6 minute read

32 Steken en bindingen

Next Article
Nederlandse termen

Nederlandse termen

32

STEKEN EN BINDINGEN

Advertisement

32.5 korte steek ºsteek waarbij uit- en intreden op dezelfde °naaipositie plaatsvinden (in hetzelfde of in een ander °katern).

32.6 oversteek °korte steek waarbij uit- en intreden in opeenvolgende °katernen plaatsvinden zonder ° kettingsteek of °slag. ¶ D Querstich [m] E span, direct change-over

32.7 kettingsteek

32.7 kettingsteek °korte steek waarbij het °garen tussen uit- en intreden (in hetzelfde of in een ander °katern) onder het op die °naaipositie aanwezige garen van een eerdere °naaitoer doorgaat (een lus maakt).

Er zijn vele verschillende typen van kettingsteek. Met name kan een kettingsteek doorlopend zijn (indien uit- en intreden in hetzelfde katern plaatsvinden) of stijgend (indien naar het volgende katern gegaan wordt), en verlengd (over twee, drie ... katernen) (indien de lus niet onder het garen van het vorige, maar van het voorvorige of nog eerdere katern wordt gemaakt). ¶ D Kettenstich [m] E chain stitch, link — F point [m] de chaînette

32.8 slag [m -en] °korte steek waarbij het °garen om of over een °binding is gevoerd.

32.9 rondslag °slag waarbij het °garen éénmaal geheel om de °binding gaat. ¶ D (Bund)umschlingung [v] E loop F tour [m] mort

38

STEKEN EN BINDINGEN

32

32.10 dubbele rondslag

°slag waarbij het °garen om elk van de twee elementen van een °dubbele binding afzonderlijk een °rondslag maakt. ¶ F double tour [m]

32.11 spaarslag ° slag waarbij het °garen slechts om één van de elementen van een ºdubbele binding een °rondslag maakt.

32.12 wikkelslag °slag waarbij het ºgaren meer dan eens geheel om de °binding gaat. Het resultaat is een aantal wikkelingen (het grensgeval, de °rondslag, zou dan een °slag met één wikkeling zijn). ¶ wikkeling D blinde Umschlingung [v] E packing stitch, packing loop, wrapping loop F faux-tour [m]

32.13 halve slag

°korte steek waarbij het °garen een °binding aan de buitenzijde passeert, maar er niet geheel omheen gaat. ¶ E lap F point-devant [m], simple passage [m]

32.14 binding [v -en] een °dwars op de °boekrug ( °transversaal) geplaatst element dat in het °naaisel is geintegreerd.

39

32

STEKEN EN BINDINGEN

Een binding is gewoonlijk buigzaam; zij kan echter door een stijf element zijn versterkt. ¶ D (Heft)bund [m] E sewing support, band F nerf [m]

32.15 bindingeind [o -en] deel van de °binding dat buiten de °boekrug uitsteekt en waarmee een verbinding wordt gemaakt tussen °boekblok en °plat. ¶ D Bundende [o] E slip F bout [m] de nerf, extrémité [v] de nerf

32.16 opliggende binding °binding die op de °boekrug ligt.

De aanwezigheid van de opliggende binding kan in de °rugbekleding zichtbaar zijn als ºrib. ¶ D erhabener Bund [m] E raised sewing support, — band F nerf [m] saillant, — apparent

32.17 verzonken binding

ºbinding die in een °inkeping of °zaagsnede in de ºboekrug ligt en daar niet of nauwelijks boven uitsteekt.

De aanwezigheid van de verzonken binding is in de °rugbekleding niet zichtbaar (ºgladde rug). ¶ D versenkter Bund [m] E recessed band, recessed support F nerf [m] cousu à la grecque

32.18 naairiem [m -en] 32.19 naaitouw [o -en] 32.20 naaiband [o -en] ºbinding bestaande uit een smalle strook °leer of °perkament, resp. °touw, resp. een strook textiel.

40

STEKEN EN BINDINGEN

De naairiem kan getordeerd zijn. ¶ naairiem D Heftriemen [m], Lederbund [m] E thong F languette [v] de cuir, lanière [v] de cuir, nerf [m] plat • naaitouw D Heftschnur [v], Heftkordel [v] E cord F corde [v], ficelle [v], cordelette [v] • naaiband D Heftband [o] E tape F ruban [m], lien [m] de couture, bande [v] • getordeerde riem D in sich verdrehter Lederbund [m] F lanière [v] de cuir torsadée

32

32.21 naaistrook [v/m stroken] °binding bestaande uit een brede strook °perkament of textiel. Het naaien geschiedt dan door middel van °buitensteken om de binding heen, of dóór de binding heen (doorgenaaide binding). De termen 'smal' en 'breed' voor de °naairiem resp. -strook zijn uiteraard relatief. ¶ naaistrook E strap F ruban [m] • doorgenaaide binding D Heftung [v] durch das Band F couture [v] piquée

32.22 loze binding

°binding waarvan de °bindingeinden zijn afgesneden. Met een loze binding kan dus geen direkte verbinding tussen °boekblok en °platten worden gemaakt.

32.23 dubbele binding

°binding die bestaat uit twee gelijke, naast elkaar liggende elementen. Voorbeeld: dubbel touw. Een binding die uit één element bestaat is een enkele binding. Voor een dubbele binding wordt meestal één °naaigat per °naaipositie gemaakt, voor

41

32

een enkele binding vaak twee. Als regel wordt bij een dubbele binding een °dubbele rondslag gemaakt, maar het is ook mogelijk om een °enkele rondslag of een °spaarslag te maken om beide elementen. ¶ dubbele binding D Doppelbund [m] E double sewing support, — bands F double nerf [m], nerfs jumelés • dubbel touw D Doppelschnur E double cords F double corde, cordelettes [v, mv] jumelées • enkele binding D einfacher Bund [m] E single sewing support, — band F nerf simple, — unique

32.24 gespleten riem

°dubbele binding, bestaande uit een brede °naairiem waarvan het gedeelte dat de °boekrug raakt in de lengte gespleten is. De gespleten riem kan getordeerd zijn. ¶ gespleten riem D geschlitzter Lederbund [m] E slit thong F nerf [m] fendu, languette [v] fendue, lanière [v] — • gespleten en getordeerde riem D geschlitzter und in sich verdrehter Lederbund F languette de cuir fendue et tortillée, lanière de cuir enroulée sur elle même

32.25 spangat [o -en] langwerpig of rond gaatje in het bindingeind van een ºnaairiem om deze te spannen voor het °naaien. ¶ F bouttonière [v]

42

NAAISELS EN NAAIWUZEN

33

33.0 De afzonderlijke steken zijn vaak moeilijk te analyseren. Wat men in feite waarneemt, zijn grotere structuren, NAAISELS. Als men de boekrug kan waarnemen, ziet men dat de op een naaipositie telkens herhaalde korte steken karakteristieke patronen hebben gevormd, zoals het KETTINGNAAISEL en het VISGRAATNAAISEL. Ook het BUITENSTEEKNAAISEL is onmiskenbaar. In de katernharten kan men vaak uit de binnensteken de gevolgde NAAIWIJZE achterhalen. De steken, die de binder maakt tussen de uiterste naaiposities, vormen een NAAITOER. Gewoonlijk wordt deze opeenvolging van steken in de volgende naaitoer spiegelbeeldig herhaald (doorlopend naaien). Als regel ligt een naaitoer in één katern. Hij kan echter ook over meerdere katernen verdeeld zijn (bij het WISSELNAAIEN); ook kunnen er in een katern twee naaitoeren voorkomen, een heen en een weer (dan zijn de binnensteken verdubbeld). Tenslotte kunnen er meerdere onafhankelijke naaitoeren in één katern voorkomen.

33.1 naaisel [o -s] (in engere zin) de garenstructuur, die zich aan de °boekrug op een bepaalde °naaipositie of tussen twee naaiposities bevindt. (in ruimere zin) het geheel van de garenstructuur in het genaaide °boekblok. ¶ D Heftung [v] E stitch pattern, sewing structure F couture [v]

33.2 kettingnaaisel

°naaisel, gevormd door een opeenvolging van °kettingsteken.

Gewoonlijk bevindt kettingnaaisel zich alleen op de uiterste °naaiposities (dan heet het ook wel ketting). Bij °naaiwijzen die niet van °bindingen gebruik maken (°kettingsteektechniek) treft men het ook op andere naaiposities aan. [Niet: *kettingsteek.] ¶ D Fitzbund [m], Kette [v] E chain stitch, catch —, kettle —, F chaînette [v]

43

This article is from: