32
STEKEN EN BINDINGEN
32.5
korte steek ºsteek waarbij uit- en intreden op dezelfde °naaipositie plaatsvinden (in hetzelfde of in een ander °katern).
32.6
oversteek °korte steek waarbij uit- en intreden in opeenvolgende °katernen plaatsvinden zonder ° kettingsteek of °slag. ¶ D Querstich [m] E span, direct change-over
32.7 kettingsteek 32.7
kettingsteek °korte steek waarbij het °garen tussen uit- en intreden (in hetzelfde of in een ander °katern) onder het op die °naaipositie aanwezige garen van een eerdere °naaitoer doorgaat (een lus maakt). Er zijn vele verschillende typen van kettingsteek. Met name kan een kettingsteek doorlopend zijn (indien uit- en intreden in hetzelfde katern plaatsvinden) of stijgend (indien naar het volgende katern gegaan wordt), en verlengd (over twee, drie ... katernen) (indien de lus niet onder het garen van het vorige, maar van het voorvorige of nog eerdere katern wordt gemaakt). ¶ D Kettenstich [m] E chain stitch, link — F point [m] de chaînette
32.8
slag [m -en] °korte steek waarbij het °garen om of over een °binding is gevoerd.
32.9
rondslag °slag waarbij het °garen éénmaal geheel om de °binding gaat. ¶ D (Bund)umschlingung [v] E loop F tour [m] mort
38