Sur place
Beeldgedichten van Annelei Engelberts & Bernadette van Hellenberg Hubar
Inhoud Sur place Sur place ................................................ 3
Imperatief........................................ 18
De stad en de stadsbrand............... 33
En de aarde was woest en ledig ....... 4
Canon ............................................. 20
De vissers en de Markt.................... 34
De weg............................................... 6
Christoffel ....................................... 22
Verwording en hervorming .............. 36
De stad .............................................. 8
Kiosk ............................................... 24
Herijkt in de negentiende eeuw....... 37
As en puin .......................................10
Verkeersplein .................................. 26
Spektakel sur place ......................... 40
Vissers.............................................12
Om de hoek..................................... 28
Arte favente ..................................... 41
De Markt..........................................14
Toelichting ........................................... 31
Decadentie.......................................16
Bronnen ............................................... 42
Het lege land en de weg ................. 32
3
En de aarde was woest en ledig ‌ Kwamen nomaden langs de stroom die later
Oeroude formaties met een geheugen van steen gepolijst door de stroom maar niet uitgespoeld Een schatkamer
mosae flumen
zonder
heten zou?
sleutel
Een tijdelijk kamp zwervende erven en dan weer verder? Of besloot een leider langer te blijven op een plek die net
Willig subject voor de fantasie van dromers die zich onderdompelen in de leegte aan kennis en vol van verhalen terugkeren
meer te bieden had dan
De geschiedenis
de roep
vragenderwijs in
van de trek?
gang gezet valt niet
Het antwoord verloren in de nevel van de tijd die toen al over het Maasdal hing 4
meer te stoppen
5
Door het dal van de Maas trokken velen, volkeren, legers, prekers, kooplui iedere stap van elk van hen schiep de weg de laars, de hoef, het wagenwiel plette de aarde tot een beloopbaar lint weer meer gereed voor de volgende groep Een proces met een slinkend interval totdat komen en gaan samenvallen en een plek ontstaat waar men verblijft de eerste uitspanning de eerste huizen een smid en een bakker de boer verderop scherpt de ploegschaar en zaait het land met beloftes van groei.
6
7
Prestedelijk noemen ze dat want er is geen woord voor wat er is voordat de stad er staat Een staat in het klein
dan bedient hij haar met vestingen die als scherpe hoekige heuvels de stad insluiten … sur place
De stad die rechten krijgt scheidt zich al snel van de landsheer af Zij bedelt om een muur als bescherming voor haar burgers Maar de landsheer is niet blind voor het spel van bod en tegenbod dat muren bouwt die hem buitensluiten, denkt de stad … Kastijdt de heer de stad voor ongehoorzaamheid dan legt hij haar in as Beschermt de heer de stad tegen vreemde mogendheid
8
Aarde, water en steen in breed uitdijende gordels hoog torenend boven de huizen transformeren de stad tot een dal met grote schaduwpartijen de zon op de Maas ten spijt Het hart in een huls gesloten voelt bescherming steeds meer als beknotting … Een muur heeft vele gezichten
9
Op een zonnige dag
lag de stad in puin
tijdens de processie
dat nu nog smeulde maar
zette ĂŠĂŠn kogel
weldra een broedplaats van ratten en ziektes zou zijn.
in onbezonnen overmoed geschoten de stad in brand
Geen artsen zonder grenzen geen giro 555
Een laatste oordeel zoals het volk het dagelijks vreesde
van omringende plaatsen tot Aken toe van de landsregering en de magistraat
maar dan
de een in menskracht
op de jongste dag
de ander in middelen
niet nu, niet vandaag ‌
startte de wederopbouw
Zij die het nog wisten
in een onverwacht tempo
van verhalen van de ouders van hun grootouders beschermden hun hoofd met natte doeken het mocht niet baten eer de zon tweemaal zijn cyclus had voltooid
10
maar wel solidariteit
dat de stad tot nieuw leven opstootte
11
Het spiegelende oppervlak toont een wereld van omgekeerde boten vissers die hun handen uitsteken en elkaars netten raken op het snijvlak van water en lucht druppels langs de vingers keren terug naar hun bron die door beroering een wereld ontsluit aan gene zijde waar tussen de planten het voedsel schuilt dat arm en rijk bedient.
12
13
De majesteit
en begerig kijkt
staat aan de markt
naar de waren
haar gewichtige gevel te pronk als
die verleiden tot wel of juist niet
een staatsgewaad
tot aarzeling, maar toch ‌
stijf van deftigheid
totdat schelle woorden
in het stevige ritme
tussen boer en burger
van de pilasters een besmuikte glimlach
de eindfase luiden van de koop
achter de waaier
en ieder grijnslachend
van het bordes
zijn plek weer inneemt
dat zich opent naar het stadse publiek in voorname stilte
het verhaal zich herhaalt in andere stemmen, karakters en geuren van gier op de varkensmarkt
Totdat eens in de week op marktdag de kramers verschijnen hun bieden en roepen in de binnenkamer van het plein
tussen dit gewoel zoekt de herberg op slaat om de hoek en blikt nog eenmaal
kaatst terug naar
door de Hanegats
het midden
waar het stadhuis
waar het volk hebberig handelt en marchandeert 14
De reiziger
platform van beschouwing de mis-en-scène afsluit
15
De overste van de Clarissen
Haar japon ritselde
keek verbaasd toe
en de pruik op haar
hoe oude perkamenten rollen uit een
hoofd wierp nog wat witte poeder
sobere houten kist
op haar geblankette
vertelden van orde
handen,
en regelmaat en
gereed voor een
discipline.
volgende les op
De gelofte van armoe
de klavecimbel
en het bidden voor het heil van de mensen hadden haar zusters al lang niet meer helder en klaar voor ogen
die Bastien und Bastienne in pastorale klanken ten gehore bracht. Het sierlijke herderinnenmandje in stucwerk op de schoorsteenmantel als rĂŠquisit in haar vertrek
16
Une grand’dame bemoeit zich niet met de worst of het mandje eieren die de Heilige Clara uitdeelt aan de armen, geschonken door weldoeners in ruil voor mooi weer.
17
Toen de man te paard de stad benaderde opende de poort zich naar hem verlangend naar de straffe hand die de plaats uit haar keurslijf bevrijdde Privatisering in retrospectief Eenzame roeping tegen de stroom in maar wel het begin van de sprong over de vesting uitdijend in welvaart en kracht Eeuwen later in perspectief een visionair gebaar dat zijn focus verder richtte dan keizerlijk gewin ‌ Een wind van hervorming woei door het rijk van Joseph II
18
19
In het harnas van het venster gevat – geprofileerde lijsten in steen die aan de top in driepasmotieven uitlopen – doven de voorstellingen en worden zij niets dan kleuren van een helderheid en een intensiteit die een lach laat opborrelen diep binnenin waar frequenties de plexus tot een knoop vervlechten Opnieuw schiet de zon door het glas-in-lood en laat een regenboog neer op de neggen van geel en groen en blauw en paars en geel en rood en tintelend violet één ademtocht pauze…
20
dan spreidt de zon met een breed gebaar laag op laag op laag aan dunne nevelige kleurige schijnsels over de grauwe pijlers en wanden als fond om de trillende tonen bijeen te binden in een waaier aan licht
21
Tussen robuuste wanden gevangen de toren die hoog oprijst: een beweging die de lucht ingaat lijnrecht langs verjongingen van vierkant naar vierkant en vierkant om tenslotte het beeld aan de top te raken Wakend over reizigers langs de Maas tuurt Christoffel hoger nog naar het kind dat hij torst en vermijdt haast met vrees de blik naar benee waar de zichtlijn door de Luifelstraat naar angstwekkende engtes schiet
22
huizen waartussen een smalle sliert van wegdek naar beneden stroomt tot het brandpunt waar de slenteraar zich omdraaiend verrukt ziet hoe de lijnen vice versa gaan tussen toren en beeld en zijn ogen en weer terug een nauw’ merkbaar perpetuum mobile
23
Mazurka’s in het licht schitteringen van instrumenten kaatsen de zon over en weer
eenzaam op zijn sokkel ziet afwezig op: waar fijne lijnen van
als een tennisspel
de schaduw zijn
de bal onzichtbaar
ontwerp verdiepen
tussen de tonen die metalig en scherp of juist bassend en donker op de cadans van de tamboer de kiosk uitschieten Reusachtig vergroot onder het klankbord van de koepel slaat de golf over het publiek en spoelt de zorg’lijke gezichten schoon even los van de last van iedere dag … glimlachende mensen
24
De architect
en in de contour de stemming doen stollen … zomers moment op het Munsterplein
25
Nooit was er rust op deze plek bij de stadspoort naar het zuiden Altijd een komen en gaan van marktlui, soldaten, volk uit de omringende dorpen en niet te vergeten al die pelgrims naar het miraculeuze Mariabeeld van de Kapel in het Zand
achter het lichtorgel van rood en groen en oranje Beukend op de toetsen voedt hij de waan dat een groene golf de stad ontsluit Een beweging die tegen de muren botst
Was dit niet ook
en kantelt tegen
de uitvalsweg van de
de wanden van
eerste begrafenisstoet? Over de lange Kapellerlaan naar het oude kerkhof? Vertrekpunt van het verkeer met de dood?
het plein in een stuw van golvende baksteen Klanken in kleurige strepen dansen slingerend langs het trottoir
Anno 2010 mijdt
op ondertonen van piepende
de lijkwagen het plein
remmen en stationair geruis
Er is geen doorkomen aan in het
Schoksgewijs optrekkend tot
labyrint van borden, lantaarns en lichten Geen mens wint de strijd tegen de wildeman
het volgende licht ‌ Misschien is het wel nooit bedoeld om hier rustig te zijn.
26
27
Soms is een gedicht puur ademhalen op tonen van waterverf die vanuit haar handen droogt in beelden PoÍtisch vol zeggingskracht tot ontroerens toe raken straten bevolkt komt de steen tot leven en gaat het verdwijnpunt juist om de hoek ‌ Annelei Engelberts
28
29
30
Toelichting Het idee voor deze bundel is ontstaan tijdens de excursie van Kunst der Vormen naar de Picardie vorig jaar september, waar Annelei en ik elkaar hebben leren kennen.1 Annelei kwam daar om te aquarelleren en ik om gedichten op locatie te schrijven. Nu kun je niet zomaar als schilder en dichter bij elkaar gaan zitten en roepen: ‘Mooi, we gaan samen iets maken’. Dat vraagt om een thema of een verhaallijn. Na enig heen en weer mailen, kwam Annelei met de straat als leidmotief, geïnspireerd door het boek van Wim Hupperetz, ‘Het geheugen van een straat’.2 Voor mij was onmiddellijk duidelijk welke straat dat dan moest worden: de Neerstraat in Roermond, waar ik vanaf 1997 verschillende keren onderzoek heb gedaan of begeleid. Nu is een straat zonder de context van een stad niet denkbaar, dus na een werkbezoek hebben we het thema iets ruimer getrokken. Niet dat we daar echt veel woorden aan hebben besteed. Annelei was zo verrast door Roermond dat ze zich spontaan door haar indrukken heeft laten leiden. Ook het toeval hielp daarbij een handje mee, zoals zal blijken bij het verhaal over het beeldgedicht Canon.
Zo valt vanzelf het woord ‘beeldgedicht’, een term die benadrukt dat de gedichten in deze bundel niet, zoals gebruikelijk, de woorden bij het plaatje zijn, maar het gezamenlijke product dat – uiteraard – meer is dan de som der delen. Je zou het kunnen zien als een eigentijdse variatie op het aloude thema Ut pictura poesis. Vrij vertaald: een gedicht is als een schilderij.3 Klanken en kleuren worden bijeengehouden door vorm en ritme, terwijl dat wat deze twee bindt sterker is dan wat hen scheidt.
—————
Ondertussen is de bundel geen geschiedenisverhaal in beeldgedichten geworden, dat was ook niet de bedoeling. Het gaat om een synthese van indrukken en interpretaties;
1
Een tot twee maal per jaar komt Kunst der Vormen bij elkaar voor een teken-, schilder- en foto-excursie; een enkeling maakt gedichten.
2
Wim Hupperetz, ‘Het geheugen van een straat’ (zie bronnenlijst). In de
Ook de wisselwerking tussen het aquarelleren en dichten was een ervaring apart. Annelei had Roermond nog niet gezien of een gestage stroom van aquarellen kwam mijn kant op. Dat inspireerde tot een afgeleide vorm van dichten op locatie: ditmaal zat ik niet alleen in de fysieke ruimte van de stad of de straat waar het om ging, maar tussen haar aquarellen die het ene na het andere woord tevoorschijn haalden. Op hun beurt riepen mijn woorden beelden op die zij vertaalde, of liever vertekende, maar dan in de positieve zin van het woord.
—————
voetnoten wordt gewerkt met verkorte titels, die meer uitgebreid in de bronnenlijst te vinden zijn.
3
Zie de bronnenlijst met het lemma Ut pictura poesis op Wikipedia. 31
persoonlijke indrukken, wel te verstaan, en de even persoonlijke reflecties in letters en waterverf. Maar, zoals ze vroeger zouden zeggen, we voeden ons met het merg van de geschiedenis, en dat wat ik Annelei kon vertellen over Roermond of zij mij over haar observaties sur place, heeft het verhaal gevormd dat hier voor u ligt.4
is fascinerend hoe de wetenschap met weinig gegevens toch een diorama weet te creëren van het leven in de oertijd. Of de weg, zoals wij die ons voorstellen, toen al is ontstaan, is de vraag, maar dat er geleidelijk aan meer duurzame verblijfplaatsen in het Maasdal kwamen, staat vast.6
Het lege land en de weg Wanneer voorjaar 2011 het grote historische naslagwerk over Roermond van Peter Nissen verschijnt, kan iedereen zich op de hoogte stellen van de huidige stand van zaken met betrekking tot de oudste geschiedenis van deze stad.5 Ook in ons epos gaan we zo ver mogelijk terug naar de vroegste periode: dat ‘zo ver mogelijk’ is synoniem met het lege oerdal dat eigenlijk voor prehistorische begrippen zo leeg nog niet was. In het Maasdal zijn zelfs nog van vóór de Neanderthalers verblijfssporen bekend die wijzen op tijdelijke kampen en economisch verkeer. In de tijd dat in het diepere zuiden de vuursteenmijnen floreerden, was er een levendige handel in halffabricaten door heel NoordwestEuropa. Wat er precies omging, blijft voedsel voor speculaties, zoals uit het onderzoek van archeologen blijkt. Voor zover dat zo lang na dato mogelijk is, is er de afgelopen decennia behoorlijk wat kennis vergaard, maar er blijven onvermijdelijk leemtes. Het ————— 4
Sur place staat voor ‘op locatie’, ‘op zijn plaats’, maar is bovendien een
Vondst in het Linnerveld in de Roerstreek, afkomstig van een klein jagerskamp uit het Laat-Paleolithicum (kopie). De oudste tekening van Nederland is te vinden op dit retouchoir (een werktuig van de vuursteensmid voor de finishing touch van zijn werk). Het origineel ligt in het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden.7
—————
wielrennersterm die slaat op het precaire stilstaan op de baan, gezeten óp de 5
32
fiets, voordat de sprint wordt ingezet.
6
Voor een recent beeld zie het rapport van De Grooth in de bronnenlijst.
Dit boek is een initiatief van stichting RURA en gemeente Roermond.
7
Afbeelding en gegevens ontleend aan www.Roerstreek.nl.
De stad en de stadsbrand De ontwikkeling van Roermond als stad heeft onderzoekers al vanaf de negentiende eeuw bezig gehouden. En terecht, want het is geen nederzetting die op de geijkte manier ontstaan is.8 Op het moment dat er in de Middeleeuwen sprake is van meer permanente bewoning, gaat het niet om één duidelijk aanwijsbare plaats, maar om verschillende prestedelijke kernen. Vroeger nam men aan dat het er maar één was, maar inmiddels is er een hele variatie stippen op de cartografische reconstructie van de historische stad te zien. Met name door toedoen van de graaf van Gelre wordt tussen de stippen stedelijk weefsel ontwikkeld. In een volgende fase – en dat heeft Roermond wel weer met iedere stad gemeen – komt het touwtrekken met de landsheer over de muur of de wal. De wal die bescherming geeft, mits de burgers het niet te bont maken, want dat heeft de graaf in het verleden al eens eerder afgestraft.
schaduwzijden: enige jaren geleden is een reconstructie (op papier) gemaakt van de hoogte van enkele muren, poorten en bolwerken in Maastricht en die was niet gering.9
Ondertussen moet de landsheer ook letten op de niet zelden gevaarvolle ambities van zijn collegae: de ernst daarvan noopte tot de aanleg van vestingwerken direct buiten de middeleeuwse omwalling in 1555. Deze zijn in de loop van de tijd verschillende keren uitgebreid en gemoderniseerd. Op dit punt convergeert de geschiedenis van Roermond weer met andere strategisch gelegen steden. Maar hoe romantisch daar in latere tijden ook over werd gedacht, die vestingen hadden in veel opzichten hun
Een van de eerste professionele cartografen van Nederland, Jacob van Deventer, tekende Roermond in opdracht van Philips II vlak voor de eerste stadsbrand in 1554 (GAR).
—————
—————
8
Vergelijk onder meer de onderzoeken van Gerard van de Garde in de bronnenlijst.
9
Zie de bronnenlijst met de rapporten van Res nova, getiteld ‘De kop van de Sphinx’ en ‘Een kazerne als buitenplaats’. 33
Daaruit valt op te maken dat dit soort rampen vergelijkbaar was met wat we nu op televisie volgen over landen ver van hier. Toen heel tastbaar dicht in de buurt, nu een drama van een andere wereld dat – als we naar Haïti kijken – niettemin grote solidariteit weet op te roepen. Ook Roermond is er dankzij de genereuze hulp van heinde en ver weer boven op gekomen, al heeft het na de tweede stadsbrand de economische achterstand nooit meer helemaal in kunnen halen.10 De vissers en de Markt
Herman Janssen bracht Roermond in kaart na de tweede stadsbrand van 1665: alles wat aangeduid staat met rode daken, ging in de vlammen op. De modernisering van de vestingwerken onder Frederik Hendrik heeft dan al zijn beslag gekregen (GAR).
Een vestingstad lag ingesloten in een ring van relatief hoge en brede massa’s aarde, steen en water die de bevolking niet alleen beschermde, maar ook beknotte. Het aparte van Roermond is dat daar al een einde aan komt in de late achttiende eeuw. Maar daarover meer hierna bij keizer Joseph II. Vergelijkbaar met veel andere steden, werd ook Roermond geteisterd door stadsbranden, en wel tot tweemaal toe: de eerste keer in 1554 en vervolgens een dikke eeuw later in 1665. Hoe men daarmee omging is bekend dankzij historisch onderzoek.
34
Vis nam in het middeleeuwse voedselpatroon een belangrijke rol in. De visser zelf mag weinig aanzien hebben genoten, het product zelf nam gretig aftrek, vooral omdat het voor alle lagen van de bevolking beschikbaar was. Algemeen wordt verteld dat vis vooral armenvoedsel was, maar dat is maar in beperkte zin waar. De bovenlaag van de bevolking onderscheidde zich van de minderbedeelden omdat men ook vlees kon eten, maar met de vele vastendagen die de kerk voorschreef werd een groot deel van het jaar vis op tafel gezet. Geschat wordt dat men een derde tot ruim de helft van het jaar geen vlees mocht eten. Nu was dat geen probleem, want vis was er in een ruime hoeveelheid en voor iedereen. Dat was ook reden waarom dit voedsel minder in tel was. Bekend is het arbeidscontract dat voorschreef dat een dienstmeid ‘slechts’ een paar maal per week zalm hoefde te eten.11 ————— 10
Jos Venner in ‘Roermond, stad met een verleden’.
11
‘De Middeleeuwen in het Archeon’ en www.Coquinaria.nl.
Hoe nederig vis als maal ook was, de vangst ervan schijnt een lucratieve bezigheid geweest te zijn: op de Roer bewaakten de verschillende partijen, waaronder de stad zelf en verschillende kloosters en abdijen, nauwgezet hun visrechten. Daar is veel van bekend omdat de fuiken en steilen (een soort zalmkorven) vaak in de molenbeek werden geplaatst en er zijn weinig onderwerpen waarover meer getwist is dan molens en water. De rode vlekken die we op de kaart van Jacob van Deventer langs de Roer zien, zijn allemaal watermolens die de primaire krachtcentrales in de Middeleeuwen vormden. Daar waren dus ook de viswateren waar menige Roermondenaar het van moest hebben.12 Ondertussen moest de vis, of hij nu vers of gerookt was, ook verhandeld worden, en waar gebeurde dat … jawel, op de Markt. Zoals in iedere stad was het in Roermond een komen en gaan op de marktdagen. Pronkstuk was het stadhuis dat na de stadsbrand van 1665 opnieuw opgetrokken was. Kort voor 1700 werd het uitgebreid voor de Staten van het Overkwartier van Gelderland: Roermond was immers de hoofdstad van het middeleeuwse Opper-Gelre en heeft daardoor in alle mogelijke variaties de soevereine macht in de Lage Landen meegemaakt: de stad is Spaans geweest, daarna weer Staats, toen weer Spaans (ook al namen de Fransen die rol over), vervolgens andermaal Staats, en dan weer Spaans, waarna Roermond in handen komt van Oostenrijk, totdat opnieuw de Fransen de lage landen binnen vallen om er de revolutie te verspreiden.13 Later —————
verzuchtte een inwoner dat hij gedurende zijn leven wel vier maal van nationaliteit was veranderd.14
In 1744 deed topografisch tekenaar Jan de Beijer Roermond aan, waar hij onder meer de Markt vastlegde: rechts het classicistische stadhuis met zijn bordes. Hoog uittorenend boven de Markt kijkt de Christoffelkathedraal neer op verschillende laatgotische en vroeg-renaissancistische huizen die de tweede stadsbrand hebben overleefd (GAR).
In het beeldgedicht is ingezet op de associatie van dit fraaie classicistische stadhuis met de vorst die daar vertegenwoordigd werd. Een kleine knipoog naar de enige vrouwelijke keizerin die Roermond gekend heeft, Maria Theresia van Oostenrijk, leek wel sur place. —————
12
Gerard van de Garde, ‘De ligging van de Roermondse watermolens’.
13
Historie.Roermond.net.
14
Het betrof Sebastiaan van Beringen (zie ‘Kroniek van Roermond 1781-1835’). 35
Verwording en hervorming De achttiende eeuw kende zo haar tegenstellingen. Ze zag de bloei van het rationalisme, maar ook van de decadentie: grote geesten als Voltaire wedijverden met de herderinnencultus aan de hoven met als hoogtepunt, of zo men wil als dieptepunt Petit Trianon, waar Marie-Antoinette met haar hofdames het eenvoudige pastorale leven naspeelde, terwijl het echte boerenbestaan getekend werd door mislukte oogsten en gebrek dat ook weer de steden raakte. Dit riep een diepe weerzin op bij Joseph II, oudste zoon van Maria-Theresia en broer van MarieAntoinette. Hij zette dan ook grootse hervormingsplannen op om de armoede in zijn rijk te bestrijden. Bij zijn tijdgenoten riep dat vooral hoon op: een keizer die vrij sober hof hield, nauwelijks mecenaat voerde en eerbiedwaardige instellingen als abdijen en kloosters confisqueerde om het geld voor zijn ambities bij elkaar te krijgen (1783), deed de kroon geen eer aan. Maar Joseph II zette door en ook Roermond moest er aan geloven. Eerst kwamen de kloosters aan de beurt: net als elders in Oostenrijk, waren de contemplatieve gemeenschappen hier ver van hun oorspronkelijke doel afgedwaald en uitgegroeid tot oorden van wereldse luxe. Maar zelfs als een klooster wel een maatschappelijk doel diende, werd er gekeken hoe dat in de praktijk uitpakte. De Clarissen die als volgelingen van Sint Franciscus ooit de armenzorg hoog in het vaandel hadden staan, hielden zich daar nauwelijks nog mee bezig, meende Joseph II. Ook zij waren verworden tot deftige dames, zoals het stucwerk met het herderinnenmandje in de kamer van de overste liet zien. Of hier in het klooster een klavecimbel stond staat niet vast, 36
maar bij collega-zusters elders in de stad was dat wel het geval. Wie goed luistert hoort nog de klanken van het jeugdwerk van Mozart, het pastorale zangspel Bastien und Bastienne.15
Het bloemenmandje tussen de guirlandes met korenaren in de kamer van de overste van de Clarissen als typische uiting van de achttiende-eeuwse pastorale cultuur (Neerstraat Roermond).
Voor mensen uit het zuiden zal het slot van het gedicht geen verrassing zijn: nog altijd bidden de Clarissen voor mooi weer, zij het nu tegen een symbolische worst of zinnebeeldig mandje eieren dat de armen ten goede komt. Na de omvangrijke nationalisatie van kerkelijke goederen bleek Joseph II op termijn nog altijd onvoldoende middelen te hebben voor zijn plannen. De volgende stap bestond uit de privatisering ————— 15
Stoelhorst en Hubar, ‘De entree tot de Clarissen’, pp. 38-41. Voor Bastien und Bastienne zie de bronnenlijst bij Wikipedia.
van de stedelijke vestingwerken. Hieraan dankt Roermond dus zijn vroege ontmanteling. In zijn totaliteit had de politiek van de keizer ingrijpende consequenties; onroerend goed dat eeuwenlang in dezelfde hand was gebleven – of het nu kerkelijke of burgerlijke instellingen waren – kwam binnen tien jaar tijd op de markt. Dit trok ondernemers aan die een relatief vroege industriële revolutie in de stad initieerden, al bleef deze vooralsnog afhankelijk van de – eveneens geprivatiseerde – watermolens. Elders in deze bundel wordt zijdelings nog gerefereerd aan een van de andere verdiensten van Joseph II, de oudste openbare begraafplaats van Nederland bij de Kapel in het Zand. Begraven in de stad werd overal in het keizerrijk vanuit hygiënisch oogpunt verboden. Een opmerkelijke man, Joseph II, vooral als je bedenkt dat hij onbedoeld de weg baande voor een maatschappij van burgers die na de Franse tijd definitief haar beslag zou krijgen. Zover zou hij het zelf nooit hebben laten komen. Herijkt in de negentiende eeuw Soms wordt wel eens gezegd dat de negentiende eeuw lang voor 1800 is gestart. Dat geldt in ieder geval voor de herwaardering van de Middeleeuwen, waarvoor Roermond op nationaal niveau de toon heeft gezet. Niet zozeer omdat de stad als stad daarin het voortouw nam, maar vooral dankzij Pierre J.H. Cuypers (18271921) die vanaf 1850 furore maakte met zijn architectenbureau en ateliers voor kerkelijke kunst. Ondertussen hing er wel een sfeer in de gemeente die een dergelijke opmars bevorderde.
Annelei Engelberts, Doorkijkje in de Christoffelkathedraal van Roermond, april 2010.
37
Ook de kathedraal, de stadskerk, profiteerde van die nieuwe geestesstroming, al werd zij in eerste instantie niet toevertrouwd aan Cuypers, maar aan de belangrijkste concurrent uit zijn beginjaren, Carl Weber. De bekroning van de toren die Weber ontwierp is enige stormen en een oorlog later vervangen door een twintigste-eeuws exemplaar, waarvoor inspiratie werd gezocht bij de aquarel van Jan de Beijer die de achttiende-eeuwse voorganger toont.16
licht dat door de glas-in-loodramen naar binnenviel.18 Deze canon aan tinten was die dag manifest in de Roermondse kathedraal. Qua sfeer en beleving lag dit heel dicht bij Cuypers, doordat hij verreweg het meeste van zijn glas-in-lood uitbesteedde aan de firma Nicolas in Roermond die ook voor de ramen in de kathedraal tekende.
Over de dichterlijke beelden die een kathedraal weet op te roepen is al heel wat geschreven, en als dat ook nog eens gecombineerd wordt met iets dat zo intrigerend is als kleur, dan ligt het uitweiden op de loer. Hier beperken we ons tot enkele verwijzingen naar de bronnenlijst en de vermelding dat de kathedraal adembenemend is, vooral als je die bezoekt op het moment dat er een onweersbui losbarst.17 De dramatisch wisselende lichtinval, het gedonder hoog in de gewelven en de verschuiving van het beeld door het spel van de pijlers, het was allemaal even spannend. Annelei concentreerde zich op een van de vele doorkijkjes, ik werd gevangen door de kleuren en dacht aan Viollet-le-Duc die drie soorten polychromie onderscheidde: die van het bouw- en bekledingsmateriaal, die van de pigmenten (verf) en die van het licht. Daarom, zo meende hij, waren de grote Franse kathedralen onbeschilderd, omdat de zon de kale wanden kleurde met het ————— 16 17
38
‘Monumenten in Nederland’, deel Limburg, pp. 302-303. Vergelijk Kees Peeters, ‘Dichterlijke visie op de kathedraal’.
Annelei Engelberts, glas-in-lood Christoffelkathedraal Roermond, april 2010.
————— 18
Viollet-le-Duc, ‘Notre Dame’, pp. 6-7. Zie voorts Hubar, ‘De muziek van het licht’.
De kathedraal heeft alles wat een gebouw in een oude stad intrigerend maakt. Hoog gelegen tussen de fijn vertakte straten die uitkomen op de Markt, valt ze op door grootte, proportionering, geleding en details. Materiaal, kleur en textuur, littekens van verwoesting en herstel, en de interactie met alles daar omheen maakt de Christoffel tot een spannend fenomeen, een optelsom van schilderachtige momenten.
eerst en vooral de Munsterkerk. Nauwelijks op een steenworp afstand had hij er zijn jeugd doorgebracht. Toen hij tijdens zijn studie in Antwerpen doordrongen raakte van de kwaliteiten van de Middeleeuwen, heeft hij de Munsterkerk voor het eerst opgemeten en vervolgens tot tweemaal toe gerestaureerd en verfraaid. Grote mannen en illustere voorbeelden deden hetzelfde met de Dom van Keulen en de kathedraal van Antwerpen, en hij, Cuypers, deed het met zijn Munsterkerk.20
Ook bezien vanuit de negentiende-eeuwse esthetica vergt het schilderachtige weinig anders dan beweging, veel beweging zodat iedere vue op het gebouw weer een ander aanzien tevoorschijn tovert.19 Eigenlijk behoort dit voor mij tot de meest elementaire verleidingskunsten van architectuur: dat niets zo beweeglijk, zo vol variatie en verrassingen zit als een ogenschijnlijk statisch object als een gebouw of – nu we het er toch over hebben – een beeld. Het enige wat van ons, toeschouwers, wordt verlangd, is dat we bereid zijn om mee te bewegen: is het niet ons lijf, dan toch op zijn minst onze ogen. Daar gaat dan ook de ontdekking in de Luifelstraat over, waar de toren “tussen robuuste wanden gevangen” een interactie met het oog van de slenteraar aan gaat die Annelei in beelden en ik in woorden heb gevangen. Ondertussen waakt Christoffel hoog boven de stad. Hoewel Cuypers ook werk aan de kathedraal verrichtte – behalve enkele altaren is de doopkapel van zijn hand – is ‘zijn’ kerk toch
Annelei Engelberts, Munsterkerk Roermond, mei 2010.
—————
—————
19
Hubar, ‘De gepatineerde droom’.
20
Van Leeuwen, Cuypers, 72-77. Hubar, Arbeid en Bezieling, pp. 58. 39
De aquarellen en het gedicht zijn niet zozeer door de persoon Cuypers geïnspireerd, als wel door de sfeer op het Munsterplein. Hier pronkt vanaf 1885 de kiosk die hij ontwierp voor de Koninklijke Harmonie, een internationaal vermaard gezelschap; hier staat hij als oude man zelf schuins opkijkend naar zijn kerk, vereeuwigd in brons.21 Het sfeerbeeld is eigenlijk tijdloos, maar kan op zijn vroegst herleid worden tot de jaren dertig toen een concert van de harmonie op het Munsterplein een van de weinige vermaken zal zijn geweest die arm en rijk konden genieten: even kon men los komen van de zorgen die de crisis toen met zich meebracht. Spektakel sur place Zag de crisistijd in de vorige eeuw de opkomst van de auto als onderdeel van het stedelijk leven, in de twintigste eeuw leidde dit vervoermiddel tot verstopping van de historische stad. Het Zwartbroekplein, aan de rand waarvan de vroegere ateliers van Cuypers liggen (tegenwoordig Stedelijk museum ‘Het Huis van Cuypers’), kan als pars pro toto gelden voor de onverenigbaarheid van de beide fenomenen: verkeer en stad. Dat is natuurlijk een paradox van jewelste als je bedenkt dat de stad haar oorsprong heeft te danken aan verkeer, of nog liever andersom: verkeer is voorwaardenscheppend voor het ontstaan van een plaats, zoals we bij ‘de weg’ hebben gezien. ————— 21
40
Van Leeuwen, Cuypers, pp. 297; 269.
Op de naoorlogse tekentafel werd menig verkeersprobleem aangepakt. Niet altijd tot ieders vreugde, zoals het Zwartbroekplein toont (Annelei Engelberts, januari 2010)
Opvallend genoeg wordt deze paradox vaak ten nadele van onze tijd benaderd: menigeen die vandaag de dag de Neerstraat uitloopt en via de Minderbroederstraat en de Zwartbroekstraat het verkeersplein bereikt, ziet alleen de chaos. Maar die chaos op die plaats - bij een stadspoort op de overgang naar pelgrimsoord en uitvalsweg naar het zuiden - is er een van eeuwen en weeft zijn eigen symfonie van geluiden en kleuren. Een kakofonisch stuk dat gesteund wordt door de golven van Peter Struijken op het belastingkantoor.
Zet twee stappen naar achteren en probeer zo het plein te bekijken, dan waan je je op een toneel van een groots spektakel: iedere werkdag weer wordt hier spontaan de behendigheidsoefening sur place gemaakt. Arte favente Zoals de middeleeuwse en negentiende-eeuwse architecten en beeldhouwers zichzelf hebben afgebeeld in de misericorde’s van koorbanken of in de bloemornamenten van de kapitelen, sluiten we de bundel af met een ludiek naschrift. Het gedicht borrelde op toen Annelei weer een zending van haar werk stuurde en met name bij de aquarel die hier is te zien en je het niveauverschil bij de overgang van de Markt naar de Neerstraat laat ervaren. Of nu de figuur die geconcentreerd zit te werken de dichter of de aquarellist weergeeft, valt door haar blik naar benee niet uit te maken, maar ik zou het kunnen zijn, even zo goed als Annelei of ieder ander die verdiept bezig is met zijn of haar reflectie op de wereld om hem heen. Arte favente nil desperandum, schreef Cuypers op de muur van zijn kunstwerkplaatsen in Roermond.22
De historische binnenstad van Roermond (Google maps): rood is de kathedraal, geel het stadhuis, blauw de Munsterkerk, groen de Neerstraat waarvan het tracé eindigt bij het Zwartbroekplein (turkoois).
Bernadette van Hellenberg Hubar ————— 22
Wie in de gunst der kunsten is, heeft niets te vrezen. 41
Bronnen Boeken, artikelen, rubrieken en rapporten
Beringen, S. van, ‘Kroniek van Roermond 1781-1835’ (via de site van P.P. Simons).23 De Middeleeuwen in Archeon (via de site van het Archeon). Garde, G. van de, ‘De ligging van de Roermondse watermolens in de Middeleeuwen’, Spiegel van Roermond (2006) pp. 94-125. Garde, G. van de, ‘Stadsuitbreiding en stadsommuring in middeleeuws Roermond’, in: Spiegel van Roermond (2002). pp. 51-87. Grooth, M. de, ‘De vroege prehistorie’, Evaluatie van het archeologisch onderzoek in Limburg in de periode 1995 t/m 2006, (2007-2008) (te downloaden via de site van de provincie, limburg.nl). Hubar, B.C.M. van Hellenberg, Arbeid en Bezieling; de esthetica van P.J.H. Cuypers, J.A. Alberdingk Thijm en V.E.L. de Stuers, en de voorgevel van het Rijksmuseum, Nijmegen 1997. Hubar, B.C.M. van Hellenberg, De muziek van het licht, Cuypers’ polychromie, deel 3 van de Cultuur- en bouwhistorische analyse Stedelijk museum te Roermond ‘Het huis van Cuypers’, Res nova 2007.
————— 23
42
De websites zijn opgenomen in een apart overzicht na deze lijst.
Hubar, B.C.M. van Hellenberg. ‘De gepatineerde droom, The Spectator-artikelen van Joseph Addison als prelude op het ‘schilderachtige’’, Het schilderachtige, studies over het schilderachtige in de Nederlandse kunsttheorie en architectuur 1650-1990, Amsterdam 1994, pp. 34-44. Hupperetz, W., Het geheugen van een straat, achthonderd jaar wonen in de Visserstraat in Breda, Utrecht 2004. Leeuwen, A.J.C. (Wies) van, P.J.H. Cuypers architect (18271921), Zwolle/Amersfoort-Zeist 2007. Peeters, K. (C.J.A.C.). ‘Dichterlijke visies op de gotische kathedraal, van Verlaine tot Marsman’, Nader beschouwd, een serie kunsthistorische opstellen aangeboden aan Pieter Singelenberg, Nijmegen 1986, pp. 87-106. Pesch Konopka, K., R. Vossebeld en B.C.M. van Hellenberg Hubar, Een kazerne als buitenplaats, De Tapijnkazerne te Maastricht, waardenstellend onderzoek, Res nova 2005. Rackham, D., K. Pesch Konopka en B.C.M. van Hellenberg Hubar, De Kop van de Sphinx te Maastricht, waardenstellend onderzoek (2 delen), Res nova 2006. Stenvert, Ronald, Chris Kolman, Saskia van GinkelMeester, Sabine Broekhoven, Elisabeth Stades-Vischer en Jos Venner, Monumenten in Nederland, Limburg, Zwolle/Amersfoort-Zeist 2002.
Colofon
Stoelhorst, J. en B.C.M. van Hellenberg Hubar, De entree tot de Clarissen, Cultuur- en bouwhistorische analyse Neerstraat 63 te Roermond, Res nova 2006. Venner, J.C.G., ‘De stadsbranden in Roermond (1554 en 1665). Brand, overheidsmaatregelen en herstel’, Roermond stad met verleden. Negen hoofdstukken over Roermondse geschiedenis, Roermond, 1985, pp. 116-141. Viollet-le-Duc, E.E, Chapelles de Notre-Dame de Paris, Parijs 1870.
Locatie: Roermond Aquarellen: Annelei Engelberts Gedichten en toelichting: Bernadette van Hellenberg Hubar Collegiale toets: Roermond-specialist Peter J.A. Nissen Fotografie: Rieks Delken Opmaak met medewerking van John Deltrap Druk: © 2010
Internetsites
http://en.wikipedia.org/wiki/Ut_pictura_poesis http://limburg.nl/ upload/pdf/KEC_CE_Vroege%20Prehistorie.pdf http://nl.wikipedia.org/wiki/Bastien_und_Bastienne. www.archeon.nl/nederlands/ scholen+en+educatie/voorbereidende+lespakketten.html www.historieroermond.nl www.ppsimons.nl/stamboom/kroniekroermond17811835.htm www.res-nova.nl www.roerstreek.nl www.rura.nl
43
Bernadette van Hellenberg Hubar & Annelei Engelberts in Soissons (2009)