Bio Actief 50

Page 1

Bio Actief 50 Jouw ontmoeting met een dynamische sector

“Producten moeten aan mijn hoge normen voldoen voor ik ze verkoop." ENI BEKA

driemaandelijks tijdschrift verschijnt in maart

- juni - september - december


WORD LID

Word lid van Bioforum en draag bij tot de stem van een sector! Meer dan 400 bedrijven hebben ervoor gekozen om lid te worden van BioForum. Ze hebben daar maar liefst vijf redenen voor.

Jij beslist mee

Persoonlijk advies

Wij hechten veel belang aan stemmen uit de sector. Als lid speel je mee een rol in de vorming van standpunten. Enkel als lid kan je ook zetelen in de Raad van Bestuur of Algemene Vergadering en bepaal je mee waar wij op moeten inzetten.

De biologische bedrijfsvoering vergt heel wat van een ondernemer: nieuwe technieken, nieuwe leveranciers, nieuwe afnemers en een wetgeving die voortdurend evolueert. De medewerkers van BioForum staan jou graag bij met advies op maat.

Versterk je netwerk

In actie voor jouw belangen

Een sterk netwerk is een ­kapitaal waard, zeker in de kleinere ­biosector. Speciaal voor leden organiseert BioForum nuttige netwerkmomenten. De personeelsleden van BioForum staan je ­individueel bij om je netwerk uit te breiden. Ons netwerk is ook het jouwe.

02

Bio Actief

50

BioForum is dé gespreks-partner voor overheid en middenveld als het over bio gaat. We zetelen in meerdere belangrijke raden en ­adviseren het beleid, Vlaams, Belgisch en Europees. Hoe meer leden, hoe sterker onze boodschap.

Voordelen voor jouw bedrijf Als lid van BioForum geniet je van kortingen op promomateriaal voor jouw bedrijf, op studiedagen en advertenties. Als lid krijg je korting bij onze partners. We zetten vooral leden in de kijker in de media. Enkel als je lid bent, kan je het Biogarantielabel dragen.

WIL JIJ OOK LID WORDEN? Surf snel naar www.bioforum. be/wordlid en meld je daar aan! Je vindt daar ook de tarieven voor lidmaatschap.


fotografie

Astrid Agemans

Bio Actief

Jouw ontmoeting met een dynamische sector DE CE MBE R 2020 , E DITIE 50 Bio Actief is een uitgave van BioForum vzw. Bio Actief vind je vier keer per jaar in je brievenbus. BIOFOR UM VZW Regine Beerplein 1 bus E305 2018 Antwerpen T 03 286 92 78 E info@bioforum.be www.bioforum.be V.U. Alexander Claeys, Regine Beerplein 1 bus E305, 2018 Antwerpen HOOFDR E DACTIE Tom Wouters

VOORWOORD

Kentering Beste lezer,

D

e landbouw zit in een overgangsfase. Kijk maar naar wat er nu gaande is op Europees niveau. De Europese Commissie heeft met de Green Deal grote ambities: 25% biologische landbouw tegen 2030. Het zou de grootste omwenteling zijn sinds de keuze voor industriële landbouw na de Tweede Wereldoorlog. De consument heeft meer en meer de smaak te pakken van lokale, duurzame en gezonde voeding, met oog voor faire inkomens voor de hele keten, niet in de laatste plaats voor de boeren. Biologische landbouw is voor Europa een sterke motor in de richting van meer biodiversiteit en vergroening. Europa heeft begrepen dat de burger opnieuw verbinding zoekt met de landbouw, van boer tot bord. De keuze voor meer biolandbouw zorgt echter nog steeds voor stevige discussies, waarbij voor- en tegenstanders misschien beter zoeken naar overeenkomsten dan steeds te blijven hameren op wat hen zou kunnen scheiden. Volgens sommigen zal deze wijziging in het beleid niet het verwachte resultaat opleveren, maar integendeel onze voedselzekerheid ondermijnen. Anderen zeggen dan weer dat de plannen niet ver genoeg gaan om voor de noodzakelijke transitie te zorgen. Het is in elk geval goed om te zien dat de discussie vandaag breder wordt gevoerd en dat voedselproductie niet meer enkel vanuit een puur economisch oogpunt wordt bekeken. Hopelijk leidt dat signaal vanuit Europa ook hier in Vlaanderen tot een brede denkoefening en zetten we zo ook bij ons de kentering in.

E INDR E DACTIE Annemie Lambert R E DACTIE R AAD E N INHOUDE LIJK E E XPE R TIS E An Jamart (Landbouw), Laura Van Vooren (projectmedewerker landbouw), Marijke Van Ranst (Verkooppunten & f­ oodservices), Esmeralda Borgo (Beleid), Paul Verbeke (Ketenmanager), Sabrina Proserpio (Communicatie consument), Lieve Vercauteren (Directeur), Annick Cnudde (Coördinator wetgeving), Sofie Vandewijngaarden (Verwerkers en keten) FOTOG R AFIE Kobe Van Looveren, Astrid Agemans, Sophie Nuytten COVE R FOTO Sophie Nuytten VOR MG E VING We make. ME T DANK AAN Luc Hollands, Ines de Backer, Helga De Ridder, Eni Beka, Joachim Declerck, Lode Speleers, Carl Grillet, Jan-Batist Beirens, Vero Verheffen, An Vareman, Leontine Naudts, Joris Cambie, Dieter Blancquaert DR UK Antilope De Bie - Printing VE R ZE NDING De Brug vzw ABONNE R E N Belgische marktspelers krijgen een gratis abonnement. Ben je geen marktspeler, maar wel geïnteresseerd in een jaarabonnement? Maak dan 25 euro over op bovenstaand rekeningnummer met de vermelding 'Abonnement Bio Actief'. Buitenlandse abonnees betalen 30 euro (BIC: TRIOBEBB, IBAN: BE30 5230 8012 5311). ADVE R TE R E N ELMA Multimedia, Steven Hellemans, s.hellemans@elma.be, 015/55.88.88 Deze publicatie kwam tot stand met de steun van het Departement Landbouw en Visserij.

ALEXANDER CLAEYS

Voorzitter BioForum alexander.claeys@bioforum.be Bio Actief

50

03


BIO, al 40 jaar het van ons bedrijf Onze

BIO

producten zijn gecontroleerd en gecertificeerd

CERTISYS

2020

Bijna 40 jaar geleden vond een aantal pioniers met een passie voor de aarde elkaar rond gemeenschappelijke waarden: respect voor de bodem, biodiversiteit en welzijn. Daaruit is CERTISYS® ontstaan, het allereerste controle- en certificatieorgaan voor de biologische landbouw in België. Sindsdien stellen we onze kennis van het Belgische terroir, onze expertise en onze passie steeds tot uw dienst om de geloofwaardigheid van uw BIO-producten te garanderen. Wist u dit? 880 Vlaamse BIO-bedrijven kiezen voor CERTISYS®. DANK voor uw vertrouwen!

®

CERTI SYS BIO CERTIFICATION

Aardappelen gecertificeerd door CERTISYS®

Certificats consultables sur www.certisys.eu

© Certisys - tous droits réservés.

©TERO

Ce document est la propriété de CERTISYS et doit lui être retourné sur simple demande. Il ne peut être modifié ni cédé à des tiers. PU4503FR08

CERTISYS®, Belgische pionier in biocertificatie. info@certisys.eu - 09/245.82.36 - www.certisys.eu ann Bio Actief 180x130 NL.indd 1

22/10/2020 11:35

Engineers Your Organic Spices Superfoods Clean Label Ingredients Alavi BVBA T +32 (0)58 516 140 info@alavi.be www.alavi.be brand by

2200000309_1_ADV_8518.indd 1

7/10/202200000311_1_ADV_8518.indd 08:57 1

5/10/20 09:04


BIO ACTIEF 50

Inhoudstafel

08

14

Meer bio van hier

22

Bio in Duitsland

18

Winkel vindt boer

24

Wat moet dat kosten?

20

Ondergrondse opslag

26

De Biostelling

12 SECTOR IN GESPREK

Levende sector

Joachim Declerck

28 GEEN WEG TERUG

Bier

Bio Actief

50

05


Bio Flash Biobeurzen gaan digitaal

Sluit je aan bij Voedsel Anders

De coronacrisis heeft ook gevolgen voor heel wat biobeurzen. Zo zal BioFach in 2021 alleen digitaal plaatsvinden van 17 tot 19 februari. Ook de Nederlandse Bio-Beurs gaat digitaal, onder de naam "Online Biokennisweek" (18 tot 22 januari). Onze eigen vakbeurs BioXpo blijft fysiek en staat op het moment van schrijven ingepland voor 28 en 29 maart. Als dat niet haalbaar blijkt, verschuift ze naar het najaar.

In november lanceerde Voedsel Anders zijn nieuwe website. Vanaf nu kunnen ook bedrijven, burgers en lokale organisaties zich aansluiten bij deze beweging voor agro-ecologie. Aansluiten is gratis: het betekent vooral dat je op de hoogte blijft van alle activiteiten en dat je openlijk je engagement toont voor een agro-ecologische aanpak.

VOEDSEL ANDERS

Alle informatie vind je op www.biofach.de en www.bio­­ beurs.nl. Voor een update over BioXpo surf je best naar www.bio-xpo.be.

Voor meer informatie surf je naar www.voedsel-anders.be.

Bioverordening met jaar uitgesteld De nieuwe biologische verordening (EU) 2018/848 zou normaal ingegaan zijn op 1 januari 2021. Omdat heel wat secundaire wetgeving nog uitgewerkt moest worden en de overgangsperiode voor bedrijven te kort zou zijn, stelde de Europese Commissie voor om deze datum met een jaar uit te stellen. In oktober gingen het Europees Parlement en de Europese Raad daar mee akkoord. Wie meer wil weten over de nieuwe biowetgeving, neemt contact op met onze adviseur Wetgeving Annick Cnudde annick.cnudde@bioforum.be.

06

Bio Actief

50


zondag 28 maart 2021 maandag 29 maart 2021 Brussels Expo | Paleis 11

10 Het Europese biolabel wordt dit jaar 10 jaar oud. Het prijkt sinds 2010 op verpakte bioproducten. Het logo werd ontworpen door een Duitse student.

Voor ondernemers met een duurzame visie

DĂŠ vakbeurs voor bio-, eco-, natuurlijke en duurzame producten. Voor en door de sector.

www.bio-xpo.be

BioXpo21_Advertentie_85B_130H.indd 1

9/11/20 13:29

"Het is geen optie om geld te blijven pompen in een landbouwmodel dat zowel boeren als onze biodiversiteit de das om doet." BIOBOER BAVO VE RW IMP, D E KIJFE LA A R D E STANDAARD, 21 OKT OB E R 2020

2200000303_1_ADV_8518.indd 1

19/10/20 13:45


Levende sector De biosector bestaat uit ondernemers met een hart voor mensen. Elk nummer brengen we drie biobedrijven in beeld die de diversiteit tonen van onze sector. Deze keer gaan we langs bij Luc Hollands, Magic Chocolates en biowinkel Bio550.

LANGE INTERVIEWS ONLINE Je vindt een uitgebreidere versie van deze interviews op onze website. www.bioforum.be/bedrijfindekijker 08

Bio Actief

50

fotografie

Kobe Van Looveren


Green Valley WIE?

Luc Hollands WAT ?

Melkvee WAAR?

Teuven A A N TA L H E C TA R E ?

80 ha BIO SINDS?

2011

B

ioboer Luc Hollands is met zijn 100 koeien niet alleen melkveehouder, hij is ook boerenactivist. Dat engagement stamt uit zijn jeugd: "Mijn vader nam een klein gemengd bedrijf over van zijn schoonvader. Hij wilde de varkenshouderij uitbreiden en stoppen met melkvee, maar toen stortte de varkensmarkt in en werd hij verplicht om ze allebei te doen. Jaren heeft hij gewerkt van half 3 ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds." Lucs vader wilde niet dat zijn zoon het bedrijf zou overnemen, maar Luc wilde toch graag verder gaan met de koeien. "Dat liep goed tot in 2009. Toen beslisten ze om het melkquotum af te schaffen. Ik zag het doemscenario van mijn vader weer voor me en besliste om me hiertegen te verzetten. Ik nam actief deel aan de boerenprotesten, met de tractor van Voeren naar Brussel."

Het contact met anderen leidde tot interessante inzichten. "Ik zag hoe andere boeren kozen voor megastallen, wat ik niet wilde. Ik had daarnaast contact met boeren uit Zuid-Amerika, die me zeiden dat de sojateelt voor hen een ramp was. Boeren werden door ­multinationals vermoord omdat ze hun grond niet wilden afstaan. Dat ik zelf soja gebruikte, kon ik niet verzoenen met de strijd die ik in Brussel voerde. In 2011 besliste ik dus om te schakelen naar bio." Hollands pleit voor openheid. "Boeren zijn collega’s, geen concurrenten. Ik boer niet alleen voor mezelf, maar voor de hele sector. Samenwerken is belangrijk. Daarnaast zet ik ook graag mijn deuren open voor bezoekers. We beschikken niet over grote reclamebudgetten, dus moeten we aan mensen laten zien wat bio is. Als ze tussen de koeien staan,

is die boodschap heel overtuigend. Alle bioboeren zouden dat moeten doen."

“Bioboeren ­moeten aan mensen laten zien wat bio inhoudt.” Vanuit die insteek is Hollands ook overtuigd voorzitter van Biomilk.be, een coöperatie van zo’n 45 melkveehouders. "We verenigen kleinere en grotere boeren, die allemaal dezelfde prijs krijgen voor hun melk. Redelijk uniek, maar ik vind dat essentieel. Dankzij die solidariteit kan iedereen mee. De grote boeren helpen de kosten te drukken, de kleinere boeren bepalen het imago van onze sector. Bovendien doen we als boer binnen de coöperatie alles zelf. We willen dat niet uit handen geven, omdat zo vaak het vertrouwen ook verdwijnt. Er is trouwens altijd ruimte voor extra boeren." Iets minder dan de helft van de afzet van Biomilk gaat naar Delhaize. Dat is een erg goede samenwerking, zegt Luc. "Daarnaast leveren we ook aan kaasmakers. Die willen niet zo nodig de goedkoopste melk, kwaliteit is voor hen veel belangrijker. Tot slot hebben we ons eigen merk Bioterroir. Dat is voorlopig een klein project, maar het lijkt ons goed om zoiets achter de hand te houden." Hollands is een tevreden boer: "Ik heb een intensief, maar rijk leven. Ik ben blij dat mijn vrouw me daar vol in steunt. Bovendien werkt mijn zoon al 7 jaar mee op het bedrijf en is hij van plan om het bedrijf op termijn over te nemen. Hij wil ook biologisch blijven boeren. Dat maakt me trots."

fotografie

Kobe Van Looveren

MEER WETEN?

www.greenvalley.be

Bio Actief

50

09


Magic Chocolates WIE?

Ines De Backer en Helga De Ridder WAT ?

Biochocolade WAAR?

Wetteren BIO SINDS?

2014

M

agic Chocolates werd in 2014 opgericht door twee ingenieurs, die er met hun allergeenvrije chocolade voor wilden zorgen dat iedereen van chocolade kon smullen. Drie jaar later beslisten ze om het bedrijf over te laten aan Ines De Backer en haar moeder Helga De Ridder: "We namen de klanten en

de receptuur over, en verhuisden naar een nieuw gebouw in Wetteren. Dat was niet alleen dichterbij, we hadden die ruimte ook nodig om te kunnen groeien." "Wij waren toen op zoek naar een nieuwe uitdaging. Omdat we geen ervaring hadden in de voedingsindustrie, moesten we op korte tijd heel veel bijleren onder meer over wetgeving. Maar we zijn blij met de keuze: we zijn ook een echt familiebedrijf, in drukke periodes bijgestaan door productiemedewerkers." Opvallend: bij Magic Chocolates maken ze de chocolade zelf. Dat gebeurt niet vaak. Helga: "We hebben de cacaoplantages in Peru zelf bezocht: deze kleinschalige coöperaties plaatsen kwaliteit boven kwantiteit. Ze doen ook niet aan kinderarbeid. In ons atelier maken we alle producten met de hand. Daarom dragen we het HIB-label, wat staat voor Handmade In Belgium."

Ze blijven daarnaast ook bewust kiezen voor bio, zelfs als dat soms de mogelijkheden beperkt. "We werken veel onder private label en veel van onze klanten zoeken niet per se naar bio. Doordat alle schakels worden gecontroleerd, heeft dat wel een invloed op de prijs van het eindproduct. Maar we blijven eraan vasthouden omdat we er in geloven." De combinatie bio en allergeenvrij maakt de zoektocht naar grondstoffen niet altijd even makkelijk. Maar het resultaat mag er zijn: chocolade met een cacaogehalte tussen 47 en 93 procent: "Die smaakt zachter dan je zou verwachten. Vorig jaar ontvingen we daar nog een prijs voor in het Verenigd Koninkrijk."

“We houden aan bio vast omdat we er in geloven.” Intussen breiden ze het assortiment uit, onder meer met chocopasta: "Daar zijn we trots op, al was het een hele zoektocht. Je zoekt naar een product dat enerzijds niet te lopend is, anderzijds ook niet hard. Dat is veel proberen." Ze werken ook samen met Ooja, biologische chocoladesticks die allergeenvrij zijn. Ook belangrijk zijn de chocoladen figuurtjes voor Sinterklaas. "Op zulke momenten krijgt elk kind chocolade. We zijn blij dat we ook kinderen met een allergie dat plezier kunnen geven." De producten van Magic Chocolates zijn onder eigen naam vooral te vinden in biowinkels in Vlaanderen. In de meeste buurlanden werkt Magic Chocolates onder private label. Ines: "We willen de volgende jaren nog meer inzetten op export binnen Europa. Voor 2020 keken we naar groei op de Waalse markt, maar dat viel wat in het water door corona. We doen immers veel tastings om mensen ons product te leren kennen, en dat is met de huidige omstandigheden niet mogelijk."

fotografie

Astrid Agemans

Toch bleef de verkoop stabiel, ook via de webshop. Ook daar willen ze meer op inzetten in de toekomst. Helga: "En bij al die plannen vergeten we de slogan van Magic Chocolates niet: Magic chocolate made by people who care about health, animals and environment."

MEER WETEN?

www.magic-chocolates.be

10

Bio Actief

50


Bio 550 WIE?

Eni Beka WAT ?

Biologische winkel WAAR?

Ieper BIO SINDS?

2019

S

inds november 2019 kunnen mensen uit Ieper voor hun biologische groenten en fruit terecht in Bio 550, de biowinkel van Eni Beka. Een bijzonder jaar om te starten als winkelier: "Mijn eerste jaar was boven verwachting. Door de coronacrisis gingen veel mensen lokaler en bewuster winkelen, precies het soort klanten waar ik naar streef. Tijdens de lockdown werd het hier dus steeds drukker." Eni had voor ze met Bio 550 begon geen ervaring met bio. "Ik was verpleegkundige en leerde wat gezonde voeding kan doen met een mens. Ik werd zelf ook bewuster van wat ik at en kwam automatisch bij bio uit. Ik wilde niet voor eeuwig in de zorg blijven en zocht naar een job waarmee ik bijdraag tot maatschappelijke verandering. Zo ben ik mijn winkel gestart."

In de winkel van Eni is er vooral ruimte voor verse producten. Die neemt ze voor een groot deel rechtstreeks af van boeren uit de onmiddellijke regio. "Mijn assortiment is in de eerste plaats bio, en waar mogelijk lokaal. Bij de opstart kreeg ik veel hulp van Walter en Roos Cambie van bioboerderij ’t Rusthof. Zij hielpen me andere lokale boeren te vinden en toonden me ook de weg naar andere producten. Bioboerderij Lincelam hielp me met prijszetting."

fotografie

Sophie Nuytten

warmoes het wel goed zouden doen, maar blijkbaar zijn mensen toch wat bang voor het onbekende. Intussen zijn mijn vaste klanten wel wat nieuwsgieriger geworden naar deze producten."

“Producten moeten aan mijn hoge normen voldoen voor ik ze verkoop.”

In de assortimentskeuze schemert door wat Eni belangrijk vindt. "Producten moeten aan "Ik was ook bang dat mijn assortiment te mijn hoge normen voldoen voor ik ze verkoop. klein zou zijn en dat mensen na de eerste Zo wil ik ook dat de verpakking ecologisch is, keer niet meer zouden terugkomen. Maar anders verkoop ik het niet. Daardoor maak ik ik heb intussen een redelijk trouw cliënteel, het mezelf misschien soms moeilijk, maar die vaak een groot deel van hun aankopen ik hou er toch graag aan vast." bij mij doen. Ik sta ook open voor feedback. Als iets niet goed was, dan hoop ik dat klanWinkelier zijn moet je leren, ondervond ook ten het me zeggen. Alleen zo kan ik groeien." Eni: "Op voorhand had ik een beeld van welke producten goed zouden verkopen. Ik dacht Een andere manier om klanten te binden, is bv. dat de vergeten groenten als koolrabi of door ze de mogelijkheid te geven om bestel-

lingen te plaatsen, onder meer via Facebook. "Een website of nieuwsbrief heb ik nog niet, maar Facebook is wel belangrijk om klanten te bereiken. Ik geef toe dat dat soms ook wel wat inspanningen vraagt van mijn kant, maar merk dat klanten het ook wel fijn vinden dat ze via die kanalen van thuis kunnen bestellen en afhalen. Voor klanten die door corona liever niet buitenkomen doe ik met plezier thuislevering." Het plan voor de toekomst is het assortiment uitbreiden en meer klanten bereiken. Zo verkoopt Eni nu ook biobrood. Maar ze mikt niet op een biowinkel die alles aanbiedt. "Ik wil geen supplementen of wasproducten verkopen. Biologische voeding primeert bij mij. Als verkopers dus bij mij komen, dan is dat belangrijk. Ik heb maar één niet-bioproduct, en dat is thee die verkocht wordt door een lokale vzw. Ik ben fier op alles wat ik verkoop."

MEER WETEN?

www.facebook.com/bio550

Bio Actief

50

11


SECTOR IN GESPREK

"Gelijk hebben lost niets op" Het landbouw- en voedingsdebat mag gerust opengetrokken worden naar andere sectoren. Dat vindt ook stedenbouwkundige Joachim Declerck. Bio Actief ging virtueel met hem in gesprek.

interesse? Daar zijn meerdere redenen voor. Wie een huis wil bouwen, heeft allerlei mogelijkheden en beperkingen. Al je wensen realiseren lukt nooit. Architecten helpen dus met keuzes maken en integreren al die mogelijkheden en beperkingen in één ruimte. Bij het voedingsdebat speelt diezelfde manier van denken: we zitten met een begrensde planeet waar we ook keuzes zullen moeten maken. Daarnaast ervaren architecten steeds meer dat hun werkveld vernauwt tot het ontwerpen van vastgoedproducten, waarbij ze binnen strenge financiële kaders mogen VOOR WIE?

De hele biosector

Ingenieur-architect en stedenbouwkundige Joachim Declerck deelde al een paar keer in de pers zijn frisse kijk op het landbouwen voedingsdebat. Als directeur van het innovatieplatform Architecture Workroom Brussels pleit hij voor gezonde bodems en meer agro-ecologie.

We zijn aangenaam verrast dat ook de architecturale wereld zich interesseert in ons voedselsysteem. Vanwaar komt die

12

Bio Actief 50

instaan voor de vormgeving. Ze moeten omgaan met beslissingen van anderen over wat er waar wordt gebouwd (kavel, programma, etc.), en moeten beantwoorden aan regels zoals de energieprestatienormen of de watertoets. Architecten bevinden zich op het einde van die keten, maar ze beseffen dat ze stroomopwaarts moeten en daar mee moeten debatteren over deze maatschappelijke thema’s.

Dat lijkt mij duidelijk voor water of energie, maar hoe zie je dat voor voeding? Landschaps- en stedenbouwkundige architecten vertrekken vanuit een landschappelijke analyse. Hier in Vlaanderen

zitten we op de vruchtbare rivierendelta van de Schelde, de Maas en de Rijn. Dat creëert zowel conflict als synergie. Conflict, want de stad neemt steeds meer landschap in, maar ook synergie, want door de aanwezigheid van vruchtbare bodems en water zijn de mensen hier komen wonen. Op dit moment stoten we op de grenzen. Wie nu nog een stuk grond in beslag neemt om er een villa met zwembad op te zetten, moet beseffen dat hij een stuk vruchtbare grond definitief "opeet". Net als voor water en energie moeten we beter plannen hoe we onze toegang tot voedsel willen organiseren. Het is toch vreemd dat al onze basisvoorzieningen gereguleerd zijn, behalve voeding. Waarom zou het logisch zijn dat we de voedselproductie integraal aan de markt overlaten, terwijl we op het vlak van water bijvoorbeeld wel bevoorrading verzekeren, kwaliteit controleren en de prijzen reguleren? Verstedelijking gebeurt vandaag op automatische piloot, aangedreven door geld. Het brengt meer geld op om op een stuk grond te bouwen en er economie op te bedrijven dan om er voedsel op te produceren. Het is een watervalsysteem: men zet in de eerste plaats in op verstedelijking met industrie en handel, vervolgens op landbouw en op het einde pas op natuur, want dat brengt niets op. Het is de rol van stedenbouw en planning


fotografie

Kobe Van Looveren

om die automatische piloot te omkaderen en te corrigeren. Zo zou het recht op voedsel ook onderdeel moeten uitmaken van een stedelijk systeem, waarbij stedenbouw als hefboom fungeert voor agro-ecologische productie. We werken nu binnen een mondiaal project onder leiding van Michiel Dehaene (UGent) en Chiara Tornaghi (Coventry University) aan de contouren van deze "Agro-Ecologische Stedenbouw", met Rosario, Londen, Riga en Brussel als testcases. (Lees meer op http://urbanisinginplace.org).

Hoe zie je dat in de praktijk? In São Paulo hebben ze de armoede en de stedelijke wildgroei aangepakt door in te zetten op landbouw. Voorheen was de stad zich kapot aan het bouwen, er was steeds minder capaciteit om in eigen voedsel te voorzien, en dat terwijl ze zo’n 2 miljoen maaltijden nodig hadden voor onder meer scholen en overheidskantines. Tegelijkertijd kwamen inwijkelingen vooral uit landbouwgebied. Daarom is de stad gaan inkopen bij lokale voedselproducenten, om zo de markt te organiseren en mensen tewerk te stellen. Ze moesten dan wel meer betalen voor hun voedsel, maar bespaarden op maatschappelijke kosten als armoede en het verlies aan gronden. Waarom zouden we dat hier niet doen?

Dit voorbeeld toont vooral aan hoe je op verschillende vlakken tegelijkertijd moet werken. Denk aan voedselparken. De afspraak moet zijn: we zetten geen villa’s meer, maar gebruiken de grond voor stedelijke landbouw en we nemen af van de lokale keten. Daarover kan je mensen samen aan tafel krijgen.

Jullie lijken met Architecture Workroom Brussels sterk in te zetten op die samenwerking? Als ontwerpers zoeken we naar mogelijkheden om de nieuwe noodzakelijke transformaties te verbeelden, daar coalities rond te vormen en samen te werken aan een nieuwe praktijk. De tijd dat iedereen vanuit de visie van zijn achterban, al dan niet met debatfiches, zijn zegje doet, is voorbij. Die sectorale benadering werkt niet, iedereen beseft dat we daarin vast zitten. De manier waarop we de toekomst maken, past niet binnen dat huidig denkkader. De waterkwaliteit wordt niet beter als we niet met boeren gaan samenwerken. We hebben steden nodig om aan ontharding te werken, zodat de bodem weer water kan capteren. Het is tijd dat we samen op het terrein zaken realiseren. Alle actoren zijn immers van elkaar afhankelijk. Die onderlinge afhankelijkheden en synergieën vormen de essentie, niet de meningsverschillen over wat we moeten doen.

Weg van de polarisering, op naar het compromis? Ik ben het beu om gelijk te (moeten) hebben. De kranten staan vol met stukken over mensen die gelijk hebben, maar dat helpt ons niet vooruit. Ze voeden het debat, maar in de praktijk zien we niets gebeuren. Kijk naar de klimaatakkoorden, de betonstop en straks misschien ook de Europese Farm-toFork-strategie. De experten hebben gelijk, maar alles blijft bij het oude. De media zorgen ervoor dat mensen in polariseringen redeneren. Zo is er nauwelijks ruimte voor een common ground. Hoe meer polarisering, hoe moeilijker die te overbruggen is en hoe meer negativiteit er ontstaat. Tegelijkertijd pleit ik ook niet voor het compromis, want dan ga je ervan uit dat je iets moet opgeven. We moeten een nieuwe taal creëren. Als je aan een boer vraagt om een grasstrook van zijn land op te geven omwille van abstracte biodiversiteitsregels ga je uit van een compenserende logica waarbij je de boer gaat afkopen. We moeten een taal hanteren die rekening houdt met het feit dat die boer ook ziet dat zijn opbrengsten jaar na jaar meer in gevaar zijn door bijvoorbeeld de droogte. En dat het goed is om samen met ingenieurs, natuurliefhebbers en overheden te erkennen dat we van elkaar afhankelijk zijn en dat we samen moeten bekijken hoe

13 Bio Actief

50


we met een geïntegreerde aanpak zo efficiënt mogelijk met water kunnen omgaan. Die zoektocht naar synergieën vergt openheid van geest. Je moet je handen vuil durven maken en niet bang zijn van risico’s. Dat kan moeilijk zijn. Een landbouwer zit vaak met schulden en we moeten als samenleving ook bereid zijn om die schulden op te vangen om hem mee te krijgen. Zoals de Nederlandse landschapsarchitect Dirk Sijmons het gevat formuleert: "Een boer die rood staat kan niet groen doen".

Een transitiefonds voor desinvesteringen? Daar kan toch niemand tegen zijn? Wekelijks zien we de overheid transformatiesteun geven aan bedrijven, en onze voedingssector wordt gezien als een strategische sector. Kunnen we dan niets bedenken om de schulden uit het verleden om te zetten in een wederzijdse overeenkomst, waarbij geïnvesteerd wordt in de transitie?

Hoe zouden we volgens jou de financiële middelen van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) moeten inzetten? Het GLB zit vast in het oude top-down

14

Bio Actief

50

denken: het houdt actoren veeleer in hun egelstellingen en slaagt er niet in de niet benijdenswaardige maatschappelijke en economische positie van landbouwers te veranderen. Het zet allerminst in op nieuwe bedrijfsmodellen en ketensamenwerking rond gemeenschappelijke doelen, en is dus finaal niet effectief en niet toekomstgericht. Het geld zou beter ingezet worden om kansrijke dynamieken te ondersteunen en te versnellen: vraag aan de landbouwers, de samenleving en de beleidsactoren om samen strategieën en projecten te ontwikkelen die het grootste effect hebben voor hun bedrijven én hun omgeving, en ga dat dan financieren. In combinatie met zo’n transitiefonds provoceer je zo een structurele transitie, met een verbetering van de positie van de landbouw en landbouwers als gevolg.

Je bent ook kritisch voor de Farm-to-Forkstrategie van Europa? Die strategie dreigt op dezelfde manier vast te lopen in een onderhandelings- en subsidiariteitslogica: Europa neemt een beslissing en vervolgens moet dat vertaald worden in nationale en regionale plannen, die lokaal uitgevoerd moeten worden. In deze waterval van beleidsniveaus verwateren de oorspron-

kelijke doelen. De directe omslag naar het terrein ontbreekt. Zowel dergelijk top-down werken als het loutere bottom up-denken is achterhaald. We moeten nadenken over hoe we beslissingen, die van bovenaf genomen zijn op basis van adviezen en informatie die we bottom up verzamelen, op het terrein kunnen realiseren. We denken veel na over WAT we willen, maar niet genoeg over HOE we dat gaan bereiken. Er zijn best wel mooie voorbeelden die aantonen dat het anders kan. Zo is er Water+Land+Schap, waarbij lokale samenwerkingen gemobiliseerd worden en een mandaat krijgen om veranderingen te realiseren, gesteund door bovenlokale instellingen zoals VLM, het Departement Omgeving of het Department Landbouw en Visserij. Voor mij is dat dé methodiek. Zo hebben we veel projecten nodig. The next big thing is a lot of small things, schreef kunstenaar Thomas Lommée op de muur van de Universiteit van Gent. We werken aan een zeer groot project dat bestaat uit een optelsom van extreem veel kleine veranderingen. De uitdaging is om zo te durven denken, ook over Farm-to-Fork, zodat die ook écht in de praktijk omgezet wordt.


animal care

Uw BIO partner voor droog-, vers- & diepvrieswaren Vanaf heden ook ultraverse groenten & fruit!

TEL 016 63 27 36 | WWW.MARMA.BE 2190000719_3_ADV_8518.indd 1

7/10/20 09:49


ECOLOGIE

GROEIENDE SECTOR

Meer bio van hier In 2018 startte het project ‘Bio-clusters’. Dat project detecteert en begeleidt landbouwbedrijven uit bepaalde regio’s die interesse hebben in de omschakeling naar bio. Na twee jaar maken we een tussentijdse balans op en kijken we naar de toekomst.

Pajottenland en Voeren-Haspengouw

VOOR WIE?

De hele biosector

D

e vraag naar bio vanuit de markt blijft stijgen, maar het aanbod volgt niet altijd even snel. Nochtans is er in bepaalde regio’s in Vlaanderen zeker potentieel. Het project Bio-clusters, dat wordt uitgewerkt door Bio zoekt Keten en Bio zoekt Boer, zoekt uit in welke regio’s er ruimte is voor omschakeling en zet daar dan samen met bestaande bioboeren een werking op. Door regionaal te werken, kan je een lokale dynamiek tot stand brengen. Kennis uitwisselen, een netwerk opbouwen, samen werken: het is allemaal eenvoudiger voor boeren uit dezelfde regio. Niet elke streek komt in aanmerking. Allereerst moet er een lokale vraag zijn naar bepaalde bioproducten, maar daarnaast is ook de aanwezigheid van bestaande bioboeren een belangrijk element. Voor het bepalen van de regio’s wordt ook gekeken naar de bedrijfsadviezen die Bio zoekt Boer in het verleden deed: zo is meteen duidelijk welke bedrijven ooit de stap naar bio overwogen hebben.

16

Bio Actief

50

In 2018 gebeurde een grondige voor­studie, en op basis daarvan werden twee regio’s gekozen: het Pajottenland en de VoerstreekHaspengouw. Wat in deze regio’s ook meespeelde is dat ze afzetmogelijk­heden hebben naar Brussel of Wallonië. In het Pajottenland was er vooral vraag voor omschakeling in de akkerbouw en melkveehouderij. Bovendien waren er in deze streek al een 40-tal bioboeren actief. Zo’n netwerk met veel aanwezige teelttechnische kennis kan omschakeling aanzienlijk versnellen. Na een grondige informatiecampagne ging Bio-clusters in 2020 hier het terrein op. Er bestond al een Graannetwerk Pajottenland, waarin biologische en gangbare landbouwers samen graan telen voor lokale afnemers. Boeren uit deze groep wilden (gedeeltelijk) de stap naar bio zetten. Als er in bepaalde regio’s al een lokale dynamiek bestaat, dan is het logischer dat Bio-clusters die dynamiek verder ondersteunt, in plaats van zelf iets vanaf nul op te bouwen. Dat gebeurde dus ook in dit geval. In 2021 wordt verder ingezet op teelttechnische kennis, maar er wordt ook gezocht naar afzetkanalen voor andere teelten die deze landbouwers kunnen opnemen

in hun toekomstige bioteeltrotatie. In Voeren lag de nadruk op melkveehouderij, in Haspengouw op akkerbouw. In 2019 vonden er een aantal vormingen en bedrijfsbezoeken plaats, met als resultaat dat drie gangbare melkveebedrijven zich mogelijk in het voorjaar van 2021 zouden aanmelden voor biocontrole. Bio-clusters blijft hen verder begeleiden doorheen de omschakeling. Daarnaast zetten twee bedrijven uit deze regio in 2020 de stap naar biologische geitenhouderij. Met een bedrijfsbezoek bio-akkerbouw werd bovendien de eerste stap gezet richting deze bijkomende sector. Aan de ontwikkeling en afzetmogelijkheden in deze drie biosectoren zullen we in het projectjaar 2021 verder werken.

Nieuwe regio’s Het project gaat intussen verder, en heeft twee nieuwe regio’s vastgelegd: MeetjeslandLeiestreek en Hageland. In de regio Meetjesland-Leiestreek zijn er een 20-tal gangbare melkveebedrijven met concrete interesse in omschakeling. Bio zoekt Boer bezocht een groot deel van hen al voor een individueel bedrijfsadvies. Toen werd duidelijk dat het merendeel van deze bedrij-


fotografie

Lisa Develtere

ven over te weinig grond beschikt. Niet alleen hebben ze niet genoeg grond om biologisch ruwvoer te telen, ze hebben ook onvoldoende percelen voor mestafzet. Samenwerking is hier de sleutel: tussen omschakelende melkveebedrijven onderling, maar vooral tussen melkveehouders en akkerbouwers. Via Bioclusters begeleiden we deze bedrijven op regionale schaal in een intensief omschakel- en samenwerkingstraject. In Hageland zijn het vooral wijnbouwers die willen omschakelen naar bio. Door ons relatief natte klimaat is de Vlaamse wijnbouw echter erg gevoelig aan schimmelziektes, wat biologisch telen bemoeilijkt. Een oplossing biedt zich aan in het gebruik van resistente hybridewijnrassen (PIWI’s). Via een vierde cluster bekijken we welke kennis er al aanwezig is bij de bestaande biowijnbouwers en de kandidaat-omschakelaars zelf, met als doel deze kennis versneld uit te wisselen. Mogelijke afzetkanalen (bv. distributeurs, foodservices) worden gecontacteerd om de interesse in Belgische biowijnen te vergroten. Aanvullend op deze wijnbouwsector faciliteren we in het Hageland ook de omschakeling van dierlijke bedrijven die lokaal biomest kunnen produceren en uitwisselen met bio-

logische plantaardige producenten.

Omschakelen kost tijd Nu het project goed één jaar loopt, kunnen we al een paar voorzichtige conclusies trekken. Bedrijven voelen zich vooral gemotiveerd om om te schakelen als er een reële marktvraag bestaat. Maar zelfs dan kost omschakeling tijd. Daarnaast blijft sectorspecifiek werken noodzakelijk: alleen zo kan je dingen in beweging zetten. Boeren die meer info willen over een bepaalde bio-cluster of aan een traject in een bepaalde regio willen deelnemen, nemen best contact op met de omschakelconsulenten van Bio

zoekt Boer. Voor Bio-clusters Pajottenland en Meetjesland-Leiestreek kan je terecht bij Sander Van Haver (sander.van.haver@ biozoektboer.be). Voor Voeren-Haspengouw en Hageland mag je contact opnemen met Eveline Driesen (eveline.driesen@biozoektboer.be). MEER WETEN?

Ben jij een verwerker en wil je graag lokale grondstoffen verwerken? Of ben jij een andere ketenactor die graag meer wil weten over deze clusters? Aarzel niet contact op te nemen met Sofie Vandewijngaarden (sofie.vandewijngaarden@bioforum.be)

Bio Actief

50

17


EERLIJK

SAMENWERKENDE SECTOR

Winkel vindt boer Als biowinkelier vind je het een meerwaarde om een lokaal aanbod in je winkel te hebben en dus denk je aan een rechtstreekse samenwerking met een boer uit je buurt. Maar hoe begin je daar aan?

18

Bio Actief

50

fotografie

Sophie Nuytten


VOOR WIE?

De hele biosector

D

e meeste biowinkeliers hebben al een veelvoud aan leveranciers en vragen zich misschien af hoe zinvol het is om daar nog een aan toe te voegen. Wat levert een samenwerking met een lokale boer op, voor beide partijen? Daar denk je best op voorhand goed over na.

“Beslis je om een samenwerking aan te gaan, weet dan dat je als winkelier bijdraagt tot de ontwikkeling van de biosector.”

Versheid is een belangrijk argument. Als een lokale boer op regelmatige momenten kan leveren, dan is de kans groot dat die producten recht van het veld komen. Voor veel klanten is dat een meerwaarde. Een ander voordeel is dat je voor bepaalde producten kleinere volumes kan afnemen dan in de groothandel. Dat is niet alleen op het vlak van versheid een goed argument, het geeft je ook de mogelijkheid om je klanten met mondjesmaat kennis te laten maken met nieuwe, speciale producten.

product recht van bij de boer een gezicht. Maak daar gebruik van als winkelier en communiceer van welke bioboer je producten komen. Misschien is het ineens ook een kans om jouw klanten te tonen wat bio betekent in de praktijk. Ook je eigen kennis over biolandbouw kan je via het contact met de boer uitbreiden. En misschien kan de boer wel eens uitleg komen geven in de winkel, in ruil voor winkelmedewerkers die een dagje gaan helpen op het veld om praktijkkennis op te doen?

dus weinig risico op verlies. Voor boeren is dat helemaal anders: zij hebben al maanden in dat vers product geïnvesteerd: plant- of zaaigoed, werkuren, materiaal, ... En de slaagkansen zijn dan ook nog eens afhankelijk van het weer. Daarom dat sommige boeren kiezen voor het systeem van CSA, waarbij een klant aan het begin van het jaar betaalt voor de rest van het seizoen. Voor winkeliers is dat wellicht een brug te ver, maar een snelle en directe betaling leidt tot een goede handelsrelatie.

De basisregel? Een samenwerking moet voor beide partijen een win-win zijn en vertrekken vanuit wederzijds respect. Bespreek samen minimale afname, bestelritme, ... en spreek af wat logistiek haalbaar is voor beide partijen. Als na dat overleg blijkt dat de stap toch te groot is, besef dan dat systematisch kiezen voor Belgische producten bij jouw vaste leverancier ook al een stap in de juiste richting is.

Door rechtstreeks af te nemen onderscheid je je van andere winkels, maar ook zij kunnen inzetten op zo’n directe samenwerking. Voor boeren kan het efficiënter zijn om leveringen te bundelen. Probeer hier afspraken over te maken met anderen, en weet dat je je als winkel op verschillende manieren kan onderscheiden.

Heb je als winkelier de financiële ruimte om meer te doen, dan kan je boeren altijd financieel bijstaan wanneer er investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld door middel van een lening.

Voorzichtige start? Winkeliers die een samenwerking willen starten met een boer, kunnen dat altijd laten weten aan boeren uit de buurt. Via www.biobedrijvengids.be vind je alle biobedrijven uit jouw regio. Vertel hen dat ze altijd contact mogen opnemen als ze bijkomende afzetkanalen zoeken, al dan niet tijdelijk. Dat laatste kan helpen bij een eerste verkennende samenwerking. Omdat teeltopbrengst sterk afhankelijk is van het weer, zal elke bioboerderij wel eens producten hebben die ze niet kwijtraken via hun bestaande afzetkanalen. Door ook voor zo’n tijdelijk aanbod open te staan, laat je zien dat je meedenkt vanuit de realiteit van de boer. En het kan een opstapje zijn naar een permanentere samenwerking.

Maak de boer zichtbaar Beslis je om een samenwerking aan te gaan, weet dan dat je als winkelier bijdraagt tot de ontwikkeling van de biosector. Je wordt een beetje een uithangbord. Bovendien krijgt een

Eerlijke prijs En dan zijn er nog de financiën. Weet dat rechtstreekse afname van de boer niet per definitie goedkoper is. Voor sommige producten zal de prijs niet veel verschillen van de groothandelsprijzen, en soms kan het zelfs duurder zijn. Belangrijk is het eerlijkheidsprincipe: door een correcte prijs te betalen, houdt ook de boer er een eerlijk loon aan over en help je bij de ontwikkeling van de lokale biolandbouw. Bovendien heeft een lokaal product een duidelijke meerwaarde, wat je ook zal kunnen afleiden uit de reacties van klanten. Kies eerst en vooral welke producten je rechtstreeks wenst af te nemen en vraag meer informatie over de prijzen. Er zijn op financieel vlak nog meer inspanningen die je kan leveren. Zo is een snelle betaling zeker wenselijk. De wettelijke betaaltermijn voor facturen is 30 dagen. Voor een winkelier is dat meer dan voldoende om verse producten verkocht te krijgen. Als je je verkoopvolume goed kan inschatten, loop je

Communiceren is essentieel Het belangrijkste houden we tot het laatste: communicatie. Maak duidelijke en heldere afspraken met elkaar. Kan je als winkelier een goede inschatting maken van het volume dat je het komende jaar zal afnemen? Heb je zelf bepaalde productwensen? Door tijdig aan tafel te gaan zitten, kan een boer hier rekening mee houden in zijn teeltplan. Maar één keer samenkomen volstaat niet. Communiceer regelmatig met elkaar, zodat je ook kort op de bal kan spelen. Alleen op die manier bouw je vertrouwen op en kan je uitgroeien tot echte partners voor elkaars bedrijf.

MEER WETEN?

Benieuwd hoe zo’n samenwerking er kan uitzien in de praktijk? Op www.bioforum.be/ winkelvindtboer vind je twee getuigenissen van winkels die rechtstreeks samenwerken met een boer uit de buurt.

Bio Actief

50

19


GEZONDHEID

VERANDERENDE SECTOR

ZORG

Ondergrondse opslag Carbon farming – in het Nederlands ‘koolstofboeren’ – maakt furore in de onderzoekswereld en bij het beleid. Ook op het terrein valt de term steeds vaker. Maar wat betekent het en kunnen boeren er mee aan de slag?

Uit de lucht en in de grond

VOOR WIE?

C

Er zijn verschillende strategieën om aan carbon farming te doen. Een eerste strategie is erop gericht om CO2 uit de lucht te halen en die vast te leggen in de bodem. Dat kan bijvoorbeeld door specifieke gewassen te telen en die vervolgens in te werken in de bodem.

Carbon farming zou op die manier de klimaatverandering helpen tegengaan. Ook voor boeren kan het voordelig zijn om in te zetten op meer koolstofopslag in de bodem: meer koolstof in de bodem betekent meer organische stof, waardoor water en nutriënten beter vastgehouden worden en de bodemstructuur verbetert.

Daarvoor worden vaak groenbemesters zoals alfalfa en klaver gebruikt, maar ook granen en grassen komen hiervoor in aanmerking. Hoe het werkt? De planten halen tijdens het groeien CO2 uit de lucht en zetten dat om in onder meer cellulose en andere bouwstoffen. Wanneer die planten dan ingewerkt worden in de bodem, wordt de biomassa van de planten omgevormd en opgeslagen onder de vorm van humus.

Bioboeren arbon farming is een verzamelnaam voor een set van landbouwmethodes die erop gericht zijn om CO2 voor een lange periode op te slaan in de bodem en in houtige biomassa op landbouwpercelen.

In de praktijk besteden bioboeren sowieso veel aandacht aan een goed bodembeheer. Veel van de technieken die gelinkt worden aan carbon farming worden dus vaak al toegepast op biologische percelen.

20

Bio Actief

50

Bij houtige planten zoals bomen en struiken zien we hetzelfde principe: ook zij halen tijdens de groei CO2 uit de lucht. Alleen worden die natuurlijk niet ingewerkt in de bodem.

In de plaats daarvan slaan ze de CO2 op in het hout. Dat is een deel van het principe van agroforestry. Wanneer bomen of struiken homogeen over een perceel aangeplant worden, krijgen ze bovendien ook een productieve functie: boeren kunnen dan jaarlijks de noten of vruchten vermarkten of na een aantal decennia het hout verkopen. Sommige boeren kiezen dan weer voor minder verlies aan productieve oppervlakte, door bomen en struiken vooral aan de perceelsgrenzen te zetten. Zo ontstaan de typische bocagelandschappen, waarbij landschappen er uit zien als een lappendeken aan percelen, van elkaar gescheiden door heggen of houtwallen.

Minder bodembewerking Een andere strategie wil er vooral voor zorgen dat er minder CO2 uit de bodem verdwijnt. Concreet betekent dat dat er minder aan bodembewerking gedaan wordt. Wanneer de bodem geploegd of bewerkt wordt, vindt er immers een proces van ‘mineralisatie’ plaats,


fotografie

Astrid Agemans

waarbij de aanwezige humus (bestaande uit koolstof) wordt afgebroken. De koolstof komt dan vrij als CO2. Bodembewerking heeft bovendien vaak een negatieve invloed op het bodemleven. Wanneer de bodem dus minder bewerkt wordt, zullen regenwormen en micro-organismen in de bodem beter floreren, en dit zal er op zijn beurt voor zorgen dat er meer koolstof in de bodem aanwezig is. Er is nog een derde aanpak: extra koolstof (en dus CO2) aan de bodem toevoegen. Dat kan enerzijds via stalmest, anderzijds via plantaardige biomassa. Bij dierlijke mest is de hoeveelheid die per hectare toegepast mag worden strikt geregeld, omdat te grote hoeveelheden dierlijke mest risico’s tot eutrofiëring en uitspoeling met zich meebrengen. Voor het inbrengen van plantaardige biomassa (het zogenaamde ‘mulchen’) kijkt men naar stro, houtsnippers of miscanthus. Wanneer goed aangebracht, onderdrukt deze mulchlaag het onkruid, vormt ze een buffer

tegen extreme temperaturen en voorkomt ze dat het bodemvocht snel verdampt. Zodra het mulchmateriaal is afgebroken, wordt de koolstof in de bodem opgeslagen als humus.

Vergoeding? Zoals eerder gezegd zijn deze vormen van carbon farming redelijk goed ingeburgerd bij de biologische boeren. Omdat ze op die manier bijdragen aan het inperken van de CO2-uitstoot, rijst hier en daar de vraag om landbouwers te vergoeden voor de koolstof die ze opslaan op hun velden. Toch is het uitkijken naar hoe dit uitgewerkt zou worden. Zo is een van de mogelijke scenario’s dat bedrijven die hun koolstofuitstoot willen compenseren en als klimaatneutraal willen gezien worden, daarvoor vergoedingen zouden betalen. Op die manier staat koolstofcompensatie gelijk aan het recht om te vervuilen. Bovendien zouden bedrijven dan geen verdere inspanningen meer moeten

doen om hun CO2-uitstoot te verminderen. Niet ideaal, want die moet natuurlijk overal naar beneden. Bovendien is het belangrijk dat de landbouwer het zeggenschap behoudt over zijn percelen en dat hij of zij kan beslissen welke maatregelen er nodig zijn om de percelen optimaal te beheren, ook als dit betekent dat er op die manier geen maximale hoeveelheid koolstof wordt opgeslagen. Tot slot is er nog een belangrijk aandachtspunt. Carbon farming is geschikt om op korte termijn de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer te verhinderen, maar de CO2 die opgeslagen ligt in de bodem kan altijd opnieuw vrijkomen. We moeten dus blijven zoeken naar manieren om de CO2-uitstoot in onze samenleving verder te reduceren. MEER WETEN?

Neem contact op met projectmedewerker Laura Van Vooren laura.vanvooren@bioforum.be.

Bio Actief

50

21


EERLIJK

INTERNATIONALE SECTOR

ECOLOGIE

Bio in Duitsland Duitsland is met een omzet van 11,97 miljard euro de grootste markt voor biologische voedingsproducten in Europa. Het marktaandeel bedraagt er 5,68%, goed voor een zesde plaats in de Europese rangschikking. 10% van het landbouwareaal en 12% van de landbouwers zijn er biologisch. Reden voor ons om te kijken waar dit succes vandaan komt.

VOOR WIE?

De hele biosector

D

e omzet in biologische voedingsmiddelen in Duitsland blijft jaar na jaar met gemiddeld 6% toenemen. Zo was er in 2019 een Greta-effect. De klimaatprotesten ‘Fridays for Future’, geïnspireerd door Greta Thunberg, hebben Duitse consumenten bewust gemaakt van duurzame consumptie. Volgens marktexperten heeft dit een duidelijke impact op de marktontwikkeling van de biologische voedingssector. Natuurvoedingsdistributeurs en groothandelaars konden mede dankzij deze impact in 2019 nieuwe klanten binnenhalen. In de tweede jaarhelft 2019 werd een sterke omzetgroei voor bioproducten genoteerd. De coronacrisis zorgde voor nog extra bewustzijn. De pandemie blijkt de vraag naar gezondere en duurzame voeding te hebben versterkt. In het eerste kwartaal van 2020 groeide de verkoop door hamsteraankopen, in het tweede kwartaal bleef de vraag naar biologische voedingsproducten op een hoog niveau, zoals blijkt uit een recente rond-

22

Bio Actief

50

vraag van het onderzoeksinstituut AMI. Naast gezondere voeding bleek ondersteuning van regionale aanbieders en boeren een bijkomende motivatie. Dat blijkt uit de verhoogde vraag naar diverse abonnementsformules voor bioproducten. De voorbije 10 jaar verdubbelde de bio-omzet tot bijna 12 miljard euro in 2019. De gemiddelde jaarlijkse omzetstijging in de voorbije 10 jaar is 6%. Het bio-areaal groeide met 50% in de voorbije 5 jaar tot 10% van het volledige landbouwareaal. Op basis hiervan stelt de Duitse federale overheid als doel om tegen 2030 20% van het landbouwareaal biologisch te bewerken.

Bio-federaties Het Duitse biolandschap wordt gekenmerkt door wel negen verschillende federaties. De belangrijkste zijn Bioland, Demeter en Naturland. Zij hanteren een eigen label en leggen daarbij strengere eisen op dan die in de Europese biowetgeving. Voor consumenten is het keurmerk van een van de Duitse biofederaties een garantie voor de

Duitse herkomst. De perceptie leeft ook dat de kwaliteitsnormen voor deze labels hoger zijn dan voor producten die uitsluitend volgens het EU-lastenboek worden geproduceerd. Naturland-leden kunnen zich sinds 2010 ook aansluiten bij het Naturland Fairlabel. Producten met dat label zijn ook eerlijk verhandeld. Ongeveer de helft van alle Duitse biobedrijven zijn aangesloten bij een van deze federaties. In februari 2019 startten Lidl en Bioland een intense samenwerking. Na 1 jaar werden meer dan 50 Biolandreferenties opgenomen in het assortiment van de discounter. De bio-omzet nam er met 44% toe. Dat deze samenwerking voor heel wat discussie zorgde hoeft geen betoog. Voorstanders wijzen op de enorme marktkansen die een samenwerking mogelijk maakt. Tegenstanders vrezen de handelspraktijken van grote retailers. Om hieraan tegemoet te komen werden duidelijke afspraken gemaakt tussen Bioland en Lidl. Een onafhankelijke geschillencommissie werd geïnstalleerd om te waken over de handhaving van deze afspraken.


fotografie

Bioland

Bio met 2 snelheden In Duitsland is het fenomeen van een biomarkt met 2 snelheden al langer gekend. Het marktsegment voor zogenaamde ‘Verbandswaren’ (onder het private keurmerk van bv. Bioland, Naturland, Demeter ... ) kent een andere dynamiek dan het marktsegment voor bioproducten met enkel het Europese biolabel. Die worden verhandeld op zowel de Duitse als de Europese biomarkt, terwijl de Duitse ‘Verbandswaren’ voornamelijk binnen Duitsland worden vermarkt. De prijs voor de producten met een privaat keurmerk ligt vaak hoger.

Bio-Siegel Naast het verplichte EU-logo voor bioproducten is er ook het Duitse Bio-Siegel. Dit nationale biolabel is vrijwillig en gratis voor de producenten. Het kan ook voor geïmporteerde bioproducten worden gebruikt. Wel moeten producenten hun producten vooraf aanmelden bij de Duitse Federale Dienst voor Landbouw en Voeding. In 2019 droegen meer dan 82.000 producten het Bio-Siegel. Meer info vind je op www.oekolandbau.de/en/

Gespecialiseerde groothandels en biowinkels Gespecialiseerde biowinkels en hoevewinkels realiseren 27% van de biologische verkoop in Duitsland. Deze worden beleverd door een 18-tal gespecialiseerde groothandels zoals Dennree, Weiling en Terra. Die Regionalen is een gemeenschappelijke inkooporganisatie van 12 gespecialiseerde biogroothandels verspreid over heel Duitsland. Opvallend is de spectaculaire toename van gespecialiseerde biosupermarktketens (nieuwe vestigingen groter dan 200m2) in de voorbije jaren. Voorbeelden zijn Alnatura, Denn’s en Basic. Hun groei gaat wel ten koste van de kleinere natuurvoedingswinkels. Bioproducten zijn ook opvallend aanwezig bij de typische discounters als Plus, Aldi en Lidl. Supermarkten en discounters zijn verantwoordelijk voor 60% van de Duitse bioverkoop. In de voorbije jaren waren vooral de klassieke supermarktketens en het natuurvoedingskanaal verantwoordelijk voor de sterke groei van de markt.

Import en export Hoewel Duitsland een belangrijke producent is van bioproducten, zijn er heel wat producten die vrij systematisch ingevoerd worden. Dat biedt kansen voor Belgische bedrijven. Er is met name vraag naar Belgische specialiteiten zoals kaas, wafels of chocolade. Maar ook andere basisproducten worden in belangrijke mate ingevoerd. Zo komt een deel van de melk uit Denemarken en Oostenrijk, boter uit o.a. België. Omgekeerd gaat heel wat van de Duitse yoghurt naar het buitenland, ook naar ons land. MEER WETEN?

Op www.bioforum.be/BA50_Duitsland lijsten we nog een aantal belangrijke biologische initiatieven op uit Duitsland.

Bio Actief

50

23


EERLIJK

LERENDE SECTOR

Wat moet dat kosten? Een landbouwer wil eerlijk vergoed worden voor zijn geleverde werk. Maar hoe bepaal je wat een eerlijke prijs is? Daarvoor moet je ook je eigen kostprijs kennen. Aan de hand van de biobloemensector tonen we hoe een kostprijsberekening werkt.

VOOR WIE?

Bioboeren

D

e laatste jaren krijgen we veel vragen over kostprijsberekeningen: Hoe komen we tot een eerlijke prijs? Waar zit het verschil in kostprijs tussen korte en lange keten en hoe leggen we dat uit aan de consument? Hoe nemen we meerwaarde – denk aan meer biodiversiteit – mee in onze kostprijsberekening? Hoe tonen we de klant wat een product echt kost?

Een goede kennis van de kostprijs is essentieel om als ondernemer doordachte beslissingen te kunnen nemen. Het vormt ook een belangrijk onderdeel voor wie aan Lean Farming – efficiënt boeren zodat je fysiek en mentaal overeind blijft – wil doen (zie ook Bio Actief 42). Bovendien draagt het kennen en kunnen doorrekenen van de kostprijs ook bij tot je beroepstrots.

en tuinbouw niet eenvoudig zijn, worden ze vaak onterecht achterwege gelaten. Wie er zich wel aan wil wagen, stoot vooraf vaak op een aantal struikelblokken. Ten eerste bestaat er op economisch vlak weinig vergelijkingsmateriaal, wat jonge bedrijven vaak heel wat hoofdbrekens kost. Daarnaast leeft bij veel boeren het idee dat er in sommige afzetkanalen minder invloed uitgeoefend kan worden op de prijszetting. Tot slot lijkt het op bedrijven met veel diversiteit moeilijker om de kostprijs van alle producten te kennen en die prijzen correct te vertalen naar een faire consumentenprijs.

Om jezelf op voorhand niet al te veel te ontmoedigen, vind je best een goede balans tussen eenvoud en correctheid van de berekeningen. Het klopt dat je kostprijs juister zal zijn als je meer cijfermateriaal voorhanden hebt. Denk bijvoorbeeld aan monitoren hoe lang je over bepaalde handelingen doet. Dat neemt niet weg dat je ook met een beperkte dataset aan de slag kan. Op een eenvoudige manier starten en de berekeningen verder verfijnen naarmate je meer data hebt, geeft Omdat kostprijsberekeningen in de land- ‘goesting’ om verder te rekenen.

Weinig vergelijkingsmateriaal

24

Bio Actief

50

Elementen van een kostprijs Om een kostprijs te kunnen berekenen, moeten we weten waaruit die bestaat. We zetten de verschillende elementen op een rijtje:

· · ·

een productkost (De som van de directe variabele kosten zoals zaaigoed, meststoffen, verpakkingen,...) een arbeidskost (van jezelf en eventuele vaste en tijdelijke medewerkers) bedrijfskosten (de vaste kosten zoals investeringen, verzekeringen, kantoorkosten, ...).

De grootste economische verschillen zitten in de grootte van je bedrijf (beteelde oppervlakte/ bedrijfsoppervlakte), het volume dat je verkoopt, de arbeid die je presteert en de investeringen op je bedrijf. Voor de grootte van je bedrijf bekijk je niet alleen de oppervlakte waarop je effectief verkoopbare productie teelt. Verwerk ook de kosten van bloemenstroken, groenbedekkers,


fotografie

Sophie Nuytten

hagen, poelen, verkoopsruimte enzovoort in je kostprijs. Je rekent dan de kostprijs om naar beteelde oppervlakte. Vaak neemt de arbeidskost het grootste aandeel van je kostprijs in beslag. Je arbeidsuren berekenen vraagt redelijk wat monitoren en timen, zeker als je een correcte inschatting per product wil kunnen maken. Tip: begin klein. Je hebt meestal wel een zicht op welke producten het beste verkopen. Voor die producten je arbeidstijd bijhouden is dan ook het meest winstgevend. Je wijst die taak ook best toe aan één eindverantwoordelijke. We maken een onderscheid tussen toewijsbare en niet-toewijsbare arbeid. Toewijsbare arbeid zijn al die handelingen die je rechtstreeks kan toewijzen aan een bepaald product of productgroep. Denk aan zaaien, uitplanten, wieden, oogsten,... Die uren nemen uiteraard niet al je tijd in. De overige uren vormen niet-toewijsbare arbeid en die kan je niet aan een bepaald product of productgroep toewijzen. Het is de tijd die

je spendeert aan communicatie (extern en intern op je bedrijf), marketing, administratie,... Niet-toewijsbare arbeid wordt vaak onderschat. Bij seizoensarbeiders is die minimaal, maar naarmate je een hogere functie hebt binnen het bedrijf neemt dat percentage niet-toewijsbare arbeid vaak erg toe. Lean Farming helpt je om de arbeidsprocessen efficiënter te laten verlopen, zodat je meer tijd creëert voor zaken die echt renderen op je bedrijf. Uiteraard is het de bedoeling dat alle gepresteerde uren in je kostprijsberekening zitten. Vaak gebruiken we een gemiddeld uurloon (totale loonkost op je bedrijf/totaal aantal gepresteerde uren), verhoogd met een factor die ervoor zorgt dat het verrekend loon naar 100% gebracht wordt. Stel, je hebt 1500 uren niet-toewijsbare arbeid op een totaal van 3500 uren; rekening houdend met een gemiddeld uurloon van 20 euro/uur, zou dit betekenen dat je de toewijsbare arbeidskost voor die 2000 uur toewijsbare arbeid dient te verhogen van 20 naar 35 euro/uur.

Een groot discussiepunt is het uurloon dat boeren voor zichzelf willen of kunnen hanteren. We zien dat bedrijfsleiders die 20 jaar bezig zijn zich soms eenzelfde loon toekennen als een startersloon buiten de landbouw. Vraag is: zijn we dan goed bezig? Dient ons loon te verschillen van dat van onze medewerkers? Het is belangrijk het bredere plaatje te zien en rekening te houden met pensioenopbouw (spaarreserves) en marges voor onvoorziene omstandigheden. Als ondernemer draag je immers alle risico’s. Bedrijfskosten worden vaak toegewezen via een eenheid die zowel tijd als ruimte vermeldt. Dit kan aan de hand van de €/ week-m2. Deze methode steunt op 2 principes: producten die lang op het bedrijf blijven, dragen meer bij tot de bedrijfskosten dan korte teelten. Hetzelfde geldt voor producten die veel plaats innemen. Niet alleen de netto beteelde oppervlakte is hierbij van belang, je moet ook rekening houden met een bezettingsgraad in tijd en ruimte. Als een perceel slechts voor de helft van de tijd, voor de helft van de oppervlakte benut wordt,

Bio Actief

50

25


dan is de bezettingsgraad voor dat perceel 25% en dien je de kosten dus toe te wijzen aan 25% van de oppervlakte.

Wat kosten biosnijbloemen? In het PDPO-project ‘Biobloemen: kleur van op het bioveld tot bij de consument’ maakte het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) kostprijsberekeningen voor verschillende biosnijbloembedrijven. Met deze case study tonen we hoe zo’n kostprijsberekening opgebouwd wordt. Dieter Blancquaert van PCS voorzag 2 scenario’s, op basis van de bestaande bedrijven. Dat zijn zowel zelfpluktuinen als bedrijven die stelen en/of boeketten B2B of B2C verkopen. Qua arbeidsbesteding maakten we geen onderscheid tussen pluktuinen en bedrijven die zelf oogsten, omdat er te weinig informatie was over verschillen in arbeidsbesteding. Het arbeidsinkomen werd voor een voltijdse job vastgelegd op 40.000 euro per 1800 uren. In het eerste scenario ging men uit van een bedrijf van 1.000 m2 (940 m2 netto), in het tweede ging het om een bedrijf met 2.500 m2 (2.350 m2 netto) bruto biosnijbloementeelt. Het eerste bedrijf presteert in totaal 1980 uren (bedrijfsleider +medewerkers), in het tweede scenario gaat het om 3.835 uren. Deze twee getallen zijn niet rechtstreeks evenredig aan elkaar, omdat we ervan uitgaan dat op een groter bedrijf wat efficiënter en meer geautomatiseerd gewerkt wordt.

26

Bio Actief

50

In beide gevallen is seizoenarbeid nodig om de zomerdrukte te overbruggen. In de winter is hoofdzakelijk de bedrijfsleider bezig met administratieve taken, teeltplanning en communicatie. De bedrijfskosten (vaste kosten) zijn in principe onafhankelijk van de oppervlakte van het bedrijf, maar we hebben gerekend met een hogere investeringskost bij het tweede scenario. Door daar nog de totale productkost (variabele kosten zonder seizoenarbeid) bij te tellen, kregen we een totale jaarlijkse kost voor de twee scenario’s. Op basis daarvan berekenden we eerst de vereiste kostendekkende omzet per vierkante meter, omdat dat heel concreet is. Zo weten telers precies hoeveel een beteelde vierkante meter jaarlijks moet opbrengen om break-even te draaien. We werken dus met de netto-oppervlaktes van de bedrijven. Door het jaarlijks aantal verkochte stelen te bepalen, konden we vervolgens de gemiddelde steelprijs berekenen. Het is een economische wetmatigheid dat een groter bedrijf tegen een lagere kostprijs kan werken: de vaste kosten en arbeidskosten stijgen niet evenredig mee met de bedrijfsgrootte. Toch lagen de kostprijzen in beide scenario’s uiteindelijk niet ver uit elkaar. De cijfers zorgden voor een uitgebreide discussie binnen het Biobedrijfsnetwerk

Bloemen. Zou een consument die gewend is aan goedkope importbloemen wel de relatief hoge kostprijs willen betalen voor biobloemen? Die onzekere afzet doet sommige telers twijfelen of ze toch niet onder de kostprijs moeten verkopen om zo meer bloemen te verkopen en meer omzet te genereren. We probeerden telers bewust te maken van het belang van een duurzame bedrijfsvoering op lange termijn: zeker in het geval van een jonge, kleinschalige sector is het belangrijk om elkaar niet onderuit te halen door een onrealistisch (lage) kostprijs te hanteren. In die redenering konden de meeste telers elkaar wel vinden. Conclusie? Een kostprijsberekening is een interessant instrument voor elke ondernemer. Het is ook niet iets dat je elk jaar opnieuw moet doen. Begin je er op één moment aan, dan kan diezelfde berekening daarna altijd opnieuw als basis dienen voor zelfsturing en verbetering. En dat leidt tot een bedrijf dat steviger met zijn voeten in de grond staat.

MEER WETEN?

Bloementelers die geïnteresseerd zijn in kostprijsberekening nemen contact op met dieter.blancquaert@pcsierteelt.be. Alle andere boeren kunnen terecht bij onze adviseur landbouw An Jamart an.jamart@bioforum.be.


BIOSTELLING EERLIJK

De Vlaamse biowetgeving mag strenger zijn dan de Europese In de Biostelling gaan we bij de sector te rade over een actueel thema dat de gemoederen beroert. Deze keer vroegen we aan de sector of de Vlaamse biowetgeving gerust strenger mag zijn dan de Europese.

VOOR WIE?

De hele biosector

O

p sommige vlakken is Vlaanderen vandaag strenger dan andere Europese landen, met name wat het aantal controles betreft dat biobedrijven krijgen. Dat is bij ons hoger dan in andere Europese lidstaten. De Vlaamse overheid wil die hoeveelheid controles afbouwen (zie ook Bio Actief 49). Daardoor vroegen we ons af hoe de Vlaamse bio-ondernemer staat tegenover die nationale interpretatie van de biowetgeving. Mag Vlaanderen strenger zijn dan andere landen of net niet? We gooiden de stelling in onze Facebook-groep voor leden en zagen duidelijke voor- en tegenstanders. We vroegen enkelen van hen om een uitgebreidere reactie.

pro

contra

Bioboer Tuur Vangeel van CSA Het Mosterdzaadje geeft aan dat de Vlaamse regels van hem wat strenger mogen, maar kijkt daarvoor vooral naar Biogarantie. "De vraag is vooral of de EU-wetgeving wel streng genoeg is. Ik snap ook wel dat de regels in heel Europa best gelijk zijn om oneerlijke concurrentie te vermijden. Maar misschien zou een label als Biogarantie wel kunnen inspelen op die vraag voor een strengere wetgeving. Als die bijvoorbeeld op het vlak van gewasbescherming minder middelen toelaten, dan zou ik via dat label aan mensen duidelijk kunnen maken dat ik daar bewust voor kies."

Bioboer Mark Van Hove vindt het een vreemde vraag. "Ik werk in dienst van een grote Europese voedingsgroep, en een deel van mijn kruiden zijn bedoeld voor export. Voor mij is het erg belangrijk dat de wetgeving in heel Europa dezelfde is. Wel moeten de controles overal strenger. Ik vergelijk het met de verkeersregels: als er iemand 70 km/u rijdt waar je maar 50 km/u mag, dan moet je niet de snelheid verlagen maar de pakkans verhogen. Vooral voor producten van buiten Europa is dat echt nodig. In Singapore kweken ze biologische kruiden via vertical farming, terwijl ik dat niet mag. Dan wordt het moeilijk om te concurreren."

Ook Renaat Daem van Biofresh kan zich wel vinden in de stelling. "Voor mij zijn de vier biologische principes essentieel: ecologie, zorg, gezondheid en billijkheid. Vandaag zien we dat een aantal marktdeelnemers wel bio verkopen, maar niet begrijpen wat bio inhoudt. Ik vrees dat we op die manier de biolandbouw uithollen. Als Vlaanderen een voortrekkersrol kan spelen om dat tegen te gaan, graag. Al zie ik het met de huidige overheid niet meteen gebeuren." Renaat gelooft ook niet dat Vlaamse biobedrijven met een strengere wetgeving naast de boot zouden vallen, omdat ze daardoor minder kunnen concurreren. "Een van mijn citaten is: een 2PK’tje heeft een even grote waarde als een Mercedes. Bioproducten hebben hun waarde en consumenten zijn bereid om die te betalen. Het belangrijkste is dat we als sector in alle openheid en eerlijkheid hierover in gesprek blijven gaan."

Ook pluimveehouder Geert Seynaeve van ’t Reigersvliet reageert afwijzend. "Je kan de kostprijs van strengere wetgeving nooit doorrekenen. In bio gaan we de weg op van industrialisering. Als een product in de buurlanden goedkoper is, dan zal de handel het daar gaan halen." Voor hem primeert de leefbaarheid voor de boer: "Je mag nog zo duurzaam zijn, als je er niet van kan leven dan stopt het. Ik ben 7 dagen op 7 bezig, ik hou daar graag iets aan over. Wie tegen de stroom zwemt, kan ook verdrinken."

MEER WETEN?

Heb je zelf ook een stelling die je wil voorleggen aan de rest van de sector? Laat het weten aan communicatiemedewerker Tom Wouters tom.wouters@bioforum.be .

Bio Actief

50

27


(G)een weg terug

EERLIJK

Welke weg heeft een bioproduct afgelegd voor het in de winkel terechtkomt? Dat zoeken biowinkeliers zelf uit in de rubriek ‘(G)een weg terug’. Deze keer volgen we een biobier terug tot de hopteler. En we duiken de natuur in.

VOOR WIE?

De hele biosector

1

2

Biosano Bioshop Bornem bestelt het Gageleer-bier bij verdeler Biosano. Daar ontmoeten we zaakvoerder Lode Speleers en Carl Grillet, die mee het assortiment biobieren beheert en als vrijwilliger bij Natuurpunt mee aan de wieg stond van Gageleer.

Bioshop: We weten dat we voor alcoholische dranken bij jullie moeten zijn. Is dat jullie sterkte? Lode: We zijn bijna 25 jaar geleden gestart als verdeler van Italiaanse bioproducten, maar we proberen ons intussen al enkele jaren te onderscheiden met ons drankenaanbod. Ons bieraanbod is best groot, met zo’n 60 biobieren, goed voor 185 referenties. Ooit hadden we de ambitie om alle bestaande biobieren via ons te laten verdelen, maar dat plan hebben we wat laten varen. Doordat je ook de accijnzen moet regelen, komt er heel wat administratie kijken bij een nieuw bier, en van sommige verkochten we toch te weinig. Maar we krijgen nog wekelijks aanvragen van brouwers om samen te werken. Carl: We zagen ook dat een te groot aanbod voor keuzestress zorgt bij consumenten. En winkeliers willen graag uitleg kunnen geven over de producten die ze aanbieden, wat moeilijk is bij zo’n overdaad. Daarom zijn we teruggekomen op dat plan.

28

Bio Actief

50

Bioshop Bornem Vero Verheffen en An Vareman baten samen al jaren Bioshop Bornem uit. Ze zijn wel benieuwd hoe Gageleer gemaakt wordt, een van de eerste en meest populaire biobieren in hun assortiment.

Welke plaats neemt Gageleer in jullie assortiment in? Gageleer is een van onze belangrijkste bieren. Het bestaat al sinds de jaren 1980, maar enkele jaren geleden hebben we het merk overgenomen van Natuurpunt. Carl: Met Natuurpunt wilden we destijds een bier maken ten voordele van De Wielewaal, de voorloper van Natuurpunt. Al in de jaren negentig werd het biogecertificeerd. Ook nu nog gaat er per fles tien cent naar een vzw die gelinkt is aan natuurreservaat De Liereman in Oud-Turnhout. Met dat geld kan de lokale Natuurpunt-afdeling dan gronden aankopen en omzetten in natuurgebied.

Lode: We vonden dat idee zo goed, dat we een submerk ‘Beers For Nature’ hebben opgericht. Met de verkoop van de bieren onder dat label steunen we naast Natuurpunt ook Vogelbescherming Vlaanderen of natuurjeugdvereniging JNM.

Intussen bestaan er ook van Gageleer verschillende varianten, niet? Carl: er zijn nu vier soorten Gageleer. Naast de originele tripel zijn er ook een hopvrij witbier ‘Gageleer Sour White’, een donker bier ‘Gageleer Superior Dark’ en het eerste Belgische alcoholvrije biobier ‘Gageleer No Alcohol’. Wij brouwen Gageleer trouwens niet zelf, dat doet de Proefbrouwerij al jaren voor ons.


3

De Proefbrouwerij De Proefbrouwerij is dan ook de volgende stop voor An en Vero. Ze worden er ontvangen door brouwer Jan-Batist Beirens en medewerker Leontine Naudts. Leontine: "Mijn ouders hebben deze brouwerij opgestart in 1996. We brouwen bier voor anderen, maar enkel met originele recepten. In het eerste jaar werd er 400 hectoliter gebrouwen. Dit jaar zal dat neerkomen op 90.000 hectoliter."

Dus als we ons eigen bier willen kunnen we daarvoor bij jullie terecht? Leontine: Dat klopt. Ofwel heb je zelf al een receptuur, ofwel stellen wij er één samen op basis van jouw wensen. We hebben al een paar duizendtal recepten gebrouwen, veel daarvan is bedoeld voor export. In Scandinavië hebben we de grootste afzetmarkt.

Welke bieren worden er hier dan gebrouwen? Jan-Batist: Dat is confidentieel. Een deel van onze klanten communiceert hier openlijk over, anderen doen dit liever niet. Wel is het zo dat de productiesite bij biobieren verplicht op het etiket vermeld moet worden, omwille van de traceerbaarheid.

Brouwen jullie veel biobier? En zit daar veel verschil tussen? Jan-Batist: Momenteel staat de teller op 23 biobieren. Dat is een klein aandeel, maar het stijgt wel. Dankzij Gageleer brouwen we trouwens al heel lang bio. Het grootste verschil is dat een aantal brouwtechnische hulpstoffen niet gebruikt mogen worden. De lijst met toegelaten additie-

ven wordt ook steeds kleiner. Ook gebruiken we uiteraard alleen bio-ingrediënten. Dat beperkt wel een beetje de creativiteit van de receptontwikkelaar.

Welke ingrediënten zitten er in Gageleer? Jan-Batist: Allereerst is er de biohop. Die komt van Joris Cambie, een hopteler uit Poperinge. Voor de biologische gerstemout kloppen we aan bij Mouterij Dingemans. En dan heb je natuurlijk de gagel uit Natuurgebied de Liereman. Dat kruid zorgt ook mee voor de smaak. Lode: Interessant om te weten is dat we met Gageleer elk jaar proberen om lokale biogerst te telen. Dat is een moeilijke teelt, zeker in Vlaanderen. We werken met enkele lokale bioboeren. Dingemans test dan het graan om te kijken of het vermout kan worden. Soms is de kwaliteit goed genoeg, soms wordt het afgekeurd. Maar zelfs als het lukt, kunnen we niet genoeg lokale gerst produceren om alleen dat te gebruiken in Gageleer. Wij hanteren voor onze gersttelers het fairtradeprincipe. Wij spreken een bepaalde prijs af. Is de marktprijs hoger, dan betalen we die. Is de marktprijs lager, dan betalen we het afgesproken bedrag. Voor ons is het belangrijk dat de boer kan leven van zijn werk.

Hoe vaak brouwen jullie Gageleer? Jan-Batist: Samen met Lode maken we een jaarplanning op van alle bieren. De Gageleer Origineel keert gemiddeld tweemaandelijks terug. samenwerking met wederzijds engagement

Bio Actief

50

29


4

De Plukker Wie nog nooit bij een hopteler is geweest, kijkt meteen op van de metershoge hopranken. Ook Vero en An willen graag van Joris Cambie weten hoe de hopteelt werkt. Joris: "Poperinge was vroeger de hopstreek, maar vandaag zijn er nog maar 17 hopboeren over. Ik ben de enige daarvan die biologisch teelt, en dat al sinds 1992. Ik ben niet omgeschakeld uit idealisme, maar omdat ik nieuwsgierig was. Ik had contact met een bioboer en was onder de indruk van zijn manier van werken. Daarom wou ik weten of ik ook hop kon telen zonder gewasbescherming."

Wat maakt de hopteelt zo bijzonder? De hopplant is met niets te vergelijken. In de zomer groeit hij tot zes meter hoog, na de oogst overwintert het wortelblok in de grond en in het voorjaar schiet het weer uit. Het is ook een doorlevende plant: één keer planten en in principe ben je dan voor minstens 10 jaar goed, met al na twee of drie jaar een goede opbrengst. Sommige hoprassen kunnen nog een stuk ouder worden.

Waar zit het verschil met gangbare hop? Bij hop is niet onkruid zoals bij veel bioteelten het grootste probleem, maar ziekten en plagen. Omdat het zo snel groeit, is hop een erg gevoelig gewas. En daar zit ook het verschil: mijn gangbare collega’s zullen pas optreden als ze met een probleem geconfronteerd worden, in bio is het dan al te laat want ik mag al die middelen niet gebruiken. Ik moet met andere woorden voorkomen dat er problemen opduiken. De bodem gezond houden is dan ook de grootste prioriteit. In een gezonde grond groeit een gezonde plant.

Hoe oogst je zulke planten? Je hebt trouwens verschillende soorten hop, zoals bitterhoppen en aromahoppen. Ik teel zelf acht hoprassen. Elk ras heeft zijn vooren nadelen, maar brouwers willen altijd die hopsoorten die moeilijker te telen zijn. (lacht)

5

Natuurreservaat De Liereman Tot slot worden Ann en Vero door Carl Grillet uitgenodigd voor een bezoek aan natuurgebied De Liereman, om te kijken waar de gagel vandaan komt. Carl: "Gagel wordt de lavendel van de Kempen genoemd. Het ruikt enorm sterk en bevat heel wat essentiële oliën. Oogsten gebeurt één keer per jaar. In september trekken we met een aantal vrijwilligers het natuurreservaat in en knippen we de zogenaamde gagelstruwelen. Je vindt de planten vooral in natte grond, het is eigenlijk een moerasplant. Daardoor verjongen de planten zich. Daarna wordt de gagel gepeld, want de takjes moeten eraf. Dat doen de vrijwilligers ook manueel." MEER WETEN?

Ben je biowinkelier en lid van BioForum en wil je ook graag een bioproduct volgen tot aan de bron? Neem contact op met onze adviseur verkooppunten Marijke Van Ranst marijke.vanranst@bioforumvl.be.

30

Bio Actief

50

Plukken gebeurt niet op het veld. Rond 1 september knippen we de ranken af en brengen we die naar de plukmachine op ons bedrijf. De blaadjes en de zogenaamde hopbellen worden van de ranken geplukt en daarna gesorteerd.

Om het kwaliteitsverlies zo veel mogelijk te beperken, wordt de hop daarna zo snel mogelijk gedroogd in een drooginstallatie. Daarna persen we de hop in vierkante balen, klaar voor transport. Vaak worden ze daarna nog verwerkt tot pellets, en ook dat doen we sinds vorig jaar zelf op het bedrijf. Zo kan de hop van bij ons meteen richting de brouwerijen.

Je bent zelf ook bierbrouwer? Ik had altijd zin om bier te brouwen van mijn eigen hop, in 2011 werd die droom werkelijkheid. Ik doe dat samen met een vriend. Samen hebben we brouwerij De Plukker opgericht, maar het gaat maar om kleine aantallen. Om je een idee te geven: Ik heb 15 hectare hop, en met 1 hectare kan je tot 5000 hectoliter bier brouwen. Minder dan 1 procent daarvan gaat in mijn eigen bier. Als ik al mijn klanten samentel, wordt mijn hop in ongeveer 300 bieren gebruikt.


Voor eggen in de rij, voor schone gewassen

De Treffler eg is onovertroffen in mechanische onkruidbestrijding, in alle gewassen, ongeacht het groeistadium. Zowel tussen de rijen als in de gewasrijen. Eggen is een kwestie van timing en van perfecte mechanisatie. Met een Treffler eg kan je de tand-druk zeer nauwkeurig instellen en deze blijft voor alle tanden gelijk, ongeacht de wisselende hoogte van de tanden. Het gepatenteerde veersysteem van Treffler maakt eggen met 100 tot 5000 gram tand-druk mogelijk, precies wat de omstandigheden vragen. Effectief vóór en direct ná opkomst eggen, daarmee geeft de Treffler resultaat, ook waar chemie bezwaarlijk is. Een akker is nooit 100% vlak. Bij ruggen-teelt spreekt dit voor zich. De Treffler eg volgt de contouren van het veld met gelijkblijvende druk. Eggen is weer effectief en plezierig! Er is een Treffler eg voor iedereen T: +31(0) 6 30 035 123 treffler@manatmachine.com www. OrganicMachinery.net

E L A S

Er is een Treffler eg voor iedereen. De Tiny Treffler handgetrokken, 80 cm breed, eggen in de hef van de trekker tot 18m, op een onderstel tot 30 m.


Wie anders is even lokaal als u? Onze 200 Agri-experts staan voor u klaar. Crelan weet als geen ander wat er leeft en beweegt in uw buurt. We houden met z’n allen opnieuw van meer lokaal. Net als onze Agri-experts, die u betrouwbaar advies en een degelijke ondersteuning bieden om uw lokale ambities te doen slagen. Ook zij gaan daarvoor tot het uiterste. Want wie gaat voor duurzaam, verdient duurzame steun uit de buurt. Toch?

Afspraak bij uw expert in een Crelan-agentschap in uw buurt.

www.crelan.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.