Nbb 104

Page 1

ONDER DE LOEP Huurovereenkomst: innovatie versus continuïteit

ONZE GEMEENTEN GIS-platform 2017-2021 op de rails

ONDER DE LOEP Nieuw juridisch kader voor bescherming persoonsgegevens

Nieuwsbrief

Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofdstad

VER. UITG. CORINNE FRANÇOIS - Nr. 7318

Huurovereenkomst: nieuwe regels

Nr. 104

AFGIFTEKANTOOR : BRUSSEL X TWEEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT NOVEMBER-DECEMBER 2017 ERKENNINGSNUMMER P 921662


Publireportage

Dominique Leroy, CEO van Proximus. ‘De instapstage is een weldoordachte formule om jongeren een kans te geven. Dankzij een eerste werkervaring kan de jongere tonen wat hij in zijn mars heeft en nieuwe vaardigheden verwerven. Actiris heeft ons bovendien bijgestaan bij het administratieve aspect van de stage, onder meer bij de uitwerking van het opleidingsplan.’

Jonge Brusselaars een eerste werkervaring bieden en dat onder gunstige voorwaarden. Wilt u ook de instapstages uitproberen? Het principe is eenvoudig: een onderneming biedt een jongere onder de 30 jaar een stageplaats aan gedurende 3 of 6 maanden en geniet hiervoor een financieel voordeel. De onderneming zorgt voor de omkadering en het opleidingsplan van de jongere en beslist na afloop of de stagiair al dan niet wordt aangenomen. Actiris verzorgt de preselectie van de kandidaten en organiseert een ontmoeting tussen de werkgever en toekomstige stagiairs: een win-winsituatie voor alle partijen.

✓Proximus doet beroep op Actiris voor de aanwerving van stagiairs. Hoe verliep dit? Eind 2014 solliciteerden er heel wat nieuwe kandidaten bij Proximus. Op datzelfde moment stelde de Brusselse regering een nieuwe stageformule voor. Die instapstage wilden we graag uittesten om de jongeren een eerste werkervaring te bieden bij Proximus. ✓Voor welke functies stelde Proximus stageplaatsen open? Heel uiteenlopende functies: administratief medewerker, dispatching operator, boekhoudkundig medewerker, beheerder klantendossiers, magazijnier,… Na de stage heeft een groot deel van de jongeren meteen werk gevonden.

De samenwerking in cijfers

216

werkaanbiedingen

95

stagiairs

10 profielen verschillende

✓Welke financiële voordelen biedt deze nieuwe maatregel voor werkgevers? Wij betalen de stagiair een maandelijkse vergoeding van €200. Daar moet je uiteraard ook nog de kosten van de interne begeleiding bijrekenen, maar het voordeel blijft interessant. Verder ontvangt de stagiair ook een stageuitkering van de RVA, €26.82 per gewerkte dag. ✓Hoe kijkt u terug op de samenwerking met Actiris ? De samenwerking met de consultants van Actiris verliep uitstekend. Ze zijn elk specialist in hun domein en door goed te luisteren naar onze behoeften, begrepen ze snel welke competenties wij zoeken bij een kandidaat. Persoonlijkheid en motivatie zijn voor ons heel belangrijk. Actiris heeft goed begrepen dat er meer nodig is dan het uitsorteren van een hoop cv’s.

Wilt u ook onze diensten uitproberen? Contacteer ons op het nummer 02 505 79 15 of via werkgevers@actiris.be of surf naar actiris.be/werkgevers

Rekruteren met Select Actiris, eenvoudig en gratis!

www.actiris.be

Met de steun van het Europees sociaal fonds


EDITO

EEN VERENIGING IN VOLLE ONTWIKKELING Brulocalis is een vereniging die volop in ontwikkeling is en die steeds meer diensten verleent aan haar leden, de Brusselse gemeenten. Alsmaar meer opdrachten worden ons toevertrouwd door externe organismen, vooral regionale. De voorbije drie jaar steeg dat aantal namelijk van 9 tot 16. Niet alle gemeenten doen even vaak een beroep op de diensten van Brulocalis. Ons jaarverslag, dat beschikbaar is op www.brulocalis.be, en onze Newsletter brengen informatie over die diensten. De juristen van de Studiedienst verlenen advies aan de gemeentebesturen die dat vragen (gemiddeld meer dan 30 per maand). Zij begeleiden de indiening van dossiers in het kader van Europese projecten … Zij analyseren ook voorontwerpen van wetten en ordonnanties die de lokale besturen aanbelangen. Op basis van dergelijke analyses kunnen adviezen geformuleerd worden door de Raad van Bestuur of het Bureau van de Vereniging en kunnen zij bijsturingen voorstellen. Wij verrichten ook juridische analyses op verzoek van de Conferentie van Burgemeesters. Een van de recentste adviezen had betrekking op de hervorming van het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening en het ontwerp van ordonnantie betreffende de coördinatie van werkplaatsen. Jammer genoeg wordt de Vereniging niet stelselmatig geraadpleegd bij alle projecten die betrekking hebben op de lokale besturen. Nochtans stipuleert artikel 9.6 van het Europees Handvest inzake Lokale Autonomie: “De lokale autoriteiten worden op gepaste wijze geraadpleegd over de manier waarop de herverdeelde middelen aan hen zullen worden toegewezen.” Een artikel van het Handvest dat België jammer genoeg nog niet geratificeerd heeft. De Studiedienst volgt ook bepaalde cruciale dossiers voor de lokale besturen, zoals de financiering van de pensioenen. De dienst Duurzame Stad biedt de Brusselse gemeenten ondersteuning in domeinen zoals duurzame ontwikkeling, mobiliteit (thematische werkvergaderingen,…), lokale democratie (Europese Week van de Lokale Democratie,…), gemeentelijke internationale samenwerking … Zij werken samen met het Gewest en zijn de tussenschakel voor de gemeenten in een project met het oog op administratieve vereenvoudiging zoals Easybrussels. Zij behartigen het secretariaat van de Raadgevende Commissie voor het Wegverkeer en stellen de gemeenten een unieke gegevensbank ter beschikking aangaande de subsidies waarop zij aanspraak kunnen maken. Zij zijn ook actief in het kader van het project Coöperatieve Stad, dat streeft naar de versterking van de resiliëntie. Net zoals de studiedienst organiseren zij seminaries, vormingen, thematische vergaderingen voor gemeentepersoneel,… De Federatie van Brusselse OCMW’s, voorgezeten door Jean Spinette en Michel Colson, beschikt over een zeer ruimte politieke en functionele autonomie binnen Brulocalis en behartigt de contacten en de dienstverlening aan de OCMW’s. De dienst Informatie-Communicatie en de Algemene Diensten ondersteunen de drie andere departementen van de Vereniging. Brulocalis is uw Vereniging. Aarzel niet om een beroep te doen op haar diensten. Marc COOLS, Voorzitter Brulocalis

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

03


Nieuwsbrief

Stad en Gemeenten van Brussel-Hoofdstad

Nr. 104

INHOUD ONDER DE LOEP

TWEEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT NOVEMBER-DECEMBER 2017

REGIONALISERING VAN DE WONINGHUUROVEREENKOMST EEN SUBTIEL EVENWICHT TUSSEN INNOVATIE EN CONTINUÏTEIT ����������������������������������������������08 ONZE GEMEENTEN

DIRECTIE: Corinne François

DE PLATFORMEN VOOR DE START VAN HET PROGRAMMA GIS 2017-2021 ZIJN OPERATIONEEL! ��������������������������������������������������������������������������������������������� 16

COÖRDINATIE: Vincent Dewez

NIEUWS VAN HET GEWEST

REDACTIE: Marc Cools, Olivier Evrard, Frank Willemans, Jean-Michel Reniers, Vincent Dewez, Eric Demarbaix , Philippe Delvaux, Farah El Housni, Davide Lanzillotti, Philippe Mertens VERTALING: Liesbeth Vankelecom, Annelies Verbiest SECRETARIAAT: Stéphanie Melkebeke ABONNEMENTEN: 02 238 51 49 welcome@brulocalis.brussels RECLAME: Target Advertising 02 880 59 14 of 081 55 40 78 www.targetadvertising.be FOTO COVER: Copyright Brulocalis

PROJECT GOODMOVE, MINISTER PASCAL SMET STELT VOOR OM “DE VISIE OP DE MOBILITEIT TE DOEN EVOLUEREN NAAR EEN DUURZAME, MEERVOUDIGE EN GEDEELDE MOBILITEIT”.. ���������������������������������������������������������20 ONZE GEMEENTEN

PREMIÈRE IN BELGIË: GEMEENTE JETTE VERZAMELT FRITUUROLIE OP HET OPENBAAR DOMEIN ��������������������������������������� 21 ONDER DE LOEP

GESCHIEDENIS VAN DE STADSPLANNING IN BRUSSEL �����������������������������������������22 ONDER DE LOEP

BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS: EEN BELANGRIJKE UITDAGING IN ONZE DIGITALE MAATSCHAPPIJ! ��������������������30

Smart Belgium DOE MEE MET DE LEZ ��������������������������������������������������������������������������������������������34 NIEUWS VAN HET GEWEST

ONZE GEMEENTEN Samen bouwen aan de METmorgen CRISCO GEEFT ETTERBEEK oplossingen van

Nieuwsbrief wordt gedrukt op 100% gerecycleerd papier Cette revue existe aussi en français. Si vous souhaitez recevoir le Trait d’Union, contactez notre secrétariat: welcome@brulocalis.brussels Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.brulocalis.brussels

ERRATUM Op het vorige nummer verscheen een foutieve nummering. Het ging om nr 103 ipv 102.

Laat u inspirere va

EEN EUROPESE DIMENSIE AAN SOCIALE COHESIE ������������������������������������������������35 uitdagingen OP DE AGENDA

FORUM VAN DE GEMEENTELIJKE BELEIDSVOERDERS ��������������������������������������������37 OP DE AGENDA

COLLOQUIUM “HUUROVEREENKOMST: EEN OVERZICHT VAN DE BRUSSELSE HERVORMING” �������������������������������������������38

VACATURE Brulocalis werft aan:

Verantwoordelijke Algemene Diensten en Financiën Functiebeschrijving en andere nuttige info op www.brulocalis.brussels (rubriek Actualiteit)

BRULOCALIS, Vereniging Stad en Gemeenten van Brussel Aarlenstraat 53 bus 4 - 1040 Brussel Tel 02 238 51 40 - Fax 02 280 60 90 welcome@brulocalis.brussels belfius.be/smartbelgium www.brulocalis.brussels belfius.be/smartbelgium Laat u inspireren op belfius.be/smartbelgium

04

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

Gepubliceerd met de steun van het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, Belfius en Ethias


NIEUW

UW GEMEENTE AAN HET WOORD IN NIEUWSBRIEF Nieuwsbrief is niet zozeer het magazine van Brulocalis, maar veeleer het magazine van onze leden, de Brusselse gemeenten, OCMW en intercommunales, volledig voor hen gemaakt. Meer nog: door hen gemaakt. Als u ons regelmatig volgt, weet u dat we technische artikels publiceren – niet het soort teksten dat je meeneemt op reis, maar die een nuttige basis bieden voor uw dagelijks werk – en ook verslag uitbrengen van onze acties als belangenbehartiger of boeiende initiatieven, ervaringen, nieuwe regelgeving … die een impact hebben op uw werk. Maar waarom ook niet de schijnwerpers richten op een innoverend gemeentelijk project, een nieuwe methode, een unieke overheidsopdracht, …

Reik ons uw thema’s aan, geef toelichting bij uw acties om meer weerklank te geven aan vernieuwende methodes voor goed bestuur. Nieuwsbrief is het uitgelezen middel om uw ervaring en uw expertise te delen, zowel met Brusselse ambtenaren als mandatarissen. “Nieuwsbrief is het magazine van de Brusselse gemeenten” waartoe zij ook zelf een bijdrage leveren.

ONZE GEMEENTEN

CONTACT 80+ STAAT DE WOLUWENAARS BIJ In Sint-Pieters-Woluwe lanceerde het OCMW in de zomer van 2016 de nieuwe dienst Contact 80+ om het welzijn van de senioren in de gemeente te verbeteren. Voortaan krijgt elke inwoner die zijn 80e verjaardag viert, een bezoekje van projectverantwoordelijke Géraldine Gantois. Wij nodigden haar uit voor een dubbelgesprek met Anne-Marie Claeys, die OCMW-voorzitster was op het moment van het interview1. Hoe is Contact 80+ ontstaan en hoe past deze dienst in het sociale dienstenaanbod van Sint-Pieters-Woluwe? Anne-Marie Claeys: “Uit de demografische structuur van de gemeente blijkt dat Sint-PietersWoluwe een aanzienlijke seniorenbevolking heeft, die opvallend groter is dan in andere Brusselse gemeenten. Een deel van die ouderen wil zo lang mogelijk thuis blijven wonen en wij vonden het belangrijk om hen daarbij te helpen, zodat ze dat in de beste omstandigheden kunnen doen. Toen de huidige meerderheid aan de macht kwam, legde de Algemene Beleidsverklaring specifiek de nadruk op de ontwikkeling van het sociale aspect in de gemeente. Schepen van Sociale Zaken en Derde Leeftijd Christophe de Beukelaer en ikzelf hebben toen besloten om op dat vlak synergie tot stand te brengen. Maar om van Contact 80+ een feit te maken, moesten we eerst een geheel van diensten ontwikkelen, zodat we op contactpunten konden rekenen. Dit was een absolute voorwaarde om van Contact 80+ een succesverhaal te maken. De eerste drie jaar van de gemeentelijke bestuursperiode

Heeft uw gemeente iets vernieuwends tot stand gebracht? Deel uw ervaring dan met uw ambtgenoten.

hebben we dus diverse andere projecten uitgewerkt, zoals de bouw van een nieuwe vleugel in ons rusthuis Residentie Koning Boudewijn, aangezien we ons specifiek wilden richten op de seniorensector. We wilden over een volledige waaier van diensten voor senioren beschikken, van de aanvraag tot maatschappelijke bijstand tot stervensbegeleiding. Maar ons aanbod vertoonde nog altijd gaten, vooral op het vlak van geestelijke gezondheid, en dus besloten we een vleugel speciaal voor Alzheimerpatiënten te bouwen. We ontwikkelden ook een dagverzorgingsaanbod en creëerden 25 bedden voor revalidatie in kortverblijf, m.a.w. een tussenstap voor lichte revalidaties tussen enerzijds de plaatsing in een rust- en verzorgingstehuis en anderzijds de terugkeer naar huis. Deze korte verblijven kunnen ook dienen als proefperiode voor senioren die nog aarzelen om de stap naar een gemeenschappelijke woonvorm te zetten. Tot slot biedt kortverblijf een adempauze, niet alleen voor de helpende familieleden maar soms ook voor de patiënt zelf, die zo even uit zijn dagelijkse routine komt.

“We wilden over een volledige waaier van diensten voor senioren beschikken, van de aanvraag tot maatschappelijke bijstand tot stervensbegeleiding.”

SUGGESTIES? Neem contact op met onze redactie: Brulocalis, dienst Informatie-Communicatie: publi@brulocalis.brussels

WIST U DIT? HYPERLINKS IN DE DIGITALE NIEUWSBRIEF Sinds Nieuwsbrief 2016/4 (nr. 97 als we toen de nieuwe nummering al toegepast hadden) van september vorig jaar is de pdf-versie van het tijdschrift beschikbaar op de website van Brulocalis - of via het tijdschriftenplatform Issuu - met heel wat hyperlinks naar andere inhoud, van Brulocalis of andere bronnen. In het digitale tijdperk blijken eenvoudige voetnoten immers te beperkt en zo wil Brulocalis u zo vaak mogelijk rechtstreeks naar de informatie toe leiden.

Eén klik en je bent er!

> Mevr. Gantois (links) en Mevr. Claeys (rechts)

1. Midden maart werd Anne-Marie Claeys aan het hoofd van het OCMW vervangen door Philippe Van Cranem.

NIEUWSBRIEF MEI-JUNI 2017

19

ONZE VOORNAAMSTE RUBRIEKEN Vereniging in actie Een (niet exhaustief) overzicht van de dossiers waarop Brulocalis zich toelegt. Zo hoeft u niet te wachten op het jaarlijkse activiteitenverslag.

Onder de loep Deze hoofdrubriek van het tijdschrift bundelt technische en gespecialiseerde artikels.

In onze gemeenten Deze rubriek stelt gemeentelijke initiatieven voor die inspirerend kunnen zijn voor andere gemeenten.

Nieuws van het Gewest Een voorstelling van verwezenlijkingen of projecten van het Brussels Gewest, die belang hebben voor de gemeenten.

Actualiteit Actuele thema’s (uiteraard vanuit de invalshoek van de tweemaandelijkse publicatie) die niet zozeer vallen onder de rubriek «Nieuws van het Gewest» of «In onze gemeenten».

Nieuw Deze rubriek bleef blijkbaar ondoorgrondelijk... ‘Nieuw’, dat is zoals ‘actualiteit’ maar dan iets nieuws in verband met Brulocalis.

Europagina Deze artikels trachten gemeenten te sensibiliseren voor Europese aangelegenheden, met bijzondere aandacht voor wat ze daar zowel op symbolisch of politiek als materieel vlak kunnen uithalen.

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

05


VERENIGING IN ACTIE COLLABORATIEVE STAD (COSTA): DRIE JAAR LANG STAAN HEEL WAT PARTICIPATIEVE PROJECTEN OP STAPEL Op 6 oktober werd het officiële startschot gegeven voor het project «Costa», in het gewezen station van WatermaalBosvoorde. Alle betrokkenen van dit samenwerkingsverband, burgerinitiatieven, gemeenteambtenaren en -mandatarissen, verenigingen en studiebureaus waren uitgenodigd op de startbijeenkomst. Het doel was de collectieve dynamiek van het onderzoek “Collaboratieve stad (Costa), van bestuur voor … naar bestuur met de burgers” op gang te brengen. Costa is dus ondertussen van start gegaan. De vijf partners (Brulocalis, Leefmilieu Brussel, Stichting voor de Toekomstige Generaties, 21 Solutions en Strategic Design Scenarios) vatten de eerste fase van het project aan, nl. de opmaak van een stand van zaken. Op het programma staan interviews en bezoeken van terreinwerkers, overlopen van de literatuur, verzameling van goede praktijkvoorbeelden, maar ook de kennismaking met burgerinitiatieven van 13 mei waar Costa een collaboratieve workshop animeerde voor een veertigtal deelnemers. Dat alles zal ons helpen een eerste stand van zaken op te maken van de situatie vandaag en een antwoord te geven op de vraag: hoe ziet de samenwerking tussen lokale besturen en burgerinitiatieven er vandaag uit?

Op de startavond werd ook een oefening gedaan rond «co-creatie» met betrekking tot de voorbereiding van de eerste etappe van de Living Labs: de immersie. In die context zijn er verschillende soorten bezoeken gepland. Deze ontmoetingen op het terrein, in administraties of in wijken, moeten een beeld geven van de beperkingen en moeilijkheden, maar ook een blik geven op het dagelijks werk van de betrokkenen. Dat moet helpen om één van de essentiële elementen van samenwerking vorm te geven: wederzijds vertrouwen. Onze oefening had tot doel de belangstelling voor deze bezoeken aan te wakkere, om er aangename momenten van te maken. Er ging ook aandacht naar de praktische organisatie: planning, plaats, uurindeling,… dit alles in overleg met alle partners te bepalen. Een boeiend project dat de volgende drie jaar op kruissnelheid zal draaien!

10 JAAR LOKALE DEMOCRATIE: EEN INVESTERING IN DE BURGER DIE VRUCHTEN AFWERPT Sinds tien jaar organiseren de lokale besturen van de lidstaten van de Raad van Europa jaarlijks een programma vol activiteiten gericht tot de bevolking, met een drieledig doel: de Europese gedachte versterken, de deelname van de burgers aan het lokale politieke leven bevorderen en de gemeenten zelf sensibiliseren voor het belang van deelname van de burgers door hun een ontmoetingskader aan te reiken. Al jarenlang geven alle betrokken partijen het beste van zichzelf om deze activiteiten vorm te geven: • De lokale besturen van de 47 lidstaten van de Raad van Europa organiseren de evenementen. • Als vereniging van Brusselse gemeenten coördineert Brulocalis de gemeentelijke acties. • De Raad van Europa, de initiatiefnemer, coördineert het geheel op Europees niveau.

De tweede fase van het project berust op de «Living Labs». Daar worden experimenten uitgevoerd, nieuwe modaliteiten en tools getest rond bestuur waar burgerinitiatieven, overheidsactoren en onderzoekers samenwerken.

06

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

De openingszitting vond op maandag 9 oktober plaats in het prachtige kader van het Brussels Parlement en werd voorgezeten door Charles Picqué, in aanwezigheid van Brulocalis-voorzitter Marc Cools en een vertegenwoordiger van het kabinet van Rudi Vervoort, maar stond open voor een breed publiek. Het was een unieke gelegenheid om de spots te richten op de uitdagingen van de

democratie. Die is nooit definitief verworven en vergt een continu engagement van alle burgers. Aan een tiental rondetafels konden burgers het woord nemen en standpunten uitwisselen over allerlei aspecten van democratie. Maar er waren nog heel wat andere activiteiten gepland, gaande van colloquia betreffende de participatieve processen tot een conferentie over het engagement van jongeren in de uitwerking van het lokaal beleid, van een geleid bezoek over verspreidingsstrategieën bij planten tot een intergenerationele spellingswedstrijd, een wandeling om te polsen naar de visie van vrouwen over hun plaats in de openbare ruimte tot het onthaal van nieuwe inwoners, over de creatieve verfraaiing van een wijk tot een toneelstuk over cybercriminaliteit. De variatie aan activiteiten was enorm. Voor elk wat wils.


VERENIGING IN ACTIE

RCWV ONDERSCHEIDT ZICH … MET EEN NIEUW LOGO Zoals u weet, bevat de Wegcode een aantal verplichtingen die het gedrag van weggebruikers op de openbare weg regelen. Ze zijn van algemene aard en gelden in het hele land. Anderzijds hebben de aanvullende reglementen een bijzonder toepassingsgebied en zijn zij bedoeld om de Wegcode aan te passen aan lokale en specifieke omstandigheden. Met andere woorden, wanneer de wegbeheerder (gemeente of gewest) een verbod of verplichting aan de weggebruiker wil opleggen, moet er voor deze maatregel een aanvullend reglement goedgekeurd worden. In de praktijk is het overleg tussen de verschillende wegbeheerders afgenomen, wat een aantal inconsistenties teweeggebracht heeft. Daarom heeft de regering de Consultatieve Commissie voor het Wegverkeer in het leven geroepen, waarbinnen alle partners structureel overleg kunnen plegen en die nu een nieuw logo krijgt. Het doel van deze bijeenkomsten is dan ook om de praktijken te standaardiseren met het oog op een grotere coherentie in de bewegwijzering en inrichting. De Commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de 19 gemeenten, 6 politiezones, de MIVB en verschillende gewestelijke mobiliteitsdiensten.

MAALTIJDCHEQUES VOOR DE LOKALE SECTOR: PROBLEEM MET VRIJSTELLING De drie Verenigingen van gemeenten vroegen in een brief aan minister van Volksgezondheid De Block om terug te keren naar de proratisering die gold tot midden 2017. De door een werkgever toegekende maaltijdcheques zijn vrijgesteld van sociale bijdragen voor zover de voorwaarden vervat in art. 19bis, par. 2, van het KB van 28 november 1969 tegelijk vervuld zijn. Eén van die voorwaarden is dat het aantal maaltijdcheques dat gelijk moet zijn aan het aantal dagen dat de werknemer normaal effectief werk geleverd heeft.

Volgens de regelgeving kan het aantal maaltijdcheques niet proportioneel verminderd worden tot de effectieve werktijd in geval van deeltijds werk … behalve bij bepaalde intercommunales, rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen die bijvoorbeeld afhangen van een OCMW: voor die personeelsleden is er een berekeningswijze vastgelegd om het aantal maaltijdcheques te berekenen in verhouding tot de reële prestaties, in art. 19bis, par. 2, 2°, 4e lid van het voormelde KB. Tot het tweede trimester 2017 liet de DIBISS een tolerantie toe, met de instemming van de RSZ, om alle lokale besturen de mogelijkheid te laten de proratisering toe te passen. Sindsdien lijkt de RSZ zijn standpunt gewijzigd te hebben, zoals blijkt uit de nieuwe richtlijnen die stellen dat enkel “ondernemingen waarin gelijktijdig, hetzij voor prestaties van voltijdse werknemers, hetzij voor prestaties van deeltijdse werknemers, hetzij voor beide, verschillende arbeidsregelingen van toepassing zijn en die inzake meerprestaties verplicht zijn om artikel 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 toe te passen” gebruik kunnen maken van de proratisering, wat dus de grote meerderheid van de lokale overheden uitsluit, die niet onder het toepassingsgebied van dit artikel 26bis vallen. Advies van Brulocalis: proratisering voor de lokale sector en vraag om raadpleging Onze Verenigingen zijn van oordeel dat de toepassing van het stelsel van proratisering zoals de federale administratie jarenlang toeliet, behouden zou moeten blijven.

dit onderscheid vertaald zou moeten worden in de tekst van het KB om het personeel van de lokale besturen niet te onderwerpen aan de variaties in interpretatie van het federaal niveau. Onze Verenigingen onderstrepen dat de publieke sector en/of de statutairen vaak vergeten worden bij de opstelling van nieuwe federale arbeidswetgeving. Het zou nuttig zijn de impact op de publieke sector en/of statutairen te analyseren bij de opstelling van nieuwe regelgeving. Daartoe is absoluut meer overleg nodig tussen de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de FOD Personeel en Organisatie, alsook met de verschillende socialezekerheidsinstellingen. Actie van Brulocalis Brulocalis, de VVSG en de UVCW hebben dit standpunt beschreven in een brief van 5 oktober 2017 aan minister van Volksgezondheid De Block.

ADVIES - VOORONTWERP VAN ORDONNANTIE IVM BOUWPLAATSEN OP DE WEG In het kader van een raadpleging door de regering stuurde Brulocalis op 5 oktober een brief aan Brussels minister voor Openbare Werken Pascal Smet, om hem te informeren over hun standpunt ten aanzien van het voorontwerp van ordonnantie betreffende bouwplaatsen op de weg.

Om de rechtszekerheid te verhogen, denken wij dat dit principe voortaan in de tekst van het KB van 28 november 1969 opgenomen zou moeten worden.

Brulocalis is in de eerste plaats verheugd over de aanstaande goedkeuring van een nieuwe ordonnantie en staat volledig achter de nagestreefde doelstellingen. Het voorontwerp zal zeker verbeteringen brengen op het vlak van dematerialisatie, realtime informatie en een globale visie.

Wij zouden niet begrijpen dat de lokale overheden geconfronteerd worden met bijkomende kosten door de strikte toepassing van een regelgeving die bovendien risico’s inhoudt op discriminerende behandeling.

Brulocalis wijst er echter op dat er nog enkele aspecten moeten worden verduidelijkt. Met name wat betreft de bevoegdheden van de burgemeester op het gebied van de bezetting van het openbaar domein.

Er is een objectief en terecht verschil tussen de publieke en de private sector: wij vinden dat

Wat de opstelling van de uitvoeringsbesluiten betreft, is Brulocalis van mening dat het overleg niet alleen in de Coördinatiecommissie moet plaatsvinden, maar dat het moet worden uitgebreid tot alle gemeenten, in de mate van het mogelijke bij de aanvang van het beslissingsproces. Ook vragen de gemeenten als eerstelijnsactor om nauw betrokken te worden bij het opstellen van het ontwerp van ordonnantie betreffende het juridisch stelsel van de wegen.

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

07


ONDER DE LOEP >>Olivier Evrard, juridisch adviseur bij Brulocalis

REGIONALISERING VAN DE WONINGHUUROVEREENKOMST EEN SUBTIEL EVENWICHT TUSSEN INNOVATIE EN CONTINUÏTEIT Op 17 juli 2017 keurde het Brusselse Parlement de ordonnantie goed betreffende de regionalisering van de woninghuurovereenkomst, het resultaat van een lang proces1. De tekst treedt in werking op een door de regering bepaalde datum, wellicht 1 januari 2018. Wij schetsen hier alvast de krachtlijnen. Het gaat om een belangrijke hervorming, aangezien momenteel ongeveer 60 % van de Brusselaars huurder zijn van hun woning. 1. Na een uitgebreide raadpleging van de betrokken partijen keurde de regering op 17 december 2015 de krachtlijnen goed van de hervorming van de huurovereenkomst. Onafhankelijk van nog punctuelere hervormingen werden de volgende krachtlijnen overeengekomen: ––de uitwerking van een Huisvestingswetboek ––een betere coherentie van de normen inzake bewoonbaarheid van verblijven ––een betere bescherming van de verhuurder ingeval van tekortkomingen door de huurder ––een opheldering van de precontractuele informatie ten laste van de verhuurder en de daaraan verbonden sancties ––duidelijke regels inzake medehuur ––specifieke regels inzake de termijn voor de verhuur aan studenten ––de invoeging van een huurmechanisme ingevoerd ten voordele van personen in precaire situaties ––een uniforme reglementering toepasselijk op de publieke et private sector in de strijd tegen discriminatie. 2. Krachtens art. 15 van de bijzondere wet van 6 januari 2014 (BS 31 jan. 2014) tot wijziging van art. 6, § 1, IV, van de bijzonder wet tot hervorming van de instellingen, hebben de Gewesten voortaan de bevoegdheid om specifieke regels vast te leggen voor de verhuring van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan. Deze bevoegdheid geldt niet alleen voor contracten betreffende de hoofdverblijfplaats van de huurder, maar ook voor de verhuring van studentenkamers of tweedeverblijfplaatsen. 3. Dit type overeenkomst was vroeger onderworpen aan het Burgerlijk Wetboek, met inbegrip van de wet van 20 februari 1991 die erin opgenomen was, terwijl de studentenovereenkomst en de tweede verblijfplaats enkel geregeld werden door de artikelen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huurovereenkomst in het algemeen (art. 1714 e.v.). 4. Daaronder verstaan we dat het niet mogelijk is voor de partij die de wet wil beschermen, vooraf te verzaken aan deze bescherming. Opdat de verzaking geldig zou zijn, moet de bevestiging plaatsvinden niet alleen na de afsluiting van de overeenkomst, maar tevens na het zich voordoen van het feit dat de wettelijke bescherming rechtvaardigt.

08

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

1. GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS VOOR ALLE HUUROVEREENKOMSTEN Toepassingsgebied Het begrip woninghuurovereenkomst wordt in de ruime zin van het woord begrepen, met als enige uitsluiting huurovereenkomsten voor een toeristische verblijfplaats in de zin van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 8 mei 2014. Het dekt dus alle andere woninghuurovereenkomsten, ook als ze niet als hoofdverblijfplaats bestemd zijn3.

Door de regels van de huurovereenkomst in het Huisvestingswetboek op te nemen, oefent het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een nieuwe bevoegdheid uit die het in het kader van de zesde staatshervorming toegewezen kreeg2. Een nieuwe titel XI van het wetboek omvat voortaan een reeks gemeenschappelijke regels voor de woninghuurovereenkomsten en enkele hoofdstukken gewijd aan specifieke contracten, zoals studenten en medehuur. Zo tracht de wetgever rekening te houden met de evolutie van de samenleving in Brussel, die gekenmerkt wordt door een hoge bevolkingsdichtheid, verarming, een grote concentratie studenten (zowel Belgische als buitenlandse) en een groot verloop op de huurmarkt. Terwijl de voornaamste regels behouden blijven die momenteel in het Burgerlijk Wetboek staan, levert deze nieuwe titel heel wat verduidelijking en zorgt het voor meer coherentie in de normen inzake bewoonbaarheid. Met het oog op de uniformisering werd het toepassingsgebied van Titel X betreffende de gelijkheid van de huurders verruimd tot privéwoningen. Wij overlopen de voornaamste wijzigingen.

Er wordt gepreciseerd dat de artikelen van Titel XI imperatief zijn4, behalve indien anders bepaald.

Precontractuele informatie Het wetboek herhaalt en vervolledigt alle informatie die de verhuurder moet meedelen aan de huurder, alvorens de overeenkomst afgesloten wordt, en die in uiteenlopende regelgevingen hun grondslag vinden5. Volgens artikel 217 van het wetboek moet de verhuurder in ieder geval een precieze beschrijving van de woning leveren (met minstens een zo precies mogelijke raming van de bewoonbare oppervlakte, het aantal kamers, de aanwezigheid van een badkamer, een keuken (al dan niet uitgerust) en het feit dat het pand al dan niet bemeubeld is); de huurprijs; de gemeenschappelijke lasten, hun berekeningswijze en hun nauwkeurige inhoud alsmede het aantal aandelen in de mede-eigendom; het energieprestatiecertificaat; de beheerwijze van het onroerend goed en het al dan niet bestaan van individuele meters voor water, gas en elektriciteit. De regering kan deze lijst aanvullen en preciseren; bepalen welke informatie in de aankondiging voor de verhuur moet staan en een gestandardiseerd


ONDER DE LOEP

document opstellen met de inhoud en de vorm van de informatie om een “identiteitsfiche van de woning” op te stellen. Het precontractuele formalisme stelt de huurder in staat om een verbintenis aan te gaan m7et volledige kennis van de status van het verhuurde goed6. De huurder kan de ontbinding van de huurovereenomst eisen indien de verhuurder tekortkomt aan zijn informatieplicht. De rechter blijft vrij om die niet uit te spreken als er uiteindelijk aan de beschermde belangen tegemoetgekomen werd, of als de ernst van de tekortkoming niet zwaar genoeg weegt. In een andere gedachtegang moet de rechter het bedrag van de gemeenschappelijke lasten verminderen tot het bedrag dat meegedeeld werd vóór de afsluiting van de huurovereenkomst, indien de verhuurder opzettelijk verkeerde informatie op dat vlak meegedeeld heeft aan de huurder met als doel het aantrekkelijker maker van het goed. Tot slot kunnen de gemeenten vaststellingen doen, vervolging instellen en sanctioneren als de verhuurder verzaakt aan zijn informatieplicht in elke openbare communicatie (uitgezonderd het energieprestatiecertificaat) volgens de vormen, termijnen en procedures bedoeld bij art. 119bis van de Nieuwe Gemeentewet. Het bedrag van de administratieve sanctie ligt tussen de 50 en 200 euro (jaarlijks geïndexeerd).

Vorm van de huurovereenkomst Elke huurovereenkomst moet schriftelijk opgemaakt worden, met minstens de volgende elementen: de volledige identiteit van alle partijen, de begindatum van de huurovereenkomst, het bedrag van de huur en van de provisionele of forfaitaire lasten. Deze bepaling is ook van toepassing op de mondelinge overeenkomsten die lopen op het moment van de inwerkingtreding van de ordonnantie. Bovendien zal de regering ten indicatieve titel een modelovereenkomst uitvaardigen en een – verplichte - bijlage met toelichting over de voornaamste wettelijke bepalingen die van toepassing zijn, net zoals wat de wet van 20 februari 1991 reeds stipuleerde. Als er geen schriftelijke overeenkomst is, kan de meest gerede partij bij het de vredegerecht verzoeken dat het vonnis de waarde van een schriftelijke huurovereenkomst zou hebben.

Staat van het gehuurde goed Het verhuurde goed moet beantwoorden aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en uitrusting van woningen bedoeld in artikel 4 van het wetboek of vastgesteld in uitvoering van deze bepaling. Bovendien worden de vereisten geklasseerd volgens een voorrang waarin ook de sancties worden gepreciseerd, zodat een tekortkoming van de verhuurder niet kan resulteren in de bestraffing van de huurder. Daarom zijn de

5. Het gaat meer bepaald om de volgende regelgeving: ––Art. 1716 Burgerlijk Wetboek, gewijzigd door de wet van 25 april 2007: “Elke verhuring van een goed dat bestemd is voor bewoning in de ruime betekenis houdt in dat in elke officiële of publieke mededeling onder meer het bedrag van de gevraagde huurprijs en van de gemeenschappelijke lasten wordt vermeld. Elk niet naleven van deze verplichting door de verhuurder of diens gevolmachtigde zal de betaling kunnen rechtvaardigen van een administratieve boete die vastgelegd is tussen 50 euro en 200 euro. De gemeenten, in de hoedanigheid van gedecentraliseerde overheden, kunnen de inbreuken op de verplichtingen van dit artikel vaststellen, vervolgen en bestraffen. De bevoegde gemeente is die waar het goed zich bevindt. Deze inbreuken worden vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de vormvereisten, termijnen en procedures bepaald in § 5.” ––Art. 281 BWRO: “Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een goed verkoopt, verhuurt, een erfpacht of een opstalrecht overdraagt, moet in de hieraan verbonden reclame de meest recente en de meest nauwkeurige wettelijke stedenbouwkundige bestemming van dit goed ondubbelzinnig aangeven met gebruik van de benamingen voorzien in de verschillende bestemmingsplannen en, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 110 en alle stedenbouwkundige inlichtingen verkregen met toepassing van artikel 275 of het adres van de internetsite waarop alle inlichtingen beschikbaar zijn, en de mogelijkheid die inlichtingen gratis op papier te verkrijgen van die persoon.” Deze bepaling is in principe van toepassing op elk aanbod voor huur van meer dan 9 jaar. De niet-naleving van deze bepaling brengt strafrechtelijke sancties teweeg. ––Er wordt bovendien een specifieke informatieplicht opgelegd aan de notaris als hij tussenkomt in het kader van de afsluiting van een huurovereenkomst van meer dan 9 jaar. ––Hoofdstuk II van Titel II van Boek 2 van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energie (ord. 2 mei 2013, BS 21 mei 2013) verplicht om vooraf informatie te verschaffen aangaande de energieprestatie van het gehuurde goed. Krachtens art. 2.2.14 moet de persoon die voor eigen rekening (bv. verhuurder) of als tussenpersoon (bv. vastgoedmakelaar) een pand te huur aanbiedt, de energieprestatie van het goed in de bekendmaking vermelden en op verzoek gratis een kopie van het energieprestatiecertificaat voorleggen. 6. Ook al kan de inhoud van de informatie in voorkomend geval beschouwd worden als van openbare orde (dat is bv. het geval voor de naleving van een stedenbouwkundige bestemming).

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

09


ONDER DE LOEP

bewoonbaarheidsnormen, voornamelijk bedoeld om de huurder te beschermen, dwingend. Daaruit volgt dat de verhuring van een goed dat niet voldoet aan deze vereisten, absoluut nietig is, in tegenstelling tot wat momenteel een groot deel van de rechtspraak en de rechtsleer zegt. Onverminderd de administratieve sancties voorzien bij artikel 7, 8 en 10 van het wetboek kan de huurder wanneer de verhuurder aan zijn plicht verzaakt, dus enkel een opzegging of gedwongen uitvoering vragen. In afwachting van de uitvoering van het vonnis kan de rechter een vermindering van de huur toekennen. In geval van ontbinding van de huurovereenkomst door fout van de verhuurder, kan de rechter aan de eventuele aan de huurder verschuldigde schadevergoeding het bedrag van de herhuisvestingskosten toevoegen. Drie hypthesen vormen echter een uitzondering op dit principe: • Wanneer een woning een verbod krijgt om verhuurd te worden, in toepassing van artikel 8 van het Wetboek, vervalt de huurovereenkomst die vóór het verbod gesloten is, van rechtswege. • De huurovereenkomst is van rechtswege nietig indien de woning verhuurd wordt nadat een verbod op verhuur is opgelegd in toepassing van artikel 8 en zonder dat dit verbod opgeheven is. • De huurovereenkomst betreffende een nietconform goed is absoluut nietig (de rechter moet die bijgevolg ambtshalve opheffen) wanneer ze afgesloten werd door een persoon die, sinds minder dan tien jaar, in herhaling, een veroordeling heeft opgelopen als huisjesmelker7. Volgens de parlementaire werkzaamheden is dit verschil in behandeling gerechtvaardigd omdat men radicalere sancties wou vastleggen voor de verhuurder die aan de hand van strafrechtelijke veroordelingen zijn onwaardigheid om goederen te verhuren reeds heeft aangetoond. Zo moet er geen onderscheid gemaakt worden naargelang de veroordeling van de huisjesmelker al dan niet betrekking heeft op het goed dat hij momenteel te huur stelt.

Plaatsbeschrijving De Huisvestingscode biedt aanvullende regels op het stelsel van de plaatsbeschrijving bij het betrekken en het verlaten van de woning zoals beschreven in artikel 1730 en 1731 van het Burgerlijk Wetboek. Als de woning uitgerust is met individuele meters, vermeldt de in- en uittredingsplaatsbeschrijving de EAN-codes van de meters en ook de meterstand. 7. Een huisjesmelker is iemand die een straf opgelopen heeft wegens misbruik van andermans kwetsbare toestand door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van goederen met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, in toepassing van hoofdstuk IIIquater van Titel VIII van Boek 2 van het Strafwetboek.

10

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

Er is nu gepreciseerd dat de uittredingsplaatsbeschrijving wordt opgemaakt na het vrijgeven van het goed door de huurder en vóór de teruggave van de sleutels aan de verhuurder, volgens vergelijkbare modaliteiten als de intredingsplaatsbeschrijving.

Om de taak van de partijen te vergemakkelijken, in het bijzonder wanneer zij niet door een deskundige bijgestaan worden, vaardigt de regering een standaardmodel van intredende plaatsbeschrijving uit, evenwel slechts met indicatieve waarde. Indien de partijen niet overeenkomen, kan de vrederechter een deskundige aanstellen om over te gaan tot plaatsbeschrijving, zowel bij het betrekken als het verlaten van de woning. Die mogelijkheid bestaat ook voor de tussentijdse plaatsbeschrijving in geval van overdracht van huurovereenkomst.

Werken in de loop van de huurovereenkomst: energiebesparende investeringen en werken bestemd om de woning aan te passen aan handicap Aangezien energiebesparende investeringen in principe geen dringende herstellingswerken, noch noodzakelijke herstellingswerken in de zin van artikel 1724 van het Burgerlijk Wetboek vormen, konden ze dus niet uitgevoerd worden in de loop van de huurovereenkomst zonder de goedkeuring van de huurder. Voortaan kan de verhuurder echter dergelijke werken uitvoeren voorzover de voorwaarden opgesomd in artikel 221 van het Wetboek nageleefd worden. Uiterlijk een maand voor de uitvoering van de werken bestemd om de woning aan te passen aan een situatie van handicap of van verlies aan autonomie van de huurder, kunnen de partijen overeenkomen dat ze aanleiding geven tot een verhoging van de huurprijs.

Renovatiehuurovereenkomst Het Wetboek preciseert onder welke voorwaarden de partijen een renovatieovereenkomst kunnen afsluiten. In dat kader verbindt de huurder zich ertoe om op zijn kosten in het gehuurde goed bepaalde werken uit te voeren, die normaal door de verhuurder verricht moeten worden. Als tegenprestatie verbindt de verhuurder zich ertoe de huurprijs kwijt te schelden tijdens de werken. Deze overeenkomst biedt de mogelijkheid om onder toezicht van de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie af te wijken van de bewoonbaarheidsnormen gedurende de werken. Om de huurder te beschermen dient de regering de minder ernstige non-conformiteiten waarop de overeenkomst betrekking kan hebben, limitatief vast te leggen.

Herstellingen Het Wetboek behoudt het principe volgens hetwelke de verhuurder verantwoordelijk is voor de herstellingen die noodzakelijk kunnen worden in de loop van de bewoning, andere dan de huurherstellingen en de geringe herstellingen tot onderhoud uit te voeren ten laste van de huurder. Om dit onderscheid te verduidelijken is de regering


ONDER DE LOEP

belast met het opstellen van een lijst – die actueler en ruimer is dan wat het Burgerlijk Wetboek bepaalt – van de huurherstellingen en van de onderhoudswerkzaamheden die verplicht ten laste zijn van de huurder en van de verhuurder. De parlementaire werkzaamheden benadrukken dat het niet verboden is aan de partijen om in de huurovereenkomst de door de regering opgestelde lijst te vervolledigen.

Indicatief rooster van referentiehuurprijzen De regering bepaalt een indicatief rooster van referentiehuurprijzen waar de partijen zich op kunnen baseren, bestaande in een vlot toegankelijke en gebruiksvriendelijke informaticatool. Dit nietverplichte rooster met indicatieve waarde zal helpen om de debatten over de hoogte van de gevraagde huurprijzen in Brussel te objectiveren. Daartoe baseert de regering zich op bestaande gegevens die publiek beschikbaar zijn, grotendeels uit niet verplichte onderzoeken verricht in het kader van verschillende Observatiecentra van de huurprijzen.

Registratieplicht De mogelijkheid voor de huurder om de huurovereenkomst te beëindigen zonder opzegtermijn of –vergoeding (wanneer de verhuurder de formaliteit van de registratie niet vervult) wordt

uitgebreid naar de huurovereenkomsten van korte duur en geldt nu ook voor studentenwoningen en medehuur. Om een te radicale sanctie evenwel te vermijden, is er voorzien dat de huurder de verhuurder voorafgaand in gebreke moet hebben gesteld voor de uitvoering van zijn registratieplicht.

Overdracht van huur De overdracht van de huurovereenkomst is verboden behoudens schriftelijke en voorafgaande toestemming van de verhuurder8. Dit verbod doet geen afbreuk aan de regels die gelden voor de glijdende huurovereenkomst, die aan een bijzonder stelsel onderworpen is. Een tussentijdse plaatsbeschrijving van uittrede dient te worden opgemaakt tussen de cedent en de verhuurder, in het bijzijn van de cessionaris, waarvan de kosten onder de drie partijen worden verdeeld. Deze plaatsbeschrijving gekoppeld aan de plaatsbeschrijving van intrede wordt beschouwd als nieuwe plaatsbeschrijving voor de cessionaris.

Onderverhuring De huurder mag het verhuurde goed onderverhuren met de expliciete of stilzwijgende toestemming van de verhuurder9, wiens weigering, volgens het gemeen recht, geen misbruik mag uitmaken. De huurder moet de onderhuurder vooraf

8. Wanneer de huurovereenkomst afgesloten werd onder het gemeen recht van de huurovereenkomsten (bv. met betrekking tot kantoren of een garage), laat art. 1717 van het Burgerlijk Wetboek echter in principe de overdracht van de huurovereenkomst toe behoudens andersluidende bepaling. 9. Volgens het gemeen recht mag de huurder mag het goed onderverhuren indien dit recht hem niet is ontzegd (art. 1717, 1e lid, Burgerlijk Wetboek).

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

11


ONDER DE LOEP

over de reikwijdte van zijn rechten inlichten. Wanneer de verhuurder een einde stelt aan de hoofdhuurovereenkomst, is de huurder ertoe gehouden om ten laatste op de 15e dag volgend op de ontvangst van de opzeg een kopie aan de onderhuurder over te maken waarin aangegeven wordt dat de onderhuur op dezelfde datum als de hoofdhuurovereenkomst een einde neemt. Het Wetboek behoudt evenwel specifieke regels voor de hoofdhuurovereenkomst. Het goed moet gebruikt blijven als hoofdverblijfplaats van de huurder en de onderverhuring mag slechts een deel van de woning betreffen. In het geval van een huurovereenkomst voor hoofdverblijfplaats, is de huurder, wanneer hij voortijdig een einde aan de hoofdhuurovereenkomst stelt, ertoe gehouden om aan de onderhuurder een opzeg van minstens drie maanden te geven, vergezeld van een kopie van de opzeg die hij aan de verhuurder overmaakt, en aan de onderhuurder een schadevergoeding te betalen die overeenkomt met drie maanden huur. Wanneer de huurder echter een gemeente, een OCMW of een vzw is, kan hij het onroerend goed, gedeeltelijk of volledig, onderverhuren aan een of meer natuurlijke personen, op voorwaarde dat het minderbedeelden betreft of personen die zich in een moeilijke situatie bevinden, en zij het goed uitsluitend tot hun hoofdverblijfplaats bestemmen.

Overlijden van de huurder Het Wetboek last een mogelijkheid in om het contract te ontbinden zonder voorafgaand een beroep te doen op de rechter, in de veronderstelling dat na het overlijden van de huurder en voor zover er geen bewoning is door zijn gezinsleden, de huur gedurende meer dan twee maanden onbetaald blijft. De wetgever wil zo een antwoord bieden op en tegemoet komen aan een groot probleem in de praktijk. Het komt immers voor dat de verhuurders er niet in slagen om hun huur te recupereren en dat ze, vóór de aanstelling van een curator voor de vacante nalatenschap, de woning niet kunnen laten leegmaken.

Arbitrage De clausules in een huurovereenkomst met betrekking tot de arbitrage worden beschouwd als niet geschreven. Het staat de partijen evenwel verder vrij om een beroep op arbitrage te doen wanneer het geschil optreedt. Het komt immers vaak voor dat de huurovereenkomsten arbitrageclausules bevatten zonder dat de partijen evenwel alle implicaties en gevolgen kennen, met name op praktisch en financieel vlak.

12

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

2. SPECIFIEKE REGELS VOOR DE HOOFDHUUROVEREENKOMST Duur van de overeenkomst Negen jaar De principes inzake de duur van de huurovereenkomst zijn algemeen die welke golden onder de toepassing van de wet van 20 februari 1991. De huurovereenkomst wordt in principe gesloten voor een duur van negen jaar en verstrijkt op het einde van deze periode, door middel van een opzegging die ten minste zes maanden vóór de vervaldatum wordt betekend. Bij gebrek daaraan wordt de huurovereenkomst volgens dezelfde voorwaarden verlengd voor een periode van drie jaar. De redenen voor verbreking worden ook vermeld. Het Wetboek geeft echter twee preciseringen. 1. Als de verhuurder de huurovereenkomst wenst te beëindigen om het goed persoonlijk te betrekken, wordt uitdrukkelijk gesteld dat het goed binnen een jaar na de teruggave van de huurder, moet worden betrokken. 2. Het Wetboek aligneert zich op het Hof van Cassatie dat recent oordeelde dat de tegenopzegging door de huurder niet aan de orsprong ligt van het einde van de huurovereenkomst en enkel tot gevolg heeft dat de door de verhuurder gegeven opzeggingstermijn wordt verkort. Onder deze voorwaarden is deze laatste gebonden door de voorwaarden en modaliteiten van zijn opzegging.

Huurovereenkomst van korte duur Wij noteren drie nieuwigheden: 1. De huurovereenkomst van korte duur kan één of meerdere keren worden verlengd (en niet één enkele keer zoals voorheen bepaald door de wet), volgens dezelfde voorwaarden, zolang de opeenvolgende overeenkomsten geen totale duur hebben van meer dan drie jaar. 2. De overeenkomst met een duur van minder dan zes maanden eindigt bij het verstrijken van de overeengekomen duur. De overeenkomst met een duur gelijk of langer dan zes maanden eindigt mits de verhuurder ten minste drie maanden voor het verstrijken van de duur van de lopende huur een opzegging betekent. 3. Om een einde te stellen aan de controverses rond de bepalingen die het mogelijk maakten een huurovereenkomst van korte duur te verbreken, kan deze huurovereenkomst te allen tijde door de huurder worden verbroken, voor zover die een duur van zes maanden of meer heeft, mits een opzegging van drie maanden en de betaling van een maand huur. Als de


ONDER DE LOEP

verhuurder dat doet, moet hij of een familielid het goed persoonlijk betrekken en dit kan pas na afloop van het eerste jaar.

Opeenvolgende huurovereenkomsten Wanneer eenzelfde goed het voorwerp is van opeenvolgende huurovereenkomsten die gesloten worden met verschillende huurders voor een periode korter dan of gelijk aan 3 jaar en die zijn beëindigd door een opzegging door de verhuurder, mag de basishuurprijs gedurende negen opeenvolgende jaren niet hoger zijn dan de huurprijs in het begin van die periode, op evenredige wijze aangepast aan de kosten van het levensonderhoud. Dit verbod is echter niet toepasselijk als de verhuurder kan bewijzen dat de normale huurwaarde van het goed geleid heeft tot een stijging van de huurwaarde met minstens 20 % wegens nieuwe omstandigheden of wanneer werkzaamheden in het verhuurde goed hebben geleid tot een stijging van de waarde met minstens 10 %. De rechter kan de huurprijs verminderen tot het bedrag opeisbaar krachtens de vorige huurovereenkomst op evenredige wijze aangepast aan de kosten van het levensonderhoud.

Herziening van de huurprijs De principes van de herziening van de huurprijs bleven behouden zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Toch maakt artikel 240 het voor de verhuurder voortaan mogelijk een verhoging van de huur te verkrijgen wanneer hij werken heeft uitgevoerd als gevolg waarvan de huurwaarde met ten minste 10 % stijgt in vergelijking met de opeisbare huur op het ogenblik waarop het verzoek wordt ingediend. Voornemen om te verkopen Artikel 242 voert een informatierecht in voor de huurder in geval van verkoop uit de hand van de woning. De verhuurder moet de huurder vóór iedere publieke mededeling van verkoop in kennis stellen van zijn voornemen om de woning te verkopen. Deze regel geldt ook bij de verkoop van een deel van het verhuurde goed.

Huurwaarborg Het Wetboek neemt alle beschikkingen over van de wet van 20 februari 1991 aangaande de waarborg die de huurder kan leveren en de mogelijke vormen. De waarborgen kan naar keuze van de huurder 3 vormen aannemen: 1. een geïndividualiseerde rekening op naam van de huurder bij een financiële instelling 2. een bankwaarborg die het de huurder mogelijk maakt de waarborg progressief samen te stellen

3. een bankwaarborg ten gevolge van een standaardcontract tussen een OCMW en een financiële instelling In de eerste hypothese is de enige wijziging, indien de verhuurder de waarborg niet op een geïndividualiseerde rekening zet, dat de intresten berekend worden volgens de wettelijke rentevoet (in plaats van de rentevoet van de financiële markt, die momenteel bijzonder laag is). Bovendien heeft de regering onlangs een nieuw besluit goedgekeurd10 teneinde kansarmen te helpen en de OCMW’s te ontlasten, voor wie deze opdracht een aanzienlijke kost met zich meebrengt. Er werden 2 wijzigingen doorgevoerd: 1. Ten eerste werd het systeem van krediet zonder intresten verbeterd (toegangsdrempel, duur van de terugbetaling, uitbreiding tot medehuur, …) 2. Ten tweede wordt er een gewestelijk fonds voor hulp bij de samenstelling van een huurwaarborg (BRUHWA) opgericht. Dat fonds kan een raamovereenkomst afsluiten met de OCMW’s om de algemene interventiemodaliteiten van de OCMW’s te bepalen wanneer het fonds bijstand toekent aan iemand die OCMW-bijstand geniet. Concreet betaalt het BRUHWA de huurwaarborg vooruit. Als tegenprestatie verbindt de huurder zich ertoe om een maandelijkse bijdrage te betalen waarvan het bedrag vastgesteld wordt in functie van zijn inkomen (5 tot max. 30 euro) of zonder bijdrage maar met de borg van een OCMW. De gestorte bijdragen worden volledig aan de begunstigde terugbetaald aan het einde van de huurovereenkomst, met aftrek van de eventueel aan het BRUHWA-fonds verschuldigde bedragen. Bij verhuizing biedt het BRUHWA-fonds een bijkomend voordeel aan de huurder, nl. de mogelijkheid om een tweede huurwaarborg te kunnen vragen vóór de terugbetaling van de eerste.

3. SPECIFIEKE REGELS VOOR STUDENTENKAMERS Het juridische stelsel voor de huur van studentenwoningen is van toepassing op iedere huurder die in staat is zijn hoedanigheid van student te bewijzen, ongeacht het type van instelling waar de huurder ingeschreven is. Het kan gecombineerd worden met de regels die van toepassing zijn op de huurovereenkomst van de hoofdverblijfplaats, volgens de in het Wetboek vastgelegde modaliteiten. De regering kan een specifiek label creëren. Deze huurovereenkomsten kunnen afgesloten worden door de student zelf of voor diens rekening (bv. door de ouders). Behoudens andersluidende clausule die een kortere duur vastlegt, wordt een studentenhuurcontract geacht te zijn aangegaan voor een periode van twaalf maanden. De verhuurder kan een einde stellen aan een huurovereenkomst door zijn

10. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 september 2017 houdende de organisatie van gewestelijke hulp bij de samenstelling van huurwaarborg inzake huisvesting (BS 4 oktober 2017).

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

13


ONDER DE LOEP

opzegging ten minste drie maanden voor het einde van de lopende huur ter kennis te brengen. De huurder kan de huurovereenkomst op elk ogenblik verbreken, met de betekening van een opzeggingstermijn van twee maanden. Die opzegging hoeft niet als de huurovereenkomst afloopt. Bovendien kan de huurder de overeenkomst vroegtijdig opzeggen tot één maand voor zijn ingenottreding in het goed, voor zover hij gegronde redenen opwerpt. In dat geval betaalt hij aan de verhuurder een vergoeding die gelijk is aan één maand huur.

4. SPECIFIEKE REGELS BIJ MEDEHUUR De hervorming voert een grote nieuwigheid in door een eigen stelsel te creëren voor medehuur. Die was tot nog toe onderworpen aan het gemeen recht. Deze regels vullen het algemeen stelsel aan dat van toepassing is op de huurovereenkomsten en in voorkomend geval de specifieke regels voor de huur van de hoofdverblijfplaats. Volgens het Wetboek is medehuur de huur van eenzelfde woning door meerdere huurders, door het sluiten van één contract tussen de huurders en de verhuurder.

11. Dat is een afwijking op het Burgerlijk Wetboek, dat stipuleert dat de hoofdelijkheid niet geldt. Opdat het van toepassing zou zijn, moet het uitdrukkelijk gestipuleerd worden (art. 1202 Burgerlijk Wetboek). Dit mechanisme wordt dus omgedraaid voor medehuur.

14

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

De medehuurders zijn verplicht hoofdelijk verbonden ten aanzien van de verhuurder, maar deze hoofdelijkheid geldt enkel voor de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst11. De uniciteit van de schuld impliceert dat de verhuurder de totaliteit van het huurgeld kan eisen van elke medehuurder. De totale betaling van het huurgeld bevrijdt automatisch de andere medeschuldenaars. In het kader van de bijdrage tot de schuld verdwijnt de hoofdelijkheid en de medehuurder die de totaliteit van het huurgeld heeft betaald, kan zich richten tot de anderen. Hij zal van iedereen slechts zijn deel van het huurgeld kunnen eisen.

De medehuurders stellen een medehuurpact op, teneinde de aspecten van het gemeenschapsleven en de praktische modaliteiten van deze woonwijze te formaliseren. Het pact bevat minstens de volgende gegevens: de verdeelsleutel van de huur, de indeling van de huurschade en de aanrekening ervan op de huurwaarborg in geval van schade veroorzaakt door één of meerdere medehuurders, het onderhoud en de herstellingen, de verdeling van de lasten, een inventaris van de meubelen en hun herkomst, kwesties in verband met de huurwaarborg en het betalen van de verzekeringen (o.a. brandverzekering), en de modaliteiten inzake aankomst, vertrek en vervanging van een medehuurder. Op initiatief van de medehuurders kunnen ook andere aspecten van het samenwonen gereglementeerd worden. Er kan zich echter een hachelijke hypothese voordoen indien één van de medehuurders een vervangingsinkomen heeft, voor zover de medehuurovereenkomst de cijfers voor het samenwonen kan beïnvloeden. In dit geval, en in alle gevallen waarin de woning als een solidaire woning gelabeld is, zien de medehuurders erop toe om een overeenkomst op te stellen zodat de individuele benadering van de sociale rechten van die medehuurder gevrijwaard blijft. Specifieke regels maken het vroegtijdig vertrek mogelijk van een medehuurder, mits naleving van een opzeggingstermijn van twee maanden die op elk moment betekend kan worden. De medehuurder die de huurovereenkomst beëindigt, dient een plaatsvervangende medehuurder te vinden. De verhuurder en de niet uittredende medehuurders kunnen de door de uittredende medehuurder voorgestelde medehuurder weigeren wegens gegronde en redelijke redenen. Indien alle partijen de identiteit van de nieuwe medehuurder goedkeuren, moet hij een bijvoegsel bij de aanvankelijke huurovereenkomst


ONDER DE LOEP

ondertekenen. De ondertekening van het bijvoegsel door de nieuwe medehuurder heeft zijn automatische toetreding tot gevolg onder de voorwaarden van de huurovereenkomst en van het medehuurpact. De uittredende medehuurder wordt voor de toekomst van zijn verplichtingen ontslagen op de vervaldatum van zijn opzeggingstermijn en voor zover een nieuwe medehuurder het bijvoegsel heeft ondertekend of voor zover de uittredende medehuurder kan aantonen dat hij een actieve en voldoende zoektocht naar een nieuwe medehuurder heeft uitgevoerd. Bij ontstentenis daarvan doven de verplichtingen van de uittredende medehuurder en de hoofdelijkheid met de andere medehuurders automatisch uit ten laatste bij het verstrijken van een termijn van 6 maanden na het verstrijken van de opzeggingstermijn. Wanneer de helft van de medehuurders die de huurovereenkomst ondertekenden, hun opzegging geven, kan de verhuurder de huurovereenkomst beëindigen door hen 6 maanden op voorhand een opzegging te betekenen.

5. INTERGENERATIONELE EN SOLIDAIRE WONING De onroerende goederen bestemd voor intergenerationele en solidaire samenwoning12 kunnen een specifiek label toegekend krijgen. De regering stelt de eisen vast waaraan deze goederen moeten beantwoorden teneinde dit label toegekend te krijgen. De regering kan, voor de woningen die dit label genieten, afwijkingen bepalen, met name wat betreft de op de huurovereenkomst toepasselijke regelgeving, haar duur, de voorwaarden van haar opzegging en de voorwaarden van bewoning van het goed.

6. GLIJDENDE HUUROVEREENKOMST Voor de glijdende huurovereenkomst bestaat thans een specifieke reglementering. Het gaat om een mechanisme van invoeging via huisvesting, waarbij een rechtspersoon een huurcontract afsluit met de bedoeling dit pand onder te verhuren aan een persoon die zich in een precaire situatie bevindt, en die de rechtstreekse huurder zou worden op het einde van zijn sociale begeleiding, door een overdracht van het huurcontract naar die persoon.

Bovendien somt de Huisvestingscode de algemene gegevens op die de verhuurder kan inwinnen in het kader van de selectie van de kandidaat-huurder. Geen enkel ander gegeven met betrekking tot de huurder mag door de verhuurder in de precontractuele of contractuele fase ingewonnen worden, tenzij de aanvraag een rechtmatig doel nastreeft en gerechtvaardigd is door ernstige redenen, evenredig met het beoogde doel in naleving van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Deze regel is onverminderd van toepassing voor de openbare vastgoedoperatoren en de sociale verhuurkantoren om bij de uitvoering van hun wettelijke opdrachten de noodzakelijke informatie te vorderen. Om coherent te zijn met andere wet- en regelgeving introduceert deze bepaling een zogenaamde bewarende clausule die een algemeen motief vormt om een verschillende behandeling te motiveren.

8. INWERKINGTREDING EN OVERGANGSSTELSEL De nieuwe Titels X en XI van de Huisvestingscode treden in werking op de door de regering vastgestelde datum, rekening houdend met de volgende overgangsstelsels: • De algemene bepalingen, de gemeenschappelijke regels voor alle woninghuurovereenkomsten en de specifieke regels voor de overeenkomsten voor hoofdverblijfplaats zijn van toepassing op de lopende contracten. Toch zijn de regels betreffende de precontractuele informatie, de vorm van de overeenkomst (behalve voor de mondelinge overeenkomst) en in geval van verval en absolute nietigheid niet van toepassing zijn op de huurovereenkomsten die afgesloten of verlengd zijn na de inwerkingtreding van Titel XI. • De specifieke bepalingen van studentenhuur, medehuur, intergenerationeel en solidair wonen of glijdende overeenkomsten zijn enkel van toepassing op de overeenkomsten die afgesloten of verlengd worden na de inwerkingtreding van de betrokken hoofdstukken.

7. GELIJKE BEHANDELING EN STRIJD TEGEN DISCRIMINATIE

• De nieuwe bepalingen betreffende de overdracht van huur en onderverhuring zijn enkel van toepassing op de verrichtingen uitgevoerd vanaf de inwerkingtreding van Titel XI.

Met het oog op coherentie wordt de antidiscriminatiewetgeving en -reglementering op het vlak van toegang tot huisvesting (Titel X) verruimd tot de verhuurders van de privéhuurmarkt13.

• De bepalingen betreffende gelijke behandelig zijn enkel van toepassing op de overeenkomsten afgesloten of verlengd na de inwerkingtreding van Titel X.

12. Art. 2, 25° en 26° van de Brussels Huisvestingcode: “ 25° Solidaire woning : woning die berust op een solidair levensproject dat al dan niet wordt geïnitieerd door een instelling, maar dat is opgenomen in een schriftelijke verbintenis, een overeenkomst, een huishoudelijk reglement of een ander soortgelijk instrument, waarin verscheidene gezinnen verblijven (waarvan minstens één voldoet aan de inkomensvoorwaarden, zoals vastgelegd in § 2, 1° van dit artikel) die er elk beschikken over één of meerdere exclusief door hen gebruikte privéruimten en minstens één gemeenschappelijke levensruimte. De opvangtehuizen, gemeenschapshuizen, nachtasielen, opvangtehuizen van het gezinstype en elke andere collectieve woning die wordt geregeld door een bijzondere wetgeving, worden buiten beschouwing gelaten; 26° Intergenerationele woning : gebouw met minstens twee woningen, waarvan er één wordt betrokken door een persoon ouder dan vijfenzestig jaar en waarbij de gezinnen wederzijdse diensten verlenen die zijn opgenomen in een schriftelijke verbintenis, een overeenkomst, een huishoudelijk reglement of een ander soortgelijk instrument; “ 13. Vroeger was het toepassingsgebied van Titel X beperkt tot de openbare organismen van de sector van de openbare huisvesting opgesomd bij art. 200, § 2, en de personen van de openbare sector die zich op welk niveau ook toeleggen op de toegang tot huisvesting bedoeld bij art. 200, § 3.

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

15


ONZE GEMEENTEN >>Frank Willemans & Jean-Michel Reniers, Dienst Duurzame Stad

DE PLATFORMEN VOOR DE START VAN HET PROGRAMMA GIS 2017-2021 ZIJN OPERATIONEEL! Terwijl de zomerzon in België nog fel scheen en het regenseizoen in Afrika naderde, was het tijd voor de Belgische gemeenten en hun Afrikaanse partnergemeenten om nog eens samen te komen om het nieuwe programma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking 2017-2021 beginnen uit te stippelen. Zo werden, na een eerste Belgisch-Marokkaanse werkvergadering eind mei in Agadir, de nieuwe stappen in dit GIS-proces gezet, van 28 augustus tot 1 september in Kinshasa, voor de CongoleseBelgische workshop, en vervolgens in Sint-JansMolenbeek van 11 tot 14 september voor de Belgisch-Senegalese workshop. De gemeenschappelijke noemer van deze workshops was op papier vrij eenvoudig: de coördinatie ontwikkelen, de strategische planning van het programma over een periode van vijf jaar vastleggen en de operationele planning voor het komende jaar lanceren. We mogen zeggen dat de gemeentelijke vertegenwoordigers van de verschillende landen in een aangename sfeer de door Brulocalis en de UVCW vooropgestelde doelstellingen hebben bereikt. Bij aanvang leek dat evenwel niet voor de hand liggend. Ten eerste omdat het programma een nieuwe strategische richting inslaat en ten tweede omdat de partnerschappen geduld aan de dag hebben moeten leggen tussen het einde van de fase 2014-2016 en het begin van de nieuwe fase 2017-2021. Een blik in de achteruitkijkspiegel. Nadat de federale minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo in maart vorig jaar een nieuw vijfjarenprogramma voor de GIS goedkeurde (2017-2021) en de subsidies in juni uitgekeerd werden, hebben Brulocalis en onze Waalse tegenhanger UVCW de werkplatforms nieuw leven ingeblazen teneinde de partners te informeren en een nieuwe bijeenkomst te organiseren, per land, met alle gemeentelijke partners die betrokken zijn bij de GIS.

1. Maatschappelijke actie in Marokko, burgerlijke stand in Congo en lokale economische ontwikkeling in Senegal.

16

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

Hoewel het programma voortbestaat, moest het helaas net als de meeste Belgische samenwerkingsprogramma’s nogal forse bezuinigingen ondergaan. Waar de Brusselse en Waalse verenigingen van steden en gemeenten hoopten bijkomende budgetten te verkrijgen om de komst van nieuwe partnerschappen in het GIS te kunnen dragen, slaagde de minister er niet alleen niet in om de nodige marges te creëren

in een federale begroting die ernstig afgeslankt werd, maar moest hij ook bijkomende besparingen realiseren voor 2017. Van een voorgestelde verhoging van de envelop met ongeveer 20 % ten opzichte van 2014 … heeft het GIS uiteindelijk een bezuiniging van om en bij de 30 % moeten verwerken! Net als de andere programma’s in Marokko, Senegal, Benin, Benin en Burkina Faso is het programma voor Congo natuurlijk niet aan deze bezuiniging ontsnapt. Het vraagstuk is uiteindelijk vrij eenvoudig (en in al onze partnerlanden redelijk vergelijkbaar): het aantal partnerschappen neemt toe, de resultaatsvereisten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking verstrengen voortdurend … en het budget per partnerschap daalt. Daarom moesten Brulocalis en de UVCW dringend een aangepaste strategie uitstippelen met als kern de versterking van de coördinatiemechanismen en de onderlinge afstemming van activiteiten en resultaten.

ONGEWIJZIGDE BASISSTRATEGIE: CAPACITEITSOPBOUW VAN GEMEENTEN ALS KERN VAN HET PROGRAMMA ROND CONCRETE PROJECTEN Het GIS-programma zet zijn avontuur voort rond het versterken van de capaciteiten van Afrikaanse gemeenten op het vlak van gemeentelijke activiteiten1. De goede resultaten van het vorige programma 2014-2016 zetten ons ertoe aan om in die richting voort te werken. De Belgische en Afrikaanse partners hopen dat de capaciteitsopbouw van gemeenten (zowel verkozenen als ambtenaren) zoveel mogelijk in concrete projecten op het terrein verankerd zal worden. De “vorming-actie” die door de GIS bevorderd wordt, is ongetwijfeld de beste manier om de behoefte aan opleiding en het belang van actie te combineren.


ONZE GEMEENTEN

INNOVEREND: GEMEENSCHAPPELIJKE STRATEGISCHE PLANNING Aangezien de financiële middelen krimpen, is het belangrijk om zoveel mogelijk te kunnen bundelen wat gedeeld kan worden. Waarom zouden we bv. een opleiding organiseren voor één gemeente als de buurgemeente, die ook actief is in het GISprogramma, naar dezelfde vaardigheden op zoek is? Waarom niet ook resultaten beschikbaar stellen die in sommige landen al bereikt zijn en in andere nog niet? Ook al ligt het idee om dingen te delen voor de hand, toch is het niet zo gemakkelijk om je dat ter plekke voor te stellen. Elke gemeente ontwikkelt zich in een specifieke sociaaleconomische context, met eigen middelen, en stelt daarom haar eigen beleidsprioriteiten op het gebied van lokale ontwikkeling vast. Bovendien hebben de decentralisatieprocessen, die aan het eind van de jaren ‘80 al terrein wonnen en in sommige landen nog steeds in ontwikkeling zijn, waardoor nieuwe bevoegdheden aan de lokale overheden overgedragen werden en het vrije beheer ervan, ondanks de ontoereikende middelen om ze te beheren, logischerwijs geleid tot reflexen van zich op zichzelf terugplooien binnen de pas opgerichte lokale overheden. Het is niet vanzelfsprekend – en dat is begrijpelijk – voor de lokale overheden die belast worden met de nieuwe en moeilijke taak om hun grondgebied te besturen, hun kennis, knowhow en hun middelen van de ene dag op de andere te delen. In de geschiedenis van de lokale instellingen in België is de intergemeentelijke dynamiek ook niet met een vingerknip tot stand gekomen. Een pijler van deze strategie om te komen tot een bundeling van acties en resultaten is dan ook deze coördinatie te versterken en operationeler te maken, zoals tijdens de vorige GIS-fase gebeurde in de twee proeflanden Benin en Burkina Faso.

WAT HEBBEN DE TWEE STARTPLATFORMEN ONS GELEERD? In de eerste plaats heeft de workshop in Kinshasa, van 28 augustus tot 1 september, die de 14 gemeentelijke partnerschappen bijeenbracht, het mogelijk gemaakt om met de partners een coördinatie op meerdere niveaus vorm te geven die met een zekere flexibiliteit de Zuid-Zuiduitwisselingen een nieuwe dynamiek verschaft. De algemene coördinatie blijft in handen van Brulocalis en de UVCW, als vertegenwoordigers van de financiers, terwijl de partnerschappen de lokale coördinatie blijven sturen. Tijdens de workshop hebben de verenigingen en de Congolese gemeentelijke partners overlegd om de mogelijkheden te inventariseren en een intermediair coördinatieniveau vorm te geven: de regionale coördinatie. Uitgaande van het principe dat buurgemeenten elkaar beter kennen en meer sociaal-economische aspecten delen, werd aan de partners een verdeling in vier regionale groepen2

voorgesteld. In Kinshasa stemt de opsplitsing in twee groepen, gelet op het aantal partnerschappen (tien!) over de hele hoofdstad, ook overeen met een administratief geheel, meer bepaald “district”. Deze regionale groepen hebben tot doel de uitwisselingen tussen de gemeenten van de groep te versterken of zelfs gezamenlijke activiteiten te organiseren (opleiding, lastenboeken, seminaries, Zuid-Zuid-platform vergaderingen, … Ten slotte zouden de Brusselse en de Waalse vereniging via deze regionale coördinatieorganen een beter ankeren aanspreekpunt in Congo moeten vinden en een snelle en nauwkeurige informatiebron. Om de coördinatie doeltreffend te maken en vooral om gezamenlijke activiteiten binnen de verschillende regionale groepen mogelijk te maken, was het een grote uitdaging (die ook bereikt werd!) van het Noord-Zuid-platform in Kinshasa om zo nauwkeurig mogelijk een gemeenschappelijk strategisch plan uit te stippelen, waarin werd benadrukt wat al dan niet collectief, geheel of gedeeltelijk bereikt zou kunnen worden. Na een lange werkdag konden de gemeenten een gezamenlijke strategische planning voor 2017-2021 valideren. Op die basis kunnen de partnerschappen hun lokale interventies vastpinnen aan de hand van een operationeel plan dat 16 maanden bestrijkt (van september 2017 tot december 2018), terwijl ze in regionale groepen nadachten over welke activiteiten ze gezamenlijk konden uitvoeren. En er is geen gebrek aan goede ideeën! Enkele voorbeelden: de ontwikkeling van software voor de dienst burgerlijke stand en bevolking, groepsaankopen van apparatuur en collectieve managementopleidingen. Tot slot werden tijdens de workshop er samen met alle partners ook twee specifieke problemen besproken. Ten eerste de duurzaamheid van apparatuur en infrastructuur na de interventie. De verschillende partijen hebben voorstellen gedaan en zijn verbintenissen

2. Groep Kin 1 (Kimbanseke - Brussel-stad, Limete - Watermaal-Bosvoorde, N’Djili Flemalle, Matete - Olne, Masina - Namen); Groep Kin 2 (Bandalungwa - SintLambrechts-Woluwe, Kalamu - Elsene, Kasa-Vubu - Court St Etienne, Kintambo - Ukkel, Madimba - Walhain, Ngaliema Herve); Haut-Katanga (Lubumbashi - Luik, Sint-Gilles - Likasi); Nord-Kivu (SintPieters-Woluwe - Goma / Beni-Butembo).

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

17


ONZE GEMEENTEN

nog iedereen dezelfde partituur spelen … en dat is absoluut de grootste uitdaging die er nog aankomt.

aangegaan om daar concrete middelen aan toe te wijzen (cofinanciering, opleiding van technisch en onderhoudspersoneel, … Ten tweede de versterking van de communicatie tussen het GIS-programma en Belgische of Congolese gemeenten naar alle doelgroepen (bevolkingsgroep, gemeentebestuur, lokale en bovenlokale politieke overheden, maatschappelijk middenveld). Deze reflecties hebben geresulteerd in een reeks praktische instrumenten, waarvan de meest relevante in deze nieuwe fase kunnen worden ontwikkeld. Zo werd er een eerste daad gesteld in de vorm van een officiële, gezamenlijke slotmededeling aan het eind van onze werkzaamheden.

ATELIER SENEGAL

3. Anderlecht - Sédhiou, Sint-AgathaBerchem - Grand Dakar, Hastière Leona, Sint-Jans-Molenbeek - Mbour. 4. Wet van 16 juni 2016 tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking. 5. De dienst ontwikkelingssamenwerking binnen de Belgische ambassades. 6. Uitwerking in elk van de partnerlanden van een gemeenschappelijke contextuele analyse, een gemeenschappelijk strategisch kader met alle niet-gouvernementele actoren en institutionele actoren.

18

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

In Brussel bracht de Senegal workshop de vier betrokken partnerschappen3 samen. De belangrijkste uitdaging in Senegal is de versterking van het coördinatiemechanisme dat tijdens de vorige programmeringsfase gedurende een jaar is getest. Gezien de omvang van het land en het aantal partnerschappen kozen we voor een “landencoördinatie”, die het netwerk van de vier Senegalese gemeenten, waarvan er twee nieuw waren voor het GIS-programma, moest aansturen en ondersteunen. Deze missie werd tot algemene tevredenheid van zowel Senegalese als Belgische gemeenten uitgevoerd door de coördinator, de heer Sene, nu gepensioneerd. Tijdens de workshop hebben we de taken en vaardigheden van de nieuwe “landencoördinator” gedefinieerd en aangegeven welke activiteiten hij zelf moet uitvoeren of coördineren tussen lokale partners. In het verlengde van het vorige programma worden de partnerschappen gebaseerd op twee tot drie jaarlijkse bijeenkomsten, de zuidelijke platforms, die een forum bieden voor uitwisseling, overleg en uitvoering van sommige van deze activiteiten. Dat is de andere uitdaging van de nieuwe fase: het creëren van de minimumvoorwaarden, zodat de grotere onderlinge afstemming van onze acties vruchten zou afwerpen. Dat alles in een context van bezuinigingen. Een dirigent, bekwame muzikanten en een geschikte ruimte zijn alvast drie sleutelelementen, maar dan moet iedereen ook

We willen er ook op wijzen dat de rol van deze coördinatieorganen, “per land” in Senegal en “per regio” in Congo, verder reikt dan het strikte kader van het beheer van het gemeentelijk netwerk of het toezicht op de uitvoering van de operationele plannen. Met de nieuwe hervorming van de ontwikkelingssamenwerking4 en de nieuwe processen die worden ingevoerd, die tot uiting komen in de eerste plaats in meer netwerken met andere Belgische actoren in de indirecte samenwerking en ten tweede in de uitwisseling en het overleg met de lokale vertegenwoordigers5 van de Belgische bilaterale samenwerking in de partnerlanden, hebben organisaties een persoon nodig die hen lokaal vertegenwoordigt. Terwijl de meeste grote ngo’s en andere institutionele actoren beschikken over coöperanten, die ter plaatse betaald worden, is dat helemaal niet het geval voor onze gemeentelijke samenwerking, die berust op mandatarissen en personeel van de samenwerkende gemeenten. Tot nu toe beschikten noch de verenigingen, noch de Belgische gemeenten en partners over de middelen en de tijd om het GIS-programma systematisch te vertegenwoordigen en alle lokale werkzaamheden6 te volgen die met dit hervormingsproces in gang gezet zijn. Het GIS-coördinatiemechanisme in het zuiden vult deze leemte enigszins op, zoals we in 2015-2016 hebben kunnen ervaren in Senegal, waar onze landencoördinator actief deelnam aan de uitwerking van de governance-component van de gemeenschappelijke contextuele analyse, tot grote tevredenheid van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en alle deelnemende organisaties, niet-gouvernementele en institutionele actoren. Dat is duidelijk een nieuwe rol die het coördinatiemechanisme “per land” of “per regio” heeft overgenomen in de nieuwe fase GIS 20172021, in het bijzonder in de Democratische Republiek Congo.

EN NU? Na deze twee platforms moeten de partners nu hun planning en analyse, met name wat de begroting betreft, verfijnen om hun activiteiten zo snel mogelijk te kunnen aanvatten. De lokale overheden zullen ook administratief moeten bevestigen dat de platforms functioneren en dat zij de coördinatiemechanismen toepassen. Maar gezien de algemene instemming die tijdens de werkzaamheden merkbaar was, twijfelen wij er niet aan dat die stap een formaliteit zal zijn. De platforms bereikten hun strategische en operationele doelstellingen in een positieve, constructieve en oplossingsgerichte sfeer. Alle kaarten liggen nu op tafel om van dit nieuwe programma een groot succes te maken.


Carrefour Cadeaukaart U betaalt MINDER, uw werknemers krijgen MEER ! G IF T C A R

Met de Carrefour cadeaukaart geeft u uw medewerkers vrijheid om zelf het cadeau te kiezen waar ze echt blij mee zijn.

D

OM MEER TE WETEN Uw medewerkers profiteren van de Carrefour cadeaukaarten in alle afdelingen van meer dan 700 winkels in Belgïe. Geldigheid: 1 jaar.

WAT ZIJN UW VOORDELEN? • Geen dossierkosten • Interessante kortingen op aankopen vanaf €750 (per bestelling) • Belastingvoordelen onder bepaalde voorwaarden

Carrefour Hypermarkten

Carrefour market

Carrefour express

Nog meer vordelen!

GOED OM TE WETEN Alle gebruikelijke voordelen van Carrefour, de lopende promoties en de Carrefour Bonus Card zijn cumuleerbaar met de Carrefour cadeaukaart. Maximaal korting tot 5%.

• Snelle levering • Mogelijkheid om unieke codes te bestellen die per e-mail of per post verzonden kunnen worden (veilig en snel) • Voor elke gelegenheid kunt u een gepersonaliseerde boodschap en ook de afbeelding van de kaart kiezen • Of uw bedrijfslogo toevoegen indien u voor meer dan €10.000 aan kaarten bestelt.

Voor meer informatie over de Carrefour cadeaukaarten en de algemene aankoopvoorwaarden stuur gerust een e-mail naar giftcardbelgium@carrefour.com


NIEUWS VAN HET GEWEST >>Verslag van Vincent Dewez

PROJECT GOODMOVE, MINISTER PASCAL SMET STELT VOOR OM “DE VISIE OP DE MOBILITEIT TE DOEN EVOLUEREN NAAR EEN DUURZAME, MEERVOUDIGE EN GEDEELDE MOBILITEIT”. “Wij willen een participatief mobiliteitsplan uitwerken voor een duurzame mobiliteit tegen horizon 2028.” Dat is samengevat de boodschap van Brussels minister voor Mobiliteit en Openbare Werken Pascal Smet op de recentste Algemene Vergadering van Brulocalis die plaatsvond op 21 juni. Met GoodMove lanceert de regering een project dat berust op het idee dat wij allemaal kunnen bijdragen tot de verbetering van de situatie. Het gaat om een dynamisch en participatief proces om het nieuwe Gewestelijke Mobiliteitsplan uit te werken, dat de komende tien jaar het beleid zal sturen. Om de mobiliteitsstrategieën en -projecten zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, zowel op gewestelijk als gemeentelijk vlak, keurde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 26 juli 2013 een ordonnantie goed die reglementaire waarde verleent aan het Gewestelijk Mobiliteitsplan. Dat nieuwe plan geldt voor de periode 2018-2028 en is interactiever en concreter dan het IRIS 1 en 2 plan.

“GOODMOVE”, EEN GROOTSCHALIG PROJECT DAT ALLE BRUSSELAARS AANSPREEKT Minister Pascal Smet schetste ons de voornaamste uitdagingen van het project GoodMove. “De Brusselaar is lang afwezig gebleven uit het mobiliteitsdebat. Hij hield zich enkel bezig met zijn eigen straat of wijk, maar werd op geen enkele manier geraadpleegd bij meer strategisch oriëntaties. Alleen de specialisten waren daarbij betrokken. In het toekomstige Gewestelijke Mobiliteitsplan moeten alle strategische oriëntaties verwerkt worden om tot een gedeelde collectieve visie te komen. We moeten evolueren van een visie “mobiliteit per vervoermiddel” naar een visie “meervoudige en gedeelde mobiliteit” in een globalere context.”

DE AUTO IN DE STAD? ER ZIJN SLIMMERE ALTERNATIEVEN “De federale regering heeft te lang het belastingsysteem afgestemd op de pendelaars. Bewoners van de groene rand, met een lager kadastraal inkomen en een gunstiger belastingniveau, moesten met de auto naar de hoofdstad te komen. En bedrijfswagens, die te snel aangeboden worden aan “junior managers” versterken die druk nog.” De minister roept de federale regering nu op maatregelen te nemen teneinde het aantal auto’s in Brussel drastisch terug te schroeven. “Waarom zouden we bijvoorbeeld niet de voorkeur kunnen geven aan carpooling? En op onze snelwegen een “high occupancy lane” inrichten voor auto’s met minstens drie inzittenden? Automobilisten die zonder

20

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

passagiers rijden, zouden afgeschrikt worden door een ongunstigere belasting.” Samengevat ziet minister Smet het zo: “De mentaliteit zal sneller veranderen als we de burger in zijn portemonnee raken.” Brussel zou zo een “stad voor de mensen” kunnen worden in plaats van een “stad voor de auto”.

HOE ZIT HET MET DE ROL VAN DE GEMEENTEN? Het GoodMove-plan is onderverdeeld in verschillende fasen. De verkennende fase, bestaande in analyse, overleg met gemeenten en benchmarking in andere grote buitenlandse steden, evenals de opstelling van een diagnose, vond plaats in 2016. In een tweede fase zullen – in de loop van 2017 – de algemene richtsnoeren uitgestippeld worden en zal er transversaal overleg gepleegd worden. Minister Pascal Smet zet zijn ontmoetingen met de gemeenten voort, gegroepeerd in homogene kwadranten, met vergelijkbare mobiliteitsprobleem en een sociologisch gelijkaardig profiel. De burgemeesters, schepenen en mobiliteitsdiensten brengen hun visies en standpunten naar voren. Voor het eerst zullen zij deze lijnen kunnen vertalen in een reglementair gemeentelijk mobiliteitsplan. Pas in het najaar van 2017 – na een burgerpanel georganiseerd door het Brusselse Parlement – zal er een eerste ontwerp opgesteld worden.

GOODMOVE, GEDRAGEN DOOR ALLE HOOFDROLSPELERS De gemeenten hebben een bevoorrechte plaats in het proces en de aanpak van dit GoodMove-programma. Hun gedegen kennis van het veld is zeer waardevol om het plan op lokale schaal te vertalen. Pascal Smet benadrukte het belang van co-constructie en interactie tussen alle betrokken partijen, om te komen tot een gemeenschappelijke visie en een project dat door een grote meerderheid gedragen wordt. De minister deelde met ons zijn visie, zijn dromen, zijn durf en hoopt de mentaliteit van de Brusselaars te veranderen, zodat ze hun auto’s geleidelijk aan de kant zouden laten...


ONZE GEMEENTEN >>Eric Demarbaix, dienst Openbare Netheid in Jette

PREMIÈRE IN BELGIË: GEMEENTE JETTE VERZAMELT FRITUUROLIE OP HET OPENBAAR DOMEIN Te vaak weten mensen niet wat gedaan met huishoudelijk gebruikte frituurolie en -vetten. Vandaar dat we ze vaak aantreffen naast de glasbol, wat uiteraard geen oplossing is. Wie ze daar achterlaat, doet eigenlijk aan sluikstorten, wat hinder oplevert voor het leefmilieu. De dienst Openbare Netheid van gemeente Jette zocht al lang naar een oplossing, die tot dan toe enkel te vinden was bij private instanties (voornamelijk supermarkten en fabrieken). Op initiatief van de Jetse schepen voor openbare netheid Geoffrey Lepers stemde Quatra, een firma uit Lokeren, ermee in om voor het eerst huishoudelijk gebruikte olie in te zamelen op het openbaar domein, dankzij het concept van de Oliobox, de benaming die de firma ervoor koos.

Info Eric Demarbaix Kabinetschef van de eerste schepen Geoffrey Lepers bevoegd voor Openbare Netheid Tel. 02 423 12 34 (voormiddag) GSM 0477 980 401

Zo werden eind 2016 twee Olioboxen geplaatst voor een testperiode van zes maanden, de ene vlakbij een ingegraven glasbol en kledingcontainer, en de andere bij bovengrondse. De firma Quatra stond in voor de financiering, de plaatsing en het regelmatig ledigen van de twee Olioboxen, die in de grond verankerd zijn en een maximumcapaciteit van 240 liter hebben. De firma betaalt 0,25 euro per netto kilogram olie die opgehaald wordt. De firma heeft er zich ook toe verbonden de communicatie voor de Oliobox via haar eigen website te doen en de herplanting van bomen via Natuurpunt en Natagora te financieren. In het voorjaar 2017 evalueerde de gemeente dit vernieuwende project en de resultaten zijn verheugend. Van oktober 2016 tot maart 2017 werd er – dus in een half jaar tijd – zowat 4,5 ton huishoudelijk gebruikte frituurolie en -vet ingezameld. In overleg met de firma Quatra besliste het college daarom het project uit te breiden over de hele gemeente, met de plaatsing van nog 16 andere boxen. De eerste weken bleken onmiddellijk een groot succes: er werd al 700 tot 800 kilo per week opgehaald. Het project kent niet alleen een groot succes bij de bewoners, maar ook bij andere gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die steeds meer belangstelling tonen voor dit Jetse project. Deze nieuwe dienst verbetert duidelijk de openbare netheid en draagt zo een steentje bij tot de strijd tegen sluikstorten.

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

21


ONDER DE LOEP >>Philippe Delvaux, op basis van het boek “Brussel, geplande geschiedenis” Met de bereidwillige toelating van de uitgeverij Mardaga en Brussel Stedenbouw en Erfgoed (BSE) Dank aan de heer Périlleux, directeur-diensthoofd bij BSE

GESCHIEDENIS VAN DE STADSPLANNING IN BRUSSEL Onlangs publiceerde BSE het boek ‘Brussel, geplande geschiedenis’, een encyclopedische studie over de geschiedenis van de Brusselse planning, en op 13 oktober werd het BWRO goedgekeurd tijdens een plenaire vergadering. Twee mooie gelegenheden, vonden wij, om nog eens terug te komen op de hoogtepunten van die geschiedenis die het Brusselse landschap zoals wij het vandaag kennen, gestructureerd hebben. Laten we beginnen met een vraag: wie kent alle grote mijlpalen van de Brusselse stadsplanning sinds de oprichting van België? Uit de moderne geschiedenis zullen de meesten onder ons het GBP, het GPDO en het GGB wel kunnen aanhalen. En wie al langer in het vak zit, zal ongetwijfeld ook het Sectorplan opsommen, dat twintig jaar lang bestond en waarvan de totstandkoming bijna even lang duurde. Maar weinigen onder ons hebben weet van het besluit van 1940 en de vele pogingen tot stadsplanning vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog tot het begin van de jaren 1970. Aan het besluit van 1915 zal ongetwijfeld niemand van ons denken. En alleen enkele archeologen-archivisten zullen wellicht gehoord hebben van de verschillende plannen uit de 19e eeuw. Hoewel de geschiedenis van de Europese steden in grote lijnen teruggaat tot de middeleeuwen, is de planning van de ontwikkeling van die steden een recenter gegeven. In de oude geschiedenis zijn waarschijnlijk wel nog studies over een gedeeltelijke ontwikkeling te vinden, bijvoorbeeld voor de stadsomwalling, de ontwikkeling van wijken voor de adel of pogingen tot cartografieën, een problematiek die gelijkloopt met die van de stadsplanning.

1. Et il y aura bien une évolution de l’objet et du périmètre de la planification au cours du temps : au début, elle entend maitriser l’extension de la ville. Mais au vingtième siècle, cette extension génère des tensions avec les « faubourgs » happés. On verra bien que progressivement, la planification va travailler à la restructuration intérieure des espaces urbains, notamment pour les dents creuses, les quartiers encore en friche, les zones à développer. Mais sans plus cibler de nouvelles zones d’extension extérieures. Les frontières de la ville vont se cristalliser puis s’institutionnaliser à la création de l’agglomération puis de la Région. Dès lors, la planification bruxelloise se limitera essentiellement à l’organisation du périmètre de cette région, tout en pointant souvent les problèmes que posent cette limite.

22

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

Maar de planning van een volledige stad of van grote delen van de voorsteden waarnaar de stad zich zal moeten uitbreiden, is een recent concept dat verband houdt met twee fenomenen. Enerzijds was er de industrialisering en de daarmee gepaard gaande trek van de plattelandsbevolking naar de steden, waardoor die uit hun omwalling groeiden en zich snel ontwikkelden, waarbij de vorming van nieuwe wijken in goede banen geleid moest worden. Anderzijds gaf de moderne politieke organisatie de macht aan de regering en het parlement, terwijl de lokale autonomie wel gevrijwaard werd. Deze politieke organisatie wordt gebaseerd op een specifieke administratie.

MIJLPALEN IN DE BRUSSELSE STADSPLANNING In 1807 – België hoorde toen nog bij Frankrijk – gaf de wet de burgemeesters de verantwoordelijkheid om in de steden een rooilijnplan op te maken voor

de aanleg van nieuwe straten en de uitbreiding van bestaande straten of andere inrichtingen van algemeen nut. In 1836 bekrachtigde de gemeentewet de planningsbevoegdheden van de lokale overheden en legde zij op dat ook de geagglomereerde delen van de plattelandsgemeenten in de planning opgenomen moesten worden om stedelijke uitbreidingen beter te kunnen structureren. Het federale en het provinciale niveau werden erbij betrokken via de toezichthoudende overheden, die instonden voor de supervisie. Het was het begin van de coördinatie tussen Brussel en de voorsteden in het jonge onafhankelijke België. Door de industrialisering breidden de steden zich snel uit en groeiden zij buiten hun omwalling. Brussel was geen uitzondering. Stadsplanning moest de groei onder controle houden. In 1842 werd dus een inspecteur der wegen benoemd voor de Brusselse voorsteden: Charles Vanderstraeten. Zijn hoofdtaak was toe te zien op het tracé en de helling van de straten die in de nieuwe wijken aangelegd zouden worden. Zijn taak op het vlak van planning had uitdrukkelijk betrekking op de voorstedelijke gebieden. Vergeet niet dat Brussel toen nog omwald was door een tweede ringmuur, de huidige ‘kleine ring’. Die ringmuur had al lang geen verdedigende functie meer maar wel een fiscale functie, namelijk voor het innen van tol aan de stadspoorten. Charles Vanderstraeten wilde de stadsontwikkeling bijgevolg laten plaatsvinden binnen een nieuwe, perfect cirkelvormige omwalling om tol te innen. Op zijn plan had die cirkel een straal van 3.000 meter vanaf de toren van het stadhuis. Het daaruit voortvloeiende regelgevende plan werd in 1846 goedgekeurd, maar enkele jaren later alweer opgegeven doordat het te conceptueel was en terughoudendheid en zelfs tegenkanting opwekte bij bepaalde voorstedelijke gemeenten. Maar gezien de constante uitbreiding van de stad werden sindsdien wel verschillende projecten gepland. Vele van die projecten gingen het regelgevend plan trouwens vooraf. Neem bijvoorbeeld Molenbeek, waar vanaf 1842 het plan voor een hele wijk bedacht werd, met een


ONDER DE LOEP

hippodroom/stadion langs het kanaal als hoeksteen. De Administration des Hospices et Secours de la Ville de Bruxelles (voorloper van het OCMW), die eigenaar was van de terreinen, was echter niet geneigd om ze tegen de aangeboden prijs te verkopen. Uiteindelijk werd de wijk verstedelijkt rond de vele industrieën die er zich kwamen vestigen, maar buiten het geschetste kader. Toch kende het plan van 1842 een begin van uitvoering met de aanleg van de Hertogin van Brabantplaats, die oorspronkelijk bedoeld was om een spel van perspectieven te bieden met het toekomstige stadion. Het plein is er gekomen maar het stadion niet, waardoor de oorspronkelijke intentie verloren ging en vandaag de dag moeilijk te vatten is. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat er spanningen kunnen ontstaan tussen de vele

>>Tweede poging: het plan uit 1863 (gepubliceerd in 1866) stadsontwikkelingsactoren. We komen daar later nog op terug. Het bewijst ook wat er allemaal kan gebeuren tussen plan en uitvoering. De tweede helft van de 19e eeuw kenmerkte zich door het werk van een vergeten figuur, namelijk Victor Besme, inspecteur der wegen en van 1858 tot 1904 belast met de planning … Deze periode stemt min of meer overeen met de regeerperiode van Leopold II, die veel bekender is om zijn impact op de Brusselse stadsontwikkeling.

>>Plan uit 1846 en de omwalling in het rood

Victor Besme vatte de grote planningslijnen samen in een algemeen plan dat in 1863 gepubliceerd werd. Hij wilde de stadsontwikkeling organiseren volgens de principes van sociale en functionele vermenging en tegelijkertijd een grote flexibiliteit behouden om de materie op een pragmatische manier te kunnen begrijpen. Dit kwam vooral tot uiting door het uitsluitend indicatieve karakter van het algemeen plan en de constante wijzigingen. De actieradius van het plan nam parallel aan de stadsuitbreiding toe en besloeg in 1860 een grondgebied van 7.000 hectare. Victor Besme focuste op de sociale en ruimtelijke verdeling en verdeelde de stad dus in wijken, waarvan sommige bedoeld waren als woonwijk voor de volksklasse, de middenstand en de burgerij en andere voor fabrieken en dienstenondernemingen. Toen hij in 1904 overleed, besliste de federale regering echter om zijn functie en bijgevolg het specifieke toezicht op de ontwikkeling van Brussel af te schaffen.

>>Vindt u op dit plan het Hertogin van Brabantplein?

In een slingerbeweging probeerde de stedenbouw van de 20e eeuw komaf te maken met de benadering van de 19e eeuw. In 1915 werd

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

23


ONDER DE LOEP

de stadsplanning hervormd door een besluitwet. Het modernisme ontvlamde in de hele Europese samenleving en drong langzaam de visie van toenmalig stadsplanner Raphaël Verwilghen binnen. In die tijden van oorlog hield de Brusselse bevolking echter liever vast aan een vertrouwde stadsomgeving en kantte zij zich tegen de visie van de stadsplanner om de stad weer op te bouwen. De gemeenten zouden het modernistische enthousiasme dus beteugelen.

ACTIE VAN [DE VOORLOPER VAN] BRULOCALIS Wist u dat de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten, waaruit Brulocalis ontstaan is, al in de jaren 1930 in Brussel een colloquium over stedenbouw en wonen organiseerde, samen met de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken?

Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog lag Raphaël Verwilghen aan de basis van een directief besluit (1940) voor de secretarissen-generaal die hun ministers in ballingschap vervingen. Vier aaneengeschakelde regelgevende plannen moesten de ruimtelijke ordening in het hele land regelen. Een specifiek bestuur kreeg de taak om de toepassing ervan op te volgen. Deze periode werd sterk beïnvloed door het functionalisme dat het Handvest van Athene in 1933 ingevoerd had in de architectuur.

2. “Mouvement Communal” en “De Gemeente” zijn de voorlopers van het tijdschrift “Nieuwsbrief”. Vandaag wordt de Franse naam “Mouvement Communal” gebruikt voor de publicatie van de Union des Villes et Communes Wallonnes (UVCW). 3. V. Bure, “Naissance d’une administration”, De Gemeente, 1947, nr. 237, p. 46.

24

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

Na de oorlog werd dit besluit verlengd door een besluitwet (1946); de parlementaire discussie vond echter pas zestien jaar later plaats (1962). Het bestuur voor stedenbouw kwam in 1944 onder het Ministerie van Openbare Werken te vallen. De eerste algemeen directeur, Victor Bure, schreef in 1947 in het tijdschrift “Mouvement Communal2” van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten: “Het besluit van 12 september 1940 werd toegepast volgens een idee van centralisering dat niet verenigbaar was met de gewoonten en de rechtspraak van ons openbaar recht; we maakten van stedenbouw een soort van oorlogsmachine die de gemeenten er flink van langs gaf; vanuit Brussel hebben we Vlaanderen en Wallonië ontwikkeld. Het resultaat werd al gauw duidelijk. Of liever gezegd, een resultaat bleef gewoon helemaal uit. De gemeenten hebben hun stekels opgezet en de plannen zijn nooit uitgevoerd.3” Van 1948 tot 1957 ontwierp een privékantoor (Groupe Alpha) een voorontwerp van gewestplan voor de Brusselse agglomeratie en haar hinterland in opdracht van het bestuur van Victor Bure. Vanaf 1958 raakte het echter in de vergetelheid. In die periode hebben maar 10 %

van de Belgische gemeenten een algemeen verordeningsplan opgesteld, dat bij koninklijk besluit goedgekeurd werd. In Brussel waren dat alleen maar Ganshoren (plan van 1951) en Jette (1954). In 1962 startte datzelfde bureau, dit keer in het kader van een wet, met de opmaak van een sectorplan voor de Brusselse agglomeratie, dat in 1965 een feit was. De planning was beperkt tot de perimeter van de negentien gemeenten. De beweegredenen waren min of meer dezelfde als


ONDER DE LOEP

>>Het plan van bureau Alpha uit 1970 bij het vorige plan: 188 km stadsautowegen, een strakke zonering en vijf kleine autonome steden in plaats van een agglomeratie. Volgens het plan zou elke Brusselse zone soortgelijke voorzieningen krijgen. Maar uiteindelijk bleek deze heel theoretische visie onmogelijk uit te voeren. Het voorontwerp

bepaalde ook dat het grootste deel van de Brusselse gebouwen in twintig jaar tijd gerenoveerd zouden worden. Maar in die tijd stond “renoveren� gelijk aan afbreken en weer opbouwen. Kortom, het grootste deel van de stad zou gesloopt worden, en dan nog in een hoog tempo. Voor de bouwsector was dit

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

25


ONDER DE LOEP

VAN VROEGER TOT NU: STADSAUTOWEGEN Ook vandaag nog zie je op de kaart van Brussel de restanten van het begin van uitvoering van de stadsautowegen: de E40 die tegen de Reyerslaan aan ligt, het duo Wetstraat-Belliardstraat, de invalsweg Herrmann-Debroux, de Keizer Karellaan, de tunnel van Koekelberg … Aanvankelijk was het de bedoeling om echte autosnelwegen door de stad aan te leggen, die dan zouden samenkomen op de kleine ring. Tegenwoordig tracht men de sporen hiervan weg te wissen door het stedelijke stuk van de E40 kleiner te maken en door de kunstwerken uit die tijd (Reyersviaduct en Herrmann-Debrouxviaduct) af te breken. De veroudering van deze inrichtingen heeft uiteraard te maken met het gebrekkige onderhoud, wat op zijn beurt verband houdt met het structurele financieringsprobleem van het Brussels Gewest. Maar wanneer we naar de historische context kijken, stellen we vast dat deze bouwwerken er al waren vóór de oprichting van het Brussels Gewest, niet voldeden aan de behoeften (volgens sommigen zouden ze de stadsvlucht in de

uiteraard heel goed nieuws, maar de begroting van dit compleet onrealistische idee veroordeelde het voorontwerp meteen tot de prullenmand. Vijf jaar later, in 1970, maakte Alpha een tweede voorontwerp van zijn bestemmingsplan. In tegenstelling tot zijn voorganger was dit nieuwe plan niet meer zo gericht op een massale afbraak maar het voorzag wel in nóg meer stadsautowegen: liefst 225 kilometers autowegen zouden de stad doorklieven. De planning weerspiegelde de overheersing van de auto, die in een stroomversnelling kwam na Expo ‘58 als teken van moderniteit. Het gevolg daarvan was dat de stadsbewoners de eerste buurtcomités oprichtten om de strijd aan te binden tegen dit plan (1969, ‘slag om de Marollen’), dat net als zijn voorganger uiteindelijk in de prullenmand belandde. In 1973 kwam er beweging in de structuur van België: de regionalisering ging van start en hoewel men het concept van een Brussels Gewest voorlopig in de ijskast stak, werd binnen de nationale staat een Ministerie van Brusselse Aangelegenheden opgericht, dat de supervisie op de ordening van Brussel overnam van de minister van Openbare Werken. Minister van Brusselse Aangelegenheden Guy Cudell legde er zich op toe om de Brusselse eigenheden te onderstrepen in een nieuwe

26

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

hand gewerkt hebben, die we ook nu nog vaststellen bij de Brusselse middenklasse) en uiteindelijk niet meer overeind konden blijven gezien de recentere mobiliteitsontwikkelingen. Met andere woorden, we veronderstellen dat, hoewel er zeker geen overleg plaatsvond, de problematiek van de burgerlijke bouwkunde en infrastructuurwerken deels verband houdt met de institutionele veranderingen en de paradigmaverschuiving in de stedelijke mobiliteit. In het verleden – andere tijden, andere gewoonten – zien we dat de stedenbouwkundige regelgeving niet altijd de huidige precisie kende, aangezien die net het resultaat is van opeenvolgende verbeteringen. Er was een tijd toen – het hielp om connecties te hebben bij naburige diensten – ambtenaren voor stedenbouw en openbare wegen de bouw van infrastructuurwerken konden goedkeuren met een minder precies regelgevingskader dan vandaag.

versie van het ontwerp van sectorplan. De term ‘renovatie’ kreeg in die periode de betekenis zoals wij ze vandaag kennen, namelijk het verbeteren en herstellen van het bestaande gebouw in plaats van het af te breken en weer op te bouwen. Paul Vanden Boeynants, de opvolger van Guy Cudell op het Ministerie van Brusselse Aangelegenheden, zette zich in die periode in tegen de ontwikkeling van stadsautowegen. Het kantelmoment in deze geschiedenis kwam er in 1979 met de goedkeuring – eindelijk! – van het Sectorplan. Het plan overleefde ook de beproevingen van het overleg en het openbaar onderzoek, twee procedures die toen nog zeldzaam waren in Europa. Het vervolg – de OOPS (ordonnantie houdende organisatie van de planning en stedenbouw van 1991), het BWRO (de nieuwe versie werd goedgekeurd bij het schrijven van dit artikel), het GP(D)O (1995, 2002 en 2017), het GBP (2001 en 2013 voor het zogenaamde “demografisch” GBP), het PIO (Plan voor de Internationale Ontwikkeling, 2007 en 2013) en de richtschema’s (2014) – is bekend.


ONDER DE LOEP

WELKE LESSEN KUNNEN WE TREKKEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE STADSPLANNING? De moderne stadsplanning ontstond in aansluiting op de onafhankelijkheid en is in de loop der jaren sterk veranderd qua inhoud en benadering.

en pleinen volgens een tracé waarover men telkens afzonderlijk besliste. De uitbreidende stad wilde zowel haar ontwikkeling onder controle houden als zich op de voorgrond plaatsen. De nood aan stadsplanning was het resultaat van de snelle groei van industrialiserende steden, die een enorme bevolkingsstijging kenden. Brussel groeide buiten de stadsmuren die het uit de middeleeuwen overgeërfd had, en vernieuwde zichzelf met nieuwe wijken die het trachtte te structureren.

Ruw samengevat legde de 19-eeuwse visie de nadruk op de ontwikkeling van het stadslandschap en de stadskunst. De stad was niet langer een ietwat chaotische en experimentele samenvoeging van straten

In aansluiting op het Handvest van Athene van 1933 bezweek de Brusselse stedenbouw voor het functionalisme van de 20e eeuw: men ging zich minder bezighouden met het uitzicht van

Inhoud en benadering

het tracé en meer met de bestemming van de wegen en wijken. Die tijdsgeest zou trouwens in meer dan alleen maar de stedenbouw tot uiting komen, bijvoorbeeld ook in de architectuur. Wat de benadering betreft, ook die zou de tijdsgeest uitstralen: tot de decentralisering van de jaren 1970 was België een eenheidsstaat. Als hoofdstad was Brussel ook een uitstalraam voor de centrale macht, die toen niet van plan was om de toekomst van de stad te delegeren aan een ander machtsniveau. Dit veroorzaakte logischerwijs spanningen, zowel met de gemeenten en provincies als met de bevolking, wiens wensen niet altijd gehoord werden en niet altijd overeenstemden met de supralokale stedenbouwkundige visie van toen. Sommige van de wetteksten die aan de basis lagen van de Brusselse stedenbouw en die zelfs het Brusselse bestuur georganiseerd hebben, kwamen ietwat eigenaardig tot stand in de onrustige tijden van de twee wereldoorlogen. Maar wanneer je erover nadenkt, is het eigenlijk niet zo vreemd dat er in die moeilijke perioden ordemaatregelen genomen werden, want planning is uiteindelijk niets meer of minder dan een omkadering van de ontwikkeling en dus een (her)structurering van de toekomst, toch? Bovendien kwamen deze regelgevende kaders voor een verdeeldheid zaaiende materie tot stand in een context waar er weinig geluisterd werd naar verzet.

PLEINEN OF WEGEN … KRISTALLISERING VAN DE SPANNINGEN Voorbeelden zijn er in overvloed. Laten we ons hier beperken tot een tweetal.

wat de uitgestippelde harmonie in het gemeenteplan tenietdeed.

Ten eerste, het Liedtsplein in Schaarbeek, waar het plan van de gemeente om een mooi rechthoekig plein aan te leggen, gedwarsboomd werd. Enerzijds door de krachtige tegenkanting van een buurman, de destijds bekende schilder Gallait, die zich uit alle macht verzette tegen de ontwikkeling van een nog landelijke wijk. Maar anderzijds ook door de toekomstige koning Leopold II, die een imposante laan wilde aanleggen naar de nieuwe kerk van Laken; de laan zou schuin door het plein lopen,

Ten tweede, de 225 km stadsautowegen van de jaren 1960 konden niet echt op bijval rekenen bij de gemeenten die gesegmenteerd waren door deze voorziening die vooral gunstig was voor de werknemer die ver weg buiten de stad woonde, dan voor de lokale belastingbetaler die naast de weerzinwekkende betonstrook moest wonen. De stadsbewoners lieten dan ook luid van zich horen, waardoor het bestuur zich genoopt zag om het plan op te geven.

Na de oorlog wekte het buitensporige functionalisme in combinatie met een visie die te ver lag van de lokale bekommernissen, als slingerbeweging weerstand op, zowel bij de gemeenten als bij de Brusselaars. De protestbeweging van de jaren 1960, die ook in lijn lag met de tijdsgeest, ijverde ervoor dat de behoeften van diegenen die hun stad beleven, opgenomen zouden worden in de stedenbouwkundige visie. De Belgische compromiscultuur op haar best bracht overleg- en participatiemechanismen voort die, hoewel ze geen wondermiddel waren, als voorbeeld dienden op Europees niveau en de mogelijkheid boden om een visie scherp te stellen, te verbeteren, de scherpe kantjes eraf te halen en zelfs een ander gezichtspunt aan te nemen. Vanaf het einde van de jaren 1970 worden de planningsinstrumenten ingevoerd zoals we ze vandaag kennen: sectorplan, gewestelijk ontwikkelingsplan (waar in de tweede versie het adjectief ‘duurzaam’ aan toegevoegd werd, ook weer volgens de tijdsgeest), gewestelijk bestemmingsplan (dat later ‘demografisch’ werd) en de specifieke instrumenten van de hefboomzones en richtschema’s.

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

27


ONDER DE LOEP

ONDERZOEK VAN LANGE ADEM De reden waarom we dit boek zoveel aandacht geven is, dat het om een bijzonder werk gaat: nooit eerder werd het onderzoeksterrein zo serieus ontgonnen en geanalyseerd. De documenten (schetsen, voorontwerpen, werkdocumenten, processen-verbaal, …) waren in grote mate bewaard in slecht geïnventariseerde of zelfs onuitgegeven archieven. We mogen dus gerust spreken van een herontdekking van een groot deel van deze geschiedenis. De moeizame totstandkoming van dit miskende verhaal is van hetzelfde niveau als wat het vertelt: het begon

Spanningen Meerdere stromingen brengen machtsverhoudingen mee, waarvan de lagen zich soms opstapelen in het planningsproces, van oorspronkelijke intentie tot geslaagde uitkomst (of mislukking) van een plan, en nadien ook in de uitvoering. De ontwikkelde wijken drukken trouwens soms de complexiteit van hun moeizame totstandkoming uit en sommige blijken iets helemaal anders geworden te zijn dan oorspronkelijk bedoeld. Deze spanningen betreffen in de eerste plaats spanningen tussen machtsniveaus: de geschiedenis van de stadsplanning bracht aan het licht dat de spanningen tussen centrale regering, provincie (ondertussen Gewest) en gemeenten een constant gegeven waren. Wat stadsplanning zo moeilijk maakt, heeft te maken met het voorwerp zelf: doordat men vooruit moet kijken naar de toekomst, heeft men om deze moeilijke oefening op te lossen soms de neiging zich te beperken tot een visie en theoretische modellen die moeilijk verenigbaar zijn met de harde werkelijkheid. Dit verklaart ook waarom dit ingewikkelde gegeven verder aangepakt werd door middel van overleg. Daarnaast zijn er ook de spanningen in de privésector. Men mag stadsplanning niet reduceren tot een oefening die alleen de openbare sector moet maken en die uitsluitend gestuurd is door het algemeen belang. De materie zelf doet discussies oplaaien over de soms tegenstrijdige particuliere belangen: die van de ontwikkelaars bijvoorbeeld komen niet altijd die van de stadsgebruikers, waaronder de stadsbewoners, tegemoet. Hoewel de geschiedenis voldoende aantoont dat het

28

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

in 1999 en eindigde in 2017. Achttien jaar was er nodig om het project af te bakenen, de archieven door te snuffelen en uit te pluizen, de gegevens te analyseren, het boek te schrijven en het ten slotte te publiceren. Het resultaat is een rijkelijk geïllustreerd en in kaart gebracht encyclopedisch werk van 500 pagina’s, dat niet alleen boeiend maar ook aangenaam is om te lezen. Kortom, of u het nu leest voor uw plezier of voor uw werk, het boek is absoluut een referentie voor iedereen die geïnteresseerd is in stedenbouw of de geschiedenis van Brussel.

NIMBY-fenomeen bij gelegenheid steun vindt in het proces, getuigt ze er evenzeer van dat de onomkaderde invloed van de ontwikkelaars (bijna) gedrochten opleverde, die gelukkig meestal tijdig tegengehouden werden op het ogenblik van de budgettaire raming. Denk maar aan het plan van 1940 om bijna heel Brussel te ‘vernieuwen’ – lees: met de grond gelijk te maken en herop te bouwen – of dat van een twintigtal jaar later om een dicht netwerk van stadsautowegen aan te leggen in Brussel. Het belang van de historische benadering mag duidelijk zijn: het stedelijke landschap in Brussel bouwt op deze geschiedenis voort in de grote beslissingen, het getalm en geaarzel, de kenteringen en reacties, de confrontaties, enz. Meer dan een eeuw lang zijn grote inspanningen geleverd omtrent deze materie, en daaronder valt niet alleen de stadsplanning maar ook het regelgevend kader, de administratieve organisatie en zelfs het (politieke, administratieve en maatschappelijke) denkbeeld. Was het stedenbouwkundig overleg zoals we het vandaag nog altijd kennen, ook ingevoerd zonder het felle verzet van de bevolking aan het eind van de jaren 1960? Had dat verzet alleen maar plaatsgevonden als de toenmalige stadsplanning de functionele theorieën die - wellicht te lang - als richtlijn dienden, losgelaten had? Het verleden zet het heden weer in perspectief en reikt ons sleutels aan om meer inzicht te krijgen in mechanismen die voor ons altijd al verworven leken. Het heden is nog altijd ingewikkeld en daardoor hebben we vaak de neiging om een geïdealiseerd verleden te verheerlijken, maar eigenlijk weten we niet zo veel over dat

verleden. Het is de verdienste van dergelijke studies om te bewijzen dat onze voorgangers ook te kampen hadden met gelijkaardige problemen als die waarmee de planners, besluitvormers en burgermaatschappij vandaag geconfronteerd worden. Wanneer we dit verleden weer in zijn context plaatsen en in het menselijke beslissingsproces kaderen, wordt het veel meer dan een technische beschrijving en wordt het plots menselijker. Stedenbouw en stadsplanning zijn het resultaat van menselijke beslissingen. Een evidentie die we af en toe durven te vergeten.

>>Meer info Michel De Beule (coörd.), Benoît Périlleux, Marguerite Silvestre, “Brussel, geplande geschiedenis – stedenbouw in de 19e en 20e eeuw”, uitgeverij MEERT, 2017, 496 pagina’s, ISBN 9782804703325. De uitgeverij Mardaga zal binnenkort ook een digitale versie uitbrengen, om de overvloedige cartografie die voor deze studie in hoge resolutie ingescand werd, grondiger te bekijken. Coördinator Michel De Beule ligt trouwens mee aan de basis van de toepassing HemelsBrussel, waarmee luchtfoto’s uit twee verschillende periodes tegelijkertijd in beeld gebracht kunnen worden, van het begin van de jaren 1930 tot 2014.


www.contracteo.be: vind met 2 muisklikken alle inschrijvers voor uw opdracht!

Ga snel kijken op www.contracteo.be en

Contracteo.be is een online gids van bedrijven die klaar staan om in te schrijven op uw (niet-gepubliceerde) overheidsopdrachten en stevige referenties in de openbare sector kunnen voorleggen.

vind de toekomstige intekenaars op uw aanbestedingen!

Uw pluspunten als overheidsinkoper:

• tijdswinst • opzoeking per bedrijfssector • geografische targeting • gedetailleerde fiche van de inschrijvende bedrijven

Contactpersoon Elodie KINIF Tel.: +32 (0)81 40 95 83 Gsm: +32 (0)497 07 62 27 E-mail: elodie.kinif@contracteo.be


ONDER DE LOEP >>Farah El Housni, juridisch adviseur bij Brulocalis

BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS: EEN BELANGRIJKE UITDAGING IN ONZE DIGITALE MAATSCHAPPIJ! Basisbeginselen en nieuwigheden van de herziene Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVGB): een nieuw juridisch kader dat ondubbelzinnig en geharmoniseerd is. Gezien de onvermijdelijke invloed van nieuwe technologieën op het verzamelen en delen van persoonsgegevens heeft de Europese Unie beslist om het Europees recht inzake de bescherming van het privéleven te hervormen. En dus werd in april 2016 de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) goedgekeurd, die een strikt en coherent kader voor gegevens¬bescherming in de Europese Unie moet bieden. Bovendien kunnen natuurlijke personen voortaan de controle over hun eigen persoonsgegevens behouden. In dit artikel schetsen we de grote lijnen van dit nieuwe juridische kader, dat in de eerste plaats de lokale besturen aanbelangt.

BEGINSELEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN De verordening somt de kernbeginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens op en bepaalt dat de verwerkingsverantwoordelijke moet waarborgen dat deze beginselen nageleefd worden en de naleving moet kunnen aantonen. De

beginselen betreffen meer bepaald de behoorlijke, rechtmatige en transparante verwerking, doelbinding, minimale gegevensverwerking, de juistheid van de gegevens, opslagbeperking en tot slot integriteit en vertrouwelijkheid. Dit laatste houdt in dat de verwerkingsverantwoordelijke passende technische of organisatorische maatregelen neemt om de beveiliging van de gegevens te waarborgen en ze dus onder meer beschermt tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging.

UITDRUKKELIJKE TOESTEMMING EN INTREKKING VAN DE TOESTEMMING De verwerking van gegevens wordt met name als rechtmatig beschouwd wanneer de betrokkene toestemming gegeven heeft. De AVG heeft de voorwaarden voor het uitdrukken van die toestemming versterkt. Zo moet de toestemming voortaan niet meer alleen vrijelijk en specifiek zijn, maar ook geïnformeerd en ondubbelzinnig. De verwerkingsverantwoordelijke moet kunnen aantonen

AVG B

30

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017


ONDER DE LOEP

dat de betrokkene door middel van een verklaring of een duidelijke actieve handeling ingestemd heeft met de verwerking van zijn persoonsgegevens. Bovendien bepaalt de Europese wetgeving voortaan dat de betrokkene het recht heeft om zijn toestemming te allen tijde in te trekken en dat hij geïnformeerd moet zijn over die mogelijkheid.

RECHT OP OVERDRAAGBAARHEID VAN GEGEVENS Dit nieuwe recht in de AVG geeft de betrokkenen de mogelijkheid om de persoonsgegevens die zij aan een verwerkingsverantwoordelijke verstrekt hebben, te verkrijgen in een gestructureerde, gangbare en machineleesbare vorm. Dit recht is alleen van toepassing wanneer de verwerking van persoonsgegevens berust op toestemming of de uitvoering van een overeenkomst.

PROFILERING Net als richtlijn 95/46 beschermt de AVG de burger tegen besluiten die uitsluitend op geautomatiseerde verwerking gebaseerd zijn waaraan voor hem rechtsgevolgen verbonden zijn of die hem in aanmerkelijke mate treffen. In dat kader geeft de Europese wetgever als voorbeeld de automatische weigering van een online ingediende kredietaanvraag of van verwerking van sollicitaties via internet zonder menselijke tussenkomst1. De nieuwe regelgeving preciseert voortaan dat geautomatiseerde verwerking profilering omvat2. In artikel 22 van de AVG worden overigens de gevallen genoemd waarin de besluitvorming op basis van geautomatiseerde verwerking (met inbegrip van profilering) toch toegestaan is.

GEVOELIGE GEGEVENS Genetische en biometrische gegevens zijn toegevoegd aan de lijst met gevoeligere gegevens, naast de gegevens die verband houden met ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen en het lidmaatschap van een vakbond. De verwerking van dergelijke gevoelige gegevens is in principe verboden. De AVG somt wel een aantal mogelijke gevallen op waarin dergelijke gegevens toch verwerkt mogen worden, bijvoorbeeld in het kader van het arbeidsrecht, de arbeidsgeneeskunde, het stellen van medische diagnoses, het verstrekken van gezondheidszorg of sociale diensten en de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.

AANWIJZING VAN FUNCTIONARIS VOOR GEGEVENSVERWERKING OF ‘DATA PROTECTION OFFICER’ (DPO) In diverse gevallen – en met name wanneer de gegevensverwerking verricht wordt door een overheids¬instantie of overheidsorgaan3 – moet

een functionaris voor gegevensbescherming aangewezen worden. Eenzelfde functionaris voor gegevensbescherming kan aangewezen worden voor verschillende overheidsinstanties of -organen, met inachtneming van hun organisatiestructuur en omvang. De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker zorgen ervoor dat de functionaris voor gegevens¬bescherming naar behoren en tijdig betrokken wordt bij alle aangelegenheden die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens. De functionaris voor gegevensbescherming kan een personeelslid van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker zijn op voorwaarde dat hij zijn deskundigheid op het gebied van de wetgeving en de praktijk inzake gegevensbescherming kan aantonen. De functie kan ook vervuld worden door een dienstverlener die de taken op grond van een dienstverleningsovereenkomst verricht. Om zijn gehele onafhankelijkheid te garanderen, mag de functionaris voor gegevensbescherming geen instructies ontvangen met betrekking tot de uitvoering van zijn taken. Bovendien mag hij door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker niet ontslagen of gestraft worden voor de uitvoering van zijn taken.

VAN VERPLICHTE KENNISGEVING NAAR EFFECTBEOORDELING Aangezien de algemene verplichting om de toezichthoudende autoriteiten op de hoogte te stellen van de verwerking van persoonsgegevens vaak een overmatige en zelfs onproductieve administratieve en financiële last meebrengt, heeft de Europese wetgever beslist om in de plaats daarvan een nieuw mechanisme in te voeren: de effectbeoordeling. De AVG legt de verwerkingsverantwoordelijke voortaan op om vóór de verwerking een beoordeling uit te voeren van het effect van de beoogde verwerkingsactiviteiten op de bescherming van de persoonsgegevens wanneer een soort verwerking, in het bijzonder een verwerking waarbij nieuwe technologieën gebruikt worden, gelet op de aard, de omvang, de context en de doeleinden daarvan, waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. De verwerkingsverantwoordelijke wint bij het uitvoeren van deze effectbeoordeling het advies van de functionaris voor gegevensbescherming in. Zo’n effectbeoordeling is vooral noodzakelijk in geval van stelselmatige en grootschalige monitoring van openbaar toegankelijke ruimten en in geval van grootschalige verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens of van gegevens met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten.

REGISTER VAN DE VERWERKINGSACTIVITEITEN De naam en contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke, van diens vertegenwoordiger en van de functionaris voor

1. Zie overweging 71 van de AVG. 2. Volgens overweging 71 van de AVG bestaat profilering in “de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens ter beoordeling van persoonlijke aspecten van een natuurlijke persoon, met name om kenmerken betreffende beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of interesses, betrouwbaarheid of gedrag, locatie of verplaatsingen van de betrokkene te analyseren of te voorspellen ( …).” 3. Deze begrippen zullen gedefinieerd moeten worden door de nationale wetgevers, zoals blijkt uit de “Richtlijnen betreffende de Data Protection Officer (DPO)” (u kunt de richtlijnen in het Engels raadplegen: Guidelines on Data Protection Officers (“DPOs”))

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

31


ONDER DE LOEP

gegevensbescherming, de verwerkingsdoeleinden, de beschrijving van de categorieën van betrokkenen en van de categorieën van persoonsgegevens, (indien mogelijk) de beoogde termijnen waarbinnen de verschillende categorieën van gegevens gewist moeten worden … het zijn enkele van de gegevens die in het register van de verwerkingsactiviteiten moeten staan dat verplicht gehouden moet worden en op verzoek ter beschikking van de toezichthoudende autoriteit4 gesteld moet worden door ondernemingen en organisaties die meer dan 250 personen in dienst hebben en in bepaalde precieze gevallen ook wanneer ze minder dan 250 personen in dienst hebben.

INBREUK IN VERBAND MET PERSOONSGEGEVENS De Europese wetgever heeft vastgelegd welke maatregelen genomen moeten worden in geval van een inbreuk in verband met persoonsgegevens (bv. hacking). De AVG bepaalt dat de verwerkingsverantwoordelijke deze inbreuk zonder onredelijke vertraging en, indien mogelijk, uiterlijk 72 uur nadat hij er kennis van genomen heeft aan de toezichthoudende autoriteit moet melden, tenzij het niet waarschijnlijk is dat de inbreuk in verband met persoonsgegevens een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. Wanneer de inbreuk waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, moet ook de betrokkene onverwijld op de hoogte gesteld worden van de inbreuk.

SANCTIES EN ONDERZOEKSBEVOEGDHEDEN Indien de bepalingen van de verordening niet nageleefd worden, kunnen de door de nationale wetgevers aangestelde toezichthoudende autoriteiten5 administratieve boetes opleggen, die in sommige gevallen tot 20 miljoen euro kunnen bedragen (of, in geval van een onderneming, tot 4. Op 23 augustus 2017 werd een wetsontwerp tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers (Doc. 54-2648). Het wetsontwerp creëert de Gegevensbeschermingsautoriteit, als rechtsopvolger van de bestaande Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en kent haar de competenties, taken en bevoegdheden toe die aan de toezichthoudende autoriteit toegekend worden door de AVG. 5. Zie bovengenoemd wetsontwerp nr. 54-2648. 6. Het wetsontwerp nr. 54-2648 heeft specifiek betrekking op de organisatie van de Gegevensbeschermingsautoriteit. Er zou bij de Kamer ook een ander wetsontwerp ingediend worden over de principes voor gegevensverwerking. Toen dit artikel geschreven werd, was dat wetsontwerp nog niet ingediend.

32

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

4 % van de jaaromzet indien dat cijfer hoger is). Deze boetes moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De Europese wetgever geeft de lidstaten bovendien de mogelijkheid om te bepalen of en in hoeverre administratieve geldboeten opgelegd kunnen worden aan in die lidstaat gevestigde overheidsinstanties en overheidsorganen. Als nationale toezichthoudende autoriteit beschikt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over diverse onderzoeksbevoegdheden die in de verordening opgesomd worden. Naast de bovengenoemde sancties kan de toezichthoudende autoriteit diverse corrigerende maatregelen nemen, gaande van een waarschuwing tot het verbieden van de verwerking.

INTREKKING VAN RICHTLIJN 95/46/EG EN TOEPASSING VAN DE NIEUWE VERORDENING Deze verordening schrapt de vroegere richtlijn 95/46/ EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens met ingang van 25 mei 2018. Vanaf die datum zijn de nieuwe bepalingen direct van toepassing in alle lidstaten. Aangezien het om een verordening gaat, is er geen omzetting naar nationaal recht noodzakelijk om deze verordening toe te passen. Maar dat betekent uiteraard niet dat het Belgisch recht, en in het bijzonder de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet aangepast zal moeten worden6.

MOETEN PLAATSELIJKE BESTUREN ZICH ONGERUST MAKEN NU DE DEADLINE VAN 25 MEI 2018 NADERT? Gezien de vele taken van de plaatselijke besturen en hun directe impact op de burger, spreekt het voor zich dat de kwestie van de gegevensbescherming

WETTELIJKE BASIS Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), P.B.E.U., 4 mei 2016, L119/1-88 (inforum 300861) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995

betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, P.B.E.U., 23 nov. 1995, L281/31-50 (inforum 245988) Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, B.S. 18 maart 1993 (inforum 50479)


ONDER DE LOEP

van groot belang is voor hen. Daarom heeft Brulocalis in oktober 2017 een opleiding gewijd aan dit thema, zodat de plaatselijke besturen vertrouwd werden met de nieuwe wetgeving. Door de plaatselijke besturen bij te staan in deze kwestie rond de persoonlijke levenssfeer, wil Brulocalis ze helpen met de uitvoering

van de nieuwe procedures, zodat ze probleemloos de deadline van mei 2018 halen. In ieder geval kan de lezer ook het gedetailleerde thematische dossier raadplegen dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer opstelde over deze problematiek7.

7. https://www.privacycommission. be/nl/algemene-verordeninggegevensbescherming-0

VERENIGING IN ACTIE BRULOCALIS VRAAGT HERZIENING VAN DE REGELS INZAKE CUMUL PENSIOENEN De volgorde van de prioriteit helt in het voordeel van het federaal niveau, ten koste van de lokale besturen. De drie verenigingen van steden en gemeenten vragen de herziening van het KB van 22 september 1980 aan de minister van Pensioenen. Aangezien ze – althans gedeeltelijk – onder de openbare sector vallen, kunnen de pensioenen slechts tot een zeker niveau gecumuleerd worden. Daarboven wordt het bedrag afgeroomd. Dan rijst de vraag welke

pensioenuitbetaler er prioritair baat haalt uit die afknotting. De kwestie wordt geregeld volgens een volgorde die vastgelegd werd in het KB van 22 september 1980. Dat bepaalt dat de staatskas voorrang heeft voor de vermindering. Daarna komen de pensioenen van de lokale mandatarissen en tot slot pas het pensioenstelsel van de werknemers en de zelfstandigen. Sinds de hervorming van hun bezoldiging in 1999 genieten de lokale verkozenen ook een beter pensioen. Aangezien de cumulgrens dus sneller bereikt wordt, is het uiteindelijk de staatskas de het meest voordeel haalt uit de maatregel.

Gezien de moeilijke financiële situatie van de lokale besturen vandaag is volgens ons een herziening van de volgorde van prioriteit absoluut noodzakelijk, waarbij uiteindelijk het pensioen van de hoofdactiviteit van de ambtenaar verminderd wordt na het pensioen van mandataris, een vaak complementaire activiteit.

Actie van Brulocalis Brulocalis en haar zusterverenigingen vroegen op 10 oktober in een brief aan minister van Pensioenen Daniel BACQUELAINE de herziening van de prioriteitsvolgorde en een aanpassing van het KB van 22 september 1980.

Die besparing ten koste van de lokale overheden is niet aanvaardbaar.

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

33


NIEUWS VAN HET GEWEST >>Vincent Dewez, coördinator Nieuwsbrief

DOE MEE MET DE LEZ Met een lage-emissiezone bant Brussel stap voor stap de meest verontreinigende voertuigen. We kunnen er geen doekjes meer om winden: bepaalde vervuilende stoffen die voortgebracht worden door het wegverkeer hebben een negatieve impact op onze gezondheid. De verbetering van de luchtkwaliteit in Brussel is dan ook een prioritair doel om de volksgezondheid te vrijwaren. Daarom heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beslist geleidelijk de toegangsvoorwaarden te verstrengen voor de meest vervuilende voertuigen, omdat zij verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de luchtvervuiling. Deze maatregel zou de schadelijkste uitstoot aanzienlijk inperken, nl. het zogenaamde fijnstof afkomstig van de uitlaatgassen, voornamelijk van dieselvoertuigen. LEZ of Low Emission Zones (LEZ) bestaan al in heel wat Europese steden. In Brussel zal dit ingevoerd worden op 1 januari 2018 in de 19 gemeenten. Het verbod geldt in een eerste fase voor de oudste dieselvoertuigen en de criteria zullen geleidelijk evolueren om de toegang tot het Gewest te verstrengen voor de meest vervuilende voertuigen. Er zullen verschillende maatregelen uitgewerkt worden om de overgang voor de betrokken eigenaars te vergemakkelijken en een geleidelijke overgang in functie van de euro-norm door te voeren.

OP WIE IS HET VERBOD VAN TOEPASSING? Alle voertuigen die het Gewest binnenrijden en er circuleren, zullen gecontroleerd worden via een systeem van nummerplaatherkenning, om hun euro-norm en brandstoftype te verifiëren. Een aantal voertuigen zullen echter nog aan de maatregel ‘ontsnappen’, zoals gemotoriseerde tweewielers, voertuigen boven de 3,5 ton voor goederenvervoer en een aantal specifieke voertuigen. In een eerste fase geldt het verbod voor dieselvoertuigen met euronorm 0 of 1: zij mogen vanaf 1 januari 2018 het Gewest niet meer in. Een overgangsperiode (tot 1 september 2018?) zal de bestuurders de mogelijkheid bieden om zich aan te passen aan de nieuwe maatregel: in die periode worden er enkel verwittigingen uitgeschreven, alvorens tot administratieve geldboetes over te gaan.

ZIJN ER ALTERNATIEVEN? Er zijn verschillende alternatieven ter vervanging van de wagen om zich naar of door Brussel te verplaatsen: • In de eerste plaats het openbaar vervoer, met tal van bus-, tram- en metrolijnen. Wist u dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 35 treinstations telt, waarvan er sommige nauwelijks gekend zijn en dus te weinig benut worden. De Lijn en TEC bieden ook heel wat mogelijkheden aan om naar de hoofdstad te reizen. Voordelige abonnementen worden aangeboden aan

34

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

studenten, jongeren, senioren of mensen met een beperkt inkomen. Bovendien kan ook carpooling aangemoedigd worden, om samen de afstand naar Brussel te overbruggen. • De fiets is een tweede interessant alternatief. Het fietsnetwerk in het Brussels Gewest is in volle uitbreiding en zal in de nabije toekomst nog aanzienlijk groeien. Gedeelde fietsen – zelfs elektrische – zijn inmiddels vlot beschikbaar om zich te verplaatsen tussen strategische punten van de hoofdstad. • Tot slot is er ook het aanbod aan gedeelde auto’s via carsharing, naast taxi’s, maar ook particulieren die hun auto uitlenen, … mogelijkheden bij de vleet voor de Brusselaars om zich vlot door het Gewest te verplaatsen.

PREMIES VOOR VLOTTERE VERPLAATSINGEN Voor gezinnen die opteren voor alternatieve mobiliteit en hun nummerplaat laten schrappen of zelfs hun oude wagen doen vernietigen in een erkend centrum, heeft het Gewest aanmoedigingspremies in het leven geroepen. Op de website www.lez. brussels, in de rubriek Alternatieven vindt u de voorwaarden voor de toekenning van dergelijke premies.

>>Info Tel. 02 775 75 75 info@lez.brussels www.lez.brussels


ONZE GEMEENTEN >>Davide Lanzillotti, adviseur Europese projecten bij Brulocalis

MET CRISCO GEEFT ETTERBEEK EEN EUROPESE DIMENSIE AAN SOCIALE COHESIE Op 25 september had Brulocalis een gesprek met Jean-François Maljean, coördinator binnen de gemeente Etterbeek van het project CRISCO, een Europees project rond sociale cohesie, in het kader van het programma “Europa voor de burgers – netwerken van steden”, gedragen door burgemeester Vincent De Wolf, bevoegd voor participatie. De gemeente Etterbeek is coördinator van een project dat EU-steun geniet: is dat uitzonderlijk voor een Brusselse gemeente? Jean-François Maljean: Ja, het is veeleer uitzonderlijk dat een gemeente, zeker een vrij kleine, coördinator is van zo’n Europees project. Aangezien het initiatief van onze gemeente kwam, ligt het voor de hand dat wij de rol van coördinator ten volle opnemen. Wat is de essentie van het project CRISCO? Alle steden die bij het netwerk betrokken zijn, hebben een hoog percentage vreemdelingen die afzonderlijke socio-demografische groepen vormen en onvoldoende betrokken zijn bij het lokale leven. Dat alles gaat ten koste van de sociale cohesie en de integratie. Met de partnersteden hebben wij voor een territoriale aanpak gekozen die gericht is tot alle burgers van een wijk of zone en niet tot een specifieke categorie van de bevolking. Wij pleiten voor een echte mix. Wij trachten de dialoog te bevorderen en de betrokkenheid van alle burgers bij het lokale leven, met het oog op de verbetering van de participatie en de sociale cohesie, die overigens ook de doelstellingen vormen van het project ‘Carrefour des régions’. Waarom dan een Europees project? Het project CRISCO geeft een transnationale dimensie aan ‘Carrefour des régions’. Het valoriseert en verrijkt het werk van de gemeente Etterbeek rond sociale cohesie, via de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden met andere Europese steden. De Europese subsidie verschaft ons overigens financiële ondersteuning tot 2019, wat ons de mogelijkheid biedt een project op langere termijn te plannen. Hebt u andere ervaringen met Europese fondsen? Ja, ik heb immers werkervaring bij de Europese Commissie, waardoor ik kennis heb kunnen opdoen

van Europese programma’s en mijn Engels heb kunnen verbeteren. Ik geef toe dat ik het programma ‘Europa voor de burgers’ niet kende: dankzij een infosessie georganiseerd door Brulocalis heb ik die financieringsmogelijkheid ontdekt. Het programma ‘Europa voor de burgers’ vergt acties op twee niveaus: lokaal en internationaal. Hoe gaat u dat concreet aanpakken? Elke partner bevordert de creatie van een belangengroep in zijn eigen stad. Die groep moet bestaan uit ambtenaren, organisaties van de burgersamenleving en bewoners die op lokaal niveau ageren. Deze groepen in tien Europese steden zullen vervolgens de internationale ontmoetingen stimuleren en de uitwisseling van praktijkvoorbeelden bevorderen. Is het moeilijk om een Europese subsidie te verkrijgen? Het is niet gemakkelijk maar toch niet onmogelijk. Hoewel onze eerste kandidatuurstelling vruchteloos bleek, zijn we niet bij de pakken blijven zitten en zijn we er uiteindelijk in geslaagd de financiering te verkrijgen. Doorzettingsvermogen is een belangrijke attitude in Europese projecten. Wat hebt u gedaan toen uw eerste kandidatuur afgewezen werd? Wij hebben toen een evaluatieverslag gevraagd aan de Commissie. De Europese ambtenaren waren veeleer verrast, aangezien dat niet courant is voor dit soort programma. Maar tegelijk stelden zij onze vraag op prijs en leverden zij onmiddellijk bijkomende en kostbare toelichting. Op die basis hebben wij ons voorstel herwerkt en uiteindelijk verkregen wij dan toch de subsidie. Welke kosten worden met de subsidie gefinancierd? Het gaat voornamelijk om kosten van het personeel dat rechtstreeks bij de actie betrokken is, reis- en verblijfskosten (want wij nodigen uit en worden uitgenodigd op vergaderingen in heel Europa), communicatiekosten en – wat ons betreft – coördinatiekosten.

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

35


ONZE GEMEENTEN

Hoe is het draagvlak op politiek gebied: was het schepencollege van Etterbeek onmiddellijk voor het project gewonnen? Ja, de burgermeester en schepenen zijn zich goed bewust van de demografie van de gemeente. We spreken hier over een gemeente waarvan de helft van de bevolking van vreemde herkomst is, een kleine maar vrij kosmopolitische gemeente. Alles wat kan bijdragen tot de verbetering van de sociale cohesie en burgerparticipatie, is welkom.

Het is dus belangrijk om coherentie te hebben tussen de doelstellingen van de gemeente en die op Europees niveau. Wat zijn de andere ‘ingrediënten’ van uw succes? Het belangrijkste voor ons was een beroep te kunnen doen op het netwerk en de knowhow van twee verenigingen zoals Brulocalis en Alda (Europese vereniging voor lokale democratie, lid van het consortium). Ik zou zelfs zeggen dat het cruciaal was, in de eerste plaats om het programma te doorgronden, vervolgens om partners te vinden en tot slot voor de samenstelling van het project met het gebruik van specifieke termen die de evaluatoren kunnen overtuigen. De inhoud van het voorstel is cruciaal, zonder de vorm daarom te verwaarlozen. Dat geldt absoluut voor Europese projecten.

36

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

Hoe staat het met de partners? Aangezien het gaat om de oproep tot ‘netwerken van steden’ in het kader van het programma ‘Europa voor de burgers’, zijn onze partners voornamelijk andere Europese steden. De tien landen die betrokken zijn bij dit project zijn Albanië, België, Denemarken, Estland, Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Nederland en Slovenië. Er is dus een goed geografisch evenwicht binnen het consortium, wat ook een succesfactor is. De helft van de partners komt via het netwerk Brulocalis (met name de Raad van Europese Gemeenten en Regio’s REGR) en de andere helft van het netwerk Alda. Anders zouden we vandaag niet over het project CRISCO spreken. Heeft Etterbeek zijn Europees netwerk kunnen uitbreiden dankzij het project? Absoluut. Sinds de indiening van het project CRISCO hebben wij minstens tien samenwerkingsaanvragen ontvangen. Onze gemeente denkt momenteel na over de ontwikkeling van een ruimer samenwerkingsverband met het Alda-netwerk. Wat verwacht u van het project CRISCO? Dit project kan een reële lokale en transnationale meerwaarde bieden voor onze gemeente, omdat we kunnen ijveren voor de verbetering van het welzijn van onze inwoners, met de mogelijkheid om andere Europese partnersteden te benaderen.


OP DE AGENDA

Forum van de Gemeentelijke Beleidsvoerders Brulocalis, Brussel Stedenbouw en Erfgoed en Belfius hebben het genoegen u uit te nodigen op maandag 4 december 2017 op een colloquium:

DE HERVORMING VAN HET BRUSSELS WETBOEK VAN DE RUIMTELIJKE ORDENING (BWRO) Het Brussels Wetboek van de Ruimtelijke Ordening (BWRO), de rechtsbasis voor planning, stedenbouw en onroerend erfgoed in Brussel, wordt grondig herzien. Het Brussels Gewest voert een ambitieuze hervorming door die alle aspecten van de ruimtelijke ontwikkeling aanbelangt: planning, procedures van stedenbouwkundige vergunningen en van milieuvergunningen, effectenevaluatie, erfgoed, stedenbouwkundige inbreuken, … Het opzet is de vereenvoudiging van de stedenbouwkundige regels. Uitdaging: beter inspelen op de verwachtingen van de sector, burgers en professionals, in overeenstemming met de vaste rechtspraak van de Raad van State en met de Europese richtlijnen. Het is een omvangrijk project, met als voornaamste krachtlijnen: • De vereenvoudiging van het planningsproces: de richtschema’s worden in het BWRO verwerkt en worden voortaan ‘Richtplannen van aanleg’ (RPA) genoemd. Dankzij deze RPA’s kunnen de projecten uitgevoerd worden in de tien door de regering bepaalde prioritaire strategische zones, waaronder Josaphat, Delta, Thurn&Taxis en de Kanaalzone. • De versoepeling van de gemeentelijke instrumenten voor ruimtelijke ordening, zodat de BBP’s (bijzondere bestemmingsplannen) beter aan de specifieke ligging en behoeften van elke perimeter aangepast kunnen worden. • De vereenvoudiging betreft ook de behandeling van de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning: het instellen van verplichte termijnen, een betere omkadering van de wijzigingen van de vergunningsaanvragen tijdens het onderzoek, de verlichting van de verplichtingen

inzake de milieueffectenevaluatie, de handelsvestigingen, de verkavelingsvergunningen, … • Het beheer van de gemengde projecten (stedenbouwkundige én milieuvergunning) wordt gerationaliseerd via de invoering van een ‘unieke postbus’ en de versterking van het gelijktijdige onderzoek van de twee aanvragen.

van de nieuwe regels zo goed mogelijk voorbereid kan worden (goedkeuring van de uitvoeringsbesluiten, communicatie, vorming, aanpassing van de informaticatools en van de administratie, …). Wanneer? Maandag 4 december 2017, van 9 tot 17 uur

• Inzake erfgoed wordt naast de invoering van een afgevaardigde ambtenaar erfgoed de beschermingsprocedure herzien.

Waar?

• Voor de stedenbouwkundige inlichtingen in verband met de overdrachten van onroerende goederen, stelt het BWROontwerp een nieuw systeem voor opdat de feitelijke toestand zou samenvallen met de rechtstoestand, ter bescherming van de toekomstige verkrijgers van vastgoed.

Pachecolaan 44 – 1000 Brussel

• Voor de oudere stedenbouwkundige overtredingen wordt weliswaar geen algemene amnestie verleend, maar worden de regularisatievoorwaarden verduidelijkt. Na een brede raadpleging van de sector en na advies van de Raad van State heeft het Brussels Parlement de ordonnantie betreffende de BWRO-hervorming op 13 oktober 2017 goedgekeurd.

Brussels 44 Center – Auditorium Jacques Brel

Doelgroep Personeel van de openbare besturen dat werkzaam is in het domein van stedenbouw, ruimtelijke ordening en erfgoed Inschrijving Deelname is gratis, maar inschrijving is verplicht. Inschrijven kan via www.brulocalis.brussels.

De inwerkingtreding ervan gebeurt in 2 fasen: een onmiddellijke inwerkingtreding voor de planning (10 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad), de stedenbouwkundige verordeningen en de stedenbouwkundige inlichtingen, en een latere inwerkingtreding (1 jaar na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad) voor de andere materies, zodat de uitwerking

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017

37


OP DE AGENDA

COLLOQUIUM “HUUROVEREENKOMST: EEN OVERZICHT VAN DE BRUSSELSE HERVORMING”

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de regelgeving inzake huurovereenkomsten grondig herzien. De huurovereenkomst, die aangepast werd om beter tegemoet te komen aan de Brusselse eigenheden, werd gemoderniseerd en bevat belangrijke nieuwigheden, o.a. op het vlak van medehuur, studentenwoning, huurovereenkomsten van korte duur en discriminatiebestrijding. De nieuwe regels treden in werking op 1 januari 2018. Om deze hervorming onder de loep te nemen komt dit colloquium op 20 november op een uitgelezen moment, om de spots te richten op de voornaamste nieuwigheden en de voordelen voor de Brusselaars. Inschrijving

Deelname is gratis, maar inschrijving is verplicht. Inschrijven kan tot 16 november. Plaats

BEL | Tour&Taxis - Havenlaan 86c | 1000 Brussel

34 | Smart B

38

NIEUWSBRIEF NOVEMBER-DECEMBER 2017


Belgium

Belfius 2017 s d r a w A m iu lg e B t r Sma

ken onze a m n e g in ss lo p o e Uw slimm ordt vandaag w t a D r. te e b st m o toek beloond. a2+b2=

Stadsontwikkeling Smart City Award

Smart Company Award

Smart Care Award

Neem deel aan de Belfius Smart Belgium Awards en inspireer anderen met uw smart project! Laat ons samen tonen dat BelgiĂŤ klaar is voor de uitdagingen van vandaag en morgen en neem deel aan de Belfius Smart Belgium Awards 2017: de zoektocht naar vernieuwende projecten die maatschappelijke uitdagingen slim aanpakken. Alle deelnemers zetten hun organisatie in de kijker, leggen nieuwe contacten tijdens een wervelend netwerkevent en krijgen uitgebreide aandacht in de pers, wekelijkse nieuwsbrieven en dagelijkse socialmediaberichten. Laat ons verder bouwen aan de oplossingen van morgen en bezorg ons uw project op belfius.be/smartawards!


Rekruteren met

Select Actiris,

eenvoudig en gratis.

biedt diensten aan die uw aanwerving vereenvoudigen. • Een consultant gespecialiseerd in uw activiteitensector • Een selectie van maximum 6 kandidaten die aan het gewenste profiel voldoen • Tips om uw loonkosten te optimaliseren • Administratieve ondersteuning bij het aanwerven van jongeren en stagiairs

Om gratis gebruik te maken van onze diensten, surf naar www.actiris.be

Werkgevers vertrouwen ons! Ontdek de getuigenis van

Actiris verandert de toekomst van uw bedrijf

in dit nummer.

www.actiris.be Met de steun van het Europees sociaal fonds


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.