3 minute read
41 Boekrug
41
BOEKRUG
Advertisement
41.4 kneep [v knepen] schouder [m -s] het min of meer scherp omgebogen gedeelte van de °katernen vlak bij de °boekrug. De grenslijn tussen het vlak van het °boekblok en het omgebogen gedeelte heet de hals van de kneep. De kneep ontstaat door het boekblok tussen kneepplanken in een pers te plaatsen en de randen van de katernen met een hamer naar buiten te slaan (knepen). ¶ kneep D Abpreßfalz [m], Rückenfalz E shoulder F mors [m] • knepen D abpressen E back / backing F façonnage des mors • hals E seat
41.5 schuine kneep °kneep die een hoek van ongeveer 45° met het vlak van het °boekblok maakt. De schuine kneep kan toegepast zijn met een ºgesloten scharnier, en met een °open scharnier en °kneepgleuf. [Niet: *Duitse kneep.] ¶ D schräger Falz, flacher —, seichter —
41.6 haakse kneep
°kneep die een hoek van ongeveer 90° met het vlak van het °boekblok maakt. [Niet: *Franse kneep.] ¶ D tiefer Falz [m], senkrechter Falz F mors [m]
41.7
rugbeleg [o -ggen] stuk soepel materiaal (°leer, °perkament, °papier, textiel ...) dat op de °boekrug is °genaaid of °geplakt vóór de °rugbekleding is aangebracht. De gebruikelijkste vormen zijn: volledig rugbeleg, over de volle °hoogte van de boekrug, en overlijmstroken, die zich alleen tussen de °bindingen bevinden en veelal smaller zijn dan de ruimte daar tussen. Beide kunnen tot de °breedte van de boekrug
52
BOEKRUG
beperkt zijn, of zich ook over een gedeelte van het °plat uitstrekken; in het laatste geval zijn de uiteinden veelal op de buiten- of binnenzijde van de platten geplakt ter versterking van het °scharnier. Het volledig rugbeleg kan uitsparingen vertonen voor de °opliggende bindingen: roostervormig, kamvormig rugbeleg. Een buiten het boekblok uitstekend deel van volledig rugbeleg heet vleugel; op het plat geplakt het kan makkelijk verward worden met een °oor. ¶ D Hinterklebung [v] E spine reinforcement, spine lining F claie [v], garniture [v] de dos • roostervormig rugbeleg E slotted liner • kamvormig rugbeleg E combliner • overlijmstrook E patch-liner
41
53
42 SNEDE
42.0 Nadat de rugzijde van de katernen door het naaien (en de verdere rugbewerking) verbonden is, worden in de regel de overige zijden door AFSNIJDEN gelijk gemaakt. Soms zijn de sporen van het gebruikte gereedschap (trekmes, (snij)ploeg of snijmachine) nog herkenbaar.
Het afsnijden geschiedt meestal voor het aanbrengen van de platten; in het geval van soepele platten kan het ook na het aanbrengen daarvan plaatsvinden. De SNEDE kan verder onbehandeld (BLANK) blijven; zij kan ook versierd worden, door het aanbrengen van verf of goud of door tal van andere bewerkingen. De snede kan ook voorzien worden van SNEDETITELS, wapens of andere opschriften, en van hulpmiddelen om de weg in het boek te vinden, zoals klavieren.
42.1 afsnijden [afgesneden] het gelijkmaken van een of meer zijden van het °boekblok, door van alle °bladen gezamenlijk materiaal weg te nemen, zodat de kanten daarvan één vlak vormen. Het resultaat is een gladde snede. Het afsnijden geschiedt na het °naaien. Bij het afsnijden van een zijde gaan eventuele °buitenvouwen en °velranden daar verloren. ¶ afsnijden D beschneiden E cut off F rogner • gladde snede D glatter Schnitt [m] E edge cut solid F tranche [v] lisse
42.2 snoeien [-d] het slechts min of meer gelijkmaken van een of meer zijden van de afzonderlijke °katernen van een °boekblok, door een geringe hoeveelheid materiaal weg te nemen (met een mes of schaar). Het resultaat is een gesnoeide snede. Het snoeien geschiedt als regel (maar niet steeds) vóór het °naaien. Hierbij gaan eventuele °buitenvouwen en °velranden geheel of gedeeltelijk verloren. [Niet: *ebarberen.] ¶ snoeien D beraufen, ebarbieren E trimming, rough cutting F ébarber / ébarbage • gesnoeide snede D beraufter Schnitt [m], ebarbierter — E trimmed, cut rough F tranche [v] ébarbée
42.3 opensnijden [-gesneden] het zonder materiaalverlies doorsnijden van de °buitenvouwen, zodat de °bladen vrij beweeglijk worden.
Eventuele °velranden blijven hierbij bewaard. ¶ D aufschneiden E open F ouvrir
42.4 snede [v -n] elk van de drie zijden van het °boekblok, gevormd door de kanten van de individuele °bladen die door °afsnijden of °snoeien gelijk gemaakt zijn. De drie sneden afzonderlijk worden als kop-, front- en staartsnede aangeduid (in tegenstelling tot °kopzijde enz. als zij °onafgesneden zijn). De sneden gezamenlijk heten 'sneden' [ook: snede]: 'sneden gesprenkeld'; men kan hiervoor ook het bijwoord rondom gebruiken: 'rondom verguld'.
54