5 minute read

BIOLOGISCHE TEELT MOET ZICH BLIJVEN ONDERSCHEIDEN

PREITELER PEETERS: GEZONDE BODEM EN ROBUUSTE RASSEN ZIJN SUCCESFACTOREN

‘BIOLOGISCHE TEELT MOET ZICH BLIJVEN ONDERSCHEIDEN’

ONKRUID IS EEN UITDAGING, SCHIMMELS EN INSECTEN ZIJN GOED TE BEHEERSEN MET AANDACHT VOOR EEN GEZONDE BODEM EN ROBUUSTE RASSEN. DAT IS DE ERVARING VAN LIMBURGSE TELER ROBIN PEETERS, DIE NAAST PREI OOK PREIPLANTEN PRODUCEERT.

De geur van verse prei is eigenlijk altijd aanwezig op biologische tuinderij Peeters Mertens in Neer (L). Vrijwel dagelijks maken Robin en zijn ouders Ellen en Wim een partij klaar. Via coöperatie Nautilus vullen ze programma’s in voor een aantal biologische supermarkten. Prei is een van de hoofdteelten van dit familiebedrijf. Ze produceren deze groente jaarrond en beginnen daarvoor in maart met planten vertelt Robin Peeters. “We starten in week 8 of 9 met Marokkaanse super seedlings (planten in een geperste kluit). Vanaf week 17 planten we Nederlandse planten uit de kas en ongeveer vanaf week 20 gaan we verder met losse planten uit de vollegrond.” Het planten gaat door tot in de tweede helft van juli (week 29). De oogst begint in de tweede helft van mei en loopt door tot in april van het volgende jaar. “In de laatste weken gaat een deel in de koeling, zodat we het tot aan mei kunnen uitzingen.”

Schimmels en insecten

De familie Peeters heeft meer dan 20 jaar ervaring met biologische teelt. Robins ouders schakelden in 2000 om. “In de begintijd waren ze vooral bang dat schimmels en insecten een issue zou worden, als ze niet meer konden spuiten”, vertelt Peeters. “Maar dat viel reuze mee. Onkruid is wel een uitdaging.” Vanwege de onkruiddruk op de Limburgse zandgrond, ontkomen de telers niet aan een kerende grondbewerking. Helaas, vindt Peeters. “Voor het bodemleven wil je eigenlijk helemaal niet ploegen. We doen het wel, maar zo ondiep mogelijk: 20 centimeter. Een ecoploeg staat op ons wensenlijstje.” De bodem is de belangrijkste succesfactor. Sinds de omschakeling besteedt de familie Peeters veel aandacht aan organische stof. Ze gebruiken veel compost en stromest. Peeters: “In 20 jaar tijd is het gehalte organische stof gestegen van 2 procent naar 2,7 à 2,8 procent. Dat klinkt misschien niet veel, maar het maakt voor de groei van het gewas een wereld van verschil.”

Jaarlijks bodemonderzoek

De telers laten elk jaar de grond bemonsteren. “We kijken vooral naar de verhoudingen van de mineralen. De balans is belangrijker dan de hoeveelheid. Dat zie je bijvoorbeeld met kali. Doordat we veel compost en rundveemest gebruiken voeren we veel aan. Een overmaat kan problemen geven met benutting van magnesium en calcium.” Ze zijn terughoudend met stikstof. Te veel nitraat-stikstof maakt het gewas vatbaarder voor plagen, zoals trips, zegt de teler. In de gangbare teelt is 250 à 300 kg gangbaar, weet Peeters. Hij houdt het op hooguit 150 kg. “We gaan niet voor een opbrengst van 60 ton per hectare. We halen hier wel 40 ton en gebruiken daarbij veel minder input.”

Rotatie

In conventionele teelt is gangbaar om jaren achter elkaar prei op hetzelfde perceel te telen; ‘prei maakt prei’. Het ideale bouwplan van Peeters heeft een rotatie van 1 op 3. Dat begint met Chinese kool, venkel of een van

“De bodem is de belangrijkste succesfactor.”

Robin Peeters

ROBIN PEETERS LEVERT PREI EN PLANTGOED

de andere groenten. Dan volgt een jaar grasklaver, voor de structuur en stikstofbinding. De oogst ervan kan worden gebruikt als ruwvoer in de veehouderij. In het derde jaar volgt de prei. “Als je hierdoor 5 procent betere prei hebt, kan het al uit.”

Robuuste rassen

In aanvulling op een gezonde bodem heeft de biologische teelt robuuste rassen nodig. “Resistentie is heel belangrijk, vooral voor roest en trips. Daarnaast willen we graag een goede veldhoudbaarheid. Je moet af en toe een weekje kunnen schuiven in de planning.” Het Limburgse bedrijf heeft goede ervaringen met rassen van Bejo, zoals Rally, Jumper en Bowler. Dit najaar oogst Peeters ook de nieuwe rassen Darter en Climber.

Tenslotte is geduld belangrijk. Soms moet je de grond simpelweg met rust laten. Peeters noemt een voorbeeld uit zijn eigen praktijk. “De prei die we eind april hebben geplant heeft veel last gehad van de regen. Op sommige plekken, waar de grond is dichtgeslagen, heeft dat meteen effect op de weerbaarheid van het gewas. Daar hadden we meer last van purpervlekken en papiervlekken. Achteraf hadden we de planten nog een weekje in de koeling moeten laten staan.”

Hele keten biologisch

Peeters is altijd geïnteresseerd in nieuwe ideeën. Zo experimenteert hij met stroken facelia in de prei. Dit bloeiende gewas helpt mogelijk trips te beheersen omdat het natuurlijke vijanden aantrekt. De biologische teelt zal zich voortdurend verder ontwikkelen, verwacht hij. “De gangbare sector schuift geleidelijk op richting biologisch. Om ons te onderscheiden moeten we ons in de biologische landbouw ook verder ontwikkelen.” Wat hem betreft gebruiken biologische telers in de toekomst uitsluitend biologische inputs. Dat betekent bijvoorbeeld uitsluitend meststoffen met een Skal-erkenning. Ook zaaizaad en plantgoed zou wat hem betreft biologisch geproduceerd moeten worden. Voor biologisch plantgoed neemt hij het initiatief (zie tekstkader). Voor het zaaizaad rekent hij op de zaadbedrijven, zoals Bejo. “We telen biologische producten die een meerprijs hebben. Om het onderscheid zo duidelijk mogelijk te houden voor iedereen, moet de hele keten biologisch worden. Daar hoort ook biologisch uitgangsmateriaal bij.”

Robin Peeters (27) heeft samen met zijn ouders Ellen en Wim een biologisch groenteteeltbedrijf in Neer (L) van ongeveer 50 hectare. Hun grootste gewassen zijn prei, venkel, courgette en Chinese kool. Daarnaast telen ze vroege aardappelen, tuinbonen, pastinaak, wortelpeterselie, boerenkool en rabarber.

Peeters begon in 2015 (na de studie op Areas hogeschool) voor eigen rekening met de productie van plantgoed voor de preiteelt. Hij werkt samen met plantenkwekerij Lenders, een grote leverancier van plantgoed voor prei en asperge, in het naburige Kessel. In het eerste jaar was het nog “een klein hoekje”. Het resultaat smaakte naar meer, voor zowel Peeters als het kweekbedrijf Lenders. Samen met Lenders zette Peeters een nieuw bedrijf op, Lenders-Peeters Organic Plants, naast het groentebedrijf dat hij met zijn ouders heeft. De benodigde grond huurt hij deels van het ouderlijk bedrijf, deels bij derden. In de eerste drie jaar produceert Peeters alleen biologisch plantgoed voor preitelers. Inmiddels zijn daar aspergeplanten en rabarberplanten bij gekomen.

This article is from: