Bart Bax
“Het meeste leer je van je eigen fouten.”
Bart Bax heeft een goedlopende dressuurstal, is dressuurruiter, jurylid én een bekend en veelgevraagd instructeur, onder andere aan de instructeursopleiding van Aeres MBO Barneveld.
Je zou denken dat Bart Bax vroeger zo’n jochie was dat niets liever wilde dan ‘in de paarden’ werken. Hij heeft een goedlopende dressuurstal, is dressuurruiter, jurylid én een bekend en veelgevraagd instructeur, onder andere aan de instructeursopleiding van Aeres MBO Barneveld. Toch was professioneel ruiter en instructeur worden niet direct zijn droom toen Bart nog een Bartje was. “Ik zal je de ongecensureerde versie geven”, lacht Bart wanneer we hem vragen of hij als klein jongetje al droomde van het werk dat hij nu doet. “Wij hadden vroeger thuis een boerenbedrijf; wat varkens en akkerbouw. Toen ik van school kwam wilde ik het bedrijf in. Het eerste jaar hadden we ontzettend veel onkruid. Met spuiten kregen we het niet weg en dus zat ik zo’n twee, drie maanden op rij op mijn knieën tussen de boontjes en de worteltjes. In die tijd reed ik al een aantal paarden voor eigenaren en een van die mensen had op een gegeven moment acht of negen paarden die hij bij mij wilde stallen. Omdat ik me steeds serieuzer begon af te vragen of ik wel in de wieg was gelegd als akkerbouwer, besloot ik er wat paardenstallen bij te bouwen. Dat is hoe ik erin ben gerold!”
Veelzijdig Zoals bij heel veel topruiters het geval is, begon ook de carrière van Bart bij de pony’s. “Daar werd ook bij mij de basis gelegd”, vertelt Bart. “Toen wij vroeger met de pony’s op concours gingen reed je dressuur, achttal
40 | HBVB Interview Bart Bax
en je ging springen. Die veelzijdigheid heb ik lang volgehouden, ook toen ik later bij de paarden ging rijden. Maar toen de grote concoursen, waar je kon springen en dressuren zeldzamer werden, werd het steeds moeilijker om dressuur en springen te combineren. Toen heb ik besloten om me voor wat het wedstrijdrijden betreft, toe te leggen op dressuur. Maar nog steeds pas ik in de training regelmatig wat springwerk toe. Er zijn dressuurpaarden die er niks aan vinden om te springen, maar er zijn er ook die de afwisseling leuk vinden. Zulke paarden laat ik een keer een huppeltje maken over een kruisje of een hekje. Dan zijn de paarden een keer ergens anders mee bezig. Ik denk echt dat ze daardoor minder kijkerig worden. Onze paarden staan op een stoeterij waar ook gesprongen wordt. Wij rijden regelmatig tussen de hindernissen en daar leren de paarden veel van. In een dressuurpiste staat niks, die ziet er elke dag hetzelfde uit. Als een paard aan het werk is in een omgeving waar bijna elke dag wel iets verandert – per slot van rekening worden de hindernissen nogal eens verplaatst – wordt hij daar zekerder van.”