2 minute read
Sophie Rose Rechtszaken als bron
De koloniale autoriteiten en hun administratieve medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de meeste geschreven bronnen uit de slavernijperiode hadden over het algemeen weinig interesse in het dagelijks leven van slaafgemaakte mensen. Daarom kan het moeilijk zijn gedetailleerde informatie te vinden over onderlinge verhoudingen tussen mannen, vrouwen en kinderen in slavernij. Een uitzondering hierop vormen justitiële bronnen. Rechtszaken, en vooral gerechtelijk onderzoek na afloop van een slavenopstand of andere vormen van geweld of ordeverstoring, bieden vaak verrassend veel details over het leven in slavernij. Het Nationaal Archief in Den Haag huisvest een grote collectie van dergelijke rechtbankverslagen, veelal gedigitaliseerd. Het grootste deel hiervan komt van rechtbanken in Batavia (Java) en Suriname, maar er zijn ook kleinere series Nederlandstalige processtukken uit de Caribische eilanden, Ceylon (Sri Lanka), Elmina (Ghana), Zuidelijk India, Essequibo, Berbice, en Demerara (Guyana).
Bij verstoring van de orde onder een tot slaaf gemaakte bevolking (bijvoorbeeld bij geweld of een opstand) begonnen koloniale autoriteiten vaak een onderzoek waarbij betrokkenen tot in detail werden ondervraagd. De verslagen daarvan bevatten vaak informatie die normaal gesproken zelden werd opgeschreven, bijvoorbeeld over sociale contacten, zorg voor kinderen, of eetpatronen. Waar het opstanden op plantages betrof waren koloniale autoriteiten opvallend geïnteresseerd in seksuele relaties, zowel binnen de slavenbevolking als seksueel misbruik door plantageopzichters. Vooral dit laatste werd – niet geheel onterecht – gezien als een belangrijke risicofactor met betrekking tot het uitbreken van rebellie. Zo kwam in meerdere onderzoeken naar opstanden in Suriname, Berbice en Demerara-Essequibo de rol van seksueel geweld, jaloezie en inmengingen in relaties van slaafgemaakte mannen en vrouwen door directeuren centraal te staan, terwijl zulke intimiteiten normaal gesproken zelden expliciet besproken werden.
Er is voorzichtigheid geboden bij het gebruik van verslagen van rechtszaken als bron. De processtukken die bewaard zijn in de archieven van koloniale rechtbanken hadden een eenduidig doel: het vergaren van bewijs dat de openbare aanklager tegen de verdachten kon gebruiken. Beklaagden met een slavenstatus hadden geen recht op verdediging en konden bovendien gemarteld worden om een bekentenis af te dwingen, waardoor de stukken van een criminele zaak vaak sterk gekleurd waren door het perspectief van de aanklager. Ook getuigenverklaringen en interrogaties (ondervragingen) kunnen niet gezien worden als een directe afspiegeling van het perspectief van individuele mannen en vrouwen in slavernij: niet alleen werden verklaringen vaak vertaald en geparafraseerd, maar het is ook te verwachten dat getuigen strategisch antwoord gaven om zichzelf of mensen in hun omgeving te beschermen. Rechtbankverslagen geven daarom zelden een eenduidig inzicht in de waarheid achter individuele zaken, maar door de vele details die (vaak terloops) naar voren komen naast elkaar te leggen komt desondanks een gevarieerd beeld van het leven tijdens de slavernij naar voren. Voor historisch onderzoek zijn deze bronnen dus erg nuttig, maar alleen als ze kritisch gelezen worden en zo veel mogelijk in een bredere context geplaatst.
Sophie Rose (1992) doet, na een promotieonderzoek over de regulering van huwelijk en seksuele relaties in Nederlandse koloniën, onderzoek aan de Universiteit Duisburg-Essen naar de vorming van vreemdelingenwetgeving in het Caribisch gebied.
TitasChakraborty (1983) is een historicus gespecialiseerd in slavernij, arbeid, gender en migratie. Ze bestudeert daarbij voornamelijk zeventiende, achttiende en negentiende eeuws ZuidAzië. Op het moment werkt zij aan een boek getiteld A Colonial Rule over Labor. Hired Workers, Mobility and the Rise of the East India Company State in Bengal, 1650-1817.
Titas Chakraborty