne Geelen, Hilda Geerts, Ria Heek, Vera Kidjan, Meike Melenhorst, Willemijn Povel, Chris Thie en Wiwin Veendijk­. Foto cover Istock Foto backcover Thinkstock

28

Vormgeving Studio Jorrit van Rijt Redactieadres Postbus 290 3500 AG Utrecht Telefoon: 030 2330344 e-mail: redactie@adoptie.nl Abonneren Een abonnement is gratis. Aanmelden kan via www.adoptie.nl of kijk op www.adoptieoudersonline.nl Kopij Bijdragen, ingezonden brieven of tips zijn van harte welkom. Neem daarvoor contact op met bovenstaand telefoonnummer of e-mailadres. Overname van artikelen is alleen toegestaan na voorafgaande toestemming van de redactie en desbetreffende auteur. Verzoeken tot overname dienen gericht te worden aan de hoofdredacteur.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.