3 minute read

Dick Pijpers: Waterkastanje

Waterkastanje

Waterkastanje - Eleocharis dulcis (Burm. syn. Eleocharis tuberosa) - Cyperaceae

Ook bekend als: Pi tsi – Tiké – Horse’s hoofs – Peperetan – Matai. De waterkastanje komt voor in de moerasgebieden van de tropen, van West-Afrika tot Madagaskar en tropisch Azië. Maar ook in Australië komt een variëteit voor. Verder te vinden in Hawaii, India en het zuiden van Amerika.

De eetbare knollen groeien aan een waterplant, de waterbies. Familie van de ook in Nederland voorkomende naald waterbies (Eleocharis acicularis). De eetbare knollen zijn 2 tot 5 cm groot, die groeien aan lange stengels van wel 25 cm, boven water lang worden en in de moerasbodem een cluster vormen met knollen. De knollen zijn platrond met ringvormen op de bruine of zwarte huid. Het vruchtvlees is wit/ geel van kleur en knapperig.

De teelt is gelijk aan de teelt van natte rijst: in het voorjaar de knollen uitpoten in de moerasbodem, daarna bevloeien met ca. 10 cm tot 15 cm water. In de herfst laat men het water weglopen om de knollen te oogsten. De waterkastanje die als cultuurplant voorkomt in Azië is hier minder bekend, vandaar de verwarring met de waternoot (Trapa natans), die in het Engels ook als Water chesnut wordt genoemd, dus opgelet.

De historie gaat terug tot ca. 8000 jaar. In Thailand, China en Japan zijn bewijzen hiervan gevonden. Begin 17e eeuw is de waterkastanje naar Europa gekomen. De warme subtropische moerasgebieden waren een geschikte plek voor de teelt van de waterkastanje. Opmerkelijk is dat de teelt nooit de omvang heeft gekregen die de consumptie rechtvaardigt.

OPSLAG

gedurende 6 maanden bij een temperatuur van 1,1°C tot 4,4°C met een RV van 95%. Bij 10°C tot 13°C ontkiemen de knollen en kunnen deze weer worden geplant. Door een beperkte verkrijgbaarheid kweken consumenten die deze knollen van huisuit kennen, in een modderbak, wel op de juiste temperatuur, dit alles voor eigen gebruik.

RASSEN

Binnen de uiterlijke verschillen die er wereldwijd zijn, zoals de vorm en de kleur en mede door de vaak regionale of zelfs lokale namen, is het moeilijk om van rassen te spreken als de planten botanisch identiek zijn.

Vanaf de jaren 20 van de vorige eeuw is er in Amerika grote belangstelling voor dit gewas. Verschillende instituten doen al jarenlang onderzoek naar de kweek van waterkastanjes in de moerasgebieden van Amerika. Na de Tweede Wereldoorlog is er een samenwerking opgezet met onderzoekscentra in diverse landen waar de waterkastanje voorkomt, zoals in Zuidoost-Azië, Indonesië, Australië, Madagaskar, Centraal-Afrika, India en Griekenland.

‘Sui Matai’ is de wilde variant die voorkomt in China en Japan. ‘Hon Matai’ is een bekende cultivar zowel in China als in de VS. ‘Apulid sungsuno’ is bekend in de Filipijnen. Een jaarrond beschikbaarheid is mogelijk door de aanvoer uit de verschillende teeltlanden.

Voedingswaarde per 100 gram vers product: Water 73,46 g Energie 106 kcal (443 Kj) Eiwit 1,40 g Vet 1,40 g Koolhydraat 23,94 g Vezels 0,80 g Calcium 11 mg IJzer 0,60 mg Magnesium 22 mg Kalium 584 mg Vitamine C 4,0 mg Vitamine B 1,34 mg

De waterkastanje kent een groot aantal gebruiksmogelijkheden. Rauw of gekookt, geroosterd of tot meel vermalen, in de soep of als dessert. De waterkastanje is een vast onderdeel in de Chinese en Indonesische keuken. Geschild en in plakjes of versnipperd, waterkastanjes worden traditioneel toegevoegd aan soepen, vlees- en rijstbereidingen, omeletten, puddingen en een soort cake of zoetigheid. In Indonesië worden de wilde knollen verzameld, dan gekookt, en vervolgens tot een maaltijd gestampt en gegeten met groenten. Van de verse waterkastanjes wordt in Indonesië een plantaardige kroepoek gemaakt, de zogenaamde Kripik. Waterkastanjes worden ook geconserveerd aangeboden in blik en in diepvries.NL: Waterkastanje, Chinese waterkastanje FR: Liseron d’eau DE: Wasserkasstanie EN: Water chesnut ES: Castaña de agua IT: Castagna d’acqua cinese

© Dick Pijpers www.allesovergroentenenfruit.nl

This article is from: