Ondernemingsplan flowplein 2011 v003

Page 1

Ondernemingsplan FLOW Flowplein een gemeenschappelijke voorziening

Je moet niet alle vragen met een antwoord bederven. Uit de Tao Te Ching

Eindhoven 3 maart 2011


Achtergrond: Begin 2010 hebben de betrokken partijen een verzoek gedaan aan de gemeente Eindhoven om onderzoek te doen naar achtereenvolgens de haalbaarheid en een businessplan ten behoeve van een gemeenschappelijke voorziening t.b.v. mensontwikkeling en arbeidsparticipatie. Destijds werd deze voorziening verwezen met de projectnaam “Het Productiehuis”. bij voortschrijdend inzicht is de gedachte ontstaan dat deze projectnaam onvoldoende de lading dekt en zelfs een verkeerde indruk zou kunnen wekken, namelijk dat het hier handelt om een semipermanente productie- en werkomgeving met een beschut karakter. Omdat die associatie onjuist is wordt in dit document gebruik gemaakt van twee nieuwe begrippen; “Flow” en “Flowplein”.  

Flow is de participatieketen die de betrokken partijen willen realiseren; een hechtere samenwerking in de keten. Flowplein is een gezamenlijke leerwerkvoorziening t.b.v. mensontwikkeling en arbeidsparticipatie in de gemeente Eindhoven.

Conform de in het voorjaar van 2010 van de gemeente Eindhoven verkregen opdracht beperkt dit ondernemingsplan zich tot de gemeenschappelijke voorziening Flowplein. Waar zinvol wordt een verwijzing gemaakt naar het tijdens de onderzoeksfase ontstane denkraam m.b.t. Flow. In juni 2010 werd het haalbaarheidsonderzoek opgeleverd. Het betrof een tussentijds document op grond waarvan de betrokken partijen konden aangeven of, en zo ja onder welke voorwaarden, zij het zinvol achtte om deel te nemen aan het tweede deel van het onderzoek; het ondernemingsplan. Aansluitend op deze intentie om betrokken te worden bij het ontwikkelen van het ondernemingsplan is in overleg met de sector Werk van de gemeente Eindhoven besloten om het tweede deel van het onderzoek uit te voeren; de ontwikkeling en oplevering van dit onderhavige ondernemingsplan.

Chronologie: 1. Januari 2010 Het basisidee en de opzet werden door de gemeente Eindhoven, Ergon en Emet bedacht. In januari 2010 werd dit idee gepresenteerd aan de hieronder genoemde partijen: de gemeente Eindhoven (Hoofd Sector Werk) , ChainWorks (directie), Ergon (directie), GGZ (hoofd facilitair bedrijf), Neos (manager werkbedrijven). Presentatie: https://acrobat.com/#d=h30AV8SPtRxqFqI6LAd19Q Positioneringdocument: https://acrobat.com/#d=8VSfgjhJahETdmJwm2FzIg 2. Maart 2010 Emet ontvangt opdracht van de gemeente om een onderzoek te doen naar de haalbaarheid van het Productiehuis (nu Flowplein).

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 2


3. Juli 2010 Oplevering haalbaarheidsonderzoek Document: inclusief verslagen van besprekingen nadien (over het haalbaarheidsonderzoek): https://acrobat.com/#d=FE-NmsCp5tTLHn6fwB-UgQ 4. Augustus 2010 a. eerste helft augustus; gemeente stemt in met het uitvoeren van het tweede deel van de betreffende opdracht; het opleveren van een businessplan. b. in de tweede helft van augustus hebben gesprekken plaatsgevonden met alle bovenstaande initiatiefnemers. Door GGZ werd de wens geuit om de Boei en Promenso te betrekken bij de vervolgactie; de ontwikkeling van het Businessplan.

5. november 2010 Op 23 november 2010 heeft een workshop plaatsgevonden om invulling te

geven aan het initiatief en concept Productiehuis (nu Flowplein). Deelnemers aan dit overleg waren bestuurders en directieleden van Promenso, de Boei, Neos, Trabajo en Ergon.

Betrekken partijen en contactpersonen:       

GGZE; ProMenso; De Boei, Ergon; Trabajo NEOS; ChainWorks;

Joep Verbugt Josje Taabe Hans Maréchal Peter Quik en Hans Lamers Edith Bakker Ting Yu Chu en Doryanne van Gemert Arjen Spaander

NB: de meest opvallende ontbrekende schakels zijn natuurlijk de gemeente Eindhoven en de werkgevers. Dit is niet omdat deze partijen niet betrokken zijn of geen belang hebben maar omdat hun rollen anders zijn: a. De gemeente heeft zich gecommiteerd om onderzoek naar dit initiatief te financieren. Ze wil het maatschappelijk middenveld (betrokken partijen) vooral zelfstandig en zonder opgelegde politiek/bestuurlijke kaders tot een aanzet laten komen om hun onderlinge samenhang en de doelmatigheid van in de participatieketen te versterken. b. Werkgevers zijn niet betrokken, noch bij de haalbaarheidsanalyse, noch bij de ontwikkeling van dit ondernemingsplan. Dat was bij de aanvang van de analyse niet de beoogde opzet. Dit houdt allerminst in dat ze bij een nadere uitwerking niet in hoge mate betrokken moeten worden. Een aantal belangrijke partijen in het sociaal-maatschappelijke middenveld zoals de Lumens groep, Novadic Kentron, het ROC, (commerciële) re-integratiepartners van de gemeente et al zijn vooralsnog niet betrokken. Dit houdt niet in dat ze niet een

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 3


belangrijke partner in de keten zijn noch dat hun toekomstige betrokkenheid niet gewenst zou zijn, integendeel.

Organisatorisch kader: Betrokken partijen (hierboven) hebben, tijdens gesprekken aangegeven dat het gebruik maken van een gezamenlijke leer-, werk- en re-integratievloer; Flowplein, wenselijk is, het wordt gezien als een middel. Maar daarnaast (bovendien) zou gewerkt moeten worden aan een samenhangende participatieketen waarin partijen actief streven naar een meer efficiënte en doelmatige samenwerking in de keten; Flow, dit wordt gezien als een doel. In dit ondernemingsplan wordt, conform de opdrachtformulering, uitsluitend ingegaan op de gezamenlijke fysieke leer-, werk- en re-integratievloer; Flowplein. Daar waar dit functioneel is, worden ideeën en suggesties die tijdens de diverse contactmomenten naar voren zijn gekomen aangaande de participatieketen =Flow= in dit stuk opgenomen.

Organisatie ‘Flow’: Flow staat voor een participatieketen. Flow bestaat (nog) niet, de naam Flow wordt beeldvormend in dit document opgevoerd. Echter, in het kader van het onderhavige onderzoek naar de haalbaarheid van een gemeenschappelijke leer, werk- en participatievoorziening en de ontwikkeling van het ondernemingsplan werd wel veelvuldig en met verve gepleit voor een goed ingerichte participatieketen. Flow wordt gezien als een kritische succesfactor voor Flowplein. In het huidige denkraam1 is Flow is geen rechtspersoon maar wordt het een collectief streven (misschien een projectorganisatie?) met bindende kaders en concrete, ‘harde’ werkafspraken. Een projectorganisatie die de deelnemende instellingen in het sociaalmaatschappelijke middenveld (zoals, maar niet uitsluitend, de eerdergenoemde betrokken partijen) aanzet tot -- en ondersteund bij -- het tot stand brengen van een efficiënte en effectieve participatieketen. In deze participatieketen staat mobiliteit centraal. Flow beoogt cliënten methodisch en via meerdere schakels toe te leiden naar een voor hem/haar realistische trede op de participatieladder2. Flow is dus niet van toepassing voor cliënten die deze trede via één enkele schakel in de keten bereiken. Eindhoven ontbeert een participatieketen, Flow is er (nog) niet. Hierdoor blijven sommige cliënten en hun begeleiders bewust of onbewust steken in een onvoltooid traject. De missie van Flow is om cliënten in hun integrale traject naar haalbare en duurzame participatie te ondersteunen en dus om een duurzame instroom in het beoogde participatieniveau te bereiken. Doelstellingen zijn: 1. Het vereenvoudigen van de overdracht en uitwisseling van cliënten tussen ketenpartners. 1 2

Denkraam gebaseerd op besprekingen en input van de diverse betrokken partijen. Bron VNG: http://www.participatieladder.nl/pages/content.php?page=8

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 4


2. Het mogelijk maken dat cliënten (gedurende een bepaalde tijd in een overlapfase zitten en dus) ook weer terug kunnen in de keten. 3. Het stimuleren dat cliënten niet langer dan nodig vast komen te zitten in een behandel- of begeleidingskader. 4. Daar waar het voor de cliënt mogelijk is om door te stromen naar een volgende trede in het participatie of re-integratietraject moet dat mogelijk worden gemaakt zonder bureaucratische of institutionele barrières. 5. Het werken met ketenconventies op de gebieden methodiek en informatievoorziening. 6. Het gezamenlijk streven naar een voor de cliënt realistische trede op de participatieladder.

Participatieladder, bron VNG

Rechtspersoon ‘Flowplein’: Flowplein heeft geen winstoogmerk en het is wenselijk dat de betrokken partijen bestuurlijke invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming zoals bijvoorbeeld de aanstelling van een directeur of de locatiekeuze. Om die twee redenen ligt het voor de hand dat Flowplein wordt ondergebracht in een stichting. Het bestuur van de stichting zal dan bestaan uit afgevaardigden van de betrokken partijen.

Kernfuncties van het Flowplein; Flowplein is een gezamenlijke voorziening en biedt fysieke ruimte aan deelnemende ketenpartners om samen leer-, werk en re-integratietrajecten in te richten. Kenmerkend van Flowplein is de stroming; het dient een omgeving te worden waar mobiliteit en ‘beweging naar participatie’ centraal staan. Doordat de betrokken partijen elkaar makkelijk weten te vinden op het Flowplein zal de cliënt een breder en meer dekkend aanbod aan begeleidingskaders aangeboden krijgen. Begeleiders/professionals van de betrokken partijen rondom de cliënt kunnen a.h.w. op de vierkante meter schakelen naar het juiste begeleidingskader. Veronderstelt wordt dat cliënttrajecten hierdoor op twee manieren worden versterkt;

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 5


1. Een voorwaartse beweging in het traject wordt minder gehinderd door complexe overdrachtprocedures. Er ontstaat meer flexibiliteit in het totale traject en de snelheid wordt aangepast aan de ontwikkelcapaciteit van de cliënt. 2. Een terugval in het traject hoeft niet altijd te betekenen dat de cliënt “terug naar af” gaat en in een passieve en onbegeleide uitkeringssituatie terecht komt. Veronderstelt wordt dat opvang door een ketenpartner/medegebruiker van het Flowplein dit in veel gevallen voorkomen.

Inrichtingsvarianten van het Flowplein; Functioneel kan de stichting Flowplein op drie manieren worden ingericht; 1. Variant “Regus-model”, afgeleid van de verhuurder van flexibele kantoorcapaciteit “Regus”: de stichting Flowplein verhuurder van de L/Wvloeroppervlakte. Deelnemende instellingen en organisaties maken hier op een “if-and-when-needed” basis gebruik van. De beheerder van het Flowplein is verhuurder en zorgt voor het innen van de huur- en doorberekende vaste lasten voor voorzieningen zoals GWL, ICT, onderhoud en beheer. De gebruiker betaald een gedifferentieerd huurtarief per periode. De differentiering is gebaseerd op kantoorruimte, productie- of werkvloerruimte en (les-) lokaalruimte. a. Voldoende bezetting (verhuur van vierkante meters) is nodig voor een budgetneutrale exploitatie. b. Gebruikers bepalen zelf of en zo ja, hoe ze samen werken in het Flowplein. c. Gebruikers bepalen of en zo ja hoeveel cliënten geplaatst worden. 2. Variant comptabiliteitsmodel, op basis van af te spreken verrekeningsgrondslagen zorgt de stichting Flowplein voor de registratie en verrekening van het onderlinge gebruik van diensten. Dit is een reactieve en volgende rol. a. Gebruikers leveren/nemen diensten van elkaar af en spreken situationeel (op cliëntniveau) af onder welke voorwaarden en verrekeningsgrondslagen ze deze diensten afnemen (diensten, deliverables, verrekeningsprijzen, periode, aantallen cliënten enz.). b. Flowplein registreert de inzet en afname van onderlinge diensten en hanteert hiervoor een inzichtelijk systeem. c. De kosten voor het gebruik van de voorzieningen, inclusief een dagtarief per cliënt voor Flowplein worden doorberekend aan de gebruikers / betrokken ketenpartners. 3. Variant regiemodel, de stichting Flowplein biedt een fysieke collectieve basis voor Flow. Deelnemende organisaties blijven als contractverantwoordelijke partij ‘eigenaar’ van het ontwikkeltraject van hun cliënten. Indien bij het ontwikkeltraject meerdere ketenpartners worden betrokken worden hierover op voorhand, proactief, afspraken met de betrokken ketenpartners gemaakt.

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 6


a. De stichting Flowplein ondersteunt ketenpartners met het bewaken van de trajecten en biedt een eenduidige en collectieve omgeving aan waarin informatie over de trajectvoortgang van de cliënt, inclusief daarbij behorende cliëntgerelateerde informatie (nader vast te stellen) op een efficiënte wijze ter beschikking wordt gesteld aan de ketenpartners. b. Ketenpartners bewaken de mogelijkheden om “sneller vooruit” dan wel terug te kunnen vallen. Dit houdt dus in dat de cliënt en zijn/haar ontwikkeling in het traject (en in de keten) en niet de trajectplanning centraal staat. c. De onderlinge verrekening geschied conform hetgeen beschreven staat in het comptabiliteitsmodel.

Belangrijkste inzichten en conclusies: Meer met minder De basisambitie achter Flow is dat terugval in de keten, m.n. “terug-naar-af”; de kaartenbak van de gemeente en dus terug in een passieve en uitkeringsafhankelijke positie, vermindert. Door samen te werken in samenhangende trajecten kunnen ketenpartners een opvangmogelijkheid binnen de keten organiseren. Het aantal onsuccesvolle trajecten neem daarmee af. Flowplein is een middel, niet een doel op zich Tijdens de besprekingen met de betrokken partijen en eveneens tijdens de workshop van 23 november 2010 werd duidelijk dat partijen er veel belang aan hechten om met elkaar een betere keten te vormen. Een gezamenlijke voorziening (Flowplein) is nuttig en kan dit doel faciliteren maar moet worden gezien als een middel en dus niet als een doel op zich. Eindhoven ontbeert een goed functionerende participatieketen: De sociaal-maatschappelijke Bepaal arbeidsvermogen infrastructuur van de en loonwaarde gemeente Eindhoven ontbeert een goede keten waarmee trajecten van bed • bed, (beroeps-) • baan • • behandeling • (b1), bad (b2) en brood (b3), • bad, opleiding • beter worden 4 • brood • werknemersvia behandeling (b ) en “beter vaardigheden worden” (b5) naar beroepsErgon Ergon GgzE De Boei ROC ROC De Boei opleiding (b6), baan (b7) en NEOS De Boei De Boei NEOS Marktpartijen Marktpartijen 8 burgerschap (b ) wordt bestendigt (b9). Ketenregisseur met bevoegdheid

(volwaardig) • burgerschap

bestendiging

ALLEN

Afbeelding xx; participatieketen (concept)

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 7


Deze “B9-keten”en afbeelding xx; participatieketen, is geen vanzelfsprekendheid en al helemaal geen vaststaande route van A naar Baan. Zo zijn bijvoorbeeld cliënten van de zorgverleners niet altijd (vaak niet) in staat om duurzaam deel te nemen aan de arbeidsmarkt, ook niet met instrumenten als loonsuppletie of in aangepaste werkvoorzieningen. Voor hen is Flowplein dus geen optie. Daarnaast, het spreekt natuurlijk voor zich dat niet iedere cliënt begint bij het begin van deze keten (B1 t/m B6), voor enkele cliënten geldt dat B6 nodig is om te kunnen starten, voor weer anderen geldt dat een start pas mogelijk is nadat de thuissituatie dit mogelijk maakt, eventuele verslavingsproblemen zijn opgelost en cognities t.a.v. gedrag en functioneren adequaat zijn. overigens wordt in het huidige coalitieakkoord van het college een sluitende keten als een van de speerpunten aangemerkt.

Een beperktere maatschappelijke schadelast door loondispensatie of loonkostensubsidie? Het ziet er naar uit dat de diverse regelingen voor de onderkant van de arbeidsmarkt, de WWB/WIJ, Wajong en de Wsw worden omgevormd tot één regeling. Dit zal niet alleen helpen om de bezuinigingsdoelstellingen van het kabinet anno 2011 te realiseren. Het zal ook tot een sanering van het aantal regelingen en uitvoeringskaders leiden. Voor mensen met een arbeidshandicap staat niet de regeling centraal maar de verdiencapaciteit. Werken en verdienen naar vermogen. Loondispensatie voor de werknemer en/of loonkostensubsidie voor de werkgever worden belangrijke financiële instrumenten om werkgevers ertoe te bewegen om arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Het netto rendement op de arbeidskosten zou door deze regelingen op een marktconform niveau moeten blijven, ondanks dat de werkgever werknemers met een (tijdelijke) arbeidsbeperking in dienst heeft genomen. Daarmee worden de drempel tot arbeidsparticipatie in reguliere bedrijven verlaagt en wordt de maatschappelijke schadelast beperkt. In de verwachte periode van capaciteitschaarste is dit voor alle stakeholders een logische ontwikkeling. In perioden van economische recessie en relatief hoge werkloosheid moet nog blijken dat het werkt. In ieder geval zullen de regisseurs in de arbeidsmarkt moeten zorgen voor een goede match tussen de gevraagde inzet van arbeidscapaciteit (kennis en kunde) en het aanbod. Een verdringingseffect moet bovendien worden voorkomen, het moet door stimuleringsregelingen niet aantrekkelijker worden om mensen met een relatieve afstand tot reguliere arbeidscapaciteit dan mensen, (her-)intreders, met een ‘normaal’ vermogen tot loonwaardevorming. Eindhoven (de sociaal-maatschappelijke partners in het middenveld) ontbeert een collectieve methode t.b.v. vaststellen van het (duurzame) arbeidsvermogen van cliënten met een beperking. Werken naar vermogen is het moto van de gemeente. Het vaststellen van dat vermogen bestaat m.i. uit meerdere componenten: 1. Het feitelijke arbeidsvermogen; tot welke ‘productie’ en waardecreatie (output) is de cliënt duurzaam in staat?

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 8


2. De loonwaarde; tot vergoeding van welke loonwaarde (input) is de werkgever bereid en in hoeverre wordt hiermee de uitkeringsafhankelijkheid van de cliënt beïnvloed (lees; vermindert)? Beide begrippen zijn belangrijk. Beide zijn variabel en onderhevig aan: 1. De loopbaan- en competentieontwikkeling van de werknemer. 2. De relatieve schaarste van het aanbod aan arbeidscapaciteit. De crux zit in de term “collectieve methode”. Een aantal spelers in het sociaalmaatschappelijke middenveld in Eindhoven beschikken over veel eigen kennis, kunde en ervaring (competentie) rondom arbeidsdiagnostiek en –anamnese. Het tot stand komen van Flow vergt dat je moet kunnen delen om te vermenigvuldigen. De uitdaging wordt om tot één gezamenlijke methode te komen, één keten waarbinnen dezelfde taal wordt gesproken en waar het faalgevoelige vertalen van elkanders taal tot het verleden gaat behoren. Dat betekend misschien dat een beetje (of helemaal) afscheid moet worden genomen van de eigen methodische kaders om uiteindelijk gezamenlijk te werken aan een collectieve best practice of, in eerste instantie al een hele opgaaf, “workeable practice”. In feite staat het vaststellen van het potentiële arbeidsvermogen en de loonwaarde en daarmee de loonsuppletie of waarde van arbeidskostensubsidie, gelijk aan het definiëren van een doelstelling. Het Loesje bereiken van deze doelstelling vergt de trajectmatige inzet van expertise en instrumenten. Een traject kan de betrokkenheid van meerdere expertises en organisaties vergen. Trajectregie is derhalve van belang. Een gezamenlijk centrum waar arbeidsdiagnostiek en tevens de trajectregie wordt vastgesteld en bewaakt lijkt de beste manier om samenwerking in de trajecten te borgen. Het maken van duidelijke afspraken over de functies van de betrokken partijen in die trajecten en het bepalen van de overdrachtschakels tussen de betrokken partijen (niet de grenzen) is onontbeerlijk. “Vroeger dacht ik dat mijn beperkingen mijn grenzen waren.”

Een valkuil is een rigide ‘one-way’ aansturing van de trajecten, niet alleen door de trajectregisseur maar ook door de ketenpartners. De mogelijkheid moet worden behouden om een cliënt een stap terug te laten doen, bijvoorbeeld om daarna weer twee stappen vooruit te nemen. Dit impliceert dat een stelsel van onderlinge verrekeningsgrondslagen moet worden ontwikkeld door de betrokken ketenpartners. Een open sociaal landschap is nodig: Een valkuil is een rigide ‘one-way / one-solution’ aansturing en inrichting van trajecten. Cliënten kunnen dan a.h.w. vast komen te zitten in een kader (begeleidingsomgeving) waar ze worden beperkt in hun vermaatschappelijkingsproces. De mogelijkheid moet worden gecreëerd om een cliënt een stap terug te laten doen om daarna twee stappen vooruit te nemen. De mogelijkheid moet eveneens worden gecreëerd om een cliënt een traject aan te bieden van opvang en behandeling, via sociale activering naar arbeidsactivering en werknemerschap. Dit is een werkpraktijk

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 9


die momenteel organisatie- en instellingoverschrijdend nog te weinig plaatsvindt. Dit impliceert natuurlijk wel dat een stelsel van onderlinge verrekenings-grondslagen moet worden ontwikkeld door de betrokken ketenpartners. NB: voor een substantieel aantal cliënten is ketenoverschrijdend werken niet aan de orde.

Niet één supertanker maar een georganiseerde vloot: De trajectregiefunctie houdt nadrukkelijk niet in dat partijen in het maatschappelijke middenveld geen bestaansredenen meer hebben, integendeel. De expertise en doelgroepspecifieke ervaring van partijen is van belang om voldoende aanbod aan begeleidingsoplossingen te behouden. Het is belangrijk dat er voldoende variëteit en diversiteit in opvang- en begeleidingsomgevingen blijft bestaan. Indien de ontwikkeling naar één regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt inhoudt dat er ook minder cliëntspecifieke trajectenstappen, in ‘eigen’ omgevingen kunnen worden geboden dan zal dit de efficiëntie van het gemeentelijke netwerk ondermijnen en zal het aantal trajecten dat kan worden opgestart verminderen. Ook zal dan de kwaliteit van trajecten verminderen en trajectuitval toenemen.

Sociaal effect Onderstaand treft u een overzicht aan van de sociaal-maatschappelijke effecten die worden beoogt met het Flowplein: Minder “trajectshopping”; Trajectshopping werd in gesprekken met meerdere betrokken organisaties genoemd als een fenomeen dat kostenverhogend werkt. Met de term wordt bedoeld: “het door cliënt meerdere malen zonder aantoonbaar succes deelnemen aan trajecten bij verschillende trajectaanbieders”. Er lijkt geen of slechts mondjesmaat informatie te worden overgedragen tussen de trajectbegeleiders (respectievelijk de organisaties), uitval betekend in de regel terugval in een passieve uitkeringssituatie zonder dat er inspanningen worden verricht aan de (zelf-)ontwikkeling van de betreffende cliënt. Deze terugval duurt een bepaalde periode tot de consulent en/of de cliënt weer de moed hebben om te beginnen aan een nieuw traject. Het is niet mogelijk om trajectshopping te kwantificeren. Toch is het redelijk om te veronderstellen dat trajectshopping kan verminderen als trajectaanbieders gezamenlijk gebruik maken van één fysieke L/W- en re-integratievoorziening. Als uitval in een bepaald traject dreigt vanwege een misfit tussen de cliënt en zijn/haar traject en of begeleiding, dan kan de betreffende cliënt opgevangen worden door een

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Uit: Kadernota_Prioritering_Participatiebudget Eindhoven_2011.pdf Enerzijds is sprake van een krapte van voorzieningen. Anderzijds is er ook zoveel waar de burger in Eindhoven aanspraak kan maken. Het is belangrijk om een nieuwe samenhang te ontdekken. Vaak staan problemen niet op zichzelf en vaak zien we dan ook dat 1 burger gebruik maakt van meerdere voorzieningen (bijstand, re-integratie, schulddienstverlening, maatschappelijk werk, minimaregelingen, etc.). Vroeg signaleren en hierdoor preventief kunnen werken is een grote uitdaging, die moet voorkomen dat mensen van veel voorzieningen (tijdelijk) afhankelijk worden.

Pagina 10


van de andere trajectbegeleiders die gebruik maken van de voorziening. Een periode van passieve terugval in een onbegeleide uitkeringssituatie wordt dan voorkomen. Trajectbegeleiders kunnen a.h.w. “schakelen op de vierkante meter rondom de cliënt”. Verkorten van de wachtlijsten voor Ergon; Eindhoven ontbeert een voorsorteeromgeving voor cliënten die wel beschikken over een WSW-indicatie maar vooralsnog niet over een arbeidsovereenkomst met Ergon. De oorzaak ligt veelal bij het niet goed kunnen beoordelen van het afbreukrisico. Hierdoor kunnen enerzijds persoonlijke teleurstellingen ontstaan bij medewerkers die nog over onvoldoende kracht beschikken om een SW-dienstverband aan te gaan en anderzijds kan het tot ernstige verstoringen leiden in de diverse werkpraktijken van Ergon. Een voorsorteeromgeving kan de instroom van SW-geïdentificeerde medewerkers bevorderen zonder dat een (tijdelijke) deviatie in de route naar Ergon wordt ervaren als een persoonlijk drama. Het juiste traject, het juiste moment: Een moeilijke opgave. De sector Werk heeft zich verbonden aan de ambitie om in 2013 het werkdeel 50% efficiënter in te zetten. Een ambitie met lef die getuigd van inzicht in de huidige werkpraktijk. Efficiëntie begint met de juiste trajectkeuze te maken, immers, een onjuist traject vergroot de kans op falen aanzienlijk. Toch zal ook in de toekomst een traject (nog) niet altijd passen bij de persoon. Het methodisch kader of de mate complexiteit of uitdaging kan te hoog gegrepen zijn. In dat geval is het zonde dat de klant weer terugvalt in een passieve uitkeringssituatie. Het vormen van een trajectrampoline door samenwerkende ketenpartners op het Flowplein dient de diepte van de terugval te verminderen. Ook kan de trajectkeuze worden versterkt door te werken met een diagnose- en anamnesemethodiek die door alle partijen wordt aanvaard. Het gaat er dan niet alleen om het vaststellen wat er met de cliënt aan de hand is maar vooral wat het ontwikkelpotentieel van de cliënt op de participatieladder is en via welk (gecombineerd) trajectaanbod dit wordt bereikt. Een sluitende aanpak vergt een sluitende keten: Een ongehinderde en daardoor minder bureaucratische en versnelde doorstroming naar de passende trede op de participatieladder vergt een goede aaneenschakeling van de werkpraktijk. Niet alleen een meer ‘vloeiende’ overdracht maar ook een efficiënte procesgang zijn hier belangrijk. Het afstemmen en van elkaar overnemen van methodische kaders is hiervoor essentieel. We denken dat Flow en -- als pilotkader – Flowplein een omgeving dienen te worden waar de werkpraktijken beter op elkaar kunnen worden aangesloten. Concreet houdt dit het volgende in: Verminder ‘duplication of effort’: het voorkomen van onnodige dubbelingen zoals assessments, tests, arbeidsanamneses. Dit vergt dat ketenpartners vertrouwen moeten hebben in elkanders analyses en trajectplanningen en niet langer alles zelf ook nog een keer moeten verifiëren. Overigens wijs ik er op dat dubbelingen in de werkpraktijk niet altijd toe te wijzen zijn aan van buitenaf opgelegde bureaucratie.

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 11


De keten moet sluitend zijn. dat betekend dat alle ketenpartners oprecht tijd en energie moeten steken in het identificeren van inefficiënties en dubbelingen. Dit vergt een bedrijfskundige data- en trajectanalyse en de betrokkenheid daarbij van alle partners; van gemeente tot werkgever. M.i. kan een dergelijke trajectanalyse in een drietal workshops worden uitgevoerd. ICT (de media) als bindmiddel.

Vervolgstappen: De vervolgstappen zijn afhankelijk van de functiekeuze (zie varianten op pagina 5) die door betrokken partijen wordt gemaakt. Echter, een belangrijke conclusie in het verslag van de workshop van 23 november 2010 en daarin opgevoerd als “standpunt van de dag”: “we moeten het gewoon doen” (zie ook het verslag van die workshop). Gezamenlijk standpunt geformuleerd tijdens de workshop van 23 november 2010: “indien we van mening zijn dat het vormen van een keten een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de ketenpartners dan moeten we het gewoon doen.” Dus niet afwachten tot de gemeente Eindhoven een vraag stelt (of opdracht geeft) en ook niet wachten tot de budgettaire kaders dusdanig zijn uitgehold dat economische motieven samenwerking in de keten afdwingen. Achterliggende gedachte is dat niet alleen de betrokken partijen met forse besparingen te maken hebben maar dat het sociaal-maatschappelijke middenveld als geheel, inclusief de gemeente, de verantwoordelijkheid heeft om de doelmatigheid centraal te stellen. Besluitvorming: Partijen zullen ieder voor zich moeten uitmaken of ze zich willen verbinden aan Flow en daarnaast, in een separaat besluit, of ze gebruik willen maken van een gezamenlijke fysieke voorziening in de vorm van het Flowplein. De besluitvorming is niet vrijblijvend maar een concrete commitment om maatregelen te nemen die het slagen van zowel Flow als Flowplein ondersteunen.

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 12


Besluitvorming (deze aanbeveling geldt voor alle betrokken partijen)

FLow

Flowplein

Bereidheid om de cliënt over te dragen aan de geschikte ketenpartner. NB: indien de cliënt de daartoe in staat is maar binnen de ‘eigen’ begeleidingsomgeving niet meer in staat is om zich verder te ontwikkelen op de participatieladder,.

Bereid zijn om actief samen te werken met andere gebruikers, ketenpartners, van het Flowplein.

Bereid zijn om, o.b.v. een objectieve beoordeling van cliënten en het cliëntenbestand, vast te stellen hoeveel cliënten in potentie zullen uitstromen.

Bereid zijn om actief te werken aan de inrichting van logische trajecten opdat de cliënt op een zorgvuldige en doelmatige wijze wordt ondersteund in zijn haar ontwikkeling naar de juiste trede op de participatieladder. Hierbij gebruik makend van de aanwezige fysieke mogelijkheden en de competenties die door andere ketenpartners worden aangeboden.

Bereid zijn om dubbelingen in het begeleidingsproces, van intake, via doorstroom naar uitstroom, te identificeren en zich actief in te zetten om deze inefficiënties weg te nemen. Bereid dus zijn om te delen alvorens kan worden vermenigvuldigt.

Bereid zijn om periodiek harde toezeggingen te doen over het gebruik van het Flowplein; Aantallen cliënten Inzet middelen en deskundigheden Bereid zijn om, in overleg met ketenpartners, vast te stellen welke doelgroepdifferentiatie wenselijk is. Hierbij ook rekening houdende met de mogelijkheden en onmogelijkheden om doelgroepen te mengen.

Financiële paragraaf: Deze paragraaf beperkt zich tot Flowplein. De berekeningen zijn fictief, er is immers nog geen Flowplein, de huurprijs van een dergelijke voorziening is dus onbekend en tevens zijn de aantallen cliënten die gebruik zullen maken van de voorziening niet bekend. Om die reden wordt uitgegaan van de volgende fictieve uitgangspunten:  De kerngegevens en huurkosten van het pand aan de Pastoor Sickingstraat te Eindhoven (€ 5.000 / maand) zoals geïndiceerd (niet overeengekomen!) door de beheerder WoonInc.  Een raming van de GWL kosten  Een raming van de instandhoudingskosten (rekening houdende het projectmatige karakter van de voorziening en dus met aanvaardbaar verval tot de periode van sloop of renovatie)  De aantallen cliënten die door betrokken partijen zijn benoemd als mogelijke instroom in de gezamenlijke voorziening.

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 13


Let op, deze gegevens worden vooralsnog fictief genoemd omdat sluitend afspraken t.a.v. deze variabelen met alle betrokken partijen pas kunnen worden gemaakt als door hen een (collectief) besluit wordt genomen t.a.v. de realisatie van het Flowplein. De financiële kaders voor deze gemeenschappelijke voorziening zijn betrekkelijk eenvoudig. Er worden 3 mogelijke kostenposten aan gebruikers in rekening gebracht: 1. Vastgoed (incl. onderhoud, beheer, excl. voorzieningen) a. De gedachte heeft zich ontwikkeld om het benodigde vastgoed op projectbasis te betrekken. Het betreft dan voorzieningen die vanwege een (toekomstig) bestemmingsplan zullen worden herontwikkeld. Beeldvormend; het is a.h.w. antikraak benutten van het pand. In de periode tussen ingebruikname en herontwikkeling kan het Flowplein gebruik maken van de desbetreffende voorziening. Hierdoor zijn de kosten relatief laag. Een bijkomend voordeel van projectmatig vastgoedbeheer is dat er een dynamiek ontstaat rondom het Flowplein. Uitgangspunt moet wel zijn dat de betreffende voorziening voor tenminste 24 maanden beschikbaar moet zijn. b. Rekening is te houden met een marktconforme huurwaarde per M2 van €82,- (bron NVM data en research). c. Onderhoudskosten zijn op een zeer laag niveau geraamd. Redenen i. Regulier onderhoud kan door de ‘eigen’ mensen worden een der ii. Het projectmatige gebruik van het vastgoed maakt structureel onderhoud overbodig. Het voldoet om zorg te dragen voor de functionele instandhouding van het vastgoed. d. Rekening moet worden gehouden met een voorziening die voldoende multifunctioneel is om diverse werksoorten, werkomgevingen en functies te kunnen herbergen. 2. Diensten t.b.v. trajectregistratie De grondgedachte achter het Flowplein is dat door ketenpartners wordt samengewerkt om een gedefinieerde (van te voren vastgestelde) opwaartse beweging op de participatieladder te realiseren. Indien dat nodig is zullen ketenpartners samen, gelijktijdig of achtereenvolgens, de trajecten uitvoeren. Trajecten kunnen dus naargelang de behoefte van de cliënt bestaan uit seriële of parallelle trajectcomponenten. Aan het begin van het traject worden zowel het doel (niveau participatieladder) als de trajectroute (trajectcomponenten) benoemd. De coördinatie van het traject is, in tegenstelling tot het scenario onder 3 in deze paragraaf, de verantwoordelijkheid van de trajecteigenaar. Trajecten moeten voldoende flexibel zijn om cliënt in het traject te houden en uitval te voorkomen. Dat houdt in dat een kortere of langere verblijfsperiode in één van de trajectcomponenten mogelijk moet zijn. Ook terugval in het traject of het overslaan van bepaalde trajectcomponenten moet tot de mogelijkheden behoren. Een consequentie van flexibiliteit en samenwerking is dat de onderlinge verrekeningssystematiek deze factoren niet in de weg moeten zitten, integendeel,

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 14


het zou zo moeten zijn dat duidelijke verrekeningsgrondslagen een optimale samenwerking stimuleren. Voorgesteld wordt om diensten onderling te verrekenen o.b.v. een tarief per cliënt per dagdeel (een dagdeeltarief per trajectcomponent) en om een catalogus te ontwikkelen die tarieven voor specifieke diensten bevat zoals assessments, arbeidsanamneses, diagnostische verrichtingen enz. onderliggend aan deze verrekeningsgrondslagen zijn concrete dienstverleningsovereenkomsten nodig, gemaakt met/door de deelnemende ketenpartners. 3. Diensten t.b.v. trajectplanning en –registratie In alle gevallen wordt er van uitgegaan dat deelnemers zelf zorgen voor de benodigde begeleidingscapaciteit en middelen. Naast de onder punten 2 en 3 genoemde verrekening zal de stichting Flowplein verantwoordelijkheid verkrijgen voor de trajectcoördinatie. Deze verantwoordelijkheid wordt direct door de opdrachtgever aan Flowplein opgedragen danwel zal de trajecteigenaar (opdrachtnemer van de gemeente) deze verantwoordelijkheid overdragen aan Flowplein. Verrekeningseenheid: kosten per cliëntdagdeel.

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 15


Verlies- en winstoverzicht:   

De verlies- en winstberekeningen zijn gebaseerd op de drie beschreven varianten. Kosten worden teruggerekend naar de kosten per cliëntdagdeel. Het aantal cliëntdagdelen is gebaseerd op voorlopige schattingen. Noch de auteur, noch degenen die deze voorlopige ramingen in 2010 hebben verstrekt kunnen hier formeel op aangesproken worden.

Vastgoed (variant 1): U

Ketenpartner Gemeente Eindhoven

Aantal cliënten op jaarbasis3

V Aantal cliëntdagdelen 4 op jaarbasis (= U*254)

X % van ∑ gebruik

Y Bijdrage in de kosten (%verbruik* ∑€)

25.400

43%

€67.596

Niet bekend

Ergon (pre-wsw)

125 (voorschakeltraject) Vast te stellen ROC Niet bekend Arbeidspool (Ergon) Niet bekend Neos 35 De Boei Niet bekend Promenso Niet bekend GGZ/E Niet bekend Lumensgroep Niet bekend Novadick Kentron Niet bekend UWV Niet bekend Chainworks 100 TOTALEN 235 ---------------------- -------------------vastgoedkosten/jaar

Niet mee gesproken

8.575

14%

€22.008

Niet mee gesproken

25.400 59.375 -------------------

43% 100% ---------

Huur Vastgoedlasten Instandhouding GWL

Opmerkingen Bereid om gebruik te overwegen Cliënten met SWindicatie maar nog geen arb. overeenk.

€60.000 Nb €12.000 €25.000

€67.596 €157.200 -----------------

Niet mee gesproken Niet mee gesproken 5 Onder voorbehoud ------------------------------Opmerkingen €5.000 / maand obv verkennend overleg met WoonInc.

1 beheerder (brutomaand €3540*1.3 werkgeverslasten*12 =)

Beheer €55.224 3

Prognose-aantallen o.b.v. besprekingen in voorjaar 2010 Eén dagdeel is een halve werkdag. 2011 telt 255 werkdagen. Rekening wordt gehouden met een gemiddelde verblijfsduur in Flowplein van 6 maanden per cliënt (= 127werkdagen). 127 werkdagen zijn 254 dagdelen. 5 Onder voorbehoud van lopende huurovereenkomsten en opdrachtverstrekking van de gemeente Eindhoven. 4

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 16


Reserve

€5.000

TOTAAL (∑€)

€157.224 NB: conform afspraak bij de start van de onderzoeksfase is het aantal betrokken partijen beperkt gehouden. Met de meeste partijen zijn de aantallen cliënten niet vastgesteld.

Bij een opzet dat de gemiddelde verblijfsduur gemiddeld 6 maanden is zullen bij deze aantallen 127 cliënten gelijktijdig gebruik maken van de voorziening. De kosten per cliënt per dagdeel (het verblijfscomponent) bedragen dan € 5,29. Voorgesteld wordt om variabele dagdeelkosten o.b.v nacalculatie te berekenen.

Verlies- en winstoverzicht: Registratiediensten (variant 2): Voorgesteld wordt om een systeembeheerder aan te trekken die werking van de systemen en de integriteit van de registratie van het gebruik per trajectcomponent bewaakt. De kosten voor deze beheerder worden geraamd op: Salariskosten €2800 bruto per maand, werkgeverslasten (2800* 1.3 =) €840. Totale kosten per FTE (12 maanden): € 43.680 De ICT dient een basis te vormen voor de (planning en)registratie van de verblijfsduur per trajectcomponent. Voorgesteld wordt om gebruik te maken van een modern en flexibele DOTNET toepassingen die wordt aangeboden als SAAS (software as a service) de kosten per gebruiker (bij minimaal 5 gebruikers) zijn dan ca. € 100 per maand. Deze kosten dienen per gebruikende instelling separaat te worden gefactureerd en vallen derhalve buiten dit ondernemingsplan. Flowplein moet tenminste één licentie hebben t.b.v. de registratie. Voor dit ondernemingsplan wordt er van uitgegaan dat Flowplein beschikt over 4 licenties de kosten hiervoor zijn 4* €100 = €400 ----------------------

--------------------

Registratiediensten Systeembeheer (1 FTE) ICT / licentiekosten Computer e/d Inrichting werkplek e.d.

------------------Cliëntdagdelen

--------Kosten /client dagdeel

-----------------

------------------------------Opmerkingen

€43.680 SAAS o.b.v. €400 €10.000

Hardware op lokatie

€10.000 € 64.080

59.375

€1.08 Cliëntdagdelen/jaar: 59.375

Registratiekosten per cliënt-dagdeel;

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

€1.08

Pagina 17


Verlies- en winstoverzicht: Trajectplanning (variant 3): Voorgesteld wordt de functie trajectplanner. Deze functionarissen dienen in staat te zijn om met de betrokken begeleidingsorganisaties die deelnemen aan Flowplein een trajectplan per cliënt op te stellen. Bovendien dienen de trajectplanners in staat te zijn om tussentijds trajectdeviaties voor te stellen. De trajectplanners beschikken over praktijkervaring op het gebied van arbeidkundigheid en cliënt- arbeidsontwikkeling. De variant van een trajectplanner die eveneens de intakediagnose is in dit voorstel niet uitgewerkt maar verdient wel degelijk nader overleg. Salariskosten €3600 bruto per maand, werkgeverslasten (3600*1.3 =) €1080. Totale kosten per FTE (12 maanden): € 56.160 Caseload trajectplanners 80 cliënten per trajectplanner. Bij een gemiddelde bezetting (nu nog fictief) van 127 cliënten op enig gegeven moment zijn dus 127:80 = 1,59 trajectplanners nodig ----------------------

--------------------

Diensten trajectplanner Trajectplanner (1.59 FTE) ICT / licentiekosten Computer e/d Inrichting werkplek e.d.

------------------Cliëntdagdelen

--------Kosten /client dagdeel

-----------------

------------------------------Opmerkingen

€89.294 SAAS o.b.v. NB €20.000 €20.000 € 129.294

Hardware op lokatie

59.375

€2.18 Cliëntdagdelen/jaar: 59.375

Kosten trajectplanner per cliëntdagdeel;

€2.18

Overige kosten: De oprichtingskosten voor de stichting Flowplein en de bestuurlijke kosten zijn niet meegenomen in de berekeningsgrondslagen. Deze worden geraamd op: € 2.000 oprichtingskosten (éénmalig) € 3.600 bestuurskosten (inclusief jaarverslagen e.d.) ervan uitgaande dat bestuurders uit deelnemende begeleidingsorganisaties geen vergoeding ontvangen voor deze inspanning.

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 18


De kosten voor inrichting (meubilair, leerwerkmiddelen e.d.) zijn niet opgenomen in de berekening. Het lijkt voor de hand te liggen dat deelnemende ketenpartners hierover nadere afspraken maken. De kosten voor operationele begeleidingsactiviteiten en trajectstappen zijn niet uitgewerkt. De gedachte hierachter is dat deze trajectkosten anders ook gemaakt worden en dat het berekenen/ramen van kosten voor nog niet bestaande trajectcomponenten zoals bijvoorbeeld een gezamenlijke diagnosemethode e.d. niet een onderdeel zijn van het ondernemingsplan van Flowplein.

Ondernemingsplan FLOW Eindhoven februari 2011

Pagina 19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.