41
BOEKRUG
41.4
kneep [v knepen] schouder [m -s] het min of meer scherp omgebogen gedeelte van de °katernen vlak bij de °boekrug. De grenslijn tussen het vlak van het °boekblok en het omgebogen gedeelte heet de hals van de kneep. De kneep ontstaat door het boekblok tussen kneepplanken in een pers te plaatsen en de randen van de katernen met een hamer naar buiten te slaan (knepen). ¶ kneep D Abpreßfalz [m], Rückenfalz E shoulder F mors [m] • knepen D abpressen E back / backing F façonnage des mors • hals E seat
41.5
schuine kneep °kneep die een hoek van ongeveer 45° met het vlak van het °boekblok maakt. De schuine kneep kan toegepast zijn met een ºgesloten scharnier, en met een °open scharnier en °kneepgleuf. [Niet: *Duitse kneep.] ¶ D schräger Falz, flacher —, seichter —
41.6 haakse kneep °kneep die een hoek van ongeveer 90° met het vlak van het °boekblok maakt. [Niet: *Franse kneep.] ¶ D tiefer Falz [m], senkrechter Falz F mors [m]
41.7 rugbeleg [o -ggen] stuk soepel materiaal (°leer, °perkament, °papier, textiel ...) dat op de °boekrug is °genaaid of °geplakt vóór de °rugbekleding is aangebracht. De gebruikelijkste vormen zijn: volledig rugbeleg, over de volle °hoogte van de boekrug, en overlijmstroken, die zich alleen tussen de °bindingen bevinden en veelal smaller zijn dan de ruimte daar tussen. Beide kunnen tot de °breedte van de boekrug
52