25 jaar voorlichting
EXTR
A
U I TG
AVE
MU E L I JUB
juni 2014
25 jaar voorlichting In 1989 werd adoptievoorlichting wettelijk verplicht. Vanuit een klein kantoor in Maarssen startte Bureau Voorlichting Interlandelijke Adoptie, kortweg VIA genoemd. In 2002 zou de VIA opgaan in de Stichting Adoptievoorzieningen. Hoe was dat nu in het begin? Hoewel deskundigen in het adoptieveld al jaren overtuigd waren van nut en noodzaak van een goede voorbereiding op het adoptieouderschap, gold dat in het begin zeker niet voor de aanstaande ouders.“Waarom moeten wij hierop worden voorbereid en ook nog eens verplicht?! Dat hoeven gewone ouders toch ook niet?” Toch verstomde dit geluid. Al gauw konden voorlichters aan het einde van de voorlichting uitspraken horen als: “Deze cursus zouden alle ouders moeten volgen.” Niet alleen het feit dat adoptieouderschap anders is dan het opvoeden van biologisch eigen kinderen, maakte dat de voorlichting al snel werd geaccepteerd. De bewuste reflectie op het aanstaande ouderschap, gestimuleerd tijdens de bijeenkomsten, wordt als nuttig ervaren. Uit diverse evaluatieonderzoeken blijkt dat inhoud en uitvoering van de voorlichting hoog wordt gewaardeerd. In de loop van de tijd veranderde het profiel van adoptiekinderen sterk. Reden om het voorlichtingsprogramma bij te stellen. Ook werden er themabijeenkomsten aan het palet toegevoegd om ouders de mogelijkheid tot verdieping te bieden. Want het kiezen voor adoptie is inmiddels een ingewikkelde afweging geworden. Deskundigen in het adoptieveld pleiten ook al jaren voor het meer structureel bieden van nazorg aan gezinnen, die inmiddels een kind hebben geadopteerd. Ook externe adviesorganen zoals de Inspectie Jeugdzorg, wijzen steeds meer in die richting. Onder leiding van de verantwoordelijke ministeries wordt er nu gewerkt aan een Handreiking, waarin taken en verantwoordelijkheden omtrent matching en nazorg worden vastgelegd. Daarmee krijgen adoptiekinderen en hun ouders steeds meer de zorg die zij verdienen. Want adoptie is een interventie, mits goed begeleid, waar kinderen zeer veel baat bij hebben. En daar gaat het natuurlijk om.
Peter Benders Directeur/bestuurder Stichting Adoptievoorzieningen
2
ADOPTIE ADOPTIE MAGAZINE
Meer aandacht na aankomst Vanuit mijn functie als bijzonder hoogleraar Adoptiestudies bij de Universiteit Leiden weet ik dat de invoering van de verplichte voorlichting in Nederland, in vergelijking met andere landen, gezien kan worden als een voorloper. In diverse landen ontbreekt goede voorlichting op dit gebied nog steeds. Ik merk dan ook regelmatig dat mensen uit het buitenland bijna jaloers zijn op het bestaan van de doordachte, uniforme voorlichting zoals die in Nederland bestaat. Dat is ook de reden waarom ik buitenlandse gasten vaak adviseer om een werkbezoek aan de Stichting Adoptievoorzieningen op te nemen in hun programma. Hoewel ik niet direct betrokken ben geweest bij het ontstaan van de voorlichting, ben ik er altijd wel een warm voorstander van geweest. In het begin was iedereen bang dat het verplichte karakter niet goed zou werken maar ik heb altijd gevonden dat iedere adoptieouder goed voorbereid moet worden. Daarnaast vind ik dat de verplichte voorbereiding naadloos zou moeten overgaan in verplichte begeleiding van de adoptieouders in het eerste jaar na aankomst. Bij pleegzorg is begeleiding verplicht, waarom niet ook bij adoptie? Het is goed om bij iedere adoptie de adoptieouders een steuntje in de rug te geven. Ik denk dat een gevolg van de verplichte voorlichting is geweest dat er meer aandacht kwam voor de derde partij van de adoptiedriehoek, de biologische ouders. Adoptieouders zijn zich, door de aandacht daarvoor tijdens de bijeenkomsten, nu meer bewust van het perspectief van de biologische ouders. En ze zien ook meer in dat het belangrijk is voor jonge en opgroeiende geadopteerden om meer te weten over hun biologische ouders. Ook denk ik dat door de verplichte voorlichting adoptieouders gemakkelijker de weg naar de hulpverlening kunnen vinden. Dat kan weer helpen te voorkomen dat problemen uit de hand lopen. Anders dan toen de voorlichting startte in 1989, kunnen de voorlichters nu putten uit meer kennis en meer ervaringen. Er is veel meer wetenschappelijk onderzoek beschikbaar dan toen en er is een grote en groeiende groep volwassen geadopteerden die hun stem kunnen laten horen. Volwassen geadopteerden zijn natuurlijk meer dan wie ook ervaringsdeskundig op dit gebied.
Femmie Juffer Bijzonder hoogleraar Adoptiestudies, Universiteit Leiden
Inhoud 4 Pioniers van de voorlichting: Corinne Verheule en Anny Havermans
7
4
Dubbelrol: g eadopteerd en aspirant-adoptiemoeder
8 Tijdlijn: 1989 - 2014
7
10 Van VIA naar voorlichting
12 Voorbereiding anno 2014
15 Verplichte voorlichting, wereldprimeur
COLOFON Speciale uitgave van de Stichting Adoptievoorzieningen ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de (verplichte) adoptievoorlichting in Nederland. Foto cover Kim en Yang Ning, fotograaf vader van Yang Ning. Verder dank aan inzenders van de diverse aankomstfoto’s. Redactieadres Stichting Adoptievoorzieningen, Postbus 290, 3500 AG Utrecht Telefoon 030-2330340 www.adoptie.nl
10 12
Redactie en teksten Yvonne van den Brink, Yvonne Geelen, Hilda Geerts, Angela Jans en Meike Melenhorst Foto’s William Hoogteyling, Jaap Schaaf en Ineke Krijt Uitgever Performis BV, ’s-Hertogenbosch Telefoon 073-6895889 E-mail adoptiemagazine@performis.nl www.performis.nl Vormgeving Oranje Vormgevers, Eindhoven
JUBILEUMUITGAVE – 2014
3
Hoe het begon: Omdat haar zus, die adoptiemoeder is, zich erover had verbaasd dat er geen voorbereiding was voor adoptieouders, schreef Corinne Verheule voor haar studie orthopedagogiek een afstudeerscriptie over adoptie. Hierin vergeleek ze de voorbereiding van aspirant-pleegouders met die van aspirantadoptieouders. Het resultaat bleek een goede aanzet voor de inhoud van de verplichte voorlichtingsbijeenkomsten. Delen ervan worden tot op de dag van vandaag toegepast. “Werkelijk, ik had destijds geen idee dat een verplichte voorlichting er aan zat te komen.” Dat was dus wel het geval. En op het moment dat die nieuwe wet werd aangenomen, werd Corinne gevraagd om bij het kersverse Bureau VIA (Voorlichting Interlandelijke Adoptie) in dienst te komen om haar scriptie uit te werken voor de praktijk. Adoptie bleek niet alleen te bestaan uit een roze wolk. Er kwamen steeds meer problemen binnen adoptiegezinnen aan het licht. “Het aantal uithuisplaatsingen was relatief hoog. Naast het doel van zelfselectie was het dus ook ons doel dat die cijfers omlaag gingen. Het aantal uithuisplaatsingen is gelukkig ook daadwerkelijk gedaald.” Veel thema’s waarmee Anny en Corinne inmiddels 25 jaar geleden begonnen, zijn nog steeds actueel: identiteit, hechting, nazorg. “Natuurlijk is de manier van werken gemoderniseerd maar in de basis zijn veel onderwerpen die tijdens de voorlichting aan de orde komen, nog hetzelfde. Alleen trauma is erbij gekomen, dat zat er vroeger niet in. Er was destijds weinig tot geen contact tussen deskundigen op het gebied van hechting en die van trauma. Dat is pas van de afgelopen tien jaar. Zodoende, en door ons werk in de nazorg hebben we pas veel later oog gekregen voor het feit dat veel adoptiekinderen traumatische ervaringen hebben die nu nog doorwerken in hun leven.” Halverwege de jaren negentig wordt ook duidelijk dat voorlichting alleen niet voldoende is. “Ouders begonnen te roepen: vooraf moeten we verplicht naar een cursus, maar zodra het kind er is, is er niets meer te krijgen.” “Ik kwam terug van drie maanden onbetaald verlof waarin ik als vrijwilliger in Afrika had gewerkt en ik dacht: we moeten wat gaan doen. Er is een werkgroep opgericht die de methodiek van video-interactiebegeleiding (VIB) mocht gaat onderzoeken. Anny en ik zijn toen samen aan deze pilot begonnen. Tot begin 2001 hebben we de functies van VIB’er en voorlichter gecombineerd. Daarna zijn deze functies gesplitst en zijn Anny en ik volledig overgestapt naar de afdeling Nazorg. “Het aanbod van VIB bleek aan te sluiten bij de behoefte van adoptieouders. Inmiddels bieden we ook een consult aan huis en op school aan omdat daar behoefte aan is. Bovendien hebben we inmiddels samen een weerslag gegeven van ons werk in het boek: ‘Gehechtheid in beeld’.”
4
ADOPTIE
‘Herinner het me nog goed’ Het contract van orthopedagoge Anny Havermans bij de Stichting Wegwijzer Adoptienazorg (WAN) liep af. “Mijn afstudeerscriptie ging over adoptie en loyaliteit. En vanwege mijn affiniteit met het onderwerp was ik ook actief als vrijwilliger bij Wereldkinderen.” De benoeming bij Bureau VIA liet niet lang op zich wachten. Anny was een van de eerste medewerkers die het splinternieuwe kantoor in Maarssen binnenstapte om de inhoud van de verplichte voorlichtingscursus mee vorm te gaan geven. Lucile Bunjes werd benoemd als directeur. “Ik herinner het me nog goed. Er was helemaal niets. Geen kast, geen telefoon, geen pen. We kregen een jaar de tijd om de cursus inhoud en vorm te geven. Dat lukte. We hebben ook naar de pleegzorg gekeken, daar hadden ze al een programma. Dat is onze basis geweest, daar hebben we veel van geleerd. Nog binnen dat jaar draaide een eerste pilot met mensen die daar vrijwillig aan meededen. De eerste bijeenkomsten waren in de avonduren, zodat de deelnemers er geen vrij voor hoefden te nemen van hun werk.” “Later was dat voor ons niet meer te doen en werden de bijeenkomsten overdag gehouden, want het aantal aanvragen groeide en groeide in die tijd. Ieder jaar kwamen er nieuwe collega’s bij. Op het hoogtepunt werkten we met wel vijftien voorlichters. Daardoor konden we regionaal werken, op verschillende plekken in het land. We werkten met groepen van acht stellen en de aspirant-adoptieouders waren verplicht om beiden deel te nemen. Ze moesten allebei zes keer de drie uur durende bijeenkomst volgen.” Dat is nog steeds zo. De voorlichting bestaat nog steeds uit groepen van maximaal zestien personen (acht stellen) die zes keer een dagdeel bijeen moeten komen om zich voor te bereiden op adoptie. Zij delen in de groep onder meer hun gevoelens en beweegredenen, luisteren naar informatie van de voorlichters en verhalen van ervaringsdeskundigen. “Het is voor veel deelnemers een intensieve periode. Niet zelden ontstaan in de groep vriendschappen voor het leven. Vroeger zagen ze elkaar natuurlijk alleen maar tijdens de bijeenkomsten. Tegenwoordig worden al snel e-mailadressen uitgewisseld of contacten gelegd via Facebook of LinkedIn.” Anny werkt niet meer bij voorbereiding, inmiddels is nazorg haar werkterrein. Maar: “Ik blijf het geweldig vinden steeds weer te zien dat het kind een veilig plekje krijgt in een gezin en dat adoptieouders tot het uiterste gaan om ze die veiligheid te bieden.”
Foto: William Hoogteyling
JUBILEUMUITGAVE – 2014
5
Jan Vroomans, ministerie van Justitie
‘Betere voorbereiding, minder uitval’ “Er was een voorbereidingscursus bij Wereldkinderen waar aspirant-adoptieouders vrijwillig aan deel konden nemen. Maar juist degenen die dat het hardst nodig hadden, gingen daar niet heen. Het ging steeds vaker mis in adoptiegezinnen. Het was een heel andere tijd, internet bestond nog niet. Veel aspirant-adoptieouders hadden te weinig kennis over adoptie voor ze er aan begonnen. Dat bracht ons, ofwel het ministerie van Justitie er toe na te denken over het opleggen van een verplichting aan aspirant-adoptieouders om een cursus te volgen. We wilden hen beter voorbereiden op wat hen te wachten stond. Zo is, met behulp van de WAN, het Bureau VIA (Voorlichting Interlandelijke Adoptie) tot stand gekomen. In het begin was er veel weerstand tegen het verplichte karakter van die voorlichting. Veel aspirant-adoptieouders trokken zich terug uit de procedure. Misschien was dat dan ook het beste, zowel voor die ouders als voor de kinderen. Niet veel later is het verzet tegen het verplichtende karakter van de voorlichting verdwenen. Ook werd duidelijk dat aspirantadoptieouders zich steeds beter oriënteerden voordat zij aan de procedure begonnen. Mede hierdoor stabiliseerde het aantal deelnemers zich. De laatste jaren neemt het aantal aspirant-adoptieouders af. Of dit komt door de economische crisis of door het feit dat de kinderen die voor adoptie beschikbaar komen in toenemende mate een bijzondere zorgbehoefte hebben, is moeilijk vast te stellen. Ik verwacht dat er uiteindelijk een kleine groep over zal blijven van mensen die willen adopteren. Dat zullen weer de idealisten zijn, net als in het begin van interlandelijke adoptie in Nederland.” Jan Vroomans is beleidsmedewerker bij de Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Hij was destijds vanuit het ministerie betrokken bij de start van de verplichte voorlichting.
René Hoksbergen, emeritus hoogleraar adoptie
‘Adoptie ging steeds vaker mis’ “Begin jaren tachtig kwamen we meer en meer tot de ontdekking dat het adopteren van een buitenlands kind veel vroeg van de nieuwe ouders. Velen begonnen te gemakkelijk aan adoptie. Het ging steeds vaker mis. Berichten over ernstige opvoedingsproblemen en zelfs uithuisplaatsingen deden de ronde. Adoptieouders kwamen op televisie en waarschuwden voor adoptie van een ouder kind. Die kinderen zouden grote moeite hebben om zich op een bevredigende manier te hechten aan de adoptieouders. Zij zouden vaak niet te handhaven zijn in het nieuwe gezin. Beroemd is in dit verband een brief van Hans Walenkamp, getiteld: ‘De kater van de adoptie. Zeven ouderparen en hun zorgen’. Het is het verhaal van enkele ouderparen die vanaf eind jaren zeventig bij elkaar waren gekomen om over hun problemen te praten. Deze brief werd in 1983 opgenomen in bladen van enkele adoptieorganisaties. Al die berichten bleven niet zonder gevolgen. De toenmalige staatssecretaris van Justitie werd benaderd en er verschenen uitgebreide artikelen in tijdschriften en boeken. De boodschap was: laat het ministerie helpen om de oriënteringsbijeenkomsten minder vrijblijvend te doen zijn en richt een aparte organisatie op om de voorbereiding op adoptie goed te organiseren. Vervolgens duurde het nog ongeveer acht jaar voordat het zover was. Zo’n vertraagd beleid zien we nu ook al jaren bij de adoptienazorg. Natuurlijk moet die landelijk georganiseerd worden, meteen vanaf het moment van plaatsing van het kind. En dient deze verplicht te zijn. Het zal net als de verplichte voorbereiding een hoop ellende in adoptiegezinnen voorkomen.” René Hoksbergen schreef onder meer het boek: ‘Kinderen die niet konden blijven. Zestig jaar adoptie in beeld’, verschenen bij Uitgeverij Aspekt in 2011.
6
ADOPTIE
INTERVIEW
Dubbelrol: geadopteerd en spirant-adoptiemoeder a Usha Olsman is 35 jaar en werd in 1980 geadopteerd uit India. Ze was toen een jaar en vier maanden oud. Haar ouders hadden al een meisje uit India geadopteerd.
Usha en haar man Andert hebben onlangs de voorlichting afgerond. Ze zijn aan adoptie gaan denken nadat ze in 2005 voor de eerste keer haar kindertehuis in India bezochten. Er was daar een jongetje dat achter gelaten was door zijn moeder. Het trof Usha dat er jaren na haar eigen adoptie nog steeds kinderen zonder ouders moeten opgroeien. Na enkele miskramen werd duidelijk dat zij en Andert zelf geen kinderen konden krijgen. Ze hebben de tijd genomen om dit te verwerken en daarna bewust voor adoptie gekozen. Vanuit haar eigen ervaring heeft Usha de andere deelnemers in haar groep enkele zaken op het hart gedrukt: ‘Ben je er bewust van dat je kind een eigen identiteit, een eigen geschiedenis heeft. Eigen genen, eigen roots. Mijn ouders zeiden altijd dat mijn zus en ik van die koukleumen waren. Het is maar een detail, en toch stoorde het ons. Natuurlijk hadden wij het koud! Ons lijf is gemaakt voor de zon. Verder vind ik het heel goed dat de voorbereiding start met de adoptiedriehoek. De biologische ouders zijn blijvend onderdeel van het leven van een adoptie kind, daar moet een adoptieouder zich bewust van zijn én respectvol vorm aan geven. Dat hoort erbij, vanaf het begin!”
Mondige dames Usha’s ouders hebben haar geadopteerd in een periode dat er geen voorlichting bestond. Ze kregen op
Bouwstenen
Schiphol een kind in hun armen gedrukt en daar hield de begeleiding op: ‘Red je er maar mee!’ “Mijn ouders zijn heel rustige, nuchtere mensen en bleken twee assertieve mondige dames te hebben gekregen. Wij verschillen enorm van elkaar en moeten daar ook wel om lachen. Ondanks de matige voorbereiding hadden mijn ouders wel oog voor mijn achtergrond. Ik heb een heel pakket met mijn dossier, tickets en mijn Indiase paspoort. Daar ben ik echt trots op. Als India op televisie was, werd ik naar binnen geroepen. Ook namen ze me mee naar reünies van mijn kindertehuis, terwijl ik daar eigenlijk geen zin in had. Mijn zus had wel een actievere rol van ze verwacht in het zoeken naar onze roots, maar mijn ouders zijn nu eenmaal niet van die globetrotters.”
Usha vertelt dat ze de uitleg over de bouwstenen van gehechtheid heel waardevol heeft gevonden. “Dit helpt mij in mijn toekomstige rol als adoptiemoeder. Ik denk dat ik nu beter kan zien waar de behoeften van een kind liggen. Ook heb ik daardoor kunnen reflecteren op mijn eigen geschiedenis. Ik ben twee keer in India geweest en heb veel over mijn achtergrond gehoord. Zo weet ik waarom ik ben afgestaan, dat ik tot mijn eerste verjaardag bij mijn biologische moeder heb gewoond en dat zij een stem heeft gehad in de plaatsing van het gezin waar ik in terecht ben gekomen. Zij schijnt een eigengereide vrouw te zijn. Daar moest vooral mijn man hard om lachen. Ook realiseerde ik me dat ik een goede basis heb gehad door dat eerste jaar met mijn moeder. Dat voel ik ook echt. In die zin heb ik geluk gehad. Die hechting heeft me zelfvertrouwen gegeven, waardoor ik minder zoekend ben dan andere geadopteerden soms aangeven. Uiteraard had ik het fijn gevonden mijn biologische moeder te ontmoeten, maar omdat haar huidige familie niet weet van mijn bestaan zou haar dat in gevaar kunnen brengen. Daar heb ik veelal vrede mee. Hoe de achtergrondgeschiedenis van ons toekomstige kindje is, is natuurlijk afwachten. We hopen dat we het kindje een goede toekomst kunnen bieden.”
JUBILEUMUITGAVE – 2014
7
1993 - Mei: Nederland ondertekent met 65 andere landen het Haags Adoptieverdrag. - Juni: oprichting Belangenvereniging Zelfdoeners in Adoptie (BZA).
1998 - Juli: eerste nummer van het Adoptietijdschrift verschijnt.
2001 - Januari: oprichting van de onafhankelijke adoptieoudervereniging LAVA. - Februari: benoeming Femmie Juffer tot hoogleraar Adoptie aan de Universiteit van Leiden.
1995 - Januari: aanstelling Henk VisĂŠe als directeur SAV. - Mei: Haags Adoptieverdrag treedt in werking. - Verplichte toetsing door vergunninghouders bij zelfdoen.
- Invoering van het vergunningstelsel.
1996 - September: Bureau VIA start met video-interactiebegeleiding (VIB). - 18 december: Bureau VIA verhuist naar de Hekelsteeg in Utrecht.
1990 - Zelf adopteren, zonder bemiddelende organisatie, wordt beperkt. - Start pilot voorlichtingsbijeenkomsten.
- Oktober: wijziging Wobka. Ook samenwonenden en alleenstaanden mogen voortaan een aanvraag indienen. Voorrangsregeling 42-plussers, zodat meer oudere kinderen en kinderen met special needs geplaatst kunnen worden.
- December: nieuwe vergunninghouder Nederlandse Adoptiestichting (NAS).
1991 - Februari: start verplichte voorlichtingsbijeenkomsten.
2000 - RenĂŠ Hoksbergen stopt na 15 jaar als bijzonder hoogleraar Adoptie aan de Universiteit van Utrecht. - Klachtencommissie Vergunninghouders Interlandelijke Adoptie wordt ingesteld.
- De Stichting Wegwijzer Adoptie Nazorg (WAN) verhuist van Den Haag naar Utrecht.
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
TOP 3 ADOPTIELANDEN
Colombia (125) China (75) Sri Lanka (73)
TOP 3 ADOPTIELANDEN
China (271) Colombia (178) Korea (77)
3.049
2.587
3.066
Colombia (172) India (127) Sri Lanka (118)
1.130
1.193
993
1.122
825 1.989
1.856
AANVRAGEN AANKOMSTEN
TOP 3 ADOPTIELANDEN
2002
666
704
661 1.545
1.532
1.580
1.579
817 1.568
830 1.600
1.395
1994
1.784
1993
594
1992
574
1991
618
1990
642
1989
2002 - Oprichting Stichting Adoptievoorzieningen. Ontstaan uit fusie WAN en Bureau VIA.
2.428
1989 - 15 juli: inwerkingtreding Wet Opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka). - Oprichting Bureau Voorlichting Interlandelijke Adoptie (VIA).
2011 - November: actie tegen bezuiniging op nazorg succesvol.
2004 - Per 1 januari treedt de Wet Conflictrecht adoptie in werking. Hierin staan de criteria voor erkenning van adopties die zijn uitgesproken in niet-verdragslanden. - Juni: verhoging verplichte bijdrage voorlichting van e 385,naar e 900,-. - Ministerie van Justitie draagt een aantal taken over aan de Stichting Adoptievoorzieningen: de registratie, toetsing en telefonische voorlichting. 2007 - De Raad voor de Kinderbescherming gaat voor de gezinsonderzoeken werken in gespecialiseerde, ASAA-teams. Zij houden zich bezig met Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen.
- Voorrangsregeling 42-plussers wordt afgeschaft. Door het gewijzigde profiel van de adoptiekinderen, moeten ook jongere ouders bereid zijn om kinderen met een special need of een ouder kind op te nemen. - December: nieuwe vergunninghouder A New Way (adopties uit de VS).
2012 Januari: - De voorlichting wijzigt van opzet. Aspirantadoptieouders volgen eerst een verplichte informatiebijeenkomst. Daarna, als men besluit om de procedure voort te zetten, volgen nog vijf bijeenkomsten. - Kosten voorlichting stijgen van e 900,naar e 1.595,-. - De voorlichtingsbijeenkomsten vinden niet meer in de regio plaats maar in Utrecht.
2008 - Mei: rapport Commissie Kalsbeek ‘Alles van waarde is weerloos’ verschijnt met een advies over de toekomst van interlandelijke adoptie. - November: de bewaartermijn van adoptiedossiers gaat van 30 naar 50 jaar. Deskundigen pleiten voor 100 jaar.
2006 - Januari: WAN/VIB samengevoegd tot een afdeling Nazorg. - De adoptieoudercursus ‘Goede Start’ wordt voor het eerst aangeboden.
2003 - Oprichting AdoptieOudersOverleg (AOO). Een informeel samenwerkingsverband van een aantal adoptieouderverenigingen.
2010 - Vergunninghouder Hogar wordt opgeheven. Hogar bestond sinds 1978. - In verband met de aardbeving op Haïti komen 105 adoptiekinderen versneld naar Nederland. - Kwaliteitskader Vergunninghouders wordt bindend verklaard. 2013 - Januari: de tegemoetkoming adoptiekosten vervalt.
2014
401
2013
688
842
705 1.602
2012
488
2011
528
2010
1.216
2009
TOP 3 ADOPTIELANDEN
China (800) Colombia (104) Ethiopië (72)
3.197
3.135
2.474
2.491
1.861
1.185
1.307
1.154 2.714
2008
682
2007
1.770
2006
767
2005
782
2004
816
2003
2009 - Paren van gelijk geslacht mogen gezamenlijk een aanvraag indienen. Alleenaanvragers kunnen met toestemming van hun partner een aanvraag indienen. De Beginseltoestemming wordt in plaats van drie, vier jaar geldig. - September: vergunninghouder Flash stopt. Flash werd in 1979 opgericht.
TOP 3 ADOPTIELANDEN
China (283) VS (60) Ethiopië (39)
TOP 3 ADOPTIELANDEN
China (136) VS (27) Congo (26) en Zuid-Afrika (26)
TIJDLIJN 1989 – 2014
2005 - Afscheid SAVdirecteur Henk Visée. - Aanstelling nieuwe directeur Peter Benders.
Van VIA naar voorlichting Het is een kwart eeuw geleden dat Nederlandse ouders die een kind uit het buitenland wilden adopteren, verplicht werden om eerst voorlichting te gaan volgen. Niet tot ieders vreugde. Sommige aspirant-adoptieouders hielden demonstratief hun jas aan tijdens de bijeenkomsten. Tegenwoordig zijn de meeste mensen positief. Deelnemers uit drie periodes aan het woord over voorlichting toen, later en nu.
Foto: Jaap Schaaf
BEGIN Frans (55) en Willy (49) van der Meulen:
‘De weerstand was enorm’
“OP ZICH VONDEN WE HET WEL AANGENAAM OM SAMEN MET ANDERE ASPIRANT-ADOPTIEOUDERS IN EEN GROEP TE ZITTEN.”
10
ADOPTIE
“Wij hadden een enorme weerstand tegen het feit dat de VIA-cursus verplicht was. Als je zelf zwanger wordt, is er toch ook niemand die zich met jou bemoeit en je verplicht om uitleg aan te horen? Die boosheid had vooral te maken met de frustratie dat wij geen biologische kinderen konden krijgen. Dat wij afhankelijk waren van anderen om een kind te krijgen maakte ons woest. Komt nog bij dat wij allebei in de psychiatrie werkten en vonden dat wij dus wel voldoende kennis hadden over zaken als hechting en ontwikkeling. Frans had graag gehad dat er een aparte groep was voor mensen die al kennis hadden op deze gebieden zodat er ook wat dieper op die materie kon worden ingegaan. Maar dat is organisatorisch natuurlijk moeilijk te realiseren. De verplichting speelde bij meer mensen in onze groep een rol. Het stuitte veel mensen tegen de borst. En dat hebben we ook duidelijk gezegd tegen de voorlichters… Op zich vonden we het wel aangenaam om samen met andere aspirant-adoptieouders in een groep te zitten. Het was fijn om hen te ontmoeten. Je herkent dingen en hebt vaak dezelfde vragen. Ik herinner me verder vooral de les over de adoptiedriehoek. Daar kon ik amper naar luisteren, dat vond ik niet van toepassing omdat ik per se een weeskind wilde adopteren. Ik kon niet uit de voeten met een biologische moeder. Dat vond ik veel te confronterend, dat voelde voor mij zeer bedreigend. Nou, dat is wel anders uitgepakt. Die driehoek is er natuurlijk altijd, of je wilt of niet. Ik zat eigenlijk alleen aan mezelf te denken, heel egoïstisch. Uiteindelijk blijken onze kinderen geen wezen te zijn. De ´tante´ van onze dochters die de afstand had ondertekend, bleek de moeder te zijn en bij het ophalen van onze zoon hebben we zijn moeder zelfs ontmoet.” Frans en Willy hebben begin jaren negentig de voorlichting gevolgd. Ze hebben drie kinderen: twee meisjes, biologische zusjes (22 en 18 jaar) uit Ethiopië en een jongen (16) uit Suriname.
MIDDEN Tjibbe Boringa (56) en Tiene Griesen (56):
‘Zin in cursus’
Tjibbe en Tiene hebben de voorlichting eind jaren negentig gevolgd. Ze hebben twee kinderen: Pamela (19) en Linda (16) beiden afkomstig uit Ecuador.
Foto: William Hoogteyling
Zij: “De kinderen kwamen bij ons niet vanzelf. Daarom kozen we voor adoptie. Die beslissing was vrij snel genomen.” Hij: “Het duurde ongeveer een half jaar voor we aan de voorlichting konden beginnen. Daar hadden we zin in, want het bracht ons kind weer een stapje dichterbij.” Zij: “Wat ik na zoveel jaar nog onthouden heb, is dat tijdens de voorlichting duidelijk werd: ‘Het is niet niks waar je aan begint´. Het verraste me dat ze ook de negatieve kant van adoptie lieten zien.” Hij: “Ik denk dat ik er redelijk naïef ingestapt ben. Als je kinderwens groot is denk je: ach problemen, die kunnen wij samen wel oplossen. ” Zij: “Ik had wel gelezen dat het soms ook niet gemakkelijk zou kunnen zijn, maar hoe het echt is, dat weet je natuurlijk niet. Dat merk je pas als de kinderen er zijn. De voorlichtster zei: ‘Een adoptiekind is misschien wel het meest gewenste kind van de wereld, maar ooit was het niet gewenst…’ Zo waar.” Hij: “Die zin komt nog steeds niet zonder emotie uit de mond van mijn vrouw… Daaruit blijkt hoe waardevol wij het vonden om tijdens de cursus stil te staan bij het feit dat je kind waarschijnlijk al behoorlijk wat achter de kiezen heeft op het moment dat het bij jou komt.” Zij: “Na de eerste bijeenkomst besefte ik hoe prettig het was om met mensen te praten die met hetzelfde bezig zijn. Dat schept een band, dat vond ik heel speciaal. Met één gezin hebben we nog steeds veel contact. Zij hebben vier kinderen geadopteerd.” Hij: “Uiteindelijk hebben van de acht stellen er maar drie ook daadwerkelijk kinderen geadopteerd. Eén vrouw is overleden, drie echtparen hebben alsnog via natuurlijke weg kinderen gekregen.”
“ ZOLANG IK ME KAN HERINNEREN HEB IK MOEDER WILLEN WORDEN.”
RECENT Daisy Janssen (34):
‘Het helpt me om betere adoptiemama te zijn’
Foto: William Hoogteyling
“Zolang ik me kan herinneren heb ik moeder willen worden. Helaas is mijn leven wat anders gelopen dan ik had gedacht. Ik ben getrouwd geweest maar heb nu geen partner. Ik heb me afgevraagd of ik in mijn eentje toch moeder wilde worden. Het antwoord is: ‘ja’. Daarom heb ik voor adoptie gekozen. Dolgraag wil ik voor een kindje zorgen dat een mama nodig heeft. Dat ik daarvoor naar de voorlichting moet, vind ik geen enkel probleem. Sterker nog, ik heb het als heel prettig ervaren. Adopteren is natuurlijk ook wel wat anders dan het krijgen van een biologisch eigen kind. Adoptiekinderen zijn veel kwetsbaarder, die hebben vaak al veel meegemaakt, daar moet je op voorbereid zijn. De cursus helpt mij om een nog betere adoptiemama te zijn. Prima! Al was niet alle informatie die ik tijdens de bijeenkomsten heb gekregen nieuw voor mij. Ik had al veel over adoptie gelezen. Maar vooral de bouwstenen en hechting vond ik interessant. Evenals de beelden van de kinderen en het verhaal van een ervaringsdeskundige,die zaken hebben heel veel indruk op mij gemaakt. Dat maakt het allemaal heel werkelijk. Het gaat om de kinderen, niet om de procedure of de regels. Dat zie je dan heel duidelijk. En ik vond het prettig om in zo’n groep te zitten, met mensen te praten die met hetzelfde bezig zijn. Dat was fijner dan ik had verwacht. Als alleenstaande werd ik nadrukkelijk serieus genomen. Wel merkte ik dat niet iedereen even ver was in de keuze voor adoptie. Sommige stellen twijfelden of hadden nog moeite met het verwerken van hun ongewenste kinderloosheid. Voor mij ligt dat anders. Momenteel zit ik te wachten op de gesprekken met de Raad van de Kinderbescherming. Heel spannend. Als het allemaal goed loopt, wil ik graag via Wereldkinderen een kindje adopteren uit China. Een kwestie van gevoel, dat past, denk ik, het beste bij mij.”
JUBILEUMUITGAVE – 2014
11
Voorbereiding op adoptie anno 2014 Vijf voorlichters vertellen De biologische ouders, de voorgeschiedenis van het kind, verlies en rouw, hechting, identiteit en loyaliteit en wensen en grenzen ten aanzien van het te adopteren kind. Allemaal onderwerpen die speciale aandacht krijgen in de verplichte voorlichting. Vijf voorlichters van Stichting Adoptievoorzieningen vertellen over hun werk anno 2014.
Lotty Koomen: Andere kinderen, dezelfde ouders “Ruim negentig procent van de mensen die bij ons in de voorlichting komen, is ongewenst kinderloos. In dat opzicht is er in de afgelopen 25 jaar niet veel veranderd. Het hebben van een gezin staat bovenaan, het liefst met een zo jong en gezond mogelijk kind. Begin deze eeuw werden er nog volop gezonde baby’s ter adoptie afgestaan, uit onder andere Sri Lanka, Colombia en China, dat sloot prima aan. Daar kwam vanaf 2005 verandering in. Op dit moment is ruim zestig procent van de adoptiekinderen ouder dan twee jaar en heeft meer dan de helft een ‘special need’. Daar staat niet iedereen voor open. De daling van het aantal aspirant-ouders is daar voor een deel aan toe te schrijven. Anders dan veel mensen denken, hoeft adoptie van een ouder of special-needskind niet per definitie meer problemen met zich mee te brengen dan adoptie van een baby. Veel belangrijker is hoe de ervaringen van het kind in zijn geboorteland zijn geweest. Heeft het een stabiele, liefdevolle opvoeder gehad? Een ander groot verschil met vroeger is dat er over het algemeen veel meer over de achtergrond van het kind en de lichamelijke gezondheid bekend is. Vroeger bleek vaak pas na de adoptie dat een kind een aandoening had. Aspirant-adoptieouders kunnen nu bewuster een keuze maken en zich beter voorbereiden. Op de inhoud van de voorlichting heeft het veranderde profiel van de kinderen niet zo veel invloed gehad. Thema’s als gehechtheid, verlies en rouw, identiteit en loyaliteit, spelen altijd een rol in het leven van geadopteerden. Hoe oud of jong je ook bent als je wordt geadopteerd. Het gaat er uiteindelijk om of ouders en kind er in slagen om een goede band met elkaar op te bouwen. En het hebben van wel of niet een reductiedefect, hiv of schisis is daaraan ondergeschikt.”
12
ADOPTIE
Meike Melenhorst: Goede band is de basis “Het thema gehechtheid vormt de kern van de voorlichting aan aspirant-adoptieouders. Vanuit een veilige gehechtheid kan een kind zich optimaal ontwikkelen en stabiele relaties aangaan. Adoptieouders en -kind zijn gezien hun achtergrond en ervaringen vaak kwetsbaar op dit punt. Als je een adoptiekind maar genoeg liefde geeft, komt alles vanzelf goed. Dat was tot midden jaren tachtig de heersende gedachte, al kwamen er steeds meer signalen van adoptieouders die het moeilijk hadden met het gedrag van hun kind. In het boek ‘Bodemloos bestaan’ uit 1987 van Geertje van Egmond werd gesteld dat als een kind eenmaal niet veilig is gehecht, er weinig mogelijkheden zijn om daar nog iets aan te veranderen. In die geest was er in de jaren negentig tijdens de voorlichting veel aandacht voor signalen van onveilige gehechtheid. We wilden aankomende adoptie ouders laten weten dat ze niet moesten schrikken als het kind afstandelijk of juist klampend gedrag liet zien. Dat gedrag was gezien de voorgeschiedenis juist heel begrijpelijk. De laatste tien, twaalf jaar zijn er andere inzichten gekomen. Het vermogen om je te hechten blijkt niet beperkt te zijn tot de eerste levensjaren. Tegenwoordig vertellen we in de voorlichting uitgebreid over wat ouders kunnen doen om herstelmogelijkheden te bieden. Ouders gaan zelf in verschillende casussen aan de slag met de vragen: ‘Kan je het gedrag van het kind verklaren op grond van de voorgeschiedenis? Wat kun je doen om de gehechtheid te bevorderen? Wat laat je achterwege?’. Het is geweldig om te merken dat deelnemers met kennis, intuïtie en inlevingsvermogen deze ‘papieren’ kinderen al zoveel kunnen bieden. Onze hoop is natuurlijk dat dit ook in de werkelijkheid gaat gebeuren.”
Hilda Geerts: Verlies, gemis en rouw “Aan adoptie gaat verlies vooraf. Bij de biologische ouders, bij het kind en ook, zo blijkt uit onderzoek, bij de adoptieouders. Een thema waar we dus in de voorlichting veel aandacht aan besteden. In de beginjaren was die aandacht vooral gericht op de theorie over rouw. De voorlichting was veel ‘schoolser’ dan nu. Wel hadden we een zeer goede film ter illustratie van rouw bij kinderen: ‘John’, uit 1969. Hierin zag je alle fasen in het rouwproces van een Engels jongetje van 17 maanden. Hij werd tijdelijk van zijn moeder gescheiden omdat zij moest bevallen van haar tweede kind. Hij werd tien dagen lang opgevangen in een kindertehuis. Hartverscheurend om te zien. De impact van afgestaan zijn is groot. Verdriet en rouw daarover kan in verschillende levensfases weer naar boven komen. Dat was en is in theorie wel bekend. Aspirant-adoptieouders verheugen zich op de langverwachte komst van een kind in hun gezin. Ze willen graag een nieuwe, positieve start maken. In die fase komt de informatie over verlies en rouw nog niet altijd goed binnen. We besteden tegenwoordig minder tijd aan de theorie en doen een aantal inlevingsoefeningen. We laten zien hoe rouw bij kinderen er in de praktijk uit kan zien. We gebruiken daarvoor beeldmateriaal uit de praktijk van onze video-interactiebegeleiding. Het helpt natuurlijk ook dat er inmiddels veel volwassen geadopteerden hun kant van het adoptieverhaal belichten in boeken en in andere media. Ook al kun je een dergelijk diep verdriet niet ‘oplossen’, als adoptieouder kun je wel degelijk dingen doen of juist achterwege laten om hun kind tot steun te zijn. Dat willen we in de voorlichting meegeven.”
JUBILEUMUITGAVE – 2014
13
Fred Gundlach: Identiteit “Wie ben ik? Op wie lijk ik? Bij wie hoor ik? Waar voel ik me thuis? Voor geadopteerden zijn deze vragen lastiger te beantwoorden dan voor niet-geadopteerden. Er is immers vaak niet veel bekend over hun achtergrond en biologische ouders. Het kan voor geadopteerden een enorme worsteling zijn om hun verschillende culturele identiteiten en loyaliteiten te integreren. Het is een belangrijke taak van adoptieouders om hun kind hierbij te ondersteunen. Openheid en ruimte bieden aan alle gevoelens en vragen is essentieel. Tegenwoordig zijn adoptieouders zich heel erg bewust van de achtergrond van hun kind. Ze besteden hier ook van jongs af aan aandacht aan. Dat is goed. Maar een kind moet ook kunnen wennen en aarden in Nederland. Een goed evenwicht hierin vinden, is best lastig. Wat opvalt is dat ouders met steeds jongere kinderen teruggaan naar het geboorteland. Vroeger was men daar nog niet zo mee bezig. Vaak werden rootsreizen pas op latere leeftijd gemaakt, na de puberteit. Tijdens de puberteit zou te belastend zijn omdat er dan al zoveel in het leven van kinderen gebeurt. De impact van een rootsreis is van tevoren lastig in te schatten. Het kan een hoop losmaken. Daarom is het zo belangrijk dat een kind eraan toe is. In zo’n geval kan een rootsreis op jongere leeftijd juist positief werken. Het kan antwoord geven op vragen die leven bij het kind. Hierdoor kan soms bepaalde onrust worden weggenomen.”
Ans Rijk: Ervaring nazorg waardevol bij voorbereiding “De samenwerking met onze collega’s van de afdeling nazorg is erg waardevol voor de kwaliteit van onze voorlichting. Een paar keer per jaar wisselen we kennis en ervaringen uit in gezamenlijke studie- en uitwisselingsdagen. Ook lopen we nu incidenteel mee met de video-interactiebegeleiding, de advieslijn, een consult aan huis of op school. Dit alles verwerken we in het voorlichtingsprogramma. Verschillende thema’s zoals stress- en emotieregulatie en gehechtheid, lichten we toe aan de hand van beelden die uit de praktijk komen van onze video-interactiebegeleiders. Uiteraard met toestemming van de ouders. Deze praktijkvoorbeelden werken zeer verhelderend voor aspirant-adoptieouders. Gezamenlijk hebben we in 2014 een nieuw aanbod ontwikkeld: ‘Klaar voor de start’. Tussen de voorlichting en de eerste ontmoeting met het kind zit meestal een flinke tijd. Aspirant-adoptieouders blijken behoefte te hebben om die kennis op te frissen vlak voordat ze afreizen om hun kind op te halen. Via de vergunninghouders krijgen zij een uitnodiging voor deze ‘opfrismiddag’. We vertellen over wat ouders kunnen doen bij de eerste ontmoeting en welk gedrag hun adoptiekind zou kunnen laten zien in de eerste tijd na aankomst. Sommige kinderen zijn angstig en stil. Andere zijn juist heel druk en erg vrij. Vaak zijn er eenmaal in Nederland eet- en slaapproblemen. Het is prettig voor ouders om te weten dat dit geen uitzonderlijk gedrag is. Alles is immers anders: slaap- en eetgewoonten, geuren, geluiden, taal en de mensen die voor hem zorgen. Met de pedagogische tips zijn ouders beter voorbereid op het moment van overdracht en de eerste tijd in het nieuwe gezin. Ook weten ze wat wel en niet helpt bij het opbouwen van een band met elkaar. Ik ben benieuwd naar de allereerste bijeenkomst, die binnenkort plaatsvindt. Wij zijn er klaar voor!”
14
ADOPTIE
Internationale uitwisseling
Verplichte voorlichting, wereldprimeur
Want een verplichte voorlichtingscursus voor aspirantadoptieouders, zoiets bestond nog nergens ter wereld. Nederland had de primeur. In Zweden konden aspirantadoptieouders ook al wel voorlichting krijgen maar dat was puur op vrijwillige basis. Het bijzondere, verplichte karakter van de Nederlandse bijeenkomsten leidde dan ook regelmatig tot bezoeken van internationale gezelschappen die zich wilden laten informeren over de gang van zaken in Nederland. In de loop van de jaren kwamen mensen uit onder meer Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland en Spanje kijken en luisteren naar de opzet en inhoudelijke
kant van de voorlichting. Het bij wet verplichte en landelijk uniforme karakter sprak aan, maakte sommigen zelfs een beetje jaloers, maar de methode bleek moeilijk te kopiëren. De Scandinavische landen benaderen het Nederlandse model nog het meest, hoewel in Zweden de voorlichting niet landelijk uniform is geworden doordat daar al sinds de jaren zeventig voorlichting gegeven werd door de twee grootste vergunninghouders en dus niet door een onafhankelijke organisatie zoals in Nederland het geval is. Die vergunninghouders willen het verworvene liever niet opgeven. >>
JUBILEUMUITGAVE – 2014
15
Tekst Hilda Geerts , voorlichter Stichting Adoptievoorzieningen
De Nederlandse overheid verplicht aspirant-adoptieouders met ingang van 1989 voorlichtingsbijeenkomsten te volgen. Ook besluit ze dat een onafhankelijk bureau deze voorlichting moet gaan verzorgen. Nederland is daarmee uniek in de wereld. In de loop van de jaren zijn er regelmatig internationale contacten met zowel zendende als ontvangende adoptielanden.
Onafhankelijk In Nederland is er geen druk van vergunninghouders of welke organisatie dan ook over de inhoud van de voorlichting. Die onafhankelijkheid is een groot goed. De deelnemers worden niet beoordeeld. Dat maakt dat zij zich vrij kunnen voelen om te zeggen en vragen wat bij ze opkomt, zonder bang te hoeven zijn om als minder geschikt te worden gezien voor hun taak als adoptieouder. De voorlichters hebben een neutrale positie en vatten hun taak om een reëel beeld van adoptie te schetsen serieus op. Ze promoten noch ontmoedigen; de deelnemers nemen de juiste beslissing als ze kiezen wat bij hen past: doorgaan op de ingeslagen weg naar adoptie, een ander pad inslaan of voorlopig door, maar nog twijfelend.
Studiereizen Al vanaf het prille bestaan van Bureau VIA maken medewerkers bijna jaarlijks een reis naar het buitenland. De eerste reizen brachten hen naar landen als India, Brazilië, Colombia en Korea. Voorlichters konden daar met eigen ogen zien in welke omstandigheden kinderen opgroeiden en ze kregen meer inzicht in de afstandsprocedure in het land. Daarnaast werd en wordt er gesproken met de centrale autoriteiten, medewerkers van kindertehuizen en dergelijke. Deze informatie en ervaringen komen de kwaliteit van de voorlichting ten goede. Het beeldmateriaal wordt gebruikt om adoptieouders een actueel beeld te geven van de situatie in het buitenland.
Uitwisseling In de loop van de jaren hebben deze studiereizen steeds meer het karakter gekregen van uitwisseling. In veel landen bestaat interesse in de manier waarop in Nederland voorlichting wordt gegeven en ook voor onze adoptieprocedure en in toenemende mate voor de nazorg. Een medewerkster van Stichting Adoptievoorzieningen vertelt: “Wij leerden op deze reizen en door het onderhouden van internationale contacten, heel veel over de achtergronden
van kinderen die voor adoptie naar Nederland kwamen. Zo zagen we bijvoorbeeld in Zuid-Afrika dat het contact tussen adoptieouders en hun kinderen in de eerste dagen na de ontmoeting gestimuleerd werd doordat aan de kinderen werd gevraagd om de haren van de ouders te wassen. In Sri Lanka bezochten we in totaal zeven kindertehuizen. Daarbij werd soms pijnlijk zichtbaar dat de kinderen nauwelijks aandacht kregen. In Polen deden we meer kennis op over het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) en de gevolgen daarvan. Vanuit Polen worden relatief veel kinderen met FAS geadopteerd. En in Bolivia zagen we dat adoptieouders een week in het tehuis woonden waar hun kind verbleef.
Daling Sinds 2005 gaat het aantal kinderen dat door Nederlandse ouders wordt geadopteerd elk jaar omlaag. Die daling is echter niet bijzonder voor Nederland. Het afnemende aantal adopties blijkt een wereldwijde trend: het aantal interlandelijke adopties ging van 45.299 in 2004 naar 23.609 in 2011 en is sindsdien nog verder afgenomen.
Haags verdrag Deze daling heeft deels te maken met ratificatie van het Haags Verdrag door een toenemend aantal landen. Hiermee ontstaat de inspanningsverplichting om opvang voor kinderen zo dicht mogelijk bij hun oorsprong te vinden, liefst in eigen land. In landen waar voorheen veel kinderen voor interlandelijke adoptie in aanmerking kwamen, zoals Colombia en China, komt binnenlandse adoptie nu steeds vaker voor. Reden voor sommige voorheen vooral ‘zendende landen’ om hun licht op te steken over hoe de voorlichting aan adoptieouders vormgegeven kan worden. In Nederland is de verplichte onafhankelijke voorlichting, waar de voorlichters een reëel beeld van adoptie kunnen geven, inmiddels een gewaardeerde verworvenheid gebleken, die behouden moet blijven. Ook bij verdere daling van het aantal adopties en minder aanvragen.