9 minute read
Van RES naar Wijk
from Renda 1 2021
by Aeneas Media
2021 is het jaar waarin het moet gaan gebeuren. Onze duurzame toekomst wordt bepaald. De Regionale Energie Strategieën (RES) dienen halverwege het jaar gereed te zijn. Later in het jaar moeten dan de verschillende gemeenten in een transitievisie warmte aangeven hoe zij binnen de gemeente de overgang gaan maken naar duurzaam aardgasvrij verwarmen en koken. Eind van het jaar ligt er dus veel vast voor onze duurzame toekomst.
Tekst Haico van Nunen
Advertisement
Eerst kort de context. Nederland heeft zich middels het verdrag van Parijs (2015) gecommitteerd aan duurzaamheidsdoelstellingen. De belangrijkste daarvan: 80 tot 95% reductie op de CO2-uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990. Om daar in Nederland aan te werken is uiteindelijk via diverse tafels het ontwerp Klimaatakkoord (2019¹) ontstaan. Dit bepaalt voorlopig de route hoe wij als invulling gaan geven aan de verduurzaming. Tijdens die tafels (o.a. industrie, mobiliteit, landbouw) zijn afspraken gemaakt hoe die route ingevuld wordt. Voor de tafel ‘gebouwde omgeving’ is daarin onder meer afgesproken dat de energieregio’s (dertig in totaal) in beeld gaan brengen hoe we in de desbetreffende regio duurzame energie kunnen gaan gebruiken². Er is hier bewust gekozen voor de schaal van de regio, aangezien bronnen niet bij de stadsgrens eindigen. Dat is de reden dat deze plannen worden opgesteld met een breed scala aan stakeholders uit de regio; gemeente, provincie, netbeheerders, bedrijven, organisaties, etc. Op 1 juli 2021 moeten de RES 1.0 gereed zijn, om vervolgens elke twee jaar herijkt te worden.
Als in de regio de verwachting en verdeling van energie besproken is, zijn vervolgens de gemeenten aan zet. Zij maken op basis van die kennis keuzes en kijken wat het betekent voor hun stad of dorp. Hiervoor is de transitievisie warmte in het leven geroepen. Van iedere gemeente wordt een plan verwacht waarin ze aangeven hoe ze een bijdrage gaan leveren aan de duurzaamheidsdoelstelling, binnen de kaders zoals deze in de regio zijn vastgelegd. Denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van een warmtenet. Als iedere gemeente daarop zou aansluiten, kan er te weinig zijn voor allemaal. Er zullen dus afspraken gemaakt moeten worden over de verdeling en de mogelijke alternatieven. Bij het opstellen van deze warmtevisie dient er gekeken te worden naar de beschikbare bronnen voor warmte, in welke hoeveelheid die voorhanden zijn, of wat er gedaan moet worden om voldoende warmte te krijgen. Als dat bekend is kunnen de bronnen verdeeld worden over de stad. Met die kennis kan op een lager schaalniveau gekeken worden wat dit betekent voor de wijk, de straat of de woning. Dit gebeurt in de wijkuitvoeringsplannen. Op dat schaalniveau wordt met mensen uit de buurt bekeken wat de impact van al die plannen is op hun manier van wonen.
In de keten
Tot zover het grotere plaatje. Je ziet dat deze verduurzamingsopgave over vele schakels heen gaat. De handtekening van de Nederlandse overheid in Parijs, wordt via de regio’s doorgegeven aan de gemeenten, om te landen in de wijken, vaak nog via de woningcorporaties, om uiteindelijk een bepaalde impact te creëren op de woningen die je om je heen ziet. Onze gekozen vertegenwoordigers proberen daar zo goed mogelijke keuzes in te maken, zodat het uiteindelijk een behapbare opgave wordt. Maar zo ver is het nog niet. De gemiddelde burger heeft nog geen weet van de plannen en tussen Parijs en je eigen woning zit een gigantische afstand. Dus niet zo gek dat er tot nu toe nog maar beperkte doelen bereikt zijn als het gaat over de verduurzaming.
Tussen aardasvrij en CO2-neutraal
De oplettende lezer is het wellicht al opgevallen, in de Nederlandse verduurzamingsopgave lopen twee sporen door elkaar. Het centrale doel van het Klimaatakkoord is het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Immers: willen we de opwarming van de aarde tegengaan, dan moeten we de CO2-uitstoot een halt toeroepen. Maar als we kijken naar de
HAICO VAN NUNEN
RES-plannen en de transitievisie warmte wordt in eerste instantie gesproken over een duurzame manier van verwarmen en koken. De manier om dat te bereiken ligt vooral verscholen in aardgasvrije wijken: het tweede spoor dus. Ook de laatste brief van minister Ollongren (12-1-2021) stuurt vooral op ‘alle wijken worden aardgasvrij’. En natuurlijk als we de verbranding van aardgas stopzetten, bespaart dat veel CO2. Er zit dus een zekere mate van overlap tussen aardgasvrij en CO2-reductie, maar er zijn ook wel spanningsvelden te benoemen. Zeker als we kijken naar de transitiefase, waarin nog niet alles geregeld is. Stel dat ik bijvoorbeeld een woning afsluit van het aardgas, en voorzie van een warmtepomp. Zolang we nog gebruik maken van kolencentrales, is die elektrische energie niet CO2-vrij. Hetzelfde geldt voor het gebruik van warmtelevering, waar bijstook plaatsvindt (van bijvoorbeeld biomassa). Aardgasvrij is dus geen synoniem voor CO2-vrij.
Twee ambities
In feite lopen er dus twee ambities naast elkaar. Enerzijds willen we energiereductie om op die manier de CO2-uitstoot naar beneden te brengen. Anderzijds willen we van het aardgas af. Aardgas is een fossiele bron (daar raken we de energiereductie, immers het vermijden van het gebruik van aardgas levert een reductie in CO2-uitstoot op, mits het alternatief duurzaam is), maar we willen tevens de gaswinning in Groningen afbouwen en ook niet afhankelijke zijn van de import van andere landen. In de communicatie over de transitie lopen deze doelstellingen door elkaar. We hebben het overenergie-strategieën, die uitgewerkt worden in eenwarmte-visie. Er bestaat een Programma Aardgasvrije Wijken, waarin de focus vooral ligt op het verwijderen van het aardgas. Het succes van deze wijken wordt gemeten in aantallen woningen dat van het aardgas af is, maar er wordt ook gekeken naar herhaalbaarheid, exclusiviteit en kosteneffectiviteit³. Daar wordt CO2 niet in genoemd, terwijl dit voor gemeenten ogenschijnlijk hetzelfde is als aardgasvrij. Daar komt bij dat er bij de overgang van aardgas naar een ander bron (zoals warmtelevering, maar ook bij een warmtepomp) vaak op een lagere temperatuur wordt verwarmd. Verwarmen met midden temperatuur of zelfs lage temperatuur is echter alleen mogelijk of efficiënt als de woning een beperkte warmtevraag heeft. Dat betekent dus dat we eerst moeten isoleren voordat we op de nieuwe bronnen over kunnen. En die isolatie brengt op zichzelf ook weer een CO2-reductie met zich mee. Immers, wat je niet verliest hoef je ook niet op te wekken. Daarmee draagt aardgasvrij stiekem toch een steentje bij.
Hand-in-hand
Maar is het dan zo erg om die twee ambities door elkaar te laten lopen? Het maakt de boodschap er wat mij betreft niet duidelijker op. Zeker niet als je op stadsniveau keuzes moet maken. Je loopt het risico dat een van beide ambities, of misschien zelfs beiden, niet behaald worden. Binnen gemeenten lopen programma’s voor aardgasvrije wijken, maar er lopen ook programma’s voor energiereductie. En Nederland zou Nederland niet zijn als die programma’s niet overal gezamenlijk optrekken. Bij het opstellen van warmtevisies moeten er keuzes gemaakt worden welke maatstaf maatgevend wordt in de verdere uitvoering: aardgasvrij of CO2-reductie? Als voorbeeld, wat gebeurt er als je een wijk nu wel aardgasvrij maakt en van passende maatregelen voorziet, maar niet direct kijkt wat er nodig is om de gewenste CO2-reductie halen.
Woningcorporaties kunnen de startmotor vormen. Zij hebben veelal de kennis in huis om over een vraagstuk na te denken. Bovendien is het bij hen dagelijkse kost om over de lange termijn van een gebouw na te denken. Een particulier heeft deze kennis echter niet en is van nature geneigd om op
Zolang we nog gebruik maken van kolencentrales, is ook elektrische energie niet CO2-vrij.
een kortere termijn na te denken. Daar ontstaat een risico dat vanuit het programma aardgasvrij keuzes gemaakt worden, en de CO2-reductie achterblijft. Met als gevolg dat ze in een later stadium wederom aan de slag moeten om de noodzakelijke energiebesparing te halen.
Opgave in aantallen
Wat mij nog steeds verbaast is dat er nog zo weinig gecommuniceerd wordt over de aard van de opgave. Natuurlijk, momenteel hebben we allemaal wat anders aan ons hoofd, maar daar trekt het klimaat zich niets van aan. Vanuit de overheid zijn de programma’s tot nu toe vooral gericht op mensen een beetje in beweging krijgen. Een ledlamp, spouwisolatie en zonnepanelen. Dat is het beeld dat nu gecreëerd wordt waar we allemaal naartoe moeten. Maar dat is slechts het begin. Voor het tussendoel in het Klimaatakkoord in 2030 wordt uitgegaan van 3,4 Mton CO2-reductie bij 1,5 miljoen woningen. Dat is meer dan 2.000 kg per woning! Uitgedrukt in aardgas is dat 1250 m3. Dat gaan de lamp, de spouw en het zonnepaneel niet voor elkaar krijgen. Bovendien is binnen Europa alweer het streven om 55% reductie bewerkstelligd te hebben in 2030. Het beeld dat mensen hebben over wat er gedaan moet worden en de daadwerkelijke ingrepen verschilt nogal. Misschien is dat dan ook wel de reden dat er tot nu toe ‘slechts’ 206 woningen van het aardgas af zijn gegaan?
BEELD: RVO
Wijkuitvoeringsplan
Zoals al aangegeven, na dit jaar is er meer duidelijkheid over de koers. De RES-plannen liggen vast en de eerste warmtevisies zijn dan ingediend. Natuurlijk worden die iedere twee jaar herzien, maar de eerste kaders zijn bekend en de opgave vertaalt zich naar weer naar een niveau lager, de wijken. De bedoeling is dan om samen met de gebouweigenaren en bewoners dit wijkuitvoeringsplan in te vullen. Maar hoe ga je dit doen, als de heersende opvatting is
dat je met een ledlamp en isolatie klaar bent? Als je zomaar om tafel gaat zitten krijg je een totaal verkeerd gesprek. Als eerste is de boodschap die je komt brengen veel groter dan het perspectief dat mensen voor ogen hebben, maar ten tweede heb je ook al enkele essentiële keuzes gemaakt, bijvoorbeeld over de energiedrager die in de wijk komt. Hoe goed en onderbouwd die keuze ook gemaakt is, daarmee leg je al veel vast voor de bewoner. Vervolgens wil je met mensen het gesprek aan gaan hoe zij, binnen de kaders die jij hebt vastgelegd, hun woning aan kunnen passen en eigenlijk omdat jij vindt dat dat moet. Vanuit eigenaarbewoners perspectief lijkt me dat een lastig vertrekpunt. We hebben jarenlange ervaring bij ‘lastige’ renovatieprojecten om alle neuzen weer dezelfde kant op te krijgen en wat daarbij vaak helpt is enige zeggenschap en duidelijkheid in de keuzes vooraf. Hier ligt echter al (te) veel vast.
Aardgasvrij is dus geen synoniem voor CO2-vrij.
Duurzame toekomst
Het zou volgens mij helpen als mensen nu al voorbereid worden. Duidelijkheid dat het over grote ingrepen gaat, dat het te maken heeft met de (duurzame) bronnen die je kunt gebruiken én dat iedereen (ja, ook jij) van het aardgas af moet. Bovendien moet daarbij een perspectief worden geboden wat de mogelijkheden zijn. Welke oplossingen passen bij een woning, en wat past het beste bij de specifieke situatie van een bewoner? Het helpt ook om inzicht te geven in de mogelijkheden voor verbeteringen die bewoners al lang wilden; een verwarmde zolder, een uitbouw of een comfortabele vloer. Van die maatregelen merken ze namelijk zelf direct de verbeteringen. Tot slot is het goed om mensen perspectief te bieden of ze het allemaal zelf moet doen, of dat er ondersteuning (in proces en financiën) is om die stap daadwerkelijk te maken. Met die kennis is het, als straks in hun wijk of buurt een wijkuitvoeringsplan wordt opgesteld, niet zo’n grote schok. En wie weet gaan mensen zelf aan nadenken over wat ze straks kunnen doen om hun steentje bij te dragen aan aardgasvrij én CO2-vrij wonen.
Bronnen 1 Klimaatakkoord maakt halvering CO2-uitstoot haalbaar en betaalbaar. Rijksoverheid, 28 juni 2019 2 www.regionale-energiestrategie.nl 3 Tussentijdse evaluatie Programma Aardgasvrije Wijken Wat men moet leren doen, leert men door het te doen. Rebel/Kwink, 18 september 2020? 4 Na twee jaar experimenteren in ‘aardgasvrije wijken’ zijn slechts 206 huizen van het gas af. Volkskrant, 18 januari 2021