19 minute read

De belangrijkste ESG verslaggevingsstandaarden op een rij

DUURZAAMHEIDSRAPPORTAGES: EEN SOEP IN TWEE SMAKEN

De wereld van duurzaamheidsverslaggeving wordt vaak een zogenaamde ‘alfabetsoep’ genoemd. Niet helemaal terecht: er zijn wereldwijd slechts twee standaarden die een holistische benadering aannemen: GRI en SASB. Bovendien is er een tendens naar verdere harmonisatie van duurzaamheidsverslaggeving.

Advertisement

Tekst Jan Bletz Beeld Shutterstock

Een oriëntatie op de wereld van duurzaamheid biedt op het eerste gezicht een duizelingwekkende wirwar van standaarden, richtlijnen, raamwerken, keurmerken en benchmarks. Uit onderzoek van The Reporting Exchange in 2019 blijkt dat er ruim 1.700 afkortingen bestaan op het gebied van duurzaamheid en dat meer dan 360 verschillende instanties zich ermee bezighouden. Een alfabetsoep. Dit lijkt het er niet makkelijker op te maken voor bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen serieus nemen en hun rapportagesysteem zo willen inrichten dat ze goed kunnen rapporteren over hun impact op het gebied van Environmental, Social en Governance (ESG). Buiten de verwarring, levert deze wirwar ook een gebrek aan gestandaardiseerde, vergelijkbare informatie op, wat weer kan leiden tot ‘cherry picking’ en zelfs ‘greenwashing’.

Maar niet alle letters van de alfabetsoep zijn even relevant als het om daadwerkelijke duurzaamheidsverslaggeving gaat, zeker niet voor de CFO. Het belangrijkste onderscheid kan gemaakt worden tussen enerzijds de ‘rapportagestandaarden’ en anderzijds de ‘richtlijnen en raamwerken’ voor duurzaamheid. Daarnaast zijn er allerlei raamwerken en benchmarks die principes van duurzaamheid en risicomanagement uiteenzetten, maar die niet als rapportagestandaarden kunnen worden beschouwd - denk daarbij aan de SDG’s van de Verenigde Naties. Ook zijn er (bijzonder arbitraire) keurmerken, ratings en rankings, zoals de duurzaamheidsindices van S&P Dow Jones, Morningstar of Bloomberg, Voor duurzaamheidsrapportages zijn deze niet direct van belang.

Wat echte ‘rapportagestandaarden’ voor duurzaamheid betreft, is het veld eigenlijk vrij overzichtelijk. Er zijn wereldwijd slechts drie standaarden: GRI, SASB en TCFD. Twee daarvan kennen een overkoepelende, holistische benadering. In de eerste plaats de Global Reporting Initiative (GRI)-standaarden – de oudste en wereldwijd verreweg meest gebruikte standaarden, die al door meer dan 10.000 organisaties worden gehanteerd. In de tweede plaats de Sustainability Accounting Standards Board (SASB)-standaarden, die worden toegepast door zo’n 1.000 organisaties, voornamelijk in de Verenigde Staten. De standaarden van de Task Force on Climate Related Disclosures (TCFD) richten zich alleen op klimaatgerelateerde onderwerpen.

Een belangrijke onderscheidende factor in deze standaarden is dat de GRI-standaarden uitgaan van een ‘multi-stakeholder’-benadering en het principe van dubbele materialiteit toepassen: de rapporterende entiteit gaat niet alleen uit van de waardecreatie van de onderneming zelf ten behoeve van investeerders, maar ook van de niet (per se directe) economische effecten voor het klimaat en de samenleving ten behoeve van meerdere stakeholders. De SASB-standaarden, als onderdeel van de Value Reporting Foundation (VRF) (samen met IIRC en CDSB), gaan evenals de TCFD-standaarden uit van het fi nancieel materialiteitsprincipe en zijn alleen gericht op investeerders.

Net zo goed als fi nanciële rapportages onder IFRS of (US)-GAAP, zijn duurzaamheidsrapportages gebaseerd op nauwkeurig omschreven rapportagestandaarden. "Een rapportagestandaard is een 'fi xed format' om je stakeholders te informeren zodat ze 'vergelijkbare informatie' krijgen", zegt Eelco van der Enden, onlangs benoemd tot CEO van het GRI en tot 1 januari 2022 partner bij PwC waar hij de Global ESG Platform Leader voor Tax, Legal, People Services is. "Zie een rapportagestandaard als een belastingaangifte met een vast stramien dat gevolgd dient te worden om informatie te verschaffen. De publicatie – het rapport – onder de standaardvoorwaarden laat zien

Liever een bescheidener en minder geldgedreven benadering.

Tijdlijn voor Europese duurzaamheidsrapportages

2022

15 juni 2022: Advies van EFRAG voor EU-standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving. De standaarden verduidelijken welke informatie moet worden opgenomen in de duurzaamheidsverslaggeving, zorgen voor begrijpelijke, relevante, verifi eerbare en vergelijkbare informatie en waarborgen een waarheidsgetrouwe weergave van informatie. Het gaat hierbij om informatie over milieufactoren die aansluiten bij de zes milieudoelstellingen uit de Taxonomieverordening, sociale factoren en governance-factoren. Oktober 2022: Een eerste set van EU-standaarden moet uiterlijk op 31 oktober 2022 worden goedgekeurd door de EC. Eind 2022: Europese lidstaten moeten de CSRD-vereisten in nationale wetgeving hebben omgezet.

2023

of de onderneming inderdaad de guiding principles heeft gevolgd. Het is de 'proof of the pudding'."

Harmonisatiepogingen

De roep om harmonisatie in duurzaamheidsverslaggeving wordt steeds sterker en is afkomstig van een brede groep stakeholders, waaronder Europese en nationale overheden, marktreguleerders, fi nancieel dienstverleners, organisaties zelf en met name investeerders. Van der Enden wijst op twee ontwikkelingen die van belang zijn in wat hij noemt 'het sensibiliseren van de ESG-markt'.

Ten eerste heeft de IFRS Foundation in september 2020 besloten om, naast standaarden voor fi nanciële rapportage, nu ook haar eigen ‘Sustainability Standards’ te gaan uitgeven. Uitgangspunt daarbij is om zich alleen te richten op fi nanciële materialiteit en voorlopig de focus te leggen op klimaatgerelateerde verslaglegging, in plaats van op bredere ESG-verslaggeving. Of de IFRS Foundation zelf daadwerkelijk nieuwe standaarden zal gaan ontwikkelen die verplicht zullen worden, is onbekend. De werkgroep die hieraan vorm moet geven bestaat uit De Value Reporting foundation (IIRC, SASB, CDSB), TCFD en WEF. Ten tweede is er de in het oog springend ontwikkeling van European Sustainability Reporting Standards (ESRS) door de Europese Commissie. Als onderdeel van de Green Deal heeft de Europese Commissie begin 2020 besloten om te komen met ‘eigen’ duurzaamheidsstandaarden. De bestaande Non-Financial Reporting Directive (NFRD) uit 2014 is omgedoopt tot de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD).

De CSRD is een richtlijn en bepaalt niet wat er moet worden gedaan, alleen dat er gerapporteerd moet worden door bepaalde bedrijven die aan bepaalde criteria voldoen. De directive kent regels die de lidstaten zelf in hun wetgeving moeten incorporeren (in het geval van Nederland in het Burgerlijk Wetboek titel 9 lid 2). De CSRD wordt verplicht in heel Europa, voor alle ondernemingen die aan twee van de volgende drie criteria voldoen: 250 FTE's, een jaaromzet van ten minste 40 miljoen euro en 20 miljoen euro aan activa. Zodra de CSRD van kracht wordt, zullen veel meer ondernemingen moeten rapporteren over duurzaamheid, zowel beursgenoteerde als niet beursgenoteerde bedrijven. Nu geldt deze verplichting alleen voor grote beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeraars. Binnen Europa zal het aantal bedrijven dat verplicht moet rapporteren van ongeveer 11.600 naar 49.000 gaan. Binnen Nederland van circa 115 naar 500.

Ook kleinere beursgenoteerde ondernemingen vallen straks onder de CSRD, met uitzondering van de allerkleinste, de zogenaamde ‘micro-enterprises’. Deze bedrijven mogen op basis van eenvoudiger standaarden rapporteren, drie jaar nadat de grote ondernemingen daartoe verplicht worden. Duurzaamheidsinformatie moet worden gerapporteerd in XHTML-format, zodat deze kan worden ontsloten via het European Single Access Point (ESAP), een centraal EU-toegangspunt voor bedrijfsinformatie. Bedrijven moeten hun duurzaamheidsrapportages straks ook laten controleren door een externe accountant. Bestuur, management en toezichthouders dienen actief en aantoonbaar collectief verantwoordelijkheid te dragen voor duurzaamheidsverslaggeving. Het in-control statement, dat tot nu toe alleen betrekking had op de fi nanciële verslaggeving, zal naar verwachting worden uitgebreid naar de gerapporteerde duurzaamheidsinformatie. Dit is de eerste keer dat het management expliciet - en schriftelijk - aan de

Eind oktober 2023: De tweede set van EU-standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving moet worden goedgekeurd door de EC. Januari 2024: Publicatie van de eerste verslagen over 2023 waarvoor de CSRB-eisen gelden.

2024

buitenwereld laat zien dat het deze verantwoordelijkheid draagt.

De daadwerkelijke regels voor ESG-rapportages zijn op dit moment vrijwillig (GRI, SASB, etc), maar de EU wil één set van standaarden ontwikkelen. De European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) die belast is met het ontwikkelen van deze standaarden, verwacht deze in 2022 af te hebben, met 2024 als eerste publicatiejaar over het boekjaar 2023. EFRAG en GRI hebben begin juli 2021 een ‘landmark statement of cooperation’ getekend. GRI wordt de ‘co-constructor’ van deze standaarden, en mag in die hoedanigheid de standaarden dus mede-ontwikkelen.

Twee smaken

De twee initiatieven verschillen wezenlijk van elkaar; de soep wordt in twee smaken opgediend. Het IFRS-initatief gaat volgens Van der Enden ‘slechts over de monetaire waardecreatie op het niveau van de onderneming ten behoeve van investeerders’. Het Europese initiatief getuigt daarentegen van een wat bescheidener en minder geldgedreven benadering. De CSRD is gebaseerd op het dubbele materialiteitsprincipe – een bedrijf moet rapporteren over duurzaamheidsaspecten met een wezenlijke impact op twee vlakken, niet alleen op het bedrijf zelf maar ook op het klimaat en de samenleving. Vandaar ook dat de EU heeft gekozen voor GRI als ‘co-constructor’: de EU wil het principe van dubbele materialiteit in de rapportagestandaarden hebben – iets dat GRI wel biedt en de standaarden van SASB en TCFD met hun fi nanciële materialiteit niet.

Zelf is Van den Enden hartstochtelijk pleitbezorger van de Europese benaderingswijze, waarbij de uitkomst zal zijn: fi nanciële rapportages onder IFRS-standaarden en duurzaamheidsrapportages op basis van de CSRD- en GRI-standaarden. Een zogeheten ‘twee pilaren’ benadering voor ‘integrated reporting’.

De Amerikaanse benaderingswijze verdient niet de voorkeur, vindt ook Bronte Klein, global ESG Platform Driver, Tax & Legal Services van PwC. “Duurzaamheidsrapportages zijn niet het prerogatief van investeerders, dit is een te enge benadering. De hele essentie van ‘duurzaamheid’ is nu juíst dat een brede stakeholdergroep moet worden bediend – werknemers, leveranciers en de gemeenschappen waarbinnen bedrijven opereren. Het opstellen van een ESG-rapportage met alleen investeerders als publiek mist zijn doel.”

Het zou wel betekenen dat volledige harmonisatie (één rapport, met vergelijkbare en in geld uit te drukken resultaten) achterwege blijft. Maar duurzaamheidsrapportering is ook iets heel anders dan het rapporteren van fi nanciële cijfers, zegt Van den Enden. “Misschien dat je de fi nanciële waarde van de CO2-emissies in kaart kunt brengen. Maar hoe druk je de waarde van een mensenleven in geld uit? Of van een hogere inclusiviteit of diversiteit? En waar heeft de wereld de meeste behoefte aan? Aan een rapport dat tekst en uitleg geeft over maatregelen die zijn genomen om mensenrechten te beschermen, of aan een rapport waarin de waarde van die maatregelen wordt berekend? Het eerste zou ik zeggen.” •

Duurzame alfabetsoep – de belangrijkste ingrediënten

- Climate Disclosure Standards Board (CDSB) - Carbon Disclosure Project (CDP) - Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) - European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) - Global Reporting Initiative (GRI) - International Integrated Reporting Council (IIRC) - Non-fi nancial Reporting Directive (NFRD) - Standard Development Goals (SDG's) - Sustainability Accounting Standards Board (SASB) - Task Force on Climate Related Disclosures (TCFD) - Value Reporting Foundation (VRF)

WALTER BIEN, CFO VAN ALLIANDER ‘WE HEBBEN IETS IN GANG GEZET’

Hectiek, plannen, investeren. De energietransitie legt grote druk op netbeheerders. Want het stroomnet zit vol, terwijl de elektrifi catie juist meer capaciteit vereist. Walter Bien, CFO van Alliander, over kansen en uitdagingen.

Tekst Charles Sanders Beeld Mark van den Brink

Walter Bien

Walter Bien werd in juli 2019 door de Raad van Commissarissen van Alliander tot Chief Financial Offi cer benoemd. Na zijn aanstelling sprak hij de woorden: “Alliander en de maatschappij staan voor een enorme uitdaging, waarbij de energietransitie belangrijke (fi nanciële) afwegingen met zich meebrengt. Ik geloof dat we maar één kans hebben om onze leefomgeving op een verantwoorde wijze aan volgende generaties door te geven.” Bien is 49 jaar, woont in Breukelen, houdt van zeilen en mountainbiken, is lid van de Raad van Toezicht Stichting AAP. Hij startte zijn loopbaan bij Ballast Nedam, werd later fi nancieel directeur van de ontwikkelingsmaatschappij van dat bedrijf, maakte in 2006 de overstap naar Boskalis, waar hij onder andere CFO Boskalis Nederland en CFO Dredging & Inland Infra was. Walter Bien studeerde economie en register control aan de Universiteit van Amsterdam. S tedin, Enexis en Liander, onderdeel van netwerkbedrijf Alliander, lieten afgelopen weken van zich horen. De regionale netbeheerders waarschuwen, samen met landelijk netbeheerder TenneT, dat op steeds meer plaatsen de maximale capaciteit van het elektriciteitsnetwerk wordt bereikt. Het net raakt overbelast en mega-investeringen zijn vereist om aan de vraag van consumenten en ondernemers te kunnen blijven voldoen. Nu al moet in sommige provincies op aansluitverzoeken ‘nee’ worden verkocht.

Walter Bien, CFO van Alliander: “Ons netwerk is één van de betrouwbaarste ter wereld maar ooit ontworpen om, met een ‘steeds dunner wordende kabel’, elektriciteit van centrales naar huizen en bedrijven te transporteren. Door de energietransitie is de druk op dat net enorm geworden. We gebruiken steeds meer elektriciteit. Tegelijkertijd wordt steeds meer elektriciteit duurzaam opgewekt, met zon en wind. De investeringen die wij – samen met de andere beheerders – moeten doen, komen tot 2050 neer op zo’n 100 miljard euro.” Een amper voor te stellen bedrag. Ter vergelijking: de wereldvermaarde Deltawerken vergden een investering van minder dan 20 miljard euro. En om die kostengroei voor de netbeheerders verder enigszins gezicht te geven: Alliander investeerde tot voor kort tussen de 400 en 500 miljoen euro om het netwerk up-to-date te houden. In 2020 groeide dat bedrag tot bijna 1 miljard euro. Naar verwachtingen lopen de investeringen komende jaren op tot meer dan 1,2 miljard euro per jaar. Bestaande elektriciteitsstations moeten worden uitgebreid, nieuwe gerealiseerd. En onder de grond is het zaak kabels te vervangen om de capaciteit van doorvoer goed te kunnen verwerken. Verwachting is dat de elektriciteitsvraag de komende decennia – mede door de bouw van datacenters en de voorspelde hausse in groei van het aantal laadpalen voor ‘stekkerauto’s’ – zal verdubbelen.

Uitdaging als nooit tevoren

De afdeling Finance van de netbeheerder wacht dan ook een uitdaging als nooit tevoren. Bij Alliander werd Walter Bien ruim twee jaar geleden

Alliander N.V.

is voortgekomen uit Nuon en bestaat uit de onderdelen Liander, Qirion, Kenter, Firan en Entrnce. Het nutsbedrijf verzorgt de energiedistributie in een derde van Nederland, telt ruim 5,8 miljoen klantaansluitingen, beheert 92.000 kilometer elektriciteitskabel en 42.000 kilometer gasleiding. De netbeheerder Liander (7.500 werknemers) heeft, samen met Enexis en Stedin, met het energietransport, de aansluitdienst en de meetdienst een exclusieve, wettelijke taak. Toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) stelt de toegestane tarieven vast. Onder de 76 aandeelhouders zijn de provincies Friesland, Gelderland, Noord-Holland, Zuid-Holland en diverse gemeenten.

binnengehaald als nieuwe Chief Financial Offi cer. Voor zijn komst naar Alliander werkte Bien 23 jaar in verschillende controller- en CFO-functies in de mondiale aannemerij, bij Ballast Nedam en – ruim dertien jaar – bij Koninklijke Boskalis. Over zijn komst in de zomer van 2019 van één van de grootste baggeraars ter wereld naar Alliander: “Ook Boskalis is met de aanleg van havens, gas- en pijpleidingen natuurlijk actief in de energiemarkt. Daar leerde ik deze wereld kennen. Toen kwam Alliander op mijn pad, een organisatie die cruciaal is in de energietransitie. Er is maar één wereld en de overgang van fossiele energie naar CO2-neutraal wordt getekend door exceptionele groei. Tot 2050 moet één op de drie Nederlandse straten open worden gemaakt om ons energienetwerk te versterken.” Er wacht een enorme hoeveelheid werk, extra uitdaging in tijden dat het voor elke organisatie moeilijk is om – met name technische – collega’s te vinden in een oververhitte arbeidsmarkt. “Dat is echt een nationaal probleem”, zegt Bien. “We proberen dit op verschillende manieren aan te pakken. Bijvoorbeeld door samen met aannemers te investeren in opleidingen van technisch personeel. We hebben een eigen vakschool, midden in ons kantoor in Duiven. Het wegkopen van mensen verlegt slechts het probleem, wij investeren liever in scholing. Daarnaast leiden we statushouders op en konden afgelopen jaren een aantal – vanwege de pandemie – naar huis gestuurde vliegtuigmonteurs van KLM bij ons aan de slag. Ook vragen we in Den Haag aandacht voor dit probleem.”

Positie kapitaalmarkt versterken

Als CFO is het de taak van Walter Bien en zijn fi nance team om de fi nanciering van de energietransitie in kaart te brengen - en om oplossingen aan te dragen. “We zijn voortdurend in gesprek met onze aandeelhouders, dat zijn gemeenten en provincies. Momenteel gaat dit veel over ons verzoek om ons eigen vermogen met 600 miljoen euro te vergroten, waardoor onze positie op de kapitaalmarkt navenant wordt versterkt. Daarnaast hebben we een kostenbesparingstraject, dat heeft tot nu toe al voor 150 miljoen euro per jaar aan besparing opgeleverd.” Alliander voert op jaarbasis 14.000 projecten uit, je kunt niet op elk daarvan een controller zetten, vervolgt Bien. “Hoe kan het effectiever? We passen onze systemen en processen aan, investeren op verantwoorde wijze in digitalisering. We hebben gekeken naar het inhuren van externe krachten, naar modulair bouwen. Finance heeft in dat alles een sleutelrol, is een spiegel die inzichtelijk maakt hoe we het doen, waar we staan. Door de energietransitie moet Alliander nu ook veel meer klantgericht werken en moet het beste uit de organisatie worden gehaald.” Digitalisering is ook het toverwoord als het om de ‘upgrade’ van het elektriciteitsnet gaat. Want een digitaal netwerk is veel beter te beheren, zoals met congestiemanagement, waarmee opstoppingen zijn te omzeilen. Congestiemanagement is het afstemmen van vraag en aanbod van elektriciteit door bedrijven rond een knelpunt. “Aan de ene kant is het zaak meer kabels in de grond te krijgen, aan de andere kant willen we meer uit het bestaande net halen”, legt Walter Bien uit. “Vergelijk het met een zesbaans snelweg, die maar een deel van de dag nodig is. Door te sturen op het gebruik, heb je aan een vierbaansweg genoeg. Dan is het zonde om te investeren in zes rijstroken. Daarover maken we afspraken met be-

drijven. Wanneer veel, wanneer minder elektriciteit te gebruiken.” Later volgen die ontwikkelingen ook voor consumenten. Bijvoorbeeld door uit zonnepanelen gegenereerde energie, vast te houden in batterijen, accu’s of elektrische auto’s. Want op zonnige dagen is er vaak meer energie, dan kan worden behouden of gebruikt. Extra uitdaging voor Alliander is dat de regionale netbeheerder ook verantwoordelijk is voor energietransport, zowel in landelijk gebied als voor een fl ink deel van de drukke Randstad. Gelderland, Friesland, Flevoland, Zuid-Holland en een deel van Noord-Holland - waaronder ook Amsterdam.

Zeer ambitieuze agenda

“De hoofdstad kent een zeer ambitieuze agenda op het gebied van duurzaamheid”, zegt Walter Bien. “Dat geeft veel druk op ons net. Als Alliander kunnen wij niet beslissen om te schuiven in de wachtlijst van bedrijven of organisaties die aansluiting op het net willen. First come, rst served. Het is een politiek vraagstuk of een school en een ziekenhuis uiteindelijk voorrang moeten krijgen boven bijvoorbeeld het aansluiten van een datacenter. Dat vereist een evenwichtig maatschappelijk debat, een debat dat recht doet aan wat de samenleving wil.” Complexe vraagstukken, dilemma’s, knopen die moeten worden doorgehakt. Met politiek en maatschappij die toekijken. Daar waar netbeheerders tot een paar jaar geleden in een voorspelbare, fi nancieel veilige omgeving acteerden, is dat door de energietransitie drastisch veranderd. Hoe Bien die andere dynamiek ervaart? “Werken bij Alliander is anders dan verantwoordelijk zijn voor fi nance bij een mondiaal opererende baggeraar. Maar het was en is een interesting ride, so far. Er is afgelopen twee jaar zoveel gebeurd, zoveel goed gegaan ook. Dan noem ik de fi nanciering van de energietransitie, onze voortrekkersrol om de omvang van de transitie en de daarmee gepaard gaande kosten op de kaart te zetten. Denk daarbij bijvoorbeeld ook aan de gesprekken met onze aandeelhouders.” Dat zijn 76 gemeenten en provincies. “Ik ben zelf regelmatig het land ingegaan om te praten met vertegenwoordigers daarvan”, kijkt Walter Bien terug op overleg om aandeelhouders ervan te overtuigen extra te investeren. “Natuurlijk waren er – zeker bij sommige gemeenten die het fi nancieel niet gemakkelijk hebben – vragen. Maar als Alliander geven wij invulling aan de ambities die deze gemeenten en provincies zelf ook hebben.”

Samen met grote infrabedrijven

Andere zaken die Walter Bien noemt, terugkijkend op die twee jaar als CFO bij Alliander: “Onze impact reporting, het sturen op maatschappelijke waarden. Het samenwerken daarin met de andere grote netbeheerders zoals TenneT en bedrijven als Gasunie, Prorail, Schiphol en Port of Amsterdam. Samen werken aan het doorontwikkelen van modellen, pro-actief sturen – ondanks de verschillen tussen al die bedrijven en organisaties. Ook ons kostenbesparingsprogramma mag niet onbenoemd blijven. Want ondanks het opschalen van de productie zijn de kosten gereduceerd.” Dat laatste betekende – onvermijdelijk – gedwongen afscheid nemen van mensen, van functies die inhoudelijk afl iepen. “Soms konden we collega’s intern herplaatsen en gelukkig hebben we op dit punt de arbeidsmarkt mee: veel vraag en weinig aanbod. Maar onbegrip was er in individuele gevallen ook.” Co-piloot, zo omschrijft Walter Bien de rol van fi nance. Tweede vlieger in de cockpit, naast de bedrijfsonderdelen die zich met de inhoud bezighouden als captain. Met onderling dat ene gezamenlijke doel: voldoen aan de klimaatafspraken waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd. Vorig jaar presenteerde onze CFO een visie op fi nance, óók een vorm van transitie. Van de oude en ‘veilige’ organisatie naar een bedrijf dat voorbereid is op die snelle veranderingen. En dus: meer verantwoordelijkheid nemen, minder consultant zijn, meer investeren in digitalisering, een meer pro-actieve en soms kritischer houding aannemen.

Diversiteit is verrijkend

De CFO heeft naast fi nance, ook inkoop, juridische zaken, facilities en New Business, de activiteiten

in het vrije domein, in zijn portefeuille. In totaal stuurt Bien ongeveer duizend medewerkers aan. “Mijn fi nance team is heel divers, niet alleen in het evenwicht tussen vrouw en man, maar ook qua karakters”, zegt Bien. “Vroeger nam je – en ja, ik ook – mensen aan die op jou leken. Maar dat doe ik nu anders. Een diverse samenstelling van je team werkt heel verrijkend. Tegelijkertijd vraagt het ook meer tijd. Om tot een goede afstemming te komen.” Dat laatste geldt eveneens voor de Raad van Bestuur – CEO, CFO, CTO, COO – van Alliander. “Ons wacht een enorme opgave”, aldus de CFO. “We investeren veel en vaak om elkaar te begrijpen, zijn elk kwartaal een hele dag samen. ‘Waar kunnen we ons als team zélf verbeteren?’ De één is meer gericht op cultuur, de ander neemt het visionaire deel voor haar of zijn rekening, een volgende is weer doelgericht, gaat voor resultaat.” Walter Bien zelf tekent voor die laatste twee eigenschappen. “Mijn leiderschap staat voor resultaat”, zegt hij. “Waarbij de nadruk ligt op ‘samen’, om alles in verbinding met elkaar te doen. Dat vind ik heel belangrijk. Ik ga actief op pad, maak wandelafspraken met mensen uit de verschillende teams. En ja, we hebben iets in gang gezet.” •

De energietransitie

De energietransitie is in volle gang en dat brengt uitdagingen met zicht mee. De fl inke groei van het aantal zonne- en windparken, datacenters en energie-intensieve sectoren, zoals de glastuinbouw, zorgen voor een enorme belasting op het stroomnet. Om overbelasting te voorkomen zijn uitbreidingen nodig. Maar door langdurige vergunningstrajecten en een groot tekort aan technici is dat niet van vandaag op morgen geregeld. Daarnaast gaat Nederland van het gas af. Aardgas wordt vervangen door duurzame manieren van verwarmen, zoals groen gas en waterstof. Initiatieven die goed zijn voor ons milieu en de opwarming van de aarde helpen tegen te gaan. Om het energienet betrouwbaar, bereikbaar en betaalbaar te houden, wordt gewerkt aan slimme oplossingen. Innovaties waarmee netbeheerder Liander de energietransitie kan blijven faciliteren, de maatschappelijke kosten van de energievoorziening kan beperken en waarmee iedereen onder gelijke condities toegang blijft houden tot energie.

This article is from: