2 minute read
— SLAVERNIJ, AFSCHAFFINGEN EN DOORWERKINGEN
Nederlandse Antillen om hen vervolgens na invrijheidstelling als contractarbeiders op hun plantages te werk te stellen. Vertrekken was hun net zomin toegestaan als de Afrikaanse soldaten in NederlandsIndië.7
De Engelse protesten tegen de werving in Elmina moeten niettemin gezien worden tegen de achtergrond van de omvangrijke illegale slaventransporten over de Atlantische Oceaan, waarin Spaanse, Portugese, Amerikaanse en Franse schepen onder steeds wisselende namen en vlaggen de hoofdrol speelden. Nederland ging daarbij niet vrijuit. In 1829 constateerde de commandant van een Engels oorlogsschip dat de slavenhandel in Accra plaatsvond onder Nederlandse vlag, in het volle daglicht en op slechts een paar honderd meter van het Engelse fort. Later heeft de historicus Joseph Dorsey het vermoeden geuit dat er een link bestond tussen WestAfrika en Curaçao, waardoor gekidnapte Afrikanen het Caribische gebied in gesmokkeld konden worden. Daarbij waren ook Nederlandse schepen betrokken. Vaststaat dat er in Elmina regelmatig slavenschepen werden voorzien van voedsel en water. Nederland werd door Britse politici bij herhaling, en terecht, laksheid verweten, omdat de verstrekking van roeiers en kano’s voor de proviandering van slavenhalers inging tegen het BritsNederlandse slavernijverdrag. Het Nederlandse excuus dat men niet van tevoren kon weten of een schip een slavenhaler was, moet in Londen met hoongelach zijn ontvangen. De ruimen van slavenschepen waren immers duidelijk herkenbaar voor dat doel ingericht.8
◼◼◼ Suriname
De Surinaamse suikerplantages hadden aan het begin van de negentiende eeuw dringend behoefte aan werkkrachten, vooral omdat door de extreem zware werkomstandigheden de sterfte op deze ondernemingen hoog was en het aantal geboortes laag. Planters kochten slaafgemaakten aan vanuit de krimpende koffieplantages. Daarnaast vonden er omvangrijke slavenimporten plaats, gemiddeld zo’n honderd per jaar tussen 1816 – het moment dat Suriname door de Britten werd overgedragen aan Nederland – en 1827. Volgens sommige waarnemers ging het rond 1820 zelfs om tussen de vijfentwintighonderd en drieduizend personen, vaak gebracht door slavenhandelaren van Martinique en Guadeloupe.9 Deze slaafgemaakten werden vaak geïmporteerd als zijnde afkomstig uit de Franse Antillen, hetgeen was toegestaan onder het BritsNederlandse verdrag. Overigens zouden tot begin jaren twintig van de negentiende eeuw slaafgemaakten nog publiekelijk worden geveild zonder dat daarbij zelfs maar de moeite werd genomen hun recente komst uit Afrika te verhullen. We weten het een en ander over deze illegale slavenhandel, vooral dankzij twee Britse rechters die tussen 1822 en 1845 in Suriname zetelden. Daar vormden zij samen met twee Nederlandse rechters een rechtbank die bevoegd was inzake de slavenhandel en slachtoffers ervan vrij kon maken. Uit de correspondentie van deze twee rechters blijkt dat er ook in de jaren twintig nog honderden gekidnapte Afrikanen in Suriname werden ingevoerd. Zo voer in 1823 een Frans schip pal langs Fort Amsterdam de Surinamerivier op met 350 uit Afrika gehaalde slaafgemaakten aan boord. Het kon niet anders, concludeerden de genoemde Britse rechters, of het Nederlandse koloniale bestuur in Suriname stond heimelijk aan de kant van de smokkelaars.10
De Britten waren niet te spreken over het optreden, of beter het gebrek eraan, van de koloniale ambtenaren in Suriname tegen de slavenhandel. Zij wreven hun meermalen onder de neus dat er vaak geen enkel Nederlands marineschip voor de Surinaamse kust voer en spoorden Nederland aan om daar voldoende oorlogsschepen te laten patrouilleren. Toch nam Nederland wel maatregelen. In 1824 vond een aanscherping plaats van de strafbaarstelling van slavenhandel in de vorm van een boete van tienduizend gulden, vijftien jaar dwangarbeid en verbeurdverklaring van het schip. Twee jaar later werd bij Koninklijk Besluit ook voor Suriname een slavenregister ingesteld en net als in NederlandsIndië was dit bedoeld om illegale importen van slaafgemaakten tegen te gaan. Ook de aanstelling