152
Een tendens tot sloop HET MEDOGENLOZE KARAKTER VAN DE FORMELE BENADERING*) door BERNADETTE VAN HELLENBERG HUBAR**) In de euforie van de jaren '70, geaccentueerd door de viering van het eeuwfeest van 'monumentenzorg', hebben velen gedacht dat ook op dit gebied de bomen tot in de hemel groeiden. De stijgende waardering voor de produkten van monumentenzorgers van het eerste uur -vaak zelf actief in de opbouw van het 19de-eeuwse monumentenbestand - bracht een forse uitbreiding van de lijst met zich mee. Tegenstribbelende eigenaren kregen desgevraagd te horen dat, indien huns inziens behoud ondoenlijk bleek, de mogelijkheid om een sloopvergunning aan te vragen onverlet bleef. De jaren '80 lijken de grote ontluistering aan te kondigen. Inderdaad ging en gaat menige beheerder van een monumentale kerk er toe over de gewenste vergunning aan te vragen. Met het financiële argument in de ene hand en een gebrek aan alternatieven in de andere worden bij de Raad van State goede, of liever, kwade zaken gedaan. De nauwelijks kwantificeerbare meerwaarde van een monument blijkt zelden op te wegen tegen het goed omlijnbare tekort aan middelen. Sloop lijkt de enige uitweg. Met dit droge en wellicht dorre overzicht hopen we een leidraad te kunnen bieden aan de vaak stuurloze groep van ideële belanghebbenden. Heemschut kent dan wel het klappen van de zweep, maar voor menige liefhebber wordt de dreiging pas reëel, wanneer de moker in het gebouw wordt gezet. Hoeveel parochianen of lidmaten hebben niet met lede ogen toegezien, hoe 'hun' kerk in puin werd geslagen zonder weet te hebben van de mogelijkheden die de wet hun biedt? Pleidooien van deze betrokkenen bij de kerkelijke overheid zijn in het verleden veelal afgedaan als 'nostalgisch' en niet wezenlijk toegespitst op de belangen van de eredienst. Tot behoud van een monument leidde dit alles uiteraard niet. Zelfs al zijn er, zoals we nog zullen zien, voldoende ontwikkelingen gaande op het gebied van herbestemming en meervoudig gebruik van kerkgebouwen.
PROCEDURES EN VORMFOUTEN De veelal emotioneel gedreven bezigheid van het redden van een monument loopt regelmatig stuk op formele aspecten, waarvan de betekenis niet of nauwelijks wordt onderkend. Toch zijn er heel wat regels die zowel voor voorstanders als de tegenpartij bindend zijn. Heel compact vinden we ze bij elkaar in de monumentenwet. In de bekende reeks van Schuurman & Jordens is door drs. H. C. van Eek, hoofd van de afdeling juridische zaken van de Rijksdienst Monumentenzorg en dagelijks bestuurslid van de Bond Heemschut, een overzichtelijke uitgave verzorgd. Deze is
*) Deze formele benadering is bezien door een kunsthistorische bril. **) Dra. B. C. M. barones van Hövell tot Westerflier-van Hellenberg Hubar is lid van de PC Limburg van Heemschut en secretaris van het Cuypers Genootschap, Vereniging tot behoud van 19de- en vroeg-20ste eeuws cultuurgoed, (secretariaat: Burg. Minkenbergl. 11, 1609 ALOhé. en Laak; 04755-1794)
ruim voorzien van jurisprudentie, op grond van adviezen van de Raad van State. In het geijkte taalgebruik van de monumentenliefhebber blijkt nogal wat spraakverwarring te heersen op het stuk van procedures, waarin de monumentenwet voorziet. Zo moet steeds weer in herinnering gebracht worden, dat een sloopvergunning een totaal ander circuit volgt dan een verzoek tot afvoer van een monument van de lijst. Aangezien
deze procedures - alsmede die tot plaatsing óp de lijst - de belangrijkste instrumenten zijn bij het al dan niet behouden van een (kerkelijk) monument, hebben we ze hier schematisch samengevat. Daarbij is het in gevoelsmatig en oudheidkundig opzicht tamelijk cynisch dat voor de wet géén onderscheid bestaat tussen het aanvragen van een verbouwings- c.q. restauratievergunning of een sloopvergunning. Sloop geldt als de ultimatieve vorm van verbouwing! CRUCIAAL VERSCHIL Het belangrijkste verschil tussen de afvoer van een monument van de lijst en een sloopvergunning is wel het volgende: in het eerste geval verliest een gebouw simpelweg de status van beschermd monument, waardoor het ten aanzien van de gemeentelijke bouwverordening etc. geen andere positie inneemt dan een niet-monument. Bij een sloopvergunning blijft het betreffende gebouw tot op het moment van afbraak een beschermd monument. Men is bovendien niet verplicht om gebruik te maken van de vergunning! Een
De Missiekapel van Heythuizen. Ook binnen het kader van neoclassicistische architectuur een zeldzaam fraaie 'kopie' van een klassiek tempeltje. Opvallend is de gave LodewijkXV/decoratie. Zelfs indien dit monumentje niet van de lijst wordt afgevoerd, blijft het door de in 1968 afgegeven sloopvergunning vogelvrij. Met dank aan de Rabobank Heythuizen en tekenaar Ch. Hajenius.
153 timeerd wenst te zien door afvoer van de lijst, blijft wanneer dit niet geschiedt de Missiekapel vogelvrij. De in 1968 afgegeven sloopvergunning is niet aan enige termijn gebonden en heeft dus in principe 'eeuwigdurende' werking. Deze kan door geen enkele procedure worden onderbroken. Tenzij het monument eerst afgevoerd en dan opnieuw geplaatst wordt (Grote Kerk Hengelo)! Om dit soort uitwassen in de toekomst te voorkomen wordt sinds 1983 de sloopvergunning verstrekt voor de termijn van één jaar. Ziet 'men' in dat jaar kans om afbraak, te voorkomen, dan zal de hele procedure opnieuw gestart moeten worden. Dit kan het voordeel hebben dat bij de diverse stadia van advies en belangenafweging nieuwe argumenten ingebracht kunnen worden. Helaas tracht de 'sloopwillende' eigenaar nu al deze zeer heilzame beperking te omzeilen door bij de minister om verlenging van de termijn te vragen. Maar ook deze beschikking is vatbaar voor beroep ingevolge art. 26 van de. monumentenwet. DE VERPLICHTE GING
BELANGENAFWE-
De argeloze oudheidkundige, voor wie de architectonische waarde van een monument boven iedere discussie verheven is, staat absoluut versteld van de argumenten die aangevoerd kunnen worden tot afvoer, sloop of niet-plaatsing van een gebouw. In zijn stevig geïndoctrineerde, rechtlijnige visie hebben De O.L. Vrouwe-Onbevlekte-Ontvangenis-Kerk of Posthoorn te Amsterdam. Een in baksteen omgezette, neogotische vertaling van de 13deeeuwse O.L. Vrouwe-Munsterkerk te Roermond; de laatste gerestaureerd, de eerste gebouwd door P. J. H. Cuypers. Door de sloopvergunningen, afgegeven door de Kroon en de gemeente hangt het voortbestaan aan een zijden draad. Foto: R.D.M.Z. Zeist.
goed voorbeeld waarbij dit alles speelt is de neoclassicistische Missiekapel in het Limburgse plaatsje Heythuizen. Hier werd al in 1968, vermoedelijk kort na de vaststelling van de gemeentelijke monumentenlijst, een sloopvergunning voor aangevraagd door het kerkbestuur. Dit heeft niet mogen beletten dat de eigenaar - inmiddels de gemeente voor de somma van één gulden - onlangs de minister toch om afvoer van het monument van de lijst heeft verzocht! Zij gaat er ten onrechte van uit dat de sloopvergunning gekoppeld is aan de vorige eigenaar en acht het moreel niet verantwoord om er gebruik van te maken. De reeds aanwezige sloopvergunning was voor GS echter wel de hoofdreden om de minister negatief te adviseren. Over de monumentwaardè werd niet gesproken. Dat is bijzonder spijtig omdat neoclassicistische architectuur in deze streek, zoals ook de PC Limburg van Heemschut de minister mededeelde, erg zeldzaam is. Hoewel de gemeente Heythuizen eventuele afbraak gelegi-
/: PLAATSING VAN EEN GEBOUW OP ÓF AFVOER VAN EEN MONUMENT Afvoer: art. 11: art. 8-10.
i
De minister ambtshalve; verzoek belanghebbende(n)
VAN DE UJST
Plaatsing via aanvullende lijst of individueel: art. II: art. 8-10. j De minister ambtshalve « Desgevraagd of uit eigen beweging dient Verzoek belanghebbende(n) de M'raad van advies {initiatief plaatsingsvoorsiel(len)). Ontwerp M'raad met redenen voor plaatsing i
Voorgenomen plaatsing (afvoer) door mi-i ( B i j plaatsing vergunningenstelsel art. 14nister bekend gemaakt aan belangheb- M||9 voor minimaal 2 jaar van kracht, bende(n) l _ i (Stedebouwkundige toetsing a.h.v. het be-», Ontwerp M'raad óf verzoek afvoer via de art. 26: binnen 2 maanden beroep bij de stemmingsplan) H minister naar G.S. en gemeenteraad; advi- Kroon (Raad van State: afdeling geschillen van bestuur) door belanghebbende(n) seren de minister binnen 2 tot 4 maanden
Kroonberoep volgens art. 26 als vermeld.
De minister, gehoord de M'raad, gaat over tot plaatsing (afvoer)
Géén schorsende werking!
ïDe minister stelt B&W en de belanghebbende(n) op de hoogte.van plaatsing (afvoer).
KB waarbij al dan niet de beschikking van de minister vernietigd wordt,
*
NB De opvatting als zou de minister de plaatsing van een gebouw op óf de afvoer van een monument van de lijst aan voorwaarden kunnen verbinden is onjuist] Voor de wet is het ene monument niet méér monument dan het andere monument. Het is wel zo dal de minister een overweging aan de plaatsing of afvoer kan toevoegen. Zo stelde hij bij de voorlopige plaatsing van de St.-Dominicus van Alkmaar dat hij afvoer in overweging zou nemen, indien geen bestemming gevonden kon worden, Dit was in principe overbodig, daar de monumentenwet automatisch hierin voorziet (art. 11)! II: AANVRAAG VAN SLOOP- OF
VERBOUWINGSVERGUNNING Verbouwing-/sloopvergunning art. 14-19
Verzoekschrift eigenaar i Minister bevestigt ontvangst én datum i (Stedebouwkundige toetsing a.h.v. het be-M Afschrift aan G.S. en B&W: gevenbinnen Desgevraagd of uil eigen beweging dient slemmingsplan) / '2 maanden advies M'raad van advies Bij verstrijken termijn wordt de vergunning geacht te zijn verleend! -v
,.. . . f. . . . ,, „ j * Minister kan aan vergunning voorwaarden , Minister besl.sl binnen 6 of ]2 maanden— v e r b i n d e n . ^^^1* seder, |983 ipvergui -gebonden aan termijn van één jaar! Art. 26: binnen 2 maanden beroep bij de *-Beroep schorst de werking van de verleenKroon (Raad van State: afdeling geschillen de vergunning van bestuur) door belanghebbende(n)
t
KB waarbij al dan niet de beschikking van de minister wordt vernietigd NB In de stadia van advies en belangenafweging kan bij beide procedures I en II een ieder die zich daartoe geroepen voelt zijn bijdrage leveren aan de besluitvorming.
154 deze argumenten in verreweg de meeste gevallen niets met architectuur als zodanig te maken. Voor de oudheidkundige is het bijna ondenkbaar dat vooral 'niet-zakelijke' (!) argumenten de balans in positieve of negatieve zin kunnen doen doorslaan. Zijns inziens horen uitsluitend kunst- en architectuurhistorische (= zakelijke!) motieven de doorslag te geven in het behoudsproces van een gebouw. De actievoerder weet door ervaring wijs geworden wel beter. In de procedures van de monumentenwet zijn nu eenmaal verschillende stadia van advies en belangenafweging ingebouwd. Daarbij behoeven natuurlijk geen 'niet-zakelijke' argumenten aangevoerd te worden, maar verhinderen kan men het niet. Doordat monumenten, ook al lijkt dat passief, door hun aanwezigheid in het dagelijks leven, in het stedebouwkundig beleid, de politiek etc. van een gemeente een grote rol spelen - ironisch genoeg een miskende rol! - reikt hun ingrijpen verder dan alleen het terrein van de oudheidkunde sec. Dit alles moet door de minister en zijn adviesorganen meegewogen worden, wil niet de Raad van State voortdurend het pure monumentenbeleid afstraffen. Zo merkte hij in het geval van de hernieuwde poging tot plaatsing van de Grote Kerk van Hengelo - een Heemschutactie! - op: 'dat, gelet op de (noot auteur: financiële) belangen van de eigenaar, de staatssecretaris onder deze omstandigheden niet tot herplaatsing van het kerkgebouw op de vastgestelde lijst van beschermde monumenten louter op grond van redenen ontleend aan de monumentale waarde van het pand, had behoren over te gaan.' De Raad van State per slot van rekening kijkt bij het afwegen van de hem voorgelegde argumenten niet alleen naar de al dan niet juiste toepassing van de wet, maar toetst ook het beleid. In de taak die hij zich stelt om zoveel mogelijk recht te doen aan alle in het geding zijnde (meestal tegenstrijdige) belangen, speelt de inbreng van het monument sec slechts een marginale rol. In het merendeel van de gevallen vormen de architectuur-historische waarden de sluitpost van de rekening, die wat het monument betreft met een negatief saldo wordt afgerond! De besluitvorming van ons hoogste administratieve rechtscollege is maatgevend voor alle lagere instanties. In een zeer vroeg stadium zal men daarom meer en meer al beginnen met het opvoeren van 'niet-zakelijke' argumenten ter verwezenlijking van het doel. Gelukkig begint dat ook tot de monumentenliefhebbers door te dringen: niet alleen de oudheidkundige waarden worden opgevoerd, maar ook de betekenis van een gebouw voor het 'sociale leefklimaat', etc. Hoewel inherent aan ons rechtssysteem, gaat het meewegen van 'alle' belangen door de monumentenraad terug op de Koninklijke Besluiten (K.B. en) van Seinen (Weesp) en Gusto (Schiedam). Deze twee eigenaren spanden als eersten een Kroonprocedure aan, direct na de voorlopige plaatsing van hun panden (zie schema). Dit was zeer ongebruikelijk daar men er gewoontegetrouw vanuit
ging dat juist de voorlopige plaatsing - voor de duur van twee jaar - een brede en verantwoorde afweging van alle belangen mogelijk maakte, c.q. inluidde! Aangezien evenwel gedurende die twee jaar het vergunningenstelsel van de artikelen 14-19 (monumentenwet) van kracht is, met alle beperkingen van dien, meende de Raad van State dat met de voorlopige plaatsing wel degejijk eigenaren onevenredig in hun belangen kunnen worden aangetast. Zo werd het algemene belang, dat door de aanwezigheid van architectonische gedenktekens van geschiedenis en kunst mede gestalte krijgt, opnieuw verder uitgehold terwille van de rechtsbescherming van de particulier. SLOOPVERGUNNINGEN IN BEROEP Uit de serie KB-en, waarbij in beroep alsnog een sloopvergunning werd verleend, hebben we drie 19de-eeuwse voorbeelden gekozen. Van twee daarvan nemen we hier een schema op*. Momenteel is deze categorie kerkelijke bouwkunst de meest kwetsbare groep daar zij, inmiddels omtrent 100 jaar oud, toe is aan de grote opknapbeurt die nu eenmaal ieder monument eens in de eeuw dringend behoeft. Bovendien is deze categorie wat betreft de algemene houding ten aanzien van monumenten het minst geëmancipeerd. Men is nog altijd van mening dat het verlies van een 19de-eeuws monument minder telt dan
het verlies van een 'echt' monument van vóór 1800. Juist bij (locale) politici, beleidsmakers, bestuurders etc., die in de geschetste stadia van advies en belangenafweging nimmer gepaseerd kunnen worden, blijkt de: ze opvatting hardnekkig sterk te leven. Om de vergelijking van de 'niet-zakelijke' argumenten in de KB-en te vereenvoudigen hebben we ze schematisch samengevat. Hier willen we niet de gevallen specifiek bespreken, maar alleen door middel van een analyse van de KB-en de ontwikkelingsgang destilleren. Het zakelijke, architectuurhistorische gedeelte van het betoog van de minister of staatssecretaris is in de navolgende introductie van de voorbeelden verwerkt. De drie gebouwen blijken representatief te zijn voor een drietal 19de-eeuwse stromingen: de neoclassicistische Grote Kerk van Hengelo vormt als protestantse 'Waterstaatskerk' een zeldzaamheid; temeer doordat de ingangspartij aan één der lange zijden is gesitueerd. De neogotische Posthoornkerk te Amsterdam is één van de hoogtepunten uit het oeuvre van Nêerlands belangrijkste 'neogoticus', Pierre J. H. Cuypers. Tevens is ze o.i. exemplarisch voor de wijze waarop een middeleeuws model, de door Cuypers geres-
*) Vanwege plaatsgebrek kan het zeer interessante 3de KB van de Grote Kerk in Hengelo pas in het septembernummer geplaatst worden.
VOORBEELD l De Posthoorn- óf O. L. Vrouwe-Onbevlekte-Onlvangenis-kerk te Amsterdam: Koninklijk Besluit d.d. 28 maart 1981. nr 8. De minister van CRM
Bestuur RK Cilykerk
Raad van State
Uiteenzetting monumenlwaarden.
Kerk geen funciie of betekenis binnen de pastorale laken: gesloten voor de eredienst.
Erkenning monumenlwaarden.
SIoop betekent kunsthistorisch verlies en schade aan het stadsbeeld. Het gebouw kan een functie hebben als sociaal-cultureel instrument in een rehabilitatiebuurt.
RK Citykerk geen andere laak dan de pastorale: instandhouden 'onroerend goed' oneigenlijk doel. Verkoop overtollige gebouwen voor behoud van andere als monumentaal aangemerkle kerken: reorganisatie kerk en pastoraal werk A'dam Zelfs al zou overheid herstel en onderhoud voori rekening nemen, de waarde van het gebouw blijft onttrokken aan financiële middelen RK Citykerk. Medewerking volgt alleen als de overheid het gebouw aankoopt voor de reële waarde.
VOORBEELD II
Nadruk financiële belang RK Cilykerk: waarde grond waar het gebouw op staat. Huurster, Stichting De Posthoorn, wet plannen voor sociaal-culturele bestemming, maar geen middelen. Geen andere personen, instellingen en/of organisaties met voldoende middelen. Aanschrijving gemeente A'dam lol treffen veiligheidsmaatregelen dak en kapconstructie. Conclusie: 'dat derhalve de instandhouding van de kerk als zodanig op korte termijn reeds een aanzienlijk bedrag zou vergen, waar in dit geval geen nut voor de eigenares tegenover staat;' Sloopvergunning alsnog verleend
De Kleine (ST.-) Eusebius te Arnhem: Koninklijk Besluit d.d. 2 september 1982 nr 38. De staatssecretaris van CRM
Hel kerkbestuur
Raad van State
Uiteenzetting monumenlwaarden.
Bij voorlopige plaatsing 1971 heeft aartsbisdom Utrecht CRM medegedeeld, dat de kerk buiten gebruik zou worden gesteld; RDM: sloopvergunning kan dan worden aangevraagd.
Erkenning monumentwaarden.
Alternatief gebruik na sluiting zeer wel mogelijk. Terugloop kerkbezoek dateert al van jaren '60: géén directe aanleiding voor sluiting. Geldmiddelen voor het meest noodzakelijke herstel aanwezig. Mogelijkheden lol instandhouding op langere termijn niet uitputtend onderzocht (waaronder integrale verkoop) Geen direct bouwkundig gevaar. Invloed verandering stedebouwkundige samenhang op de staat van het gebouw niet aantoonbaar.
Functioneert onvoldoende in pastoraal opzicht: neo-gotiek voldoet niet aan eisen eigentijdse liturgie. Stedebouwkundige situatie slecht. Bouwkundige slaat slecht.
Door verminderd kerkbezoek heeft de Eusebius nauwelijks pastorale functie. Door verminderd aantal parochianen onderhoudslasten te hoog. Geen uitzicht op nieuwe bestemming: geen personen, instellingen en/of organisaties met voldoende middelen. Waarde grond waar hel gebouw op staat.
Exploitatie ondragelijke last, mede gezien vermindering aantal parochianen. Alternatieven: popmuziekhal of concertruimte: gemeente afzijdig. Alleen kopers indien gesloopt mag worden. Stichting Oude Gelderse Kerken geen middelen. Gebouw belemmert eigenlijke taak: hel voorzien in nieuwe kerkruimte voor eigentijds pastoraal.
Conclusie dat 'bij afweging van de in het geding zijnde belangen, aan het belang, dat het appellerend RK Kerkbestuur heeft bij de verlening van de gevraagde sloopvergunning tegenover hel belang dat wordt gediend met de voortdurende instandhouding van het onderwerpelijke monument, doorslaggevende betekenis moet worden toegekend;' Sloopvergunning alsnog verleend
In 1968 al negatief advies van Katholiek sociaal-kerke l ijk instituut omtrent voortbestaan Kleine Eusebius als parochiekerk.
155 taureerde Munsterkerk uit zijn geboorteplaats Roermond, in eigentijdse vormen werd vertaald. De trieste geschiedenis van deze kerk kunnen we sinds kort, jammerlijk genoeg, completeren met de vermelding dat nu toch de gemeente Amsterdam een sloopvergunning aan de eigenaar, de RK Citykerk, afgegeven heeft. Het derde KB betreft de Kleine Eusebiuskerk van H. J. van den Brink te Arnhem; een produkt in stukadoorsgotiek met gepleisterde ('schijn')gewelven en stijlcitaten ontleend aan de Nederrijnse gotiek. Het oeuvre van deze architect werd onlangs opnieuw uitgedund door afbraak van het nog in 'Craandijk'* vereeuwigde, onbeschermde seminarie Rijsenburg te Driebergen. Voor deze bakermat van de katholieke emancipatie, waar alleen het gedenkteken van H. J. A. M. Schaepman nog aan herinnert, heeft Heemschut-lid Egbert Hoogenberk (PC Gelderland) tevergeefs geprobeerd een herbestemming voor woningbouw door te voeren. Het smalle pad der sloop dat uit een analyse van de KB-en naar voren komt, doorloopt in hoofdlijnen de volgende fasen: de ellende begint wanneer de kerk gesloten wordt voor de godsdienstoefening, haar eigenlijke bestemming. De noodzaak van deze handeling wordt veelal met argumenten onderbouwd, die vrijwel allemaal gebaseerd zijn op het uitputtende cliché van het pastoraal-liturgische belang. Bij RK kerken heet het, dat ze niet aangepast zijn aan de eigentijdse liturgie die na Vaticanum II (1963) om versobering vraagt. Het is de taak van de kerken om zich bezig te houden met het voorzien in een pastoraal-functionerende ruimte. Het instandhouden van 'onroerend goed' (sic!) daarentegen is een oneigenlijk doel. Temeer daar de kerk uit 'levende stenen' bestaat (parochianen) en niet uit dode, materiële steen. En met een variant op wat eertijds tot grote verontwaardiging van De Stuers Thorbecke zei: 'Monumentenzorg is géén taak van de kerk'. Van protestantse zijde zijn de argumenten al niet veel anders. Is de sluiting eenmaal voltrokken, ondanks de als obligaat afgedane protesten van gelovigen en buurtbewoners, dan treedt de volgende fase van de ondergang in. Het verval neemt hand over hand toe, zonder dat dit door een gebruiker geconstateerd kan worden. De affiniteit van de beheerders met het monument wordt zo mogelijk nog minder. Daarmee gaat gepaard een afnemende bereidwilligheid om geld in het gebouw te steken. Tegen de tijd dat een gemeentelijke aanschrijving binnenkomt voor het treffen van veiligheidsmaatregelen wegens bouwvalligheid, is het monument rijp voor de aanvraag van een sloopvergunning. Dit proces lijkt zich in de verte aan te kondigen bij de eveneens door Cuypers ontworpen St.-Vituskerk van Bussum. Hoewel dankzij de inzet van 'oud-parochianen' en leden van de plaatselijke historische vereniging de kerk onI) J. Craandijk en P. Schipperus: Wandelingendoor Nederland, 7 dln. Haarlem, 1874-1883.
langs een luisterrijk eeuwfeest vierde, is én blijft zij,gesloten voor de eredienst. Ondertussen is het dak dringend aan een opknapbeurt toe! Nu zijn niet alleen de kerkelijke organisaties schuldig aan deze ontwikkeling, waarbij inzake parochiële of gemeentelijke herindeling nooit het 19de-eeuwse monument als nieuw centrum voor de godsdienstoefening uitverkoren wordt; ook de stedelijke overheid treft blaam. Vaak heeft zij de voorwaarden voor sloop reeds gecreëerd met haar stedebouwkundig beleid van de jaren '60. Nieuwe moderne zakelijke kantoor- en winkelbouw sloeg de klok en over een intieme herkenbare en leefbare binnenstad dacht niemand na. In het kader van de toen bedachte planologische futurismen - men denke aan een stad als Tilburg of, iets minder erg, Roermond werd de bestaande 19de-eeuwse architectuur als een monstruositeit, een sta-in-de-weg beschouwd. In Alkmaar wist men zelfs recentelijk op de plaats waar het komende half jaar nog de St.-Dominicuskerk van Cuypers (!) staat, in het bestemmingsplan winkelbouw te projecteren. Op het desastreuse effect daarvan komen we nog terug. Niet zomaar is de grootste vijand van het 19de-eeuwse kerkelijke monument de projectontwikkelaar. Met het bestemmingsplan in zijn voordeel weet deze op de kostelijke binnenstadsgrond de meest fantasieloze architectuurbergen op te werpen. De saaie glas-in-beton-bouw haalt het niet bij de gesloopte kerk die veelal gevarieerd, rijk versierd en vertrouwd herkenbaar was. Maar het betaalt wel goed! Het interieur van de St.-Dominicuskerk te Alkmaar in betere tijden. Deze nu zwaar uitgeleefde kerk, eveneens van P. J. H. Cuypers, zal vermoedelijk in het najaar gesloopt worden. Er bestond een interessant plan om er een winkelpassage van te maken. Foto: Rijkdienst Monumentenzorg.
Dat brengt ons bij het meest zwaarwegende argument dat uit de geraadpleegde jurisprudentie van de Raad van State naar voren komt: het financiële belang van de eigenaar. De gouden bergen die de projectontwikkelaar beloofde heeft menige schaal ten nadele van het monument doen doorslaan. Maar dat is niet alles. Zodra er geklaagd wordt over de 'onderhoudslasten' en de 'exploitatietekorten' - liefst voorzien van een accountantsverklaring - dan is het pleit al snel beslist. Merkwaardig genoeg wordt nergens in de KB-en een vergelijking getrokken met wat een kerk in deze tijd mag kosten. Dit is belangrijk omdat kerkbesturen en -voogdijen er vanuit gaan in de toekomst een moderne(re) kerk te beheren. Ook deze kost geld in onderhoud en exploitatie en heeft na ongeveer een halve eeuw behoefte aan een grondige renovatie. Wanneer zoiets niet in het beleid wordt opgenomen creëert men voor een modern gebouw in de toekomst net zo goed een wanhoopssituatie, als waarin nu de 19de-eeuwse kerken verkeren. Men kan niet anders stellen dan dat de financiële momentopname, die de Raad van State wordt voorgelegd, vaak een zeer incompleet beeld geeft. Bij dit alles wreekt zich de omstandigheid dat noch de bisschoppelijke bouwbureau's, noch de protestantse organisaties een integraal plan ontwikkelen voor hun monumentale kerken van na 1800. En zij zijn als kerkelijke overheid niet alleen moreel maar ook in juridische zin mede verantwoordelijk voor de 'vervreemding' of 'aantasting' van kerkelijk bezit. Hoewel plaatsing van dit erfgoed op de lijst in overleg met hen geschiedde, heeft men hier kennelijk geen reden in gezien om het 'slopende' ad-hoc-beleid te wijzigen. De onverschillig aandoende en af-
156 zijdige houding van het aartsbisschoppelijk bouwbureau Utrecht ten aanzien van de Kleine Eusebius is in dit opzicht exemplarisch. Over het beleid in de bisdommen Haarlem en 's-Hertogenbosch behoeven we het niet eens te hebben. Schitterende Cuypers-kerken zijn daaraan ten slachtoffer gevallen, zoals de gemelde Posthoorn of bijvoorbeeld de majestueuse Noordhoekse kerk van Tilburg. Enige positieve uitzondering lijkt het bisdom Roermond, maar daar is het 19de-eeuwse architectonische erfgoed toch niet zó omvangrijk. Wanneer niet binnen afzienbare tijd door de kerkelijke overheden getracht wordt om samen met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg tot een zinvolle aanpak te komen, dan zal het aantal sloopgevallen in de komende jaren alleen maar stijgen. Nu zijn het de neogotische kerken etc. die stuk voor stuk dringend een consolidatiebeurt nodig hebben. Maar weldra volgt het oeuvre van de volgende generatie kerkenbouwers, zoals Jan Stuyt, Jos. Cuypers, H. W. Valk, A. J. Kropholler, A. J. N. Boosten en vele anderen. Ook hier gaat het om dure, degelijke architectuur met grote daken, veel baksteen én beton.
aantrekkelijk plan bestond om van de kerk een winkelpassage te maken. Nu. e venwei ook de gemeentelijke sloopvergunning 'binnen' is, is het wachten alleen op het definitieve bod van de projectontwikkelaar. De Stichting tot Behoud is ondanks al haar pogingen er niet in geslaagd de benodigde sommen op tafel te krijgen of een effectief plan tot herbestemming te ontwikkelen. Sloop lijkt onherroepelijk. En dat bij een gebouw
Ook voor de Kleine Eusebius van Arnhem is nu een dergelijk plan opgezet en wel door specialist Egbert Hoogenberk. Zonder direct enige kritiek op het ontwerp zelf te willen leveren, kan men zich bij voorbaat afvragen óf dit wel de juiste weg is. De Kleine Eusebius is in sterkere mate dan de Nicolaas-Piecken-Gezellen mede intern zo interessant als monument, en die waarde dreigt nu te verdwijnen. Dat is ook een van de redenen
Ook de neoclassicistische St.-Nicolaas-Pieck-enGezellen te Gorinchem mocht afgebroken worden, tenzij voor l januari 1983 een betaalbare vorm van herbestemming gevonden zou zijn. Er komen nu 44 woningen naar ontwerp van architect Aart van Eek.
waarom het absoluut geen zin zou hebben om voor de Alkmaarse Dominicus een dergelijk plan te ontwikkelen. Anders dan het idee van een winkelpassage, waarbij de galerijen en het schip 'ruimtelijk' gerespecteerd zouden kunnen worden. Ditzelfde probleem speelt bij Cuypers' (Amsterdamse) Vondelkerk: hiervoor werd een opzet om het gebouw met wooneenheden vol te proppen door de Rijksdienst Monumentenzorg afgekeurd wegens aantasting van de interne monumentale waarde. Het is wel duidelijk dat in de toekomst meer en meer architecten al hun creativiteit zullen moeten aanwenden om op aanverwante wijzen het begrip monumentenzorg een nieuwe en eindelijk eigentijdse invulling te geven. In dit verband menen we dan ook de aandacht te moeten vestigen op de plannen tot herbestemming van de Grote Kerk van Hoorn; een vreugdevolle variatie op de genoemde kerken waar van slechts de omtrekken gehandhaafd zijn, c.q. worden. Deze vermoedelijk enig kerkelijke architectuur van bouwmeester C. Muysken uit 1881-1882 in 'Oud-Hollandse stijl' of neorenaissance bevindt zich momenteel in de laatste stadia van de voorlopige plaatsingsprocedure. De plaatsing op de monumentenlijst maakt vooral kans van slagen, omdat de Stichting tot Behoud een zeer goed uitgebalanceerd plan heeft laten uitwerken, waardoor het monumentale gebouw in de toekomst verzekerd zal zijn van kostendragers. Muysken voorzag de kerk van een kolossale dakstoel, die in principe even onrendabel als kostbaar in onderhoud is. Bij het ontwikkelen van de herbestemming van het gebouw is men op het lumineuze idee gekomen om onder dit hoge dak woningbouw te plegen! Er bleek
WAAR ALLES MISGING: DE ST.-DOMINICUS VAN ALKMAAR De hier geschetste verschijnselen hebben een grote rol gespeeld bij de pechvogel onder de 19de-eeuwse architectuur: de reeds genoemde Alkmaarse Dominicuskerk van P. J. H. Cuypers. Er lijkt nauwelijks een monument denkbaar, waarbij van de kant van de ideële belanghebbenden, zoals de PC Noord-Holland van Heemschut, Oud Alkmaar, de Stichting Stadsherstel en de tenslotte opgerichte Stichting tot Behoud, zoveel moeite, energie en liefde ingestoken is. Nauwelijks een monument, een architectonisch kunstwerk pur sang, dat zoveel onwil bij de kerkelijke en stedelijke overheid oogstte. Hoogste prioriteit leek te zijn het binnenhalen van de 2,6 miljoen, toegezegd door een projectontwikkelaar. Maar van meet af aan is alles misgegaan. De minister ging niet tot plaatsing over dan onder toevoeging van een ontsnappingsclausule: mocht men geen bestemming kunnen vinden, dan zou hij afvoer in overweging nemen. Toen dit eenmaal geschiedde, overschreden de ideële belanghebbenden de beroepstermijn van twee maanden (art. 26 monumentenwet) zij werden door de Raad van State niet ontvankelijk verklaard. Het aanvankelijke vooruitzicht om op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst te worden, werd doorkruist door een wisseling van de wacht in het college van B&W. De welwillendheid ten aanzien van het monument draaide 180°. Bij een hernieuwd verzoek tot plaatsing op de rijkslijst bleek tevens een art. 19-procedure te lopen ingevolge de wet RO: voor de omschrijving van 'winkelcentrum' op de plaats van de Dominicus in het algemeen bestemmingsplan gaf GS een verklaring van geen bezwaar af. Daarmee was ook deze plaatsingsprocedure van de baan. Dat is spijtig omdat er een
waarvan iedereen stelde dat 'dit' nooit gebeuren mocht! Een droeve analyse leert ons dat hier wel alle ingrediënten voor de ondergang van een kerkelijk monument aanwezig waren. ALTERNATIEVEN: HERBESTEMMING EN MEERVOUDIG GEBRUIK Het zou geen goede zaak zijn dit sombere verhaal te besluiten zonder een aantal voorbeelden van hoe het ook anders kan. De meest ingrijpende en tevens minst aantrekkelijke oplossing - maar nog altijd beter dan sloop! - is het intern verbouwen, c.q. volbouwen van een kerk; bijvoorbeeld met appartementen. Een zeer recent voorbeeld is de neoclassicistische (Waterstaat) H.H. Nicolaas Pieck en Gezellen te Gorinchem, waarvoor ook Heemschut zich inzette. Nadat voor dit monument de sloopvergunning afgegeven was onder het voorbehoud dat men tot l januari 1983 de tijd zou hebben om naar een nieuwe bestemming te zoeken, is door raadslid en architect A. van Eek met een projectgroep een plan bedacht voor 44 woningen. Dit interessante ontwerp is door Van Eek op boeiende wijze uiteengezet en toegelicht in Futura, het o.i. te weinig bekende blad van het Nederlandse Architecten Genootschap. In het geval van Gorinchem blijven uiteindelijk het silhouet en heel globaal een idee van de oude centrale ruimte behouden, via een taps uitlopende middenhal.
157 ten een multifunctionele toepassing van (nog) in gebruik zijnde kerken. Want hoe broodnodig een verantwoorde architectonische herbestemming van deze categorie ook moge zijn, niets is zo goed voor een kerk als te functioneren voor haar eigenlijke doel, de godsdienstoefening. Dat men dan als kerkbeheerder de veelal dilettantistische werkwijze zal moeten laten varen voor een professionele aanpak, kan gezien het voorafgaande het gebouw alleen maar ten goede komen. Een uitnodigend gebaar in de richting van andere dan godsdienstige activiteiten zal er bovenkerk voor de omgeving aan betekenis wint. Duurzaam behoud zou daar het gevolg van kunnen zijn. Grote dank is auteur dezes verschuldigd aan de heer O. Steenbrink van de afdeling juridische zaken van de Rijksdienst Monumentenzorg, die zo vriendelijk was bijstand te verlenen bij de selectie van de KB-en en de interpretatie van de hier geschetste voorbeelden.
Wie meer informatie wil over de plannen voor de Grote Kerk te Hoorn kan terecht bij de Stichting: Secretariaat Kerkplein 25, 1621 CX Hoorn of bij A. Boezaard, gemeentelijk bureau Monumentenzorg, tel. 02290/31234.
Noord-Hoüand
Isometrisch perspectief van de Grote Kerk van Hoorn. Legenda: 1) Begane grond 2) Verdieping op galerijhoogte Oorspronkelijke ruimte voor de godsdienstoefening 3) Betonvloer 4) Consistorie met 15 woningen 5) De dakstoel met 17 woningen in twee lagen. Herkomst: Stichting Behoud Grote Kerk Hoorn
voldoende ruimte om verdeeld over twee verdiepingen in het totaal 17 eenheden te creëren. Daarnaast beschikt men nog over de consistorie, die goed is voor 15 woningen. Het buitengewoon slimme aspect van deze opzet ligt in de mogelijkheid om het belangrijkste onderdeel van de kerk, de eigenlijke grote ruimte, voor de eredienst te blijven gebruiken. Bij de Grote Kerk ligt dat weliswaar niet in de bedoeling. Gezien de inten-
ties van de Stichting Beeldende Kunst, de mogelijk toekomstige huurder, zal de ruimte door een betonnen tussenvloer versneden worden. De Stichting tot Behoud heeft echter wél de weg gewezen voor andere kerken. Men is er op zeer gelukkige wijze in geslaagd om een architectonische vondst van klasse te combineren met een goed voorbereide campagne ten behoeve van het meervoudig gebruik van de kerk. In een tijd dat vrijwel alle culturele potjes leeg zijn, wordt in Hoorn aangetoond dat met een zakelijke aanpak, een hecht doortimmerd financieel verhaal, veel élan en een ruime kennis van de wél gevulde (werkgelegenheids)potjes óók nu kerkelijke monumentenzorg op een verantwoorde en zelfs meer maatschappelijk betrokken wijze haalbaar is. Op deze gedachte sluiten onverkort het rapport van de Vereniging van Beheerders van Monumentale Kerken in Nederland aan en de brochure over de Pieterskerk van Leiden (Heemschut 11/12 1983, 195). Deze beplei-
Amsterdam: De Nieuwmarktbuurt heeft sinds kort een Klokkenluidersgroep om bij toerbeurt de klokken van de Zuiderkerktoren te luiden. (Zie foto qmslag) De groep bestaat uit een tiental luiders die zich ook beijveren om een Stichting op te richten ten behoeve van het behoud van het carillon en de luidklokken van deze kerk. Inlichtingen bij Frans Schoemaker, tel. 020232334.
Noord-Brabant Breda De jaarvergadering van de Vereniging van Beheerders en Monumentale Kerkgebouwen in Nederland zal worden gehouden op 27 oktober 1984 met medewerking van de stichting O.L. Vrouwekerk te Breda. Het thema luidt: 'Bevordering van het gebruik van monumentale kerkgebouwen'. Nadere informatie bij het secretariaat: Kruitgracht 9, 9711 VL Groningen, tel. 050130847.