5 minute read
Tijdsgenoten
Tijdsgenoten
Hergé staat echter niet alleen. Na de Tweede Wereldoorlog is er een ware boom in de stripwereld. De modernisten gebruikten de klare lijn als stijl om maatschappijkritische verhalen te vertellen en maakten dus komaf met het heldenavontuur als oorspronkelijke functie.
Advertisement
In de jaren 50 ontstond er in de stripwereld in een dynamische tekenstijl, atoomstijl genaamd. Genoemd naar het atomium dat voor de wereldexpo van 1958 werd gebouwd. De stijl beeldt de dynamiek van de Belgische strip en het gevoel van optimisme uit die tijd uit. De atoomstijl kreeg echter pas in 1977 zijn naam. Die kwam wederom van Nederlander Joost Swarte die eerder dat jaar de klare lijn al had gedefinieerd. Hij noemde deze stroming voor het eerst bij naam tijdens een satirisch interview met het tijdschrift Tante Leny Presenteert. 4 — zie beeld
Joost Swarte werd zich ervan bewust dat er na de klare lijn een nieuwe stroming ontstond tot welke hij zelf behoorde. In de jaren 60 en 70 ontdekte hij de undergroundbladen waar onder andere tekenaar robert Crumb in publiceerde. De dan gangbare thema’s sex, drugs en rock ’n roll waren daarin geen taboe. Swarte creëerde een antiheld met zijn stripfiguur Jopo de Pojo, die met zijn enorme vetkuif en pofbroek duidelijk van Hergé’s Kuifje is geparodieerd.
Swarte gebruikte elementen uit verschillende tijdperken. Designmeubels uit de jaren 50, jukeboxen, abstracte en kubistische schilderijen kwamen allemaal aan bod in zijn werk. Dit is typisch voor een modernistische ontwerper. Hij houdt ervan om terug te grijpen naar oudere iconen en om verschillende stijlen te vermengen. Zoals eerder vermeld is de klare lijn het grootste vertrekpunt van de atoomstijl. Swarte vat elk element in een essentiële lijn maar voegt meer details toe die zijn tekeningen iets menselijker en imperfecter maken. Gemorste drankjes of suïcidale katten komen voor naast zijn rebelse personages. Dit staat in schril contrast met idealiserende Kuifje die als reporter de wereld gaat redden.
4 Alternatief striptijdschrift uitgegeven in de jaren ’70. Het artikel werd vormgegeven door Joost Swarte
Een pionier van de atoomstijl is Ever Meulen (°1946). Hij gaat het origineelst om met de stromingen van zijn tijd. Met een bijzondere elegantie weet hij met enkele simpele lijntrekken een heel gestileerd realisme op te trekken. Met zijn grafische en dynamische taal en een bijzondere aandacht voor de kleinste details kan hij typografie en beeld perfect combineren.
Buiten Ever Meulen spelen in België enkele andere tekenaars een belangrijke rol in het ontstaan van de atoomstijl. Jijé, Franquin, Will, Jidehem en Maurice Tillieux zijn verenigd in de Marcinelle school. Dit collectief is een grote tegenhanger van de Brusselse school waar onder andere Hergé toe behoort. Ze willen het modernisme omarmen na de tragedie van de tweede wereldoorlog. In tegenstelling tot Hergé’s heldere tekenstijl teken ze veel cartoonesker en willen ze vooral beweging en expressie weergeven.
Ook Frankrijk kreeg met Yves Chaland, Ted Benoit en enkele anderen versies van hun ligne claire. De bekendste tekenaar uit die tijd is Jean Giraud beter bekend als Moebius. Door gebruik te maken van de klare lijn creëert hij iconografische en surreële landschappen.
Guust Flater — Franquin
Vorig jaar werd in Lausanne een overzichtstentoonstelling gehouden over de ontstaansgeschiedenis van de klare lijn. Op het campagnebeeld staan de belangrijkste stripfiguren die tot deze stijl hebben bijgedragen of zijn erdoor zijn geïnspireerd aan de voet van een berg opgetekend in de klare lijn. We zien Bécasinne, ze verwijst naar het verhaal dat Hergé diens tekenaar had aangeklaagd voor parodie. George Mc Macus als één van de eerste stripfiguren maar ook Mortimer van Hergé’s collega Edgar P. Jacobs en figuren uit de strips van rabier.
Het beeld is duidelijk geïnspireerd op de cover van Kuifje in Tibet, waar Kuifje en zijn reisgezellen op voetsporen van de Yeti zijn gestoten. Dit album is een meesterwerk waar de klare lijn perfect past bij de pure panorama’s en de lege berglandschappen en het tot het meest minimalistische album van Hergé maakt.
Vermoedelijk kiest de Zwitserse tekenaar Exem ook voor deze omgeving omdat Lausanne zich dicht tegen de Alpen bevindt.
cover van Kuifje in Tibet, 1960 — inspiratie voor Exem’s poster
De Amerikaanse “concurrentie.”
In 1938 werd met Superman het superheldengenre geboren. Met krachtige iconische beelden van de pakken en de capes definieerde de superheldenstrip niet enkel de Amerikaanse stripscène maar bijna het gehele medium. De Amerikaanse strip bevat wel meer verschil in lijndikte. Door sommige lijnen dunner te tekenen zien we meer dan de essentie alleen. De gladde en strakke structuur van het superheldenpak en de wind in de cape komen zo tot hun recht.
De superheldenstrip bereikte Europa pas laat. Dit is vooral te wijten aan Wereldoorlog 2. Dat kunnen we misschien als een voordeel beschouwen, indien we in de jaren ’40 al vertrouwd zouden zijn geweest met de Amerikaanse comic zou de Belgische stripscène er misschien heel anders hebben uitgezien.
Van inspiratie in de omgekeerde richting is er ook niet echt sprake. Ook al bezocht Kuifje Amerika in één van de eerste albums, het sloeg nooit echt aan in de Verenigde Staten. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat Kuifje geen superkrachten bezat maar als menselijke held de problemen aanpakte. De Amerikaanse cultuur was meer gericht op spektakel en die ontbreekt in Kuifje. Ook het feit dat er amper vrouwen opduiken bij Kuifje draagt daartoe bij.
In 1986 werd met Watchmen de ultieme superheldenstrip uitgegeven. Deze strip was heel invloedrijk omdat de superhelden in de realiteit werden geplaatst en de actualiteit aanpakten.
Ze hadden invloed op De Vietnam-oorlog en de Koude Oorlog en thema’s als de technologische vooruitgang lagen aan de basis van dit verhaal.
De superhelden waren veel menselijker dan voordien en stonden niet meer boven de massa. In die zin is er enig verwantschap met de realistische en humane held van Hergé.