Collectieve actie
Wet- en regelgeving
Samenvatting
Burgerlijk Wetboek, artikel 7:628 Europees Sociaal Handvest De regelgeving in de cao die eventueel van toepassing is
Collectieve acties van werknemers zijn in het Europees Sociaal Handvest erkend. In de Nederlandse wetgeving is de staking niet wettelijk geregeld. Uiteindelijk maakt de rechter uit onder welke omstandigheden collectieve actie geoorloofd is. De oorzaak van een collectieve actie is in de meeste gevallen het vastlopen of mislukken van de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden tussen de cao-partijen. In zo'n situatie beschouwt de rechter een collectieve actie in het algemeen als een geoorloofd middel voor werknemers en vakorganisaties om ‘druk op de ketel’ te houden. Van de werknemers wordt wel verwacht dat zij bij de keuze van de actievorm en de uitvoering van de actie de nodige zorgvuldigheid in acht nemen.
3.10.1 Vormen van collectieve acties
Een collectieve actie kan in verschillende vormen voorkomen. Collectieve acties worden veelal onderscheiden naar het actiemiddel, naar het doel van de actie en naar het al dan niet georganiseerd zijn van de actie. Voorbeelden van actiemiddelen zijn: een werkonderbreking, een gehele stillegging van het werk, een stiptheidsactie, een langzaamaanactie, een poortblokkade. Ook het niet laten betalen van klanten voor bepaalde diensten kan (bijv. gratis-vervoeractie) een actiemiddel zijn.
3.10.1.1 Doel van de actie
Een actie kan gevoerd worden om verschillende doelen. Zo kan er actie gevoerd worden met het oog op de arbeidsvoorwaarden, maar ook uit solidariteit met andere actievoerders of vanuit politieke overwegingen.
Voorbeeld
De Rotterdamse havenarbeiders leggen het werk neer uit solidariteit met hun Antwerpse collega's, die staken voor betere arbeidsvoorwaarden. Hier is sprake van een solidariteitsstaking. Personeel van bedrijf A staakt omdat het meer loon wil. Hier is sprake van een arbeidsvoorwaardenstaking. Uit protest tegen kerncentrales weigert het personeel van vervoersmaatschappij B goederen naar de kerncentrale te vervoeren. Hier is sprake van een politieke staking.
3.10.1.2 Mate van georganiseerdheid Wilde actie Let op
Er zijn naar de mate van georganiseerdheid twee typen acties te onderscheiden: de wilde staking en de georganiseerde staking.
Een georganiseerde actie heeft als belangrijkste kenmerk dat de vakvereniging de actie heeft georganiseerd en deze steunt.
Bovendien heeft een georganiseerde actie de volgende kenmerken:
Een grote groep werknemers (alle of een groot gedeelte van de werknemers die in een bedrijf werkzaam zijn) neemt eraan deel.
Het doel van de actie is in het algemeen het verbeteren en/of veranderen van de arbeidsvoorwaarden.
De actie kan van langere duur zijn.
Het belangrijkste kenmerk van een wilde actie is dat de vakvereniging de actie niet organiseert en niet achter de actie staat (het komt wel voor dat de vakbond een actie die wild is begonnen, ‘overneemt’). Aan een wilde actie wordt in het algemeen deelgenomen door een kleine groep werknemers. De duur van de actie is meestal beperkt.
Wilde acties die niet worden ondersteund door de vakbonden kunnen gevolgen hebben voor de loondoorbetaling van de werknemers die deelnemen aan deze acties. Ook ontslag kan in het uiterste geval het gevolg zijn (zie ook paragraaf 3.10.5).
3.10.2 Geoorloofde en ongeoorloofde acties
Er is geen wettelijke regeling op het gebied van stakingen en andere collectieve acties in de Nederlandse wetgeving, waarin staat aangegeven wanneer een actie wel of niet ge-
3.10.2.1 Europees Sociaal Handvest
actie
oorloofd is. Wel kan de werkgever naar de rechter stappen (meestal in kort geding) om een verbod van de actie te vorderen.
Het juridisch kader waaraan getoetst wordt of een collectieve actie geoorloofd is, is het Europees Sociaal Handvest (ESH). Dit handvest erkent (in artikel 6 lid 4) het recht op collectief optreden van werknemers en werkgevers, met inbegrip van het stakingsrecht, in gevallen van belangengeschillen. De Hoge Raad heeft in 1986 beslist dat artikel 6 lid 4 in Nederland directe werking heeft. Dit betekent dat een partij bij een collectief conflict zich rechtstreeks kan beroepen op het ESH. Het wil niet zeggen dat elke collectieve actie of elke actievorm geoorloofd is.
Het Handvest stamt uit 1980, maar is in 1996 geheel herzien. Bovendien is er een Aanvullend Protocol tot stand gekomen, dat een klachtenregeling bevat. De goedkeuringswet van Nederland voor deze herziening en aanvulling geldt vanaf 1 maart 2006. Op het gebied van het stakingsrecht voor defensiepersoneel heeft Nederland echter een voorbehoud gemaakt.
Belangengeschil Voorbeeld
Het ESH zelf bevat twee bijzondere beperkingen van het recht op collectief optreden. In de eerste plaats moet het gaan om een ‘belangengeschil’. Een belangengeschil kan onderscheiden worden van een ‘rechtsgeschil’, waarvan sprake is bij een geschil over de uitleg en toepassing van een cao.
Onder belangengeschil wordt niet alleen verstaan een geschil over de inhoud van overeen te komen arbeidsvoorwaarden. Ook een geschil waarbij het recht op collectief onderhandelen over arbeidsvoorwaarden (die bij cao worden vastgesteld) in het geding is, pleegt als een belangengeschil te worden aangemerkt. Als het gaat om stakingsacties met een politiek element zal de rechter moeten beoordelen of een staking toelaatbaar is. Als het gaat om een zuiver politieke actie, puur gericht op overheidsbeleid en welk beleid geen gevolgen heeft voor collectieve onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden, kan geen beroep worden gedaan op de bescherming van het ESH.
Een viertal vakbonden heeft een staking aangekondigd bij het openbaar vervoer in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De staking is aangekondigd als protest tegen het verhogen van de AOW leeftijd van 65 naar 67 jaar, nadat een poging om vóór 1 oktober 2009 een akkoord in de SER over een alternatief plan te bereiken, was mislukt. Drie vervoersmaatschappijen stappen naar de rechter en vorderen in kort geding de staking te voorkomen.
De Voorzieningenrechter van de Rechtbank oordeelt dat vóór 1 oktober 2009 sprake was van een belangengeschil met de werkgevers, maar na die datum lag de kwestie weer bij de overheid, en had de staking geen invloed op de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. De aangekondigde staking valt dus niet onder de reikwijdte van art. 6 lid 4 ESH en de oproep tot staking is onrechtmatig tenzij er sprake is van feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat de leden van de vakbonden hun werkzaamheden niet uitvoeren. Van een dergelijke rechtvaardiging is thans geen sprake, volgens de Rechtbank. De vakbonden gaan in hoger beroep en krijgen van het Hof alsnog gelijk. Volgens het Hof is de verhoging van de AOW-leeftijd geen onderhandelpunt, maar de verhoging zal wel gevolgen hebben voor de collectieve arbeidsvoorwaardenonderhandelingen op onder andere pensioenregelingen, aanvullingen tijdens ziekte en ouderenbeleid in het algemeen. De staking valt volgens het Hof wel binnen de reikwijdte van art. 6 lid 4 ESH (Bron: Voorzieningenrechter Rb. Amsterdam, 6 oktober 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ9409/11/13 en Hof Amsterdam, 4 mei 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM3468).
Het begrip belangengeschil moet dus ruim worden opgevat. Het komt erop neer dat elk geschil tussen een werkgever en werknemers dat vatbaar is voor een oplossing door collectief onderhandelen, in beginsel als belangengeschil wordt aangemerkt. Het hoeft dus niet noodzakelijk te gaan om een geschil over een af te sluiten cao.
Beperking in cao
Let op
De tweede beperking van het recht op collectieve actie houdt in dat in een cao regels over collectief optreden opgenomen kunnen zijn. Artikel 6 lid 4 ESH staat dat uitdrukkelijk toe. Te denken valt aan zogenoemde vredesplichtclausules.
Anders dan men wellicht zou denken, wordt voor de toepassing van artikel 6 lid 4 ESH geen onderscheid gemaakt tussen georganiseerde en wilde stakingen. Ook een wilde staking kan dus geoorloofd zijn.
De wijze van actie voeren moet zorgvuldig zijn gekozen. Er mag geen gevaarlijke situatie in of buiten het bedrijf ontstaan. Evenmin mogen strafbare feiten worden gepleegd, zoals het opsluiten van mensen of het gebruiken van geweld. Een actie kan onrechtmatig zijn als daarbij ‘zwaarwegende procedureregels’ zijn veronachtzaamd. Hierbij valt onder andere te denken aan de regel dat collectieve acties tijdig bij de werkgever moeten worden aangekondigd. Een collectieve actie is bovendien pas geoorloofd als andere middelen hebben gefaald. Zo mag er bijvoorbeeld niet worden gestaakt als het cao-overleg nog in volle gang is. Deze ultimum remediumtoets volgt uit een uitspraak van de Hoge Raad uit 2000 (Bron: HR, 28 januari 2000, JAR 2000, 63 (Bonden/Sara Lee)).
Deze beperking volgt echter niet uit het Europees Sociaal Handvest, en is dan ook discutabel.
Maar ook wanneer de procedureregels in acht zijn genomen en voldaan is aan de ultimum remediumtoets kan een staking worden verboden of ingeperkt op grond van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.
Tussen de politievakbonden en de minister van Binnenlandse Zaken is geen overeenstemming bereikt over een loonsverhoging. De vakbonden kondigen een demonstratieve vakbondsvergadering aan, en nodigen daarvoor politieambtenaren uit die werkzaam zijn bij het Bureau Orde en Handhaving van de Regio Haaglanden. De Staat en de Politie Regio Haaglanden vorderen een verbod op deze collectieve actie omdat de gebouwen van internationale organisaties en ambassades niet volledig bewaakt zouden kunnen worden. Zowel de rechter in eerste aanleg, als het gerechtshof in hoger beroep oordeelt dat de staking niet gerechtvaardigd is ter bescherming van de openbare orde en veiligheid (Bron: Hof Amsterdam, 3 november 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BL6822).
Ook de bescherming van rechten en belangen van derden kan een reden zijn om collectieve actie te verbieden. Zo is bijvoorbeeld de blokkade van verkeersknooppunten en grensovergangen door chauffeurs zelden of nooit een geoorloofde actievorm. Ook acties als poortblokkades, bedrijfsbezetting, e.d. zijn eerder ongeoorloofd dan ‘normale’ actievormen. Een stakingsactie kan ook beperkt worden door de rechter wanneer derden er teveel hinder van ondervinden en/of milieuschade wordt geleden.
De rechten van derden zijn gewaarborgd in artikel G van het ESH. De maatstaf die in de rechtspraak is ontwikkeld om een staking te (kunnen) verbieden, houdt in dat moet kunnen worden vastgesteld dat een staking, gelet op de zorgvuldigheid die op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (onrechtmatige daad) in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen ten aanzien van de persoon en de goederen van anderen, in zodanige mate inbreuk maakt op de in artikel G ESH aangewezen rechten van derden of algemene belangen dat beperkingen, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk zijn.
Naar aanleiding van een loonconflict wordt massaal gestaakt bij een groot sleepbedrijf in de haven van Rotterdam. Hierdoor kunnen containerschepen en olietankers niet worden gelost. Het gemeentelijk havenbedrijf en een aantal olieverwerkende bedrijven vorderen in kort geding een stakingsverbod.
De rechter stelt vast dat de vakbonden geen spelregels van het stakingsrecht hebben overtreden, en ook dat het middel als ultimum remedium is ingezet. De staking is dus in beginsel rechtmatig. Echter de dreigende grote economische schade en milieuschade vergt ingrijpen. Anderzijds mag aan de vakbonden niet het meest effectieve middel worden ontzegd. Er moet een balans worden gevonden. De rechter beveelt dat na elke 5 dagen van staking het werk voor 75 procent hervat dient te worden (Bron: Rb. Rotterdam, 9 maart 2007, ECLI:NL:RBROT:2007:BA1088).
Vakbonden zijn collectieve acties begonnen nadat onderhandelingen over een nieuwe cao openbaar vervoer zijn vastgelopen. Aanvankelijk waren het ‘publieksvriendelijke’ acties maar men is overgegaan op stakingen, waardoor er geheel geen streekbussen rijden in drie provincies. De provincies en reizigersvereniging Rover vorderen een verbod tot staking en een gebod aan de vakbonden tot verder onderhandelen. De rechter in kort geding acht een algehele staking, gelet op de daardoor veroorzaakte maatschappelijke schade, niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de werknemers, en dus onrechtmatig. Een staking, waarbij in de spitsuren wel wordt gereden, acht de rechter niet disproportioneel, en wordt wel toegestaan. De vordering met betrekking tot een gebod tot verder onderhandelen wijst de rechter af nu dat een te grote inbreuk op de vrijheid van de vakbonden zou betekenen (Bron: Voorzieningenrechter Rb. Groningen, 10 juni 2008, JAR 2008, 178).
actie
Begin 2015 heeft overleg plaats gevonden over de totstandkoming van een nieuwe cao voor de politie. De politiebonden hebben dit overleg begin maart 2015 opgeschort, omdat zij vonden dat de standpunten van de partijen in het overleg te ver uiteenliepen, en zijn overgegaan tot het voeren van acties. Op 27 augustus 2015 hebben de politiebonden bij de minister van Veiligheid en Justitie aangekondigd per 31 augustus 2015 politieassistentie aan deurwaarders stop te zetten. De Staat heeft in kort geding een verbod gevorderd tegen deze actie. De Voorzieningenrechter overweegt dat ‘als een collectieve actie in beginsel wordt gedekt door het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder 4, ESH, zij, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe te nemen schadelijke gevolgen voor werkgever (de Staat) en derden (zoals de KBvG), in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht. Alleen langs de weg van artikel G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad, kan tot het oordeel worden gekomen dat een actie onrechtmatig is jegens de werkgever of derden.’ De Voorzieningenrechter wijst de vordering van de Staat af, omdat de gestelde schade niet (voldoende) inzichtelijk is gemaakt, onduidelijk is in hoeveel gevallen de politiebijstand nodig is en bij calamiteiten er alsnog politiebijstand zal zijn. De Voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de inbreuk op fundamentele rechten en de aanzienlijke schade waar de actie toe kan leiden op dit moment niet zodanig is dat het noopt tot het oordeel dat de actie een zodanige inbreuk maakt op de in artikel G ESH aangewezen rechten van derden of algemene belangen dat beperking van de uitoefening van het stakingsrecht maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk is. Bron: Rb. Den Haag, 3 september 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:10402
VoorbeeldIn het kader van onderhandelingen over de KLM cao voor het grondpersoneel heeft de FNV in juli 2016 een ultimatum gesteld en stakingen en werkonderbrekingen aangekondigd indien KLM niet met haar eisen in zou stemmen. KLM heeft in reactie op dit ultimatum laten weten dat ‘acties’, zeker in de vakantieperiode, zeer aanzienlijke schade voor KLM en derden zullen veroorzaken. Deze zal in geen enkele verhouding staan tot de omvang van wat partijen nog verdeeld houdt.’ KLM heeft de voorzieningenrechter verzocht aan de FNV een verbod op te leggen tot het oproepen tot een staking, welk verbod de voorzieningenrechter heeft opgelegd tot 5 september 2016. In hoger beroep heeft het Hof dit verbod gehandhaafd:
(…) De gevolgen die een staking op de door de FNV voorgestane wijze gedurende de periode tot en met 4 september 2016 zal hebben zijn gelet op hetgeen hiervoor is genoemd, is overwogen dermate ingrijpend dat deze op grond van art. G van het ESH, mede gelet op de wijze waarop dit artikel door de Hoge Raadwordt toegepast, een beperking van het collectieve actie recht rechtvaardigen. Het verbod van de door de FNV voorgestane acties tot en met 4 september 2016 is in dat verband proportioneel (…).
Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de FNV vanaf 5 september 2016 voldoende middelen ten dienste zullen staan om te trachten haar doelen na te streven. Dat haar recht vervolgens actie te voeren niet onnodig ernstig in het gedrag zal komen, wordt mede beinvloed doordat Schiphol, naar zij heeft gesteld, dan meer mogelijkheden heeft om vertragingen van vluchten op te vangen met minder extreme schade als gevolg. Ook kent het Hof in dit verband betekenis toe aan het feit dat KLM c.s.in dit hoger beroep haar vordering heeft beperkt tot het tijdvak eindigend op 5 september 2016 en zich daarmee heeft neergelegd bij deze door de voorzieningenrechter aangebrachte en door het Hof aanvaarde beperking.
Tenslotte en ten overvloede merkt het Hof op dat als het daaraan toe gekomen was in elk geval verboden zouden zijn acties die ertoe zouden kunnen leiden dat passagiers niet binnen de gebruikelijke tijd, althans met een aanvaardbare, relatief korte wachttijd, vliegtuigen zouden kunnen verlaten. (…) (Bron: Hof Amsterdam, 26 augustus 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3472)
Als de rechter heeft beslist dat een actie (bijvoorbeeld een wegblokkade) ongeoorloofd is, is het in principe mogelijk dat een gedupeerde derde bij de organiserende vakbond een schadeclaim indient.
Let op
De vraag of een actie al of niet geoorloofd is, is hier slechts zeer algemeen beantwoord. In de praktijk ligt de zaak meestal veel ingewikkelder. Het is aan te raden om in voorkomende gevallen een deskundig juridisch advies in te winnen, bijvoorbeeld van uw werkgeversorganisatie of van een gespecialiseerd advocaat.
Indirecte beperking niet toegestaan Voorbeeld
Een directe beperking, zoals door het aanleggen van de ultimum remediumtoets, is discutabel, zoals hiervoor aangegeven. Een indirecte beperking, waardoor werknemers worden ontmoedigd om te staken, lijkt evenmin geoorloofd.
In het kader van de totstandkoming van een cao voor het bouwbedrijf hebben werknemers van twee aannemersbedrijven meegedaan met een staking. De directie van deze bedrijven verstrekt nadien aan de niet-stakers een extra bonus van € 300 bovenop de reguliere bonus van € 150. De vakbond start een procedure waarbij zij een verklaring voor recht vordert dat het de bedrijven niet is toegestaan dit onderscheid te maken. Voorts vordert de vakbond betaling van de extra bonus ook aan de stakers. Het gerechtshof wijst, evenals eerder de kantonrechter, beide de vorderingen toe. Uit de brief van de directie waarbij de extra bonus aan de niet-stakers werd toegekend, bleek duidelijk de boodschap dat niet-staking de kans op een extra bonus vergroot. Dit belemmert het recht op staking en is daarom in strijd met het Europees Sociaal Handvest (Bron: Hof Arnhem, 9 augustus 2005, JAR 2005, 235).
Onderkruipersverbod
De werkgever, die met een staking te maken krijgt, zal het werk mogelijk willen laten verrichten door inschakeling van tijdelijke arbeidskrachten. De werkgever kan daartoe werknemers aannemen op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een korte duur (bijvoorbeeld 2 weken). Dit zal in de praktijk echter niet meevallen.
Een andere optie, het inlenen van personeel vanuit een andere werkgever (bijvoorbeeld een uitzendbureau) stuit op het onderkruipersverbod krachtens de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI). Op grond van deze wet mag geen personeel uitgeleend worden aan een bedrijf waar een collectief arbeidsconflict heerst. Zie over dit onderkruipersverbod ook paragraaf 2.1.7. Dit onderkruipersverbod omvat zowel een verbod om zittende inleenkrachten het werk van stakende werknemers te laten doen, als een verbod om nieuwe inleenkrachten hiervoor aan te trekken. Dit verbod is bedoeld om stakingsacties niet te frustreren.
Let op 3.10.3 Werkwilligen 3.10.4 Financiële consequenties
3.10.4.1
Wie betaalt het loon van de werkwilligen? Let op
Het blijft wel mogelijk om werk dat blijft liggen geheel uit te besteden aan een ander bedrijf. Dan is immers van formeel van in- of uitlening geen sprake.
Is er sprake van een collectieve actie, dan zullen zelden alle werknemers aan de actie willen meedoen. Er is altijd een aantal mensen dat wel wil werken. Of deze mensen recht op loon hebben, zal in paragraaf 3.10.4.1 worden besproken. Het is niet altijd direct duidelijk wie de werkwilligen zijn en wie niet. Het is echter raadzaam de werkwilligen nauwkeurig te registreren.
Belangrijke vragen die zich voordoen in het geval van collectieve acties zijn die naar de financiële consequenties voor de werkgever. Een aantal hiervan zal hierna worden besproken.
De eerste vraag is wie het loon van de werkwilligen betaalt ingeval er gestaakt wordt. Wordt de werkwillige op zijn werk toegelaten en is de afwezigheid van vele van zijn collega's geen belemmering voor het verrichten van zijn werk, dan is er geen enkel probleem. De werkgever betaalt dan het loon. In veel gevallen beletten stakende collega's de werkwillige het werk of heeft het weinig zin om te werken.
De rechtspraak heeft voor zo'n geval een aantal regels ontwikkeld:
Gaat het om een wilde staking van korte duur, dan is de werkgever verplicht om werkwilligen door te betalen. Voorwaarde is wel dat de werkwillige zich als zodanig laat registreren en bij de actie als een buitenstaander te beschouwen is (de werkwillige mag dus niet achter de schermen meewerken aan de actie).
Gaat het om een georganiseerde actie, dan is het twijfelachtig of de werkgever het loon van de werkwilligen moet doorbetalen. Er zijn uitspraken van de rechter bekend dat in geval van een georganiseerde staking de werkgever het loon niet door hoeft te betalen. In de praktijk gebeurt het echter wel. Ook in dit geval is het raadzaam de werkwilligen te registreren.
Niet vakbondsleden worden niet betaald uit de stakingskas. Voor werkwillige niet-vakbondsleden is het van belang dat zij als zodanig geregistreerd staan bij de werkgever. Zij
3.10.4.2
Wie betaalt het loon van de actievoerders?
actie
kunnen dan het standpunt innemen dat zij wél bereid waren tot werken maar dat zij feitelijk daartoe niet in staat waren door een oorzaak die in de risicosfeer ligt van de werkgever (art. BW 7:628), en op die grond doorbetaling van loon vorderen. De Werkloosheidswet bepaalt dat geen recht op een WW-uitkering bestaat als de werkloosheid het gevolg is van een werkstaking of uitsluiting, maar vermeldt expliciet dat in een ministeriële regeling uitzonderingen op die regel kunnen worden gemaakt. Als gevolg van een dergelijke nadere regelgeving kunnen werkwilligen, die geen recht hebben op loondoorbetaling, aanspraak maken op een WW-uitkering als voldaan is aan de volgende voorwaarden: op de werknemer zijn andere arbeidsvoorwaarden van toepassing dan op de stakers; de arbeidsvoorwaarden van de werknemer mogen niet een zodanige samenhang hebben met de arbeidsvoorwaarden die onderwerp zijn van het arbeidsconflict, dat de toekenning van een WW-uitkering tijdens de staking het verloop van de staking zou kunnen beïnvloeden.
Het loon van actievoerders hoeft de werkgever niet te betalen. De actievoerders bij een wilde staking hebben tijdens de actie geen inkomsten. Indien de vakvereniging een wilde staking overneemt of indien het om een georganiseerde staking gaat, verzorgt de vakvereniging de uitbetalingen uit de stakingskas.
Schade die de werkgever lijdt Let op
Vaak lijdt een werkgever enorme schade door een collectieve actie. Zo zijn bijvoorbeeld producten niet op tijd afgeleverd en zijn cliënten vertrokken. In het algemeen draait de werkgever op voor deze schade, zeker indien het gaat om een geoorloofde actie. Indien een rechter de actie geoorloofd acht, heeft hij ook al deze omstandigheden in zijn motivering overwogen. Wanneer bedrijfseigendommen zijn vernield, kunnen de kosten daarvan wel op de actievoerders verhaald worden. In de praktijk is dit echter niet verstandig om te doen, in een periode waarin gewerkt wordt aan de verbetering van de werksfeer. Het verdient aanbeveling tevoren een draaiboek te maken waarin een aantal zaken is vastgelegd voor het geval zich een collectieve actie in het bedrijf voordoet. Hierin kan onder andere bepaald worden hoe de loonbetaling aan werkwilligen geregeld zal worden.
In diverse bedrijfstakken zijn steunfondsen waarop de werkgever die door een collectieve actie getroffen wordt, een beroep kan doen.
3.10.5
Sancties die de werkgever kan treffen
Tegen collectieve acties kan de werkgever nauwelijks doeltreffende sancties treffen. Deelneming aan een staking is geen dringende reden voor ontslag op staande voet. De werknemer mag afgaan op een stakingsoproep van zijn vakbond.
De beste mogelijkheid voor de werkgever is een kort geding aan te spannen en de rechter te vragen de staking ongeoorloofd te verklaren. Acht de rechter de actie ongeoorloofd, dan moeten de werknemers weer aan het werk. Doen zij dit niet, dan is de staking onrechtmatig en zijn de vakbonden verantwoordelijk voor ontstane schade. Als de rechter een georganiseerde actie verbiedt, zal de organiserende bond de stakingsoproep intrekken. Tegen een werknemer die desondanks met de actie doorgaat, zijn wel sancties mogelijk (blijft hij doorstaken dan is ontslag op staande voet mogelijk).
De Hoge Raad heeft uitgesproken dat de werkgever bij stiptheidsacties gerechtigd is om het loon van de deelnemende werknemers te korten. Hieraan zitten echter nogal wat haken en ogen. De kans op gerechtelijke procedures is groot. Bovendien is vaak onduidelijk hoeveel korting in bepaalde omstandigheden redelijk is.
Uitsluiting
Een rechtsmiddel dat de werkgevers ter beschikking staat, maar waarvan in Nederland nog nooit gebruik is gemaakt, is het middel van uitsluiting. Bij uitsluiting laat de werkgever de werknemers niet toe op het werk en betaalt hij geen loon. Dit doet hij totdat een bepaald doel is bereikt. Uitsluiting treft niet alleen de werknemers, maar ook de vakverenigingen omdat de betaling van werknemers veelal ten laste zal komen van stakingskassen, die hierdoor eerder uitgeput raken.
Omdat het middel van uitsluiting in Nederland nooit is aangegrepen, is ook nooit voor de rechter uitgevochten of uitsluiting in strijd is met de bepaling dat de werkgever het loon moet doorbetalen, tenzij er sprake is van overmacht.
Raadpleeg uw cao!
In de cao zijn vaak bepalingen opgenomen over collectieve acties. Een bekend voorbeeld is de vredesplichtclausule, die bepaalt dat tijdens de looptijd van de cao geen collectieve acties gevoerd zullen worden.