3 minute read
VROEGE VORMING VAN SLAVERNIJ EN KOLONIALISME
veerkracht van de zwarte Atlantische creolen in het algemeen, en vooral die van de zeevarende zwarte bevolking van Curaçao, speciale aandacht. Ten slotte zijn de massale ontvluchtingen, ook maritieme marronage genoemd, vanaf het eind van de achttiende eeuw tot 1863 indrukwekkend geweest op Curaçao. Ondanks alle militaire interventies en zeker negen gepubliceerde plakkaten gericht op het tegengaan van vluchten, in de periode tussen 1710 en 1766, bleven de slaafgemaakten massaal in groepjes wegvluchten. Bijzondere aandacht zal geschonken moeten worden aan de rol van vrouwen en kinderen in de strijd voor vrijheid en gelijkheid, zoals die bijvoorbeeld tot uiting kwam in de vluchtpogingen van vrouwen met hun kinderen, daarbij geholpen door de zeevarende slaafgemaakten. We weten dat informatie over de zwarte bevolking altijd afhankelijk was van wat belangrijk was voor de Europese machthebber. Zij schreven immers de bronnen die we nu lezen. Desondanks kan de stem van de slaafgemaakten indirect naar voren komen via documenten die weliswaar vanuit het oogpunt van de slaveneigenaren en koloniaal bestuur geschreven zijn, maar die we ‘tegendraads’ kunnen lezen. De documenten over de handelsmissies van de Sefardische Joden geven ook informatie over de geschiedenis van de zeevarende zwarte bevolking. Via deze invalshoek krijgen we inzicht op de levenssferen van de Sefardische Joden en de zwarte gemeenschap. Tegelijkertijd kan de verkregen informatie vergeleken worden met de intermediaire rol van andere lokale elites in andere koloniale werelddelen.
◼◼◼ Tot slot
Het aandeel van lokale Europese en gemengde elites, zoals de Sefardische Joden op Curaçao, bij de groei van het Nederlandse handels en plantagekapitalisme is nog niet voldoende belicht. Curaçao was, in tegenstelling tot de plantage economieën, een commercieel centrum, waarbij aspecten als mobiliteit, flexibiliteit, netwerk en doorvoer belangrijke elementen waren bij het handeldrijven. Helaas wordt in de historiografie te vaak de economische geschiedenis van Curaçao gemeten volgens de maatstaven van de plantage economie, wat leidt tot onvoldoende belichting van belangrijke factoren ter verklaring van de groei van het handelskapitalisme. Ook blijft te veel van de geschiedenis gefocust op de protestantse bestuurselite van het eiland. Binnen de complexe Nederlandse koloniale handelseconomie hebben de Sefardische Joden een intermediaire rol. Deze rol in het Amerikaanse continent moet worden uitgediept met gebruikmaking van reeds verricht genealogisch onderzoek. Hierbij is het uitvoeren van prosopografisch onderzoek van belang: onderzoek dat clan en familiestructuren schetst dat verder gaat dan de lokale en regionale grenzen. Het doel van dergelijk onderzoek is het begrijpen van
— VROEGE VORMING VAN SLAVERNIJ EN KOLONIALISME
patronen van relaties en activiteiten door het bestuderen van collectieve biografieën. Het koppelen van de uitvoer en invoer van producten vanuit Curaçao naar en van diverse landen in het Caribisch gebied aan de eigenaren en kapiteins van de diverse elitegroepen zal duidelijkheid scheppen, niet alleen met betrekking tot de waarde en diversiteit van de producten, maar ook ten aanzien van de handelsverhouding tussen de diverse elitegroepen.
De Sefardische Joden spelen ook een intermediaire rol ten aanzien van de zeevarende slaafgemaakten en zwarte zeevarende bevolking. De zeevarende slaafgemaakten en zwarte vrije bevolking hadden een aantal karakteristieke kenmerken gemeen met de Sefardische Joden. Beide groepen waren mobiel, spraken diverse talen en konden zich aanpassen aan nieuwe leefwerelden: beide kunnen ‘cultuurmakers’ genoemd worden. Een vergelijkende studie van de relatie tussen deze twee etnische groepen in andere koloniën binnen het Caribisch gebied kan antwoord geven op vragen die tot nu toe onbeantwoord zijn gebleven. De vergelijking van de gevolgen van het dynamisch karakter van havensteden in de diverse koloniën van het Caribisch gebied voor zeevarende slaafgemaakten zal onderdeel van het onderzoek kunnen zijn. Om de complexiteit van de koloniale verhoudingen te kunnen aantonen, is het van belang de te onderzoeken onderwerpen op integrale wijze met elkaar te verbinden door de thema’s vanuit een multidisciplinaire en breed geografisch oogpunt te belichten. Historici, antropologen, linguïsten, economen, sociologen, met gebruikmaking van archieven van diverse landen en vanuit diverse taalgebieden, zullen de archieven in moeten duiken. Willen we de waarde van de diversiteit van producten meten dan kunnen we dus onmogelijk alleen afhankelijk zijn van Nederlandse archieven. De uitdieping van de Nederlandse handel in mensen en producten tussen de zeventiende en negentiende eeuw, met gebruikmaking van Curaçao als handelscentrum van zowel slaafgemaakten als handelswaar, veronderstelt naast onderzoek van Nederlandse archieven dan ook onderzoek van andere archieven zoals die van Coro, Caracas, Cartagena, Porto Belo, Vera Cruz, SintThomas en Puerto Rico. Dit behelst een ruimere imperiale benadering van de geschiedenis, met andere woorden: een grensoverschrijdende koloniale geschiedenis.
MartijnStoutjesdijk (1989) studeerde theologie, filosofie en (oude) geschiedenis. Hij promoveerde aan Tilburg University op een onderzoek naar slavernij in vroegchristelijke en vroegrabbijnse parabels en is nu als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) waar hij werkzaam is binnen het nwo project Church and Slavery in the Dutch Empire. History, Theology and Heritage.
Martijn Stoutjesdijk