Nieuwsbrief Brussel 04-2012

Page 1

Ver. Uitg. Marc Thoulen - Nr 7317

Nr 2012/04 - augustus/september 2012

Het actievermogen van de gemeenten vrijwaren De economische, sociale en financiële crisis die alle westerse landen treft, spaart de lokale besturen niet. Zo ook in Spanje, waar ik in juni als verslaggever van de Raad van Europa naartoe trok, om de lokale en regionale democratie onder de loep te nemen. In een stad als Madrid – nochtans één van de rijkste van Spanje – is de overheid verplicht te snoeien in de lonen van de ambtenaren, de investeringen terug te schroeven en bepaalde sociale uitkeringen af te schaffen. Om vergelijkbare moeilijkheden voor de lokale overheden in de toekomst te voorkomen heeft de Spaanse regering twee grote hervormingen op touw gezet. De eerste is de stabiliteitswet, die bepaalt dat een bevoegdheid niet naar een gemeente of een stad doorgeschoven kan worden zonder daar voldoende middelen aan te koppelen. De tweede reorganiseert de verschillende bestuursniveaus volgens het principe “één bevoegdheid, één bestuur”, om overlappingen te vermijden en doeltreffend bestuur na te streven. Het zijn twee hervormingen waarop ons land zich zou kunnen inspireren.

EDITO

In België en Brussel is de situatie gelukkig niet zo dramatisch en kampen we niet met zoveel neveneffecten als in Spanje. Geen enkele gemeentelijke beleidsvoerder mag hier de komende zes jaar evenwel buitensporige uitgaven doen. We moeten allemaal voorzichtig blijven in onze verkiezingsbeloften. De komende bestuursperiode moeten we de hand op de knip houden. Actie is niet uitgesloten, maar we moeten ons in de eerste plaats toespitsen op de prioriteiten. “Zonder gemeentelijke instellingen kan een natie zichzelf een vrij bestuur geven, maar de geest van de vrijheid heeft ze daarom niet,” schreef Alexis de Tocqueville in “De la démocratie en Amérique”. Onze democratie heeft die nabijheid van bestuur, waar de gemeenten borg voor staan, waar rechtstreeks contact is tussen verkozene en burger, broodnodig. Het actievermogen van de gemeenten hangt rechtstreeks samen met hun autonomie en hun financiële middelen. De keuzes die gemaakt moeten worden in het kader van de sanering van de overheidsfinanciën, moeten die vrijwaren. De kwaliteit van de dienstverlening aan de bevolking hangt daarvan af. Marc Cools Voorzitter van de VSGB

DE VERENIGING IN ACTIE

De periode waarvan we hier verslag uitbrengen, loopt van de Algemene Vergadering op 20 juni tot 15 augustus. Een vakantieperiode dus, wat betekent dat er weinig politieke actie ondernomen werd maar wat wel de mogelijkheid biedt om diepgaand studiewerk te verrichten.

Nieuwe mandatarissen In het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen zullen wij een vorming aanbieden voor de nieuwe verkozenen na 14 oktober en waarop we te gelegener tijde zullen terugkomen. Tegelijk wordt het “Praktisch handboek voor burgemeesters en schepenen” bijgewerkt, om ook de nieuwe gemeenteraadsleden nuttige informatie aan te reiken. Tijdens deze verkiezingsperiode werd er ook een analyse gemaakt van de uitgaven en inkomsten die in het kader van de campagne in aanmerking komen : de resultaten van die studie vindt u in een artikel verder in dit nummer. Zo vullen wij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan.

Quads De Vereniging heeft zich nogmaals gebogen over het verbod op quads in de bebouwde kom. Het gebruik van quads in de stad brengt namelijk heel wat hinder teweeg, waardoor het logisch zou zijn dat deze voertuigen er principieel verboden worden. Verschillende gemeenten werken momenteel aan aanvullende politiereglementen, maar gelet op recente problemen heeft de Vereniging op 26 juli een informatievergadering georganiseerd voor de gemeenten om

INHOUD

Aftellen naar de gemeenteraadsverkiezingen : sperperiode . . . . . . . . . . . . . . . .4 De financiën van de Brusselse gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 Pensioenen, eindeloopbaan en kennisoverdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16 Te voet, dat gaat vanzelf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21


DE VERENIGING IN ACTIE

ze te sensibiliseren voor de motivering van die reglementen. Heel wat gemeenten waren er vertegenwoordigd en bekeken er de praktische moeilijkheden in de toepassing van een dergelijk verbod. Er werd besloten de motivering van de aanvullende reglementen samen op te stellen, waarbij de Vereniging zo snel mogelijk een model zal aanbrengen.

Senioren Terug naar de verkiezingen van 14 oktober, dit keer vanuit de invalshoek van de begeleiding van rusthuisbewoners. Het stemrecht is een basisrecht in een democratie. Een rusthuisbewoner moet dat recht kunnen uitoefenen zoals elke andere burger. Daartoe zijn verschillende soorten bijstand beschikbaar. Daarom schreven de voorzitters van de Federaties van OCMW's samen een persbericht “Naar de stembus, ook onze ouderen!” Twee ontwerpbesluiten tot wijziging van een reeks beschikkingen betreffende de financiering van rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen zijn besproken in het Verzekeringscomité: de wijziging van het KB van 3 juli 1996, door de invoering van een nieuwe categorie D in ROB en RVT, en de wijziging van het MB van 6 november 2003, door de financiering van de nieuwe categorie D in ROB en RVT en algemene herziening van de formulering van de financieringsregels. Na goedkeuring en publicatie zouden de wijzigingen op 1 oktober 2012 in werking treden. De Afdeling OCMW heeft daar echter niet op gewacht om een informatievergadering te organiseren op 27 juli. In een brief van 23 maart 2012 aan minister van Sociale Zaken Laurette Onkelinx had de Afdeling OCMW samen met de andere federaties van rusthuizen gepleit voor een gebruik van de voor alternatieve zorg voorziene middelen, om rusthuisbedden om te zetten of plaatsen voor kortverblijf te openen. Inmiddels werd deze vraag ingelost. Op 18 juni 2012 werd een aanhangsel bij protocol nr. 3 goedgekeurd (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 24 juli). Ter herinnering, dat protocol is een samenwerkingsovereenkomst tussen de federale regering en de gemeenschappen en gewesten die in 2005 afgesloten werd en betrekking heeft op het ouderenzorgbeleid. Aanhangsel nr. 7 stipuleert dat als ze niet gebruikt worden voor alternatieve zorg, RVT-equivalenten (rust- en verzorgingstehuis) volgens de keuze van gemeenschappen of gewesten ingezet kunnen worden bij de opening van rusthuisbedden, de omzetting van ROB-bedden in RVTbedden, de opening van plaatsen in dagverzorgingscentra. De Brusselse interministeriële conferentie voor volksgezondheid heeft beslist van deze mogelijkheid gebruik te maken om 360 bedden om te zetten in RVT-bedden. De modaliteiten voor de verdeling van deze bedden zijn nog niet vastgelegd op het ogenblik dat we dit schrijven, maar de Afdeling OCMW is bijzonder verheugd dat een van haar voorstellen vooruitgang boekt.

2

Nieuwsbrief 2012/04

Internationaal Wat de internationale samenwerking betreft, was de Brusselse en de Waalse Afdeling OCMW in mei benaderd door een consultant van het nationaal programma voor sociale bescherming van de democratische republiek Congo, dat afhangt van hun minister van tewerkstelling en sociale voorzienigheid. Zij wensten met een delegatie op bezoek te komen om informatie in te winnen over het Belgische model voor sociale bijstand dat de OCMW's toepassen, om na te gaan of dat model in Congo aangepast kan worden. De delegatie kwam naar België in juni en had eerst een ontmoeting met vertegenwoordigers van het RIZIV en de FOD Sociale Zekerheid. De delegatie bestond ondermeer uit de heren Antoine Ngelesa en Hubert Masala Loka Mutombo, respectievelijk nationaal directeur a.i. en adviseur van de minister van tewerkstelling en sociale voorzienigheid, en pleegde vervolgens ook overleg met het directiecomité van de Brusselse Afdeling OCMW om de spots te richten op allerlei aspecten van de sociale bijstand en de opdrachten van het OCMW. Vervolgens bracht de Congolese delegatie met de secretaris van de Afdeling een bezoek aan het Brusselse OCMW, voor bijkomende toelichting over de regelgeving betreffende de werking en de taken van het OCMW, en tot slot ook aan een sociale antenne.

Mobiliteit In samenwerking met Mobiel Brussel en het kabinet van de staatssecretaris voor Mobiliteit deed de mobiliteitscel van de Vereniging een oproep tot de 19 Brusselse gemeenten om projecten in te dienen die financiële ondersteuning zouden genieten voor de organisatie van voetgangersrijen in Brusselse lagere scholen tijdens het schooljaar 2012-2013 voor leerlingen op hun weg van en naar school.

De coördinatie van de oproep werd toevertrouwd aan de Vereniging. De oproep ligt in het verlengde van het Iris IIplan en het voetgangersplan van het Gewest, met als voornaamste doel de modal switch. Voetgangersrijen zijn immers een ideaal middel om het autogebruik in het Brussels Gewest in te dijken. Het autoverkeer is tijdens de spitsuren namelijk voor 20 % toe te schrijven aan trajecten


DE VERENIGING IN ACTIE

naar school terwijl 45 % van de leerlingen op minder dan 1 km van hun school woont en 67 % op minder dan 2 km. Toch gaan de meeste leerlingen uit de lagere school met de auto en slechts 29 % te voet en 2 % per fiets. Vijf projecten werden geselecteerd (Anderlecht, Evere, Jette, Ukkel en Sint-Pieters-Woluwe) door een jury, die op 28 juni beraadslaagde in de lokalen van de Vereniging en bestond uit het vertegenwoordigers van het kabinet, Mobiel Brussel en scholen en het verenigingsleven. Vervolgens organiseerde de Vereniging op 2 juli een samenkomst met de geselecteerde scholen en gemeenten, om informatie uit te wisselen over de geplande projecten en ook de communicatie en de sensibilisering van de betrokkenen (ouders, kinderen, leerkrachten) te belichten. Een twintigtal personen uit de betrokken gemeenten, scholen en politiezones woonden de vergadering bij. De projecten worden door de Vereniging begeleid en moeten effectief van start gaan bij de aanvang van het nieuwe schooljaar en geëvalueerd worden aan het einde van het jaar. In dit nummer een interview met de coördinatrice van de voetgangersrijen in Evere. De Gids van de Mobiliteit en de Verkeersveiligheid nr 34 verscheen begin juli, met als dossier de uitdagingen inzake mobiliteit en het toekomstige beheerscontract van de MIVB en de mobiliteitsconvenanten in het Gewest en de kwaliteit van de ongevalstatistieken. Tot slot neemt de mobiliteitscel zoals altijd in deze tijd van het jaar actief deel aan de voorbereiding van de Week van Vervoering en de autoloze zondag. In werkgroepen en begeleidingscomités vormt ze de verbindingsschakel tussen gemeenten en politiezones, zowel voor de doorgangsbewijzen als de algemene organisatie van de veiligheid. Ze begeleidt ook de 11 gemeenten die dit jaar een gewestelijke subsidie verkregen hebben voor de organisatie van een mobiliteitsdorp op 16 september. De maand oktober staat in ons Gewest in het teken van de verkeersveiligheid. Sinds enkele jaren organiseert het Gewest in die maand namelijk een campagne rond verkeersveiligheid. Dit jaar zal de aandacht gevestigd worden op de fietspaden. We zien namelijk steeds meer fietsers in Brussel en de gemeenten en het Gewest investeren steeds meer in de beveiliging van hun infrastructuren. De inspanningen van de openbare besturen zouden evenwel nutteloos blijven als niet iedereen zijn steentje bijdraagt: stilstaan – al is het maar enkele minuten – op een fietspad vormt een echt gevaar voor de fietser die van zijn baan moet afwijken om langs het

voertuig heen te rijden. De mobiliteitscel van de Vereniging sluit zich bij de campagne aan, werkt mee aan de begeleidingscomités en speelt informatie door aan gemeenten en politiezones om de zichtbaarheid van de campagne te verhogen.

Duurzame ontwikkeling Op 22 juni organiseerde de Vereniging in het kader van de begeleiding van de Lokale Agenda's 21 een werkvergadering voor de uitwisseling van ervaringen : een vijftiental deelnemers stelden er goede praktijkvoorbeelden rond duurzame ontwikkeling voor, pleegden overleg, kaartten enkele actuele problemen aan en deden inspiratie op voor nieuwe projecten van andere lokale besturen.

Europese Week van de Lokale Democratie We sluiten dit overzicht van de zomeractiviteiten van de Vereniging af met de voorbereiding van de Europese Week van de Lokale Democratie, die omwille van de gemeenteraadsverkiezingen verschoven wordt naar 10 tot 16 november. We hebben gebruik gemaakt van de kalmte van de zomer om de inschrijving van het Gewest, de Brusselse gemeenten en OCMW's te bekrachtigen in het netwerk van steden 12* van de Raad van Europa en om de visuele ondersteuning van de campagne 2012 af te werken (het thema mensenrechten op lokaal niveau blijft centraal staan). Het doel is de schijnwerpers te richten op de bevoorrechte rol van de lokale overheden in de behartiging van de mensenrechten en de sociale cohesie : meer plaats maken voor verschillen en strijden tegen discriminatie tussen burgers, mensen aansporen om actief deel te nemen en ruimte creëren voor dialoog met de lokale besturen, iedereen betrekken bij de ontwikkeling of de verbetering van diensten die aan ieders behoeften beantwoorden … allemaal doelstellingen die in de campagne in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober aan bod zullen komen.

Marc Thoulen

Nieuwsbrief 2012/04

3


ACTUALITEIT

AFTELLEN NAAR DE GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN De sperperiode is begonnen De periode die de verkiezingen voorafgaat en die gewijd is aan de kiescampagne, is gereglementeerd. Aan de ene kant zijn een reeks van handelingen verboden en aan de andere kant zijn andere handelingen toegelaten maar sommige worden meegerekend in het bedrag van de verkiezingsuitgaven van de kandidaten of hun partij, waarvoor een maximumbedrag vastgelegd is. In Brussel moeten de kandidaten ook nog bijkomende regels volgen die specifiek gelden voor de uitvoerende lokale mandataris. De campagne in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012 is deze zomer van start gegaan. De manier waarop die mag verlopen, is gereglementeerd. Zo mag niet ongelimiteerd geld uitgegeven worden aan een campagne of mag niet om het even wat worden uitgedeeld. Bovendien moeten de uittredende kandidaten van de lokale besturen in het Brussels Gewest nog een paar bijkomende regels in acht nemen met betrekking tot de mededelingen die ze doen namens hun bestuur.

Tijdens de sperperiode is niet alles toegelaten Op 14 juli 2012 is de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen gestart. Sindsdien bestaan er beperkingen op het voeren van de kiescampagne : • Voor de politieke partijen, de lijsten en de kandidaten is het namelijk wettelijk verboden om tijdens de drie maanden die de verkiezingen voorafgaan, geschenken of gadgets te verkopen of verspreiden. • Commerciële telefooncampagnes, reclamespots op radio, televisie of in de bioscoop of affiches op commerciële reclameborden zijn eveneens verboden. • Alleen affiches kleiner of gelijk aan 4 m2 zijn nog toegelaten tot 14 oktober. Die regels gelden niet alleen voor de kandidaten zelf, maar ook voor derden die voor de kandidaten campagne voeren.

Uitgaven voor propaganda wettelijk beperkt De wetgever heeft een rem gezet op de uitgaven voor de verkiezingspropaganda. Alle financiële verbintenissen voor mondelinge, schriftelijk, auditieve en visuele boodschappen die erop gericht zijn het resultaat van een politieke partij, een lijst en hun kandidaten gunstig te beïnvloeden en die verricht worden tijdens een periode van drie maanden vóór de verkiezingen van de gemeenteraden, zijn volgens de wet uitgaven voor verkiezingspropaganda. Ook als die uitgaven gedaan worden door derden voor politieke partijen, lijsten of kandidaten, komt dat voor rekening van de kandidaat.

4

Nieuwsbrief 2012/04

De bedragen worden door de Minister-President vastgelegd, en zijn al te raadplegen op : http://brusselverkiezingen2012.irisnet.be (doorklikken naar “Reglementering campagne” en “Verkiezingsuitgaven”). Bovendien heeft hij gedefinieerd wat geoorloofd en wat niet geoorloofd is, zelfs als de uitgaven binnen de perken van de toegelaten bedragen blijven. De periodieke uitgaven binnen de context van de normale partijwerking, die in de sperperiode vallen, zijn geen verkiezingsuitgaven als ze aan de volgende voorwaarden voldoen : - geen electoraal doel hebben ; - regelmatig en wederkerend zijn.

Uitgaven voor evenementen Tijdens de sperperiode zijn niet alle uitgaven per se verboden. Men moet bij die uitgaven voor de evenementen een onderscheid maken tussen wederkerende evenementen en niet-periodieke evenementen. 1. Evenementen die reeds jaren rond hetzelfde tijdstip en om dezelfde reden plaatsvinden, zijn toegelaten, maar kunnen soms meegerekend worden bij de verkiezingsuitgaven. In andere gevallen zullen ze niet beschouwd worden als zijnde uitsluitend georganiseerd voor verkiezingsdoeleinden. Als echter zou blijken dat de uitgaven voor die evenementen plots veel hoger liggen dan de voorgaande jaren, kunnen ze toch als verkiezingsuitgave worden beschouwd. 2. De niet-periodieke evenementen georganiseerd tijdens de drie maanden die de verkiezingen voorafgaan, zijn niet verboden als ze voortvloeien uit de normale gemeentelijke werking. Zo is de feestelijke opening van een zwembad waarvan de renovatie net klaar is, tijdens deze periode toegestaan. Evenementen mogen worden georganiseerd, maar het zal wel een feitenkwestie zijn of ze passen in een gemeentelijke activiteit dan wel of ze als verkiezingspropaganda kunnen worden beschouwd. Het is niet verboden om zoiets te


ACTUALITEIT

organiseren, maar de kosten zullen meegerekend worden bij de verkiezingsuitgaven. Daarbij zal men moeten nagaan in hoeverre het evenement “gedepersonaliseerd” is, wat altijd een feitenkwestie zal zijn. Dit geldt uiteraard ook voor de publiciteit die voor het evenement werd gemaakt.

Wederkerende evenementen Wederkerende activiteiten die toevallig binnen de sperperiode vallen, worden niet allemaal aangerekend als verkiezingsuitgaven. Ook de reclame of de aankondigingen voor de periodiek weerkerende evenementen vallen niet onder de noemer verkiezingsuitgaven. Zolang de advertenties voor een dergelijk evenement tegen de marktprijzen werden gekocht, is er geen probleem. Een folder die tegelijk ook verkiezingspropaganda bevat, is wel een verkiezingsuitgave.

Verkiezingsevenementen We hebben het reeds gehad over niet-periodieke evenementen die georganiseerd worden tijdens de periode van drie maanden maar die geen enkel verband hebben met de verkiezingscampagne. Maar anderzijds mag iedereen specifiek evenementen organiseren met het oog op de verkiezingen. Feestelijkheden of gebeurtenissen die duidelijk passen in de kiescampagne of die een partij of een lijst steunen, zijn uiteraard toegelaten, maar ze vallen in de categorie van de verkiezingsuitgaven. Lokale afdelingen mogen altijd bals organiseren. Een lijst kan bij die gelegenheid ook financiële steun inzamelen door dranken of maaltijden te verkopen. Alleen krijgen die uitgaven het karakter van verkiezingspropaganda. De volgende uitgaven worden bij voorbeeld als verkiezingsuitgaven aangerekend : - de uitgaven voor reclame ; - de uitnodigingen ;

- alle andere uitgaven die de inkomsten overschrijden die tijdens de festiviteit werden gemaakt. Het gebruik van persoonlijke wagens kan niet als een uitgave voor verkiezingspropaganda worden beschouwd in de zin van de wet. Het doet ook niet terzake wat de marktwaarde van de wagens zou kunnen zijn. Een bestelwagen blijft een bestelwagen, ook al zijn er verkiezingsaffiches op de zijkant aangebracht en deze kunnen – ook juridisch – niet worden beschouwd als een verkiezingsbord.

Het gezond verstand bepaalt wat verboden is In de drie maanden vóór de verkiezingen verbiedt de wet : • het uitzenden van reclamespots op radio, televisie en in bioscopen • het gebruik van commerciële reclameborden of affiches • niet-commerciële reclameborden of affiches van meer dan 4 m2 • commerciële telefooncampagnes door een onderneming of een administratie Een telefooncampagne mag wel worden gevoerd door de kandidaat zelf of door vrijwilligers. De kosten van de campagne tellen evenwel door voor de verkiezingsuitgaven. Tijdens de sperperiode mag de kandidaat geen geschenken of gadgets verspreiden : het is dus verboden om ballonnen, balpennen, kaartspelen, agenda's of zelfs bloemen uit te delen. Het gebaar van het uitdelen telt: zelfs als de gadgets vóór de verkiezingsperiode werden gekocht, blijft het verboden om ze in de loop van de drie maanden vóór de verkiezingen uit te delen. Een drankje aanbieden naar aanleiding van een bijeenkomst die zich volledig in de privésfeer voordoet, is wel toegelaten. Gaat het om drank of spijs tijdens een publieke bijeenkomst, ook al is ze besloten, dan moet de kandidaat die uitgaven wel bij zijn verkiezingsuitgaven optellen. De grens tussen wat mag en wat niet mag, is niet altijd even scherp. De beste raad is de uitspraak van de minister te volgen bij de bespreking van deze wet: “het gezond verstand moet prevaleren”. De Raad van State volgt dat principe ook : de wet moet met een gezonde dosis verstand worden gehanteerd en mag niet tot een blinde toepassing leiden.

Wat is verkiezingspropaganda ? Niet alle evenementen, brieven of teksten zijn aan te merken als verkiezingspropaganda.

Nieuwsbrief 2012/04

5


ACTUALITEIT

Vaak gaat het in de geschillen voorgelegd aan de rechter om feitenkwesties. Uit de rechtspraak blijkt hoe ingewikkeld het is om een duidelijke lijn te trekken. Het gaat vaak om feiten en de criteria van de Raad van State zijn niet altijd even duidelijk. • Verkiezingspropaganda in standaardbrieven en verzonden op basis van OCMW-data (naast het probleem dat we verder zullen bespreken, dat het gebruik van deze gegevens normaal niet toegelaten is), in de mate dat de brieven abstract geformuleerd zijn, maakt geen beïnvloeding uit van de kiezer en wordt dus niet als verkiezingspropaganda beschouwd. • Dat geldt ook voor kiespamfletten in een gepersonaliseerde vorm, die tot leden van een bepaalde doelgroep gericht zijn. Volgens de Raad van State werden ze niet beschouwd als laakbare kiespropaganda. De Raad van State viel echter wel over een kiespamflet dat een koninklijk besluit tot schorsing van een burgemeester integraal weergaf. • Propaganda die geen electoraal doel heeft, d.w.z. die er niet op gericht is het resultaat van een politieke partij, een lijst of kandidaat bij de verkiezingen gunstig te beïnvloeden, is niet verboden tijdens de sperperiode. • Oproepen om zich als kiezer te laten registreren zijn niet verboden, ongeacht van wie die oproep ook uitgaat. Ze strekken ertoe dat een groter aantal inwoners van de gemeente bij het democratisch proces betrokken wordt. • Terwijl vóór de sperperiode toegelaten gadgets en geschenken worden uitgedeeld, worden die verboden tijdens de sperperiode, ook al gaat het om dezelfde voorwerpen. Een burgemeester die opnieuw kandidaat is, mag tijdens de sperperiode geen zwembadabonnementen cadeau doen. De vrijheid van de kiezers om ongebonden hun stem uit te brengen kan immers in het gedrang komen als zij er met geschenken toe worden aangezet om voor een bepaalde lijst of voor bepaalde personen te stemmen. Dat verbod staat uitdrukkelijk in de wet. De Raad van State nuanceert echter en stelt dat het evenwel zou getuigen van een schromelijke onderschatting van het beoordelings-vermogen van de kiezer indien men ook de geschenken beschouwt die binnen de doelgroep waarin ze worden verspreid, meer als aandachtstrekker bedoeld zijn. Daarbij mogen originele technieken worden aangewend, als de politieke boodschap primeert op de waarde van het verspreide geschenk of gadget. Als er dus toch voordelen verleend worden, moet worden aangetoond dat het voordeel een doorslaggevende invloed heeft gehad op het stemgedrag van de kiezer. Het is niet verboden om de aandacht van de kiezers te trekken.

6

Nieuwsbrief 2012/04

• De feiten moeten in hun context beoordeeld worden. Zo is een verkiezingsstartavond in besloten kring te beschouwen als een partijbijeenkomst. Het verstrekken van een eetmaal of drank op die bijeenkomst zijn geen geschenken of gadgets in de zin van de wet. Het feit dat een dergelijke bijeenkomst doorgaat onder de vorm van een barbecue waarvoor een vrijwillige bijdrage wordt gevraagd, waarop sommige dranken gratis worden geschonken en muziek wordt gespeeld, wijzigt het besloten karakter van de partijbijeenkomst niet. Dat geldt ook voor een bijeenkomst die naar aanleiding van een verkiezing wordt georganiseerd met het doel kandidaten van een dezelfde lijst te promoten binnen een groep die bestaat uit die kandidaten, partijleden en hun gezinsleden. Als blijkt dat er daarbuiten geen andere personen aanwezig waren, moet dit als partijbijeenkomst worden beschouwd. Dat verandert echter als de vergadering voor iedereen toegankelijk zou zijn. Als de verkiezingspropaganda buiten die sperperiode wordt verspreid, kan ze niet als verboden beschouwd worden. Het is eveneens verboden om de uitgaven te overstijgen die wettelijk zijn vastgelegd.

Bijkomende sperperiode in het Brussels Gewest Sedert deze zomer werd er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook nog een bijzondere sperperiode voor uittredende uitvoerende mandatarissen ingevoerd. Het gaat om de ordonnantie van 12 juli 2012 betreffende de controle van de mededelingen en de imagobevordering van de plaatselijke overheden tijdens de verkiezingsperiode. Is verboden : elke mededeling, informatiecampagne of evenement die uitgaat van de leden van het college van burgemeester en schepenen of de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn • die niet verplicht is op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling • die rechtstreeks of onrechtstreeks met publieke middelen gefinancierd wordt • die opgestart wordt tussen de 95e dag voor alle verkiezingen en de dag van de stemming • en die ertoe strekt het persoonlijk imago te bevorderen van één of meer leden van het college van burgemeester en schepenen, van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of van hun politieke partij. Het doel van de ordonnantie bestaat erin enerzijds de kandidaten op voet van gelijkheid te plaatsen en anderzijds te voorkomen dat een mandataris overheidsmiddelen zou aanwenden voor persoonlijke doeleinden.


ACTUALITEIT

Zo moeten de uittredende kandidaten opletten dat ze de normale communicatie van de gemeente niet verwarren met verkiezingspropaganda. Tijdens die periode is waakzaamheid geboden en moeten de kandidaten extra aandacht besteden aan de inhoud van de mededelingen. 1. De publicaties die uitgaan van de lokale overheden, worden immers betaald met overheidsgeld en daarom mogen ze enkel dienen om de burger te informeren. De grootste neutraliteit moet worden gewaarborgd. Uiteraard mogen ook buiten die wettelijke periode de publieke gelden op geen enkel moment en op geen enkele wijze door de meerderheid worden aangewend om het persoonlijk imago te bevorderen. 2. De officiële mededelingen zijn geen propagandamateriaal voor de zetelende meerderheid. Het zou de kandidaten van de uittredende meerderheid een voordeel verschaffen tegenover alle andere kandidaten en hun gelijkheid tegenover de kiezers in het gedrang brengen.

Wat wordt beschouwd als imagobevordering ? De tekst van de ordonnantie verwijst naar 3 communicatiewijzen ter bevordering van het imago, om ze te verbieden. 1. In eerste instantie de vermelding van zijn naam, met uitzondering van het gebruik van de titel van de functie of het gebruik van zijn afbeelding in een mededeling of een informatiecampagne, in ongeacht welke vorm, die niet nominatief gericht is aan een ruim publiek en waarbij de boodschap niet uitsluitend objectieve informatie betreft, maar de verwezenlijkingen en acties van de betrokken persoon of andere mandatarissen van dezelfde politieke partij in het bestuur van de gemeente of OCMW positief belicht. 2. Ook de al dan niet wederkerende evenementen die georganiseerd worden op initiatief van een of meerdere leden van het college van burgemeester en schepenen of de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, waarbij de persoon van de betrokkene voor het voetlicht wordt geplaatst. 3. De publicatie in het officiële gemeenteblad van meer dan één artikel over of ondertekend door hetzelfde lid van het college of door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of diens foto. De boodschappen of de foto's in het gemeentelijk informatieblad worden beperkt in aantal. Elke boodschap die zich niet beperkt tot het evenement, maar een persoon, een team of een politieke partij positief belicht, is verboden. Zo moet de inhoud van de informatie in een gemeenteblad of op de gemeentelijke website in verkiezingsperiode politiek neutraal en strikt informatief blijven.

In de praktijk komt dat er op neer om geval per geval na te gaan of een communicatie zou kunnen worden verward met een publiciteitscampagne van de persoon. Maar het grote probleem van het verbod op personalisering van evenementen of de communicatie errond, wordt aangestipt – zonder er een oplossing voor aan te reiken – in de parlementaire werkzaamheden van de ordonnantie: “Het is inderdaad ingewikkeld om hetgeen als gedrag wordt beschouwd en niet op basis van objectieve criteria kan worden vastgesteld, te codificeren.” De tekst van de ordonnantie bevat de woorden “onder meer”, wat doet besluiten dat het niet gaat om een limitatieve opsomming. De lijst zou dus nog kunnen worden uitgebreid.

Toezicht op de naleving van de wet en de ordonnantie Er bestaan 2 niveaus van sancties : • Als het gaat om persoonlijke imagobevordering, loopt de kandidaat die de verbodsbepalingen overtreden heeft het risico dat de gedane kosten als verkiezingsuitgaven beschouwd worden • Een verkozen kandidaat kan van zijn mandaat vervallen worden verklaard als hij de limieten van de verkiezingsuitgaven niet respecteert of als hij de herkomst van de gelden voor zijn campagne niet aangeeft. Een overtreding kan er in principe echter niet toe leiden dat een verkiezing moet worden overgedaan omdat ze in haar geheel ongeldig wordt verklaard. De naleving wordt afgedwongen door de verplichting voor de politieke partijen en de kandidaten om hun verkiezingsuitgaven en de herkomst van de daarvoor aangewende middelen aan te geven. Ook moeten de kandidaten de stavingstukken van hun verkiezingsuitgaven gedurende twee jaar na de datum van de verkiezingen bewaren.

Bescherming van de privacy De politieke partijen en de kandidaten moeten een privacyvriendelijke verkiezingscampagne voeren. Dat betekent dat zij de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens moeten naleven. De herkomst van de persoonsgegevens om de kiezer aan te schrijven is erg belangrijk. Zo mogen de gegevens van de kiezerslijsten en de personenlijsten uit het bevolkingsregister in principe worden gebruikt als een rechtmatige gegevensbron voor

Nieuwsbrief 2012/04

7


ACTUALITEIT

politieke prospectie. Acties voor electorale doeleinden vallen volgens de Privacycommissie onder de notie “direct marketing”, wat toegelaten is. Een politieke partij mag ook de gegevens van haar eigen leden en sympathisanten verwerken, zonder dat ze daarvoor de toestemming van die leden nodig heeft. Het is echter niet toegelaten om het Rijksregister te raadplegen, gegevens uit personeelsbestanden van ambtenaren te halen of de OCMW-klantenlijst te raadplegen (zoals we zagen in een voorbeeld uit de

rechtspraak, heeft de Raad van State een dergelijk gebruik niet altijd veroordeeld). De gegevens mogen niet aan derden worden doorgegeven. De Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (CBPL) geeft op www.privacycommissie.be (doorklikken > “privacythema's” > “Themadossiers” > “Verkiezingen”) hierover uitgebreid informatie. Hildegard Schmidt

Conclusie De regels over wat mag of niet tijdens een verkiezingscampagne, moeten met een portie gezond verstand worden geïnterpreteerd. Dat blijkt uit parlementaire verklaringen en uit de rechtspraak van de Raad van State, die deze uitspraak bevestigde.

Het juiste bedrag dat mag worden uitgegeven en bijkomende informatie zijn te vinden op : www.brusselverkiezingen2012.irisnet.be

Referenties •

• • • •

8

Nieuwsbrief 2012/04

Wet van 7 juli 1994 betr. de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn Ministerieel besluit van 8 mei 2012 tot vaststelling van de modellen van de te gebruiken formulieren en verslagen in het kader van de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de gemeenteraden Ordonnantie van 29 april 2004 betr. de controle van de verkiezingsuitgaven en de regeringsmededelingen Omzendbrief van de Brusselse Minister-President van 19 april 2012 betr. de organisatie van de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 “Gemeenteraadsverkiezingen en aanverwante uitgaven”, Nieuwsbrief-Brussel nr 2000/7, p. 18-19 Ordonnantie van 12 juli 2012 betr. de controle van de mededelingen en de imagobevordering van de plaatselijke overheden tijdens de verkiezingsperiode gewijzigd door de ordonnantie 23.07.2012 Commentaar en aanbevelingen van de Controlecommissie m.b.t. de interpretatie van de wet van 4 juli 1989 betr. de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Doc. 51, GZ 2006-2007, 30 april 2007) Omzendbrief van de Brusselse Minister-Voorzitter van 26 juli 2012 betr. de toepassing van de ordonnantie 12.07.2012 (gewijzigd door de ordonnantie 23.07.2012) betr. de controle van de mededelingen en de imagobevordering van de plaatselijke overheden tijdens de verkiezingsperiode


ONDER DE LOEP

DE FINANCIËN VAN DE BRUSSELSE GEMEENTEN Beter dan elders … maar sombere vooruitzichten Wij belichten hier de evolutie van de Brusselse gemeentefinanciën tijdens de voorbije bestuursperiode, maken de vergelijking met de vorige en ook met de toestand in de andere grote steden van het land, tenminste als die gegevens beschikbaar zijn. We sluiten af met enkele bedenkingen over mogelijkheden en gevaren voor de komende bestuursperiode. De bestuursperiode 2007-2012 werd voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gekenmerkt door een toename van de bevolking met nagenoeg 10 %, een bijzonder bewogen economische en financiële context met de bankencrisis van 2008, gevolgd door de crisis van de staatsschuld en de weerslag daarvan op Dexia, met uiteindelijk de vrijwillige vereffening van de Gemeentelijke Holding.

Ontvangsten In de bestuursperiode die nu ten einde loopt, stegen de ontvangsten van het lopend dienstjaar van de Brusselse gemeenten van 1.560 miljoen euro naar 1.930 miljoen euro, zijnde een gemiddelde jaarlijkse stijging van 2 % per inwoner, iets lager dan de gemiddelde jaarlijkse inflatie van 2,4 %.

Gelukkig is de Belgische economie overeind gebleven en houdt ze vrij goed stand op het vlak van economische prestaties, ondanks de maatregelen die de federale regering heeft moeten nemen in het kader van het Europees stabiliteitspact, totnogtoe zonder impact op de gemeentefinanciën.

In diezelfde periode bleef de samenstelling van de ontvangsten vrij stabiel, meer bepaald op basis van de begrotingen 2012 : • • • • • • •

Toch kregen de gemeenten de afgelopen legislatuur te kampen met een hoge druk van de uitgaven in de vorm van overdrachten naar politiezone en OCMW, stijgende uitgaven voor personeel en werking wegens de groeiende inflatie in 2008-2009 en tot slot een duidelijke achteruitgang van de financiële opbrengsten (Gemeentelijke Holding). Deze sterke druk op de uitgaven werd enigszins getemperd door de structurele inkrimping van de financiële lasten (historisch lage intrest), een stabilisering van de subsidies, dotaties en toelagen en ondanks de crisis stabiele inkomsten uit belastingen.

Onroerende voorheffing 29,00 % Allerhande gewestelijke tussenkomsten 22,50 % Andere overdrachten (federaal, gemeenschappen) 13,50 % Personenbelasting 13,00 % Eigen fiscaliteit 11,00 % Vergoedingen 7,00 % Ontvangsten uit schulden 4,00 %

We stippen echter aan dat tussen 2006 en 2012 de ontvangsten uit schulden daalden van 7 naar 4 %, terwijl de ontvangsten uit eigen fiscaliteit geleidelijk opklommen van 7 naar 11 %. Op basis van de begrotingen 2012 toont een vergelijking tussen de Gewesten dat de respectieve aandelen van de gewone ontvangsten in de drie Gewesten vergelijkbaar zijn : de Waalse gemeenten compenseren hun lage ontvangsten uit belastingen door hogere fondsen en subsidies.

Structuur van de ontvangsten van de 3 Gewesten Brussel

Vlaanderen

Wallonië

Begroting 2012 €

%

%

1.728

100

1.216

100

1.294

100

Ontvangsten uit belastingen

917

53,07

664

54,61

622

48,07

Fondsen & subsidies

628

36,34

392

32,24

538

41,58

Eigen ontvangsten

183

10,59

160

13,16

135

10,43

Gewone ontvangsten/inw.

%

Bron : Belfius

Deze vergelijking houdt uiteraard geen rekening met het feit dat het Brussels Gewest volledig verstedelijkt is. Daarom is het nuttig een vergelijking te maken tussen Brussel en de vier andere grote steden van België : Antwerpen, Gent, Charleroi en Luik.

Nieuwsbrief 2012/04

9


ONDER DE LOEP

Vergelijking tussen Brussel en de 4 andere grote steden Brussel (1.119.088 inw.) Begroting 2011 (€)

Bedragen €

4 grote steden (1.139.182 inw.)

Verdeling (%)

€/inw.

Bedragen €

Verdeling (%)

€/inw.

Verschil BSL/4 GS (%)

Ontvangsten uit belastingen

978.174.710

52,37

874

837.657.732

31,64

735

15,88

Fondsen & subsidies

680.055.066

36,41

608

1.460.058.944

55,14

1.282

-110,91

Eigen ontvangsten

209.622.377

11,22

187

350.072.742

13,22

307

-64,06

1.867.852.153

100

1.669

2.647.789.418

100

2.324

-39,26

Totaal Bron : Belfius + eigen berekeningen

Deze tabel toont duidelijk dat de inkomsten van de Brusselse gemeenten in 2011 voor meer dan 52 % uit belastingen afkomstig zijn, tegenover 31 % voor de vier andere grote steden, terwijl de fondsen en subsidies slechts 36 % van de Brusselse ontvangsten vertegenwoordigen, tegenover 55 % in de vier andere grote steden. Daarbij vestigen we de aandacht op de voor de Brusselse gemeenten catastrofale regionalisering (buiten de stad Brussel, die haar specifieke federale dotatie als hoofdstad van het land kon behouden) van het gemeentefonds, dat uiteindelijk verdeeld werd volgens het inwonersaantal. Het Brussels Gewest vindt ook 50 % van zijn financiële middelen in eigen fiscaliteit, tegenover 30 % voor het Vlaamse en het Waalse Gewest, waarbij dezelfde oorzaken dezelfde effecten teweegbrengen.

Belastbaar inkomen per inwoner 1994 Index

Index

Toename (2007/1994)

Brussel

8.404

95,01

12.374

84,23

47,24%

4 grote steden

8.583

97,03

13.472

91,70

56,96%

Verschil Bsl/4 GS België

1.098

179 8.845

100

14.691

513,41% 100

66,09%

Bron : Ministerie van Financiën + eigen berekeningen

Zo was in 2011 de fiscale druk op de Brusselse belastingbetaler 15 % hoger dan in de vier andere grote steden, terwijl de Brusselse gemeenten per inwoner twee keer minder geholpen (of gecofinancierd) werden dan die andere steden en hun eigen inkomsten ook bijna twee keer minder hoog zijn. Het verschil van 655 euro in inkomsten per inwoner betekent dat de 19 Brusselse gemeenten hun inkomsten met 730 miljoen euro zouden moeten stijgen, om over dezelfde middelen voor het lopende dienstjaar te kunnen beschikken als de vier andere grote steden. Die 730 miljoen moet vergeleken worden met de 461 miljoen euro die eind 2011 verkregen werd voor het Brusselse Gewest in het vooruitzicht van 2016.

Nieuwsbrief 2012/04

2007

Als we de gegevens bekijken in verhouding tot het aantal inwoners, worden de verschillen nog duidelijker.

10

Deze cijfers zijn significant, te meer daar het gemiddeld belastbaar inkomen in het Brussels Gewest tegelijk het laagst is en het minst vooruitgaat, wat een groeiende kloof teweegbrengt tussen het Brussels Gewest en de andere grote steden.

De gemiddeld armste inwoners van het land betalen dus de hoogste lokale belastingen, aangezien de 19 Brusselse gemeenten het minst gefinancierd worden van het land, zowel door hun Gewest als door hun sociaal-economisch hinterland. Antwerpen en Gent krijgen 500 miljoen euro van het Vlaams Gemeentefonds, terwijl de 19 Brusselse gemeenten 253 miljoen euro onder elkaar moeten verdelen, wat neerkomt op 665 euro per inwoner voor de twee Vlaamse steden en slechts 226 euro per inwoner voor de 19 Brusselse gemeenten via de algemene dotatie.


ONDER DE LOEP

Uitgaven De hierboven beschreven toestand van de ontvangsten is niet zonder gevolgen voor de uitgaven. Op basis van begrotingen 2012 maken we de volgende vergelijkingen : Structuur van de uitgaven per Gewest Brussel

Vlaanderen

Wallonië

Begroting 2012 %

€ Totale gewone uitgaven/inw.

%

%

1.735

100

1.280

100

1.297

100

Personeel

721

41,56

479

37,42

537

41,40

Werking

202

11,64

276

21,56

222

17,12

Overdrachten

630

36,31

369

28,83

376

28,99

Waarvan OCMW

246

14,18

123

9,61

117

9,02

Waarvan politie

278

16,02

118

9,22

121

9,33

183

10,55

156

12,19

161

12,41

Schuld

Bron : Belfius + eigen berekeningen

Net zoals voor de ontvangsten is het interessant een vergelijking te maken tussen Brussel en de vier andere grote steden. Structuur van de uitgaven : Brussel en de 4 grote steden Brussel Begroting 2011 €

4 grote steden * %

%

Personeel

786.468.126

42,06

999.319.959

37,40

Werking

211.815.261

11,33

337.786.211

12,64

Overdrachten

671.446.569

35,91

1.030.848.186

38,58

Waarvan OCMW

261.947.771

14,01

218.139.733

8,16

Waarvan politie

293.252.179

15,68

329.189.131

12,32

Waarvan openbare ziekenhuizen

13.645.513

0,73

0

0

Andere subsidies

101.027.124

5,40

480.125.027

17,97

200.120.980

10,70

304.294.112

11,39

1.869.850.937

100

2.672.248.468

100

Schuld Totaal *

Bron : Belfius + eigen berekeningen

De financiën van de lokale besturen in de Europese Unie

* Uitgaven voor afvalophaling en brandweer niet meegerekend

Enkele vaststellingen met betrekking tot de budgettaire inspanningen : -

de personeelsuitgaven zijn verhoudingsgewijs hoger in Brussel (42 % tegenover 37 %)

-

budgettaire inspanningen zijn verhoudingsgewijs veel hoger in het Brussels Gewest voor de OCMW's (nagenoeg het dubbele) en hoger voor politie 1

-

lagere subsidiëringscapaciteit (andere subsidies) in het Brussels Gewest voor sport, cultuur, …

De nota “Finances publiques territoriales dans l'Union européenne” van Dexia Crédit Local en de Raad van Europese Gemeenten en Regio's (REGR) analyseert de situatie van de infranationale financiën in de Europese Unie. Er wordt ondermeer in gepreciseerd dat de infranationale investering in 2011 opnieuw achteruitgegaan is. De studie toont aan dat het licht herstel van de economische en sociale context gedurende het eerste semester 2011, samen met de inspanningen van de lokale openbare besturen om hun inkomsten te optimaliseren en hun uitgaven beter te beheersen, bijgedragen hebben tot de consolidering van het grote begrotingsevenwicht van de infranationale openbare sector van de EU in 2011. Individueel genomen hebben bepaalde landen hun situatie evenwel zien verslechteren. Dit jaar komt de nota terug op enkele actuele onderwerpen, zoals de territoriale en institutionele reorganisa-ties in Europa, de overdrachten van bevoegdheden, de recente en geplande hervormingen met betrekking tot de lokale financiën en de systemen van perequatie, het gebruik van de Europese fondsen in 2011, de begrotingsdiscipline en het beheer van de overheidsfinanciën op nationaal en infranationaal niveau, de versterking van het intern stabiliteitspact of tot slot de groeiende problematiek van de externe, bancaire en verplichte financiering van de lokale investeringen. Download de nota op www.ccre.org De nota kan tevens in geprinte versie verkregen worden bij de REGR : contacteer Emilie Melvin via emilie.melvin@ccre-cemr.org

1 Zie : “Financiering van de Brusselse politiezones aan herziening toe”, www.vsgb.be > Documenten [Politie, 31/5/2012] Nieuwsbrief 2012/04

11


ONDER DE LOEP Per inwoner komt dit neer op : Uitgaven per inwoner : brussel en de 4 grote steden Begroting 2011

Brussel

Verschil Bsl / 4 GS

Personeel

703

877

80,11%

Werking

189

297

63,83%

Overdrachten

600

905

66,30%

Waarvan OCMW

234

191

122,24%

Waarvan politie

262

289

90,68%

Waarvan tekort ziekenhuizen

12

0

Andere subsidies

90

421

21,42%

179

267

66,95%

1.671

2.346

71,23%

1.119.088

1.139.182

Schuld Totaal uitgaven lopend boekjaar Aantal inwoners op 1.1.2011

Deze tabel geeft een duidelijker beeld van de werkelijke begrotingsinspanning per inwoner. Enkele vaststellingen : -

4 grote steden

lagere uitgaven per inwoner op het vlak van personeel en werking, voor een verhoudingsgewijs hogere budgettaire inspanning

-

duidelijk hogere overdrachten naar de OCMW's per inwoner

-

lagere overdrachten naar de politiezones per inwoner, ondanks een relatief hogere budgettaire inspanning

-

een zeer laag bedrag per Brusselaar van de mogelijke subsidiëring voor andere materies dan OCMW en politie

Per inwoner spenderen de Brusselse gemeenten 30 % minder dan de vier grote steden, 20 % minder voor hun personeel en 35 % minder voor hun werking. Ze besteden daarentegen 22 % meer aan hun OCMW. Voorts blijkt hun schuldenlast bijna twee keer lager per Deze cijfers weerleggen voor eens en voor altijd dat de Brusselse gemeenten spilziek zouden zijn en slecht beheerd worden. Integendeel, de cijfers tonen aan dat de Brusselse gemeenten voorzichtiger zijn dan de vier andere grote Belgische steden en de beperkte middelen waarover ze beschikken, met de nodige omzichtigheid aanwenden, omdat ze te kampen hebben met inwoners die financieel weinig kunnen bijdragen maar fel belast worden enerzijds en zeer duidelijke sociale behoeften vertonen anderzijds.

inwoner, wat een zeer omzichtig beheer weerspiegelt van de Brusselse gemeenten, te meer daar het aandeel van hun investeringen dat gefinancierd wordt door leningen hoger is dan in de vier andere grote steden.

Resultaten Op basis van de begroting 2012 zou het saldo van het lopende dienstjaar - 355 miljoen euro bedragen voor de Vlaamse gemeenten, - 11 miljoen euro voor de Waalse gemeenten en - 8 miljoen euro voor de Brusselse gemeenten (rekening houdend met de gewestelijke steun van 30 miljoen euro voor deze laatste). Voor het globaal dienstjaar zouden de bedragen respectievelijk 737, 362 en 118 miljoen euro bedragen. We stippen aan dat de resultaten van het globaal dienstjaar regelmatig dalen de laatste jaren in de drie Gewesten en aan dat tempo spoedig tot nul herleid zullen worden, als er geen maatregelen genomen worden op het niveau van de uitgaven of nieuwe financiële middelen gevonden worden. In het geval van de Brusselse gemeenten lijkt een stijging van de belastingen onvermijdelijk, blijken de gewestelijk financiën net als die van gemeenten steeds beperkter en is er weinig hoop op bijkomende herfinanciering van de lokale besturen. Het Brussels Gewest heeft sinds 1989 echter al het mogelijke gedaan om de gemeenten financieel te helpen, met specifieke steun aan de gemeentekas, financiële bijstand in verschillende domeinen (veiligheid, netheid, …) en doorgedreven ondersteuning van de investeringen voor algemeen nut. Zonder al die steun, waaronder voornamelijk de jaarlijkse 30 miljoen euro voor de gemeentekas, zouden de Brusselse gemeenten nagenoeg allemaal in de rode cijfers zitten. Robert Petit

12

Nieuwsbrief 2012/04


Nieuwsbrief 2012/04

13


WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 09.06 t/m 19.08.2012 22.06.2012 Programmawet - B.S.,28.06.2012 ; erratum B.S.,03.07.2012 265664

14.06.2012 Ordonnantie betr. afvalstoffen B.S.,27.06.2012 266289

BURGERLIJKE STAND/BEVOLKING

21.06.2012 BBHR tot bepaling van de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de sorteerplicht voor producenten of - houders van afvalstoffen andere dan huishoudelijke B.S.,02.08.2012 267158

12.06.2012 KB tot bepaling van de bevolking van de gerechtelijke kantons B.S.,22.06.2012 173523 19.06.2012 KB wijz. het KB 08.10.1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het KB 20.07.2001 betr. de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie in het kader van de controle van de gedwongen 266420 terugkeer - B.S.,02.07.2012 03.07.2012 KB betr. het rijbewijs in kaartmodel B.S.,11.07.2012 266628 19.07.2012 KB wijz. KB 08.10.1981 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen B.S.,09.08.2012 267328 FINANCIËN/BELASTINGEN 17.05.2012 Wet wijz. art. 3 van de wet 22.07.1991 betr. de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, om het uit te breiden met de verenigingen van provincies of gemeenten B.S.,19.06.2012 265986 21.06.2012 Ordonnantie houdende omzetting van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16.03.2010 betr. de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen - B.S.,05.07.2012 266475 GEMEENTEBEHEER 16.07.2012 Wet wijz. Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op een vereenvoudiging van de regels van de burgerlijke rechtspleging - B.S.,03.08.2012 267186 HUISVESTING 21.06.2012 BBHR wijz. BBHE 28.01.1993 tot uitvoering van de ordonnantie 29.08.1991 houdende de bevordering van de toegang tot middelgrote woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest B.S.,26.07.2012 267006 LEEFMILIEU 06.06.2012 KB wijz. KB 10.08.2005 betr. de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen B.S.,19.06.2012 265988

14

Nieuwsbrief 2012/04

21.06.2012 BBHR betr. de registratie van ophalers en vervoerders van niet-gevaarlijke niethuishoudelijke afvalstoffen B.S.,02.08.2012 267156 12.07.2012 BBHR wijz. BBHR 04.09.2008 tot vaststelling van de lijst met inrichtingen van openbaar nut waarvoor de milieuattesten en vergunningen door het Brussels Instituut voor Milieubeheer worden afgeleverd B.S.,26.07.2012 267009 OCMW Dienstencheques 03.08.2012 KB wijz. KB 12.12.2001 betr. de dienstencheques B.S.,17.08.2012 267482 Maatschappelijke dienstverlening 12.07.2012 KB houdende maatregelen ter bevordering van de maatschappelijke participatie en de culturele en sportieve ontplooiing van de gebruikers van de dienstverlening van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor 2012 B.S.,10.08.2012 184550 Rust- en verzorgingstehuizen

Tewerkstelling 20.07.2012 KB wijz. KB 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering B.S.,30.07.2012 267077 Vreemdelingen 11.06.2012 Omz. Minimumbedrag van de middelen van bestaan waarover een vreemdeling moet beschikken die in België wenst te studeren tijdens het school- of academiejaar 2012-2013 B.S.,11.06.2012 155000 22.06.2012 Programmawet - Inkomensgarantie voor ouderen (art. 108, 109 en 110) B.S.,28.06.2012 265737 17.07.2012 MB tot vaststelling van de verdeling van de toelage toegekend aan de gemeenten met een open centrum voor de opvang van asielzoekers op hun grondgebied in 2011 186860 B.S.,16.08.2012 13.07.2012 Omz. van Fedasil (Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers) Instructies betr. het einde van de materiële hulp, de verlenging van de materiële hulp en de overgang van de materiële hulp naar de financiële 266950 steun [+ bijlagen] 13.07.2012 Omz. van Fedasil - Instructie betreffende terugtraject en terugkeerplaatsen voor asielzoekers opgevangen in het opvangnetwerk 266911 van Fedasil [+ Bijlagen] 24.07.2012 KB tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een begunstigde van de opvang gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief - B.S.,30.07.2012 267089

Grondwettelijk hof - Arrest nr. 10/2012 van 25.01.2012 - De prejudiciële vragen over de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 24.04.2008 betr. de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen, en, in het bijzonder, art. 11, par. 1, vijfde lid, 8°, en de bepalingen van hoofdstuk III (“Erkenning”) van die ordonnantie B.S.,11.06.2012 265789

Werking

20.07.2012 MB tot bepaling van de referentierentevoet voor de vaststelling van het maximumbedrag van de gebruikssubsidie voor de rusthuizen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie B.S.,08.08.2012 250972

21.06.2012 MB tot vaststelling van de praktische modaliteiten voor de elektronische verzending van de akten van de overheden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van het administratief toezicht B.S.,06.07.2012 266484

Sociale tarieven

09.02.2012 BVCGG tot vaststelling van het aandeel voor het jaar 2012 van elk OCMW van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn en de modaliteiten van de betaling 87083 B.S.,16.07.2012 -

10.07.2012 Wet houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie B.S.,25.07.2012 266967

Raad van Staat – Arrest nr. 216391 van 23.11.2011 - OCMW Gent / Belgische Staat 263785


WETGEVING

PERSONEEL Omz. nr. 619 - KB algemene regeling inzake van het bedrag van de B.S.,27.06.2012 -

18.01.1965 houdende reiskosten - Aanpassing kilometervergoeding 171131

STEDENBOUW/LEEFOMGEVING Grondwettelijk Hof – Arrest nr. 95/2012 van 19.07.2012 - Het beroep tot vernietiging van de art. 25, 26, 30, c), 101 en 105 van de ord. van 14.05.2009 wijz. ord. van 13.05.2004 houdende ratificatie van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening 267272 VERKEERSVEILIGHEID 26.05.2012 KB wijz. KB 23.03.1998 betr. het 265776 rijbewijs - B.S.,08.06.2012 -

26.05.2012 KB wijz. KB 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg B.S.,22.06.2012 266112 26.05.2012 MB wijz. MB 11.10.1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden 266114 bepaald - B.S.,22.06.2012 22.04.2012 Wet wijz. wet betr. de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16.03.1968 B.S.,25.06.2012 266166 VERKIEZINGEN 03.05.2012 BBHR met betrekking tot de machtiging van de waarnemers afkomstig van internationale organisaties erkend door België of afgevaardigd door andere landen om alle kiesverrichtingen te volgen B.S.,06.06.2012 265708

07.06.2012 BBHR tot vaststelling van het model van het volmachtformulier voor de gemeenteraadsverkiezingen en de modellen van het attest en van de verklaring op erewoord, voorzien in art. 42bis, par. 1, 7° van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek [BGKWB] B.S.,25.06.2012 266169 12.07.2012 Ordonnantie betr. de controle van de mededelingen en de imagobevordering van de plaatselijke overheden tijdens de verkiezingsperiode B.S.,16.07.2012 266700 12.07.2012 Ordonnantie houdende de organisatie van de elektronische stemming voor de gemeenteraadsverkiezingen B.S.,16.07.2012 266702 12.07.2012 Ordonnantie wijz. het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek en de wet 11.04.1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming - B.S.,16.07.2012 266704

Colloquium

Organisatie VSGB

De inning van de onroerende voorheffing in het Brussels Gewest : stand van zaken en vooruitzichten 25 SEPTEMBER 2012 (voormiddag) In samenwerking met de Federatie van Gemeenteontvangers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en De opcentiemen op de onroerende voorheffing zijn een zeer belangrijke bron van inkomsten voor de Brusselse gemeenten. Aangezien de regionalisering van de inning van de onroerende voorheffing een brandend actueel thema geworden is, vindt de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest het nuttig om, in samenwerking met de Federatie van Gemeenteontvangers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de FOD Financiën, een stand van zaken op te maken van de inning van de onroerende voorheffing, de tarieven en de aanpak van geschillen. Dit colloquium zal ook een goede gelegenheid zijn om de spots te richten op de evaluatie van het kadastraal inkomen en de resultaten van de programma's Urbain I en II, met het oog op een optimale actualisering van het kadastraal inkomen door een doeltreffendere en snellere communicatie tussen alle betrokkenen. Tot slot zullen vertegenwoordigers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest er ook toelichting geven bij de regionalisering van de inning van de onroerende voorheffing in het Brussels Gewest.

Programma (uittreksel) 9h:

Inleiding : Marc COOLS, Voorzitter van de VSGB

9 h 15 :

De onroerende voorheffing : algemeen, inning, invordering en berekening Serge CHAUVIER, Fiscaal expert, Algemene Administratie van de Inning en de Invordering (AAII)

9 h 45 :

De inning van de opcentiemen op de onroerende voorheffing : cijfergegevens Martine SMET, Fiscaal expert – hoofd van de Dir. III/1 van de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering (AAII)

11 h 05 : Het kadastraal inkomen, vandaag en morgen Philippe HERMAN, Dienst Opmetingen en Waarderingen - Patrimoniumdocumentatie

Doelgroep : burgemeesters, schepenen van financiën, gemeentesecretarissen, ontvangers, financieel directeurs, landmeters, …

11h 35 :

Toespraak van het kabinet van de minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Julie LUMEN, Adjunct-kabinetschef

Plaat :

11h 50 :

Toespraak van het Bestuur Gewestelijke Fiscaliteit (BGF) Dirk DE SMEDT, Directeur-generaal

Belfius Bank - Passage 44 - zaal Brel

Inschrijving gratis : via www.vsgb.be

12 h 05 : Vragensessie & debat

Nieuwsbrief 2012/04

15


ONDER DE LOEP

PENSIOENEN : ALGEMENE PRINCIPES Op 11 mei 2012 organiseerde de Federatie van Brusselse Gemeentesecretarissen een studiedag rond drie thema's : het overheidspensioen, een leeftijdsbewust personeelsbeleid en de kennisoverdracht in de organisaties. Wij gaan hier in op het eerste thema: het pensioen van het overheidspersoneel.

Het overheidspensioen voor niet-ingewijden In België heeft iedereen recht op een wettelijk pensioen. De opbouw van dit pensioen gebeurt via een repartitiesysteem, wat betekent dat de actieve bevolking betaalt voor het pensioen van de huidige gepensioneerden 1. Grosso modo kan men voor loontrekkenden twee soorten onderscheiden, het pensioen uit de privésector en het ambtenarenpensioen, waarbij dan ook nog eens over verschillende pijlers wordt gesproken.

activiteit. In die tweede pijler gaat het om pensioenregelingen die worden opgebouwd door de werkgever en de werknemer en die fiscaal worden gestimuleerd. Het gaat vaak om een groepsverzekering of een pensioenfonds. Zeer veel bedrijven bieden dit aan, het is echter geen wettelijke verplichting. Het bedrag kan als kapitaal of als levenslange rente worden uitgekeerd.

De eerste pijler bevat het wettelijk pensioen van de privé- en de overheidssector.

Daarnaast bestaat er de derde pijler, de individuele pensioenspaarinspanning die eveneens fiscaal wordt aangemoedigd.

Vaak wordt dat aangevuld met een zogeheten tweedepijlerpensioen of het aanvullend pensioen via de beroeps-

Soms wordt ook wel eens over de vierde pijler gesproken, het individueel sparen zonder fiscale bonus.

Historische evolutie Trouw is de grondslag van het ambtenarenpensioen De pensioenen van de ambtenaren berusten op een geheel andere filosofie dan de pensioenen van de werknemers of de zelfstandigen. De filosofie veronderstelt de trouw aan de werkgever, in tegenstelling tot de pensioenen van de werknemers, die vertrekken van de idee van collectieve sociale voorzorg. De basiswetgeving voor de ambtenarenpensioenen is de Algemene Wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke overheidspensioenen. Die wet grijpt terug op beginselen uit een decreet van de Franse revolutionaire periode, waarbij werd gesteld dat de overheid gehouden is om een pensioen te betalen, en dat het gaat om een recht voor de betrokkene en een plicht voor de overheid. Met het revolutionaire decreet wou men een einde maken aan een aantal misbruiken tijdens het ancien régime 2. Voortaan moest er een carrière van 30 jaren dienst zijn en een minimumleeftijd van 50 jaar. Ook in de Hollandse periode kwam er een gelijksoortige regeling, die zeer vergelijkbaar is

met wat de Belgische wetgever naderhand in de wet van 1844 heeft ingevoerd. Het pensioen werd toegekend op de leeftijd van 60 jaar en een volledige loopbaan telde 40 jaren dienst. Ook werd het pensioen gefinancierd door inhoudingen op de wedden van de ambtenaren. Ambtenaren bij de gemeente kregen geen pensioen De wet van 1844 was echter niet van toepassing op de ambtenaren van de lokale besturen, omdat het pensioen van de gemeenteambtenaren als een gemeentelijke aangelegenheid werd beschouwd en om die reden enkel onder de bevoegdheid van de gemeenteraad viel. In sommige gemeenten werd een verzekering georganiseerd, terwijl er in andere gemeenten niets voorzien was. Dat had voor gevolg dat het personeel tot zeer hoge leeftijd in dienst kon zijn. Er waren slechts twee uitzonderingen : er bestond een voorzorgsfonds voor gemeentesecretarissen en het onderwijzend personeel had eveneens recht op een pensioen. 3

1 De financiering voor de pensioenen kan worden samengevat in 2 vormen : de kapitalisatie en de repartitie. Bij kapitalisatie worden de bedragen gestort als premie of bijdragen op een individuele rekening of op collectief vlak geregeld. Het pensioen wordt aldus gefinancierd door de belegging van de premies, zoals bij een levensverzekering. Kapitalisatie is precair bij grote crisissen, aangezien de bijdragen uit het verleden geen garantie op de toekomst kunnen bieden. Bij repartitie worden de pensioenlasten van een groep gespreid over diegenen die op hetzelfde ogenblik actief zijn. In België is men geleidelijk afgestapt van het kapitalisatiesysteem ten voordele van het repartitiesysteem, geregeld in K.B. nr. 50 van 24 oktober 1967. 2 De gunst werd verleend zonder na te gaan of de betrokkene daadwerkelijk al in aanmerking kwam om het pensioen op te nemen. Bovendien waren openbare ambten vaak ereambten voorbehouden aan personen die geen inkomen moesten vergaren. Na het beëindigen van het ambt werd dan voor bewezen diensten een goed of geld uitgekeerd. A. Bavelier, Traité des pensions civiles et militaires, Parijs, 1886, deel 1, p. 5-6, stelt dat het decreet van 1790 zoals het in 1853 toegepast werd ongeveer voor slechts 3.841 ambtenaren van toepassing kon zijn. 3 Wet 30 maart 1861 Centraal Voorzorgsfonds voor Gemeentesecretarissen en wet van 16 mei 1876 op de pensioenen der gemeenteleraars en -onderwijzers.

16

Nieuwsbrief 2012/04


ONDER DE LOEP

… tot in 1933 Dat veranderde met de wet van 25 april 1933 . Die wet beperkte de gemeentelijke autonomie op het gebied van de vaststelling van het pensioenstelsel en verplichtte de gemeenten om voortaan een pensioen te garanderen dat gelijk was aan dat van een ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het was helemaal niet de bedoeling van de wetgever een uniform pensioenstelsel op te leggen, 4

Ambtenaar bouwt geen rechten op, maar overheid kent pensioen toe Het uitgangspunt van het pensioen berust op een eenzijdige beslissing van de overheid om aan haar personeel een pensioen uit te keren, niet op een opbouw van rechten voor de betrokkene 5. Het overheidspensioen wordt beschouwd als een uitgesteld loon 6. Het recht is niet splitsbaar of vervreemdbaar en het is steeds hetzelfde, ongeacht de gezinstoestand 7. Zoals reeds aangehaald, is het niet te vergelijken met de pensioenen van de privésector of de zelfstandigen, omdat de financiering ervan onder een volledig ander stelsel valt. Omdat het pensioen als een uitgesteld loon wordt beschouwd, zal de berekening ervan dan ook altijd individueel gebeuren 8. Voor die berekening wordt de loopbaan bekeken, waarbij er rekening wordt gehouden met de aanneembare jaren. Dat zijn alle dienstjaren van de betrokkene, ongeacht of hij die als contractueel dan wel als statutair heeft gepresteerd. In dat verband wordt ook gesproken van eenheid van pensioen 9. Dan wordt de pensioenbreuk vastgesteld a rato van 1/60 e van de gemiddelde weddenschaal van de laatste tien loopbaanjaren. Het tantième kan van bestuur tot bestuur verschillen omdat elke gemeente vrij is dat zelf te regelen en daarom ook in een gunstiger regime mag voorzien. De referentiewedde bestaat altijd uit de weddenschaal waarin de ambtenaar is benoemd 10. De volledige loopbaan wordt bereikt na 45 jaar loopbaan, waardoor het bedrag nooit hoger kan zijn dan 3/4 van de refertewedde 11.

maar veeleer een einde te maken aan de onbillijkheid dat sommige gemeenten hun personeel geen of een ontoereikend pensioen toekenden. Vanaf dan bestaat er geen betwisting meer dat de gemeenteambtenaar recht heeft op een pensioen. De regeling kan echter op grond van de gemeentelijke autonomie verschillen van gemeente tot gemeente. Het betreft minimumvereisten en de gemeenten mogen voor hun personeelsleden een gunstiger regime uitwerken.

Een kosteloos recht Het rustpensioen als verlenging van het loon werd lange tijd als een “kosteloos” recht beschouwd. Er werden geen persoonlijke inhoudingen gedaan op het loon van de vastbenoemde ambtenaar om zijn pensioen te financieren. Het pensioen moest ten laste zijn van de “schatkist”. Sinds de wet van 1933 kwam er echter een allereerste inhouding. De wet van 15 mei 1984 veralgemeende de inhoudingen 12. Niettemin bleef het principe van een gescheiden stelsel: de inhoudingen gelden enkel voor het pensioen in de overheidssector en niet voor het algemeen stelsel van sociale zekerheid.

Perequatie De pensioenen van de overheid worden geïndexeerd en geperequateerd 13. Perequatie betekent dat de pensioenen van de overheidsector automatisch worden aangepast wanneer het maximum verhoogd wordt van de weddenschaal die verbonden is aan de graad die het personeelslid het laatst had. Het principe is nog wel behouden, maar de wetgever van 2007 heeft de modaliteiten strenger gemaakt 14. Voortaan is er maar perequatie wanneer een hele korf van weddenschalen verhoogt. In het vroegere systeem betrof het een individuele perequatie. Voortaan is elk rust- of overlevingspensioen verbonden aan een bepaalde korf die overeenstemt met een grote sector van de overheid.

Financiering De wet van 25 april 1933 voerde ook de omslagkas voor gemeentelijke pensioenen in. Gemeenten die niet

4 Wet 25 april 1933 omtrent de pensioenregeling van het gemeentepersoneel, B.S. 5 mei 1933. 5 Zie ook Van Langedonck, J. en Put, J., Handboek Sociale Zekerheidsrecht, Intersentia, 2002, 878 p. Voor een historisch overzicht zie Peeters, N., Sociale zekerheid in bureaucratie. De pensioenwet voor centrale overheidsambtenaren van 1844 en de liberale maatregelen van 1848 in Revue Belge de Philologie et d’Histoire – Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 1997, nr. 75, p. 383-412. 6 Art. 1 en art. 4 van het decreet 3 – 22 augustus 1790 : “l'Etat doit récompenser les services rendus au corps social, quand leur importance et leur durée méritent ce témoignage de reconnaissance” en “tout citoyen, qui a servi, éclairé, illustré sa patrie, a droit à sa reconnaissance, et peut suivant la nature et la durée de ses services prétendre aux récompenses”. In de wet werd ook een uitkering voor weduwen en wezen voorzien. 7 Wetsvoorstel (W. Beke et al.) betreffende het rustpensioen in de openbare sector bij feitelijke scheiding en echtscheiding, Parl. St., Senaat, 2010–2011, nr. 5-1161/1. 8 Bij de pensioenen uit de privésector wordt er rekening gehouden met de situatie van de persoon: gezinshoofd, gescheiden of onderhoudsplichtig, alleenstaand, … 9 Dit principe werd ingevoerd door de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, B.S. 7 mei 1965. 10 Wet 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen, Pensioenen, Pensioenen van de openbare sector, Mandatarissen, B.S. 6 februari 1999. 11 Art. 39 Wet 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, B.S. 17 augustus 1978. 12 Wet 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, B.S. 22 mei 1984, Wet Mainil. 13 Wet 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende het rust- en overlevingspensioen van het personeel van de openbare sector, B.S. 20 augustus 1969. 14 Wet 25 april 2007 betreffende de pensioenen van de openbare sector, B.S. 11 mei 2007. Nieuwsbrief 2012/04

17


ONDER DE LOEP

rechtstreeks of door tussenkomst van een voorzorgsinstelling de betaling van de pensioenen op zich namen, werden ambtshalve bij deze kas aangesloten. Gemeenten konden zich altijd aansluiten bij de omslagkas, maar die aansluiting was definitief en onherroepelijk. Vóór die wet moest elke gemeente zelf regelen hoe de pensioenen werden gefinancierd. Vanaf 1933 werd de betaling van de pensioenen van het personeel van de aangesloten besturen geregeld via een bijdrage op het loon van het actief personeel. De pensioenlasten werden jaarlijks “omgeslagen” over de loonmassa van de bijdrageplichtige ambtenaren van de aangesloten besturen. Dit systeem had echter niet al te veel succes en in 1986 werd die omslagkas afgeschaft en vervangen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) en de Administratie der Pensioenen (AP). De RSZPPO int vanaf dan de bijdragen en de AP doet de berekening en de betaling van de pensioenen 15. De aangesloten leden van de omslagkas gingen over naar de RSZPPO, in de zogenaamde Pool 1. In 1993 kwam daar een tweede “stelsel van de nieuwe bij de RSZPPO aangeslotenen” bij om meer besturen over te halen om zich aan te sluiten bij een solidair stelsel 16. In 1995 werd er ook nog een egalisatiefonds opgericht om de bijdragepercentages van de twee pools dichter bij elkaar te doen aansluiten. Dit fonds werd gefinancierd door de opbrengst van de inhouding van 13,07 % op het vakantiegeld van het personeel van de lokale besturen. Daarnaast werd door de wet van 1993 voorzien dat de boni van de kinderbijslag en financiële opbrengsten van het reservefonds van de kinderbijslag werden aangewend ten gunste van de besturen die waren aangesloten bij de RSZPPO. Om nog meer besturen aan te zetten om zich aan te sluiten bij pool 2, werd er ook een reductie van 7,5 % toegestaan door de RSZPPO. Bij de aansluiting nam de RSZPPO immers meer pensioenlasten over dan er in het eerste jaar van aansluiting pensioenbijdragen verschuldigd waren 17. Uit de jaarverslagen van de RSZPPO bleek echter al sedert enige tijd dat er steeds minder vastbenoemden zijn. De daling hiervan heeft een direct gevolg op de financiering van het gemeenschappelijk pensioenstelsel en op het bijdragepercentage dat de plaatselijke overheidsdiensten moeten betalen voor de pensioenen van hun vastbenoemde ambtenaren. Er zullen dus steeds minder vastbenoemden zijn om een steeds zwaardere pensioenlast te dragen 18.

15 16 17 18 19

18

Vergrijzing en daling van het aantal vastbenoemden Tot 2012 mocht de gemeente op grond van haar autonomie kiezen op welke manier ze haar pensioenstelsel financiert : een kapitalisatiestelsel, een gemengd stelsel of nog een systeem van opname in de begroting. Met de wet van 24 oktober 2011 komt er echter een grondige wijziging in het pensioenstelsel voor de lokale besturen 19. Alle pools worden samengevoegd in een gesolidariseerd pensioenfonds. In principe worden alle lokale besturen automatisch en onherroepelijk aangesloten bij dit fonds 20. Dit nieuwe stelsel komt er als antwoord op de uitdaging van de pensioenuitgaven in de lokale sector. Het berust op twee belangrijke principes : solidariteit en responsabilisering. Voortaan wordt er immers rekening gehouden met de verhouding tussen de pensioenlast en de loonmassa van de vastbenoemden. Het blijft echter belangrijk te weten bij welke pool een lokaal bestuur aangesloten was vóór 2012, want de bijdragepercentages verschillen naar gelang van die vroegere pool. Het verschil tussen de ex-pool 1 en de ex-pool 2 bestaat voort. De besturen die zelf instonden voor hun pensioenen en nu ambtshalve aangesloten zijn, vallen onder het basisbijdragepercentage van ex-pool 1, behalve wanneer de eigen bijdragevoet in 2012 groter is of gelijk aan 41 %. Dan vallen ze onder de basisbijdragevoet van de besturen van ex-pool 2. Bovendien gebeurt de aansluiting op een begeleide manier : •

Een deel van de bestaande pensioenen wordt overgenomen door het gesolidariseerd pensioenfonds.

Alle aangesloten besturen betalen een effectief basispercentage, dat wordt aangevuld met de responsabiliseringsbijdrage.

Die bijdrage is een geheel nieuw concept ingevoerd door deze nieuwe wet. Lokale besturen waarvan de individuele pensioenlasten hoger liggen dan de opbrengst van de betaalde basisbijdragen, zullen een responsabiliseringsbijdrage moeten betalen. Die bijdrage is gelijk aan een percentage van het verschil tussen aan de ene kant de individuele pensioenlasten van een bepaalde werkgever en anderzijds de betaalde basisbijdragen. Daarnaast wordt er een regularisatiebijdrage ingevoerd, voor de besturen die hun contractueel personeel na langer dan 5 jaar benoemen. Dit systeem werd ingevoerd om de late benoemingen tegen te gaan. Omdat de regeling start op

K.B. nr. 491 van 31 december 1986 tot wijziging van de wet van 25 april 1933 omtrent de pensioenregeling van het gemeentepersoneel, B.S. 22 januari 1987. Wet 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen, B.S. 17 september 1993. Art. 4 wet 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen. Jaarverslag 2005 RSZPPO. Zie ook V & A, 21 januari 2008, 2007-2008, Kamer, Vraag nr. 17 (De Block). Wet 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, B.S. 3 november 2011, inwerkingtreding 1 januari 2012. 20 Volgens art. 5 wordt elk plaatselijk bestuur ambtshalve en onherroepelijke aangesloten per 1 januari 2012 tenzij het lokale bestuur dat nog niet aangesloten was (pool 3 en 4) voor 15 december 2011 zijn weigering voor aansluiting aan de minister van Pensioenen te kennen gaf. Die lokale besturen kunnen steeds op een later ogenblik beslissen om toch aan te sluiten.

Nieuwsbrief 2012/04


ONDER DE LOEP

1 januari 2012, zal er maar ten vroegste vanaf 1 januari 2017 een regularisatiebijdrage verschuldigd zijn.

Iedereen gelijk ? De toename van het aantal gepensioneerden is een van de uitdagingen voor de toekomst. Vooral de ambtenarenpensioenen liggen onder vuur. Zo pleiten Caroline Ven en Niko Gobbin in “De welvaartsval” voor een vergelijkbaar pensioen voor iedereen, waarmee een einde moet worden gesteld aan de hoge overheidspensioenen 21. Het vaak gehoorde argument is dat de ambtenarenpensioenen uitgesteld loon zijn, wat niet meer van deze tijd is. De salarissen uit de ambtenarij zouden immers al lange tijd marktconform zijn 22. Uit de “Pensioenatlas” van de KULeuven zou blijken dat twee gepensioneerde ambtenaren bij de hoogste inkomenscategorie van gepensioneerden zou horen 23. Studies vertrekken echter vaak van gemiddelden, maar er zijn belangrijke verschillen tussen de gemiddelde pensioenbedragen in functie van het soort stelsel. In een gemiddelde wordt er geen onderscheid gemaakt tussen korte en lange loopbanen, pensioenen voor alleenstaanden of gezinshoofden, … De verschillen in de stelsels zijn te verklaren door de historische achtergronden. Ambtenarenpensioenen vallen onder een eigen bijdrageregeling, terwijl dat voor de pensioenen uit de privésector een andere is. Als men het ambtenarenpensioen vergelijkt met het wettelijke pensioen, dan valt de vergelijking uit in het voordeel van het overheidspensioen. Deze situatie verandert echter wanneer het tweedepijlerpensioen mee in aanmerking wordt genomen. Die aanvulling wordt ook nog eens fiscaal aangemoedigd. Deze kost wordt omgeslagen op de gehele gemeenschap, zonder dat die zichtbaar wordt in de gemiddelde pensioenen.

Deze bijdrage kwam tot stand met de hulp van de heer Christian Buntinckx, ere adjunct-secretaris van de stad Brussel, en de heer Philippe Nys, adjunct administrateurgeneraal RSZPPO. Bijzondere dank gaat uit naar de heer Dirk Borremans, secretaris van de gemeente Evere en voorzitter van de Federatie van Brusselse Gemeentesecretarissen, voor het nalezen. De vertraging in het systeem van de perequatie zal ook op lange termijn zorgen voor een daling. Een tweede aspect betreft de financiering van het hele stelsel. De wetgever heeft een aanzet gegeven met de hervorming van de RSZPPO en het stelsel van de pools. Structureel is er echter niet nagedacht over een verdere financiering. Tot vandaag zijn de pensioenlasten een volledige verplichting voor de lokale besturen, zonder dat er een overheid in tussenkomt voor de financiering. Er moet worden nagedacht hoe lang dit nog draagbaar blijft voor de lokale overheden 24. Hildegard Schmidt

We mogen stellen dat oudere generaties ambtenaren een iets hoger gemiddeld pensioenbedrag hebben (waarbij men rekening moet houden met het feit dat de lonen van de ambtenaren tot de jaren 70 een flink stuk onder de markt lagen, wat de hogere pensioenen dan weer meteen relativeert). Die generatie heeft doorgaans een langere loopbaan in de ambtenarij. Ze stopten vaak maar met werken op 65 en kregen tijdsbonificaties aangerekend voor oorlogsdiensten en koloniale diensten. Deze generatie is echter aan het verdwijnen. Er wordt weinig rekening gehouden met de loopbanen vanaf de oliecrisis van 1973. Die zijn vanaf dan veel meer gemengd. Ook bestaan er sindsdien veel meer deeltijdse stelsels, al dan niet als gevolg van tewerkstellingsmaatregelen. Het gaat om prestaties die niet altijd volledig in aanmerking komen voor de berekening van het overheidspensioen. Het gemiddelde overheidspensioen zal dus dalen naarmate er meer gemengde loopbanen zijn. 21 Gobbin, N. en Ven, C., De Welvaartsval, Uitgeverij Pelckmans, 2009. 174 p. 22 Caroline Ven in “Geen welvaart verdelen die er niet is” interview De Standaard, 17 december 2009. 23 Berghman, J. et al., Belgische pensioenatlas 2010, www.socialsecurity.fgov.be > Publicaties > Pensioenatlas. Zie ook “Les disparités entre les divers régimes de pensions”, Jounal Télévisé, RTBF, 27 juli 2011 en “Belgische pensioenen ongelijk verdeeld”, Trends, 23 september 2010. 24 Zie ook “Boek 2010 over de sociale zekerheid”, Rekenhof, oktober 2010, p. 93. Nieuwsbrief 2012/04

19


BRUXELLES FORMATION WERKT SAMEN MET DE LOKALE OPDRACHT VAN SINT-JOOST-TEN-NODE

“ Op rolletjes naar de toekomst” Geografisch zijn beide instellingen met elkaar verbonden : het zijn buren, slechts van elkaar gescheiden door de vijftig meter brede kleine ring. De Sterrenkundelaan, dat is het gemeentehuis van Sint-Joost-ten-Node, bruisend van leven, waar het elke dag een druk komen en gaan van mensen is. De overbuur aan de andere kant van de kleine ring, op de Bisschoffsheimlaan, is Bruxelles Formation Carrefour, één van de tien vestigingen van Bruxelles Formation. Het gebouw is van ver zichtbaar, met zijn enorm spandoek dat prat gaat op niet minder dan 30.000 bezoekers per jaar. Een plek die borrelt van leven en niet onderdoet voor het gemeentehuis. Niet alleen liggen ze vlak bij elkaar, maar ze werken ook samen. Voor de Sint-Joostenaren is het makkelijk: gewoon de voetgangerstunnel door naar de overkant. Als ze zo vlot de kleine ring oversteken, is het omdat Bruxelles Formation hen kan helpen. Dit is immers de overheidsinstelling die beroepsopleiding verschaft aan Franstalige volwassenen in het Brussels Gewest. Het instituut richt zich zowel tot mensen die werk zoeken als tot hen die reeds werk hebben en biedt meer dan 200 vormingen aan, zelfs zonder die van de partners mee te rekenen. Het gaat om bijscholingen, taallessen en vakopleidingen die gratis zijn voor werkzoekenden en gericht zijn op het aanleren van een beroep in sectoren waar in Brussel werk te vinden is. Met deze vormingen kan je in heel wat verschillende sectoren terecht, gaande van de bouw tot de industrie en de informatica, over de logistiek, de tertiaire sector en de talen. Voor twee stagiairs op drie leiden ze tot een aanwerving, waarvan de helft met een contract voor onbepaalde duur. Bruxelles Formation werkt nauw samen met Actiris, dat ernaar streeft werklozen aan een baan te helpen, maar het houdt ook contact met de bedrijven, om de vormingen zo goed mogelijk te doen aansluiten bij de evolutie van de beroepen en tegemoet te komen aan de behoeften van de werkgevers. De instelling heeft tien opleidingscentra in het Brussels Gewest. Met de medewerking van de partners krijgen op die manier 15.000 stagiairs (dit aantal is sinds 2010 met 4 % gestegen) ieder jaar de kans een vorming te volgen, zowel voor laag- als hooggeschoolde werkzoekenden. Het organisme wordt gefinancierd door de Franse Gemeenschapscommissie, waarvan het afhangt, door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door het Europees sociaal fonds. De beheerraad bestaat paritair uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers.

20

Nieuwsbrief 2012/04

Er is op verschillende manieren contact tussen Bruxelles Formation en de gemeenten, ondermeer via de “lokale opdrachten”. Die houden zich onder andere bezig met beroepsopleiding en zijn gericht tot laag- of ongeschoolden, waarvan sommigen zonder diploma de school verlaten hebben. Om dat gebrek aan opleiding bij jongeren aan te pakken werkt de lokale opdracht van Sint-Joost-ten-Node (in de Groenstraat, dus ook vlak bij Bruxelles Formation Carrefour en het gemeentehuis) sinds kort samen met Bruxelles Formation. Zo werd het project “Roule vers ton avenir” in het leven geroepen als antwoord op de projectoproep “Jeunes” van Emir Kir, minister, Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Beroepsopleiding. Het project gaat uit van de vaststelling dat er weinig middelen voorhanden zijn om jongeren (opnieuw) rond hun beroepsproject te mobiliseren en biedt hun activiteiten aan die nuttige bagage kunnen verschaffen in het zoeken naar werk en bijscholing. De acht deelnemende jongeren krijgen persoonlijke begeleiding, coaching, avontuurlijke activiteiten, sport, theorie- en praktijklessen door een autorijschool en praktische oefeningen op een circuit. De echte meerwaarde tot slot ligt in de financiering van het rijbewijs. Al die maatregelen geven jongeren een duwtje in de rug in de richting van de socio-professionele inschakeling. De andere samenwerking bestaat in een vorming rond groendaken. Die is innoverend, duurzaam en gericht tot laaggeschoolde werkzoekenden met een zekere basiskennis, bij voorbeeld met ervaring of een opleiding in de groensector als tuinier of in de bouw als dakwerker. Deze vorming reikt de stagiairs alle nodige technische kennis aan voor de aanleg van groendaken. De vorming wordt afgesloten met een stage in een bedrijf. Deze twee voorbeelden tonen dat Bruxelles Formation zich niet alleen richt tot werkzoekenden, maar ook bruggen slaat naar de bedrijfswereld en de gemeenten. Iedere werkzoekende die bij ons een opleiding volgt, heeft dat ietsje meer. Honderden Brusselse bedrijven zijn daar reeds van overtuigd. U ook ? Info : cel “relations entreprises” tel. 02.371.74.93 relationsentreprises@bruxellesformation.be www.bruxellesformation.be


IN ONZE GEMEENTEN

TE VOET, DAT GAAT VANZELF In juni liep de Brusselse projectoproep “voetgangersrijen” af, die steun aanbiedt voor nieuwe gemeentelijke initiatieven die trachten het verkeer tijdens de ochtendspits vlotter te doen verlopen en onze kinderen opnieuw de geneugten van het wandelen te doen ontdekken, onder begeleiding en dus op een veilige manier. In Evere bestaan al sinds enkele jaren dergelijke rijen, meer bepaald tussen twee scholen en de muziekacademie. Wij vroegen om toelichting aan de coördinatrice, Fanchon Martens.

Scholen in Evere Evere heeft zes Franstalige basisscholen: drie gemeentelijke en drie uit het vrije net. Er zijn ook twee niet-gemeentelijke secundaire scholen: een Franstalige en een Nederlandstalige.

Wat houdt de Pedibus in Evere precies in ? Fanchon Martens : “Het gaat om twee rijen tussen twee gemeentescholen (Clair Vivre; La Source) en de muziekacademie. Nagenoeg vijftig leerlingen, voornamelijk 7- tot 9-jarigen, gaan naar de academie in groepjes, onder leiding van een volwassen vrijwilliger en een begeleider die ter beschikking gesteld wordt via het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap (PWA), en dit vier keer per week. Momenteel beschikken we over drie PWA-begeleiders.”

Hoe en waarom kwam die rij tot stand ? Fanchon Martens : “In 2002 had de toenmalige minister van onderwijs van de Federatie Wallonië-Brussel Jean-Marc Nollet een oproep gedaan met betrekking tot de buitenschoolse kinderopvang. De gemeente Evere was daarop ingegaan, waardoor ik aangeworven werd. Ik begon met de inventaris op te maken van de bestaande initiatieven op het vlak van buitenschoolse opvang, wat uitmondde in een stand van zaken en een analyse van de behoeften op basis waarvan het programma CLE (Coordination Locale pour l'Enfance) opgesteld werd. Rond 2003 werden de ouders geraadpleegd. Er was immers vastgesteld dat hun dagindeling vaak weinig compatibel was met die van de school. Als de school afloopt rond half vier en vlak daarna heel wat buitenschoolse activiteiten reeds van start gaan, kon een aanzienlijk deel van de ouders omwille van hun werk hun kinderen er niet naartoe brengen als die activiteiten buiten de schoolgebouwen plaatsvinden.

namiddag, om de kinderen naar de academie te brengen en terug, want die dag vinden daar de meeste activiteiten plaats. Maar we stootten snel op organisatorische problemen : de uren van de lessen variëren sterk van het ene instrument tot het andere en in functie van het niveau van ieder kind. Daarom moest er dus ook in opvang voorzien worden, voordat de kinderen in groep teruggebracht worden. Uiteindelijk hebben we de fietsen laten vallen en gaan we gewoon te voet, omdat we vaststelden dat sommige instrumenten moeilijk per fiets te vervoeren zijn. Volledigheidshalve voeg ik ook toe dat we een tijdje een klassieker vervoermiddel gebruikt hebben, nl. de bus, door aan te sluiten bij bestaande circuits voor andere scholen. Maar ook daar hebben we onze initiatieven moeten bijsturen om praktische overwegingen : de scholen hadden de bussen zo vaak nodig dat het moeilijk werd om ze voor te behouden voor de leerlingen die naar de academie willen.”

Daarom hebben wij een fietsersrij in het leven geroepen. Er bestond immers al zoiets als begeleide fietsersrijen, een gezamenlijke organisatie van de gemeenten Evere en Schaarbeek. Die hebben wij uitgebreid tot de woensdag-

Nieuwsbrief 2012/04

21


IN ONZE GEMEENTEN

CLE (Coördination Locale pour l'Enfance) Het programma CLE (Coordination Locale pour l'Enfance) biedt de gemeente de mogelijkheid een balans op te maken van de opvang voor kinderen van 2,5 tot 12 jaar in hun vrije tijd, zowel kwantitatief als kwalitatief. Het legt ook concrete doelstellingen en acties vast voor vijf jaar. Het biedt erkende instellingen ook de kans om onder bepaalde voorwaarden subsidies te krijgen van het ONE (Office de la Naissance et de l'Enfance).

Het oorspronkelijke decreet werd gewijzigd bij een decreet van 26 maart 2009 (B.S. 27 juli 2009). De gecoördineerde versie van de teksten staat op : www.one.be

Het programma CLE past in het kader van het decreet betreffende de coördinatie en de ondersteuning van de buitenschoolse kinder-

In Evere werd het eerste programma CLE uitgevoerd in de periode 2005-2010.

Vervolgens hebt u de Pedibus concreet georganiseerd ?

Een essentieel element voor het welslagen van het project is de aanvaarding door de school : wij kunnen enkel doeltreffend werken als de directie het project steunt.

Fanchon Martens : “Ja, wij hebben onze voetgangersrijen ingevoerd. Op die manier kunnen kinderen uit een veertigtal gezinnen uit twee scholen begeleid worden. In het begin van het schooljaar geven we de ouders een invulformulier. Geïnteresseerden moeten twee engagementen ondertekenen: één voor de ouders en één voor de kinderen. Daarin staan enkele regels en afspraken in verband met het gezag van de begeleiders, zowel ten aanzien van de ouders als de kinderen. Zonder die documenten zou hun gezag noch uitgaan van de school noch van de gezinskring waarvan ze geen deel uitmaken.

Qua verzekering zijn de kinderen gedekt door de verzekering van de school : de rij kadert immers in de schoolactiviteiten. Maar dat geldt enkel omdat het gaat om gemeentescholen. Voor scholen uit andere netten is de link tussen de verzekering van de school en die van de academie minder duidelijk. Wij vragen de ouders die de rijen begeleiden, ook een familiale verzekering voor zichzelf af te sluiten.”

Over welk budget beschikt de Pedibus ?

In tegenstelling tot het oorspronkelijke fietssysteem organiseren wij geen terugkeer meer: de geïndividualiseerde lessen op de academie maakten de organisatie te ingewikkeld. Wij organiseren wel toezicht in de academie zelf, met de bijstand van de PWA'ers.

Fanchon Martens : “Naast mijn coördinatiewerk is er ook de vergoeding van de drie begeleiders. De rij neemt één uur in beslag (gefactureerd aan 7,5 euro per uur per begeleider) en één van hen moet blijven zolang er kinderen aanwezig zijn, in totaal drie uur (iets langer op woensdagnamiddag) en dit alles vier dagen per week.”

Twee keer per jaar hou ik een evaluatievergadering met de begeleiders.

Zijn er specifieke moeilijkheden en uitdagingen ?

Zoals ik reeds zei, vergt het systeem een zekere betrokkenheid van de ouders. De rij staat onder toezicht van een begeleider, maar dat is niet voldoende. Hij of zij wordt dus geruggensteund door een ouder. Dat is geen zuiver vrijwilligerswerk, maar eigenlijk een kleine verplichting : iedere ouder die zijn kind(eren) voor de rij inschrijft, moet de rij vier keer per jaar begeleiden, persoonlijk of via een vriend(in), wat uiteindelijk eenvoudiger is dan zich één of meerdere keren per week te moeten vrijmaken. In dat opzicht varieert de betrokkenheid dus van persoon tot persoon en moeten we er dus over waken dat iedere ouder zijn plicht vervult, omwille van de billijkheid tegenover anderen. Dit systeem brengt overigens een verschil in schoolcultuur aan het licht tussen de verschillende scholen : de inzet is groter in de Freinet-scholen, waar ouders altijd al actiever bij het schoolgebeuren betrokken worden.

22

opvang dat goedgekeurd werd op 1 juli 2003 en bekend-gemaakt door de regering op 3 juli 2003. Het toepassingsdecreet werd goedgekeurd door de regering op 17 december 2003.

Nieuwsbrief 2012/04

Fanchon Martens : “In de eerste plaats zie ik de groei. Momenteel zijn onze middelen ontoereikend om de rijen nog uit te breiden of nieuwe te creëren. Daarvoor zou meer personeel ingezet moeten worden, dat wij niet kunnen leveren. De andere beperking houdt verband met de lokalisering en de doelgroep : de rij is gericht tot een bepaalde leeftijdsgroep, voornamelijk de 7- tot 12-jarigen. Kleuters zijn namelijk nog niet in staat om verplaatsingen over middellange afstanden af te leggen en boven de twaalf jaar willen ze het alleen kunnen en willen ze geen deel meer uitmaken van een rij. Ik stel ook vast dat we zodanig gewoon zijn om overal met de auto naartoe te rijden, vooral met jonge kinderen, dat die echt opnieuw moeten leren zich te voet te verplaatsen. Bovendien is de ligging van de school een doorslaggevende factor : als ze te ver van de academie ligt, zou het onmogelijk zijn na de schooldag op stap


IN ONZE GEMEENTEN

te gaan en tijdig op de academie aan te komen, of zou de afstand in ieder geval te groot zijn voor de kinderen. Tot slot kan het ook dat de inrichting van de openbare weg weinig compatibel is met de rijen. Denk maar aan het oversteken van de brede Leopold III-laan. Een ander probleem ligt bij de begeleiders : wij werven die aan via het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap, maar in werkelijkheid zijn die mensen vaak op zoek naar een andere job. Zij hebben ook niet allemaal de nodige vaardigheden om met jonge kinderen om te gaan. Concreter : sommigen houden gewoonweg niet van stappen of willen niet de verantwoordelijkheid over kinderen op de openbare weg op zich nemen. De motivatie hangt dus af van persoon tot persoon en wij moeten daar rekening mee houden. De begeleiders krijgen een korte opleiding van anderhalf uur door de politiezone, maar wij beseffen dat dit te weinig is. Idealiter zouden zowel verkeersveiligheid als pedagogische aspecten in de vorming aan bod moeten komen. We hadden trouwens drie maanden lang begeleiding door gemeenschapswachten getest, die opgeleid zijn als oversteekhulp, maar dat experiment was niet overtuigend: ze misten ervaring om met de kinderen te communiceren, wat weliswaar noodzakelijk is omdat we – zoals ik al zei – ook buitenschoolse opvang organiseren. Uiteindelijk hebben twee

PWA'ers op drie een vorming gevolgd voor buitenschoolse begeleiding (door Re-Source Enfance) tijdens de paasvakantie 2012. Het doel was gepast te leren reageren op conflicten, woede en geweld binnen de groep. Dit soort vorming biedt ook de mogelijkheid om praktijkvoorbeelden uit te wisselen voor dit soort activiteiten. De uitstippeling van het traject tot slot is een uitdaging op zich : het moet zo kort mogelijk zijn, maar tegelijk zo veel mogelijk drukke straten, trams of andere obstakels in de stad vermijden.”

Wat verwacht u van de projectoproep ? Fanchon Martens : “Met de projectoproep hopen wij ons systeem te kunnen uitbreiden naar andere scholen en het cultuurcentrum, wat bijkomende begeleiding en coördinatie vergt. Maar bovenop de ondersteuning zal de gewestelijke steun ons ook een zekere erkenning bieden.”

Interview door Philippe Delvaux

Nieuwsbrief Directie : Marc Thoulen Coördinatie : Philippe Delvaux

Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53 bus 4-1040 Brussel Tel 02 238 51 40-Fax 02 280 60 90 welcome@avcb-vsgb.be www.vsgb.be Redactie : philippe.delvaux@avcb-vsgb.be

Nr 2012-04

augustus/september 2012

Redactie : Marc Cools, Philippe Delvaux, Céline Lecocq, Robert Petit, Hildegard Schmidt, Marc Thoulen Vertaling : Liesbeth Vankelecom, Hugues Moiny Secretariaat : Chantal Matthys Abonnementen : Patricia De Kinne : 02 238 51 49 • patricia.dekinne@avcb-vsgb.be Publiciteit : Agentschap Publiest - 02 550 38 04 - office@publiest.lu Nieuwsbrief wordt gedrukt op 100 % gerecycleerd papier Cette revue existe aussi en français. Si vous souhaitez recevoir le Trait d'Union, contactez notre secrétariat : welcome@avcb-vsgb.be Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.vsgb.be

Gepubliceerd met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Belfius en Ethias Nieuwsbrief 2012/04

23


24

Nieuwsbrief 2012/04


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.