Nieuwsbrief nr 3/2014

Page 1

Ver. Uitg. Marc Thoulen - Nr 7317

Nr 2014/03 - juni /juli 2014

De eisen van de OCMW’s van Brussel en de rest van het land om bij te dragen tot de vrijwaring van het Belgisch sociaal model Het OCMW is een lokale overheidsdienst voor alle inwoners van de gemeente, zowel Belgen als personen die hun land verlaten hebben, die geen financiële, sociale of zelfs politieke middelen meer hebben om een menswaardig bestaan te leiden. Het OCMW staat borg voor de naleving van de mensenrechten – dringende medische hulp voor illegalen maakt daar deel van uit – en de opvang van de Belgische, Brusselse, Franstalige en Nederlandstalige, autochtone en allochtone bevolking. Toch gaan er in politieke kringen stemmen op om dat actieterrein in te krimpen. Door de structuren grondig dooreen te schudden. Of door politieke, structurele en financiële steun te weigeren bij de verwezenlijking van de wettelijke opdrachten. Of door rechten af te schaffen of de toegang te beperken voor bepaalde categorieën van de bevolking. Toch leveren de OCMW’s enorme inspanningen om te voorkomen dat de samenleving ontspoort. Zij helpen kansarmen, door hen te begeleiden om werk te vinden of de rechten en voordelen te verkrijgen waarop ze aanspraak kunnen maken in het kader van de Belgische en buitenlandse regelgeving. De bijstand die het OCMW toekent, is individueel. Om na te gaan of iemand onvermogend is en welke bijstand het meest geschikt is, voert het OCMW een gedegen sociaal onderzoek om zeker te zijn dat het overheidsgeld niet verspild wordt. Door deze begeleiding in het kader van een vertrouwensrelatie tussen de maatschappelijk werker en de gebruiker, dankzij het beroepsgeheim, kan het OCMW doeltreffend strijden tegen armoede en sociale fraude.

EDITO

In deze Nieuwsbrief kan u lezen welke eisen wij als fundamenteel beschouwen om de eigenheid van onze samenleving te vrijwaren. Samengevat vragen de OCMW’s meer middelen, meer ondersteuning, meer overleg, meer erkenning van het geleverde en nog te leveren werk vanwege alle overheidsniveaus. De eisen op gewestelijk en gemeenschapsniveau van de Brusselse OCMW’s zijn overigens reeds in zekere zin bekendgemaakt. Maar als we er één speciaal moeten belichten, dan zou het ongetwijfeld deze zijn : aangezien Gewest en Gemeenschappen de 6e staatshervorming zullen moeten uitvoeren, is het primordiaal een goede overlegbasis te creëren om de overheveling van de persoonsgebonden materies doeltreffend en zonder onderbreking te laten verlopen. Daartoe vragen wij dat de OCMW-sector erkend zou worden als deel van het verruimde Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité (BESOC) en effectief lid zou worden van de gewestelijke instellingen van openbaar nut bevoegd voor de overgehevelde materies.

Michel Colson, Voorzitter, en de medewerkers van de Afdeling OCMW

DE VERENIGING IN ACTIE De periode waarvan hier verslag wordt uitgebracht, loopt van half mei tot eind juni, een vrij korte periode waarin het Bureau twee keer vergaderde (op 12 mei en 11 juni), de Raad van Bestuur op 28 mei en de Algemene Vergadering op 25 juni.

Het is uiteraard die laatste jaarvergadering die de toon zet voor het geheel. Na het statutaire gedeelte gewijd aan de goedkeuring van de rekeningen en de begroting, de voorstelling van het activiteitenverslag en de follow-up van de bestuursorganen, luisterde een talrijk opgekomen publiek in het Charlier museum, naar Luc Hujoel, directeur-generaal van Sibelga. Hij vestigde de aandacht op de contacten tussen dit bedrijf en de gemeenten, zoals bij het beheer van de wegen, de financiële betrekkingen en de openbare verlichting. Hij wees tevens op enkele projecten waaraan de gemeenten zouden moeten meewerken, zoals de energieprestatie van gebouwen, de aankoopcentrale voor energie en het project Smart Cities. Het verslag van de vergadering, jaarverslag, begroting & rekening zijn te vinden op www.vsgb.be > onzeVereniging

INHOUD

Federaal memorandum van de OCMW’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 Nieuwe regeling voor stedenbouwkundige misdrijven : hervorming van het BWRO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22 Europese projecten : ontwikkelingseducatie in Elsene . . . . . . . . . . . . . .28 Belgische knowhow ten dienste van de Congolese burgerlijke stand . . .32 Corinne François als nieuwe directrice van de Vereniging . . . . . . . . . . .36


DE VERENIGING IN ACTIE

Vervolgens schetste Marc Thoulen, directeur van de Vereniging, in 10 beelden de 20 jaar die verliepen sinds de creatie van de Vereniging als vzw, waarbij de spots gericht werden op de uitdagingen die aanvankelijk aangegaan moesten worden om te overleven en de indrukwekkende vooruitgang die vervolgens geboekt werd. We zullen daar nog op terugkomen in een volgend nummer. Voorzitter Marc Cools kondigde er ook aan dat de directeur de pensioengerechtigde leeftijd bereikt heeft en vanaf 1 juli vervangen wordt door Corinne François. Beste lezer, dit is dus het laatste verslag geschreven door ondergetekende, die u van harte bedankt voor uw trouw !

Politieke actie De emotie bij dit gebeuren kon de politieke werkzaamheden van de Vereniging echter niet blokkeren. Op 10 juni werden de drie regionale verenigingen van gemeenten uitgenodigd door Hans D'Hondt, voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën, omringd door enkele medewerkers. Op de agenda van de vergadering stonden de roerende voorheffing ten laste van de gemeenHans D’Hondt ten, eventuele permanenties van de FOD Financiën in de lokale besturen, de inkohiering van de personenbelastingen en de invoering van een systeem van vaste voorschotten aan de gemeenten, de verbetering van de uitwisseling van informatie tussen de FOD Financiën en de gemeenten via de formulieren 173x en bij betwistingen, en last but not least de uitvoering van de omzendbrief over de toepassing van artikel 6 van het BTW-wetboek. Tijdens een twee uur durende vergadering werden een aantal onderzoekslijnen uitgezet die werkgroepen de komende weken verder zullen uitdiepen. De deelnemers hebben ook afgesproken om zich tweemaal per jaar samen te buigen over fiscale kwesties en de betrekkingen tussen de FOD Financiën en de gemeenten. De invoering van een systeem van voorschotten aan de gemeenten in het kader van de aanvullende belastingen komt ook aan bod in het federaal memorandum van de drie Verenigingen. De federaal memorandum is te vinden op www.vsgb.be Op 11 juni schreef de Vereniging een brief aan de ministerpresident Rudi Vervoort over de afschaffing van de leeftijdsgrens voor oppensioenstelling in het kader van de opheffing van artikel 158 van de Gemeentewet door de ordonnantie van 27 februari 2014. In dat opzicht leveren de voorbereidende werkzaamheden weinig informatie, behalve dat de wetgever de evolutie van de samenleving tracht te volgen en zich inspireerde op het Vlaamse decreet van 17 januari 2014, behalve dat in het Vlaamse decreet de toestemming van de betrokkene en van de administratie vereist is om de activiteitsduur te verlengen met een jaar,

2

Nieuwsbrief 2014/03

hernieuwbaar. Aan Brusselse kant schrapt de ordonnantie artikel 158 NGW zonder het te vervangen, wat aanleiding kan geven tot verschillende interpretaties. Ofwel gaat het om een absoluut recht voor de statutaire ambtenaar, zonder dat een gemeentereglement vereist is, waardoor de administratie moet wachten tot de betrokkene het vraagt, wat in het slechtste geval niet gebeurt en leidt tot een onhandelbare situatie. Ofwel het is geen absoluut recht, zoals de Vereniging stelt, die het logisch vindt dat de gemeentelijke autonomie hier volop speelt en dat elke gemeente, volgens haar eigen behoeften, de kwestie regelt volgens de hiërarchie van normen. Als dit artikel geschrapt wordt, moet elke gemeente dus een reglement uitvaardigen, dat ook de praktische regelingen kan vastleggen. Op 3 april verscheen een ordonnantie betreffende de gemeentebelastingen die de procedures van de vaststelling en de inning van de belastingen grondig wijzigt. Jammer genoeg bevat de tekst enkele onvolmaaktheden, die de leefbaarheid en de correcte inning van de belastingen kunnen ondermijnen: naast enkele verschillen tussen beide taalversies en onduidelijkheid qua opgelegde termijnen en soorten procedures, creëert de tekst onzekerheid over de datum van inwerkingtreding van de nieuwe tekst. De ordonnantie bevat immers procedureregels die onmiddellijk effect hebben, ook voor situaties die ontstaan zijn onder de vroegere regelgeving, terwijl de oude wet van toepassing blijft voor contantbelastingen ontvangen vóór 1 maart of uitvoerbaar verklaard vóór 1 februari. De Vereniging kon geen enkele logische verklaring verkrijgen voor de keuze van deze data en kan alleen haar onbegrip uiten over het ontbreken van een overgangsperiode. De Vereniging schreef naar de gemeenten om opmerkingen aan te kaarten en mogelijke oplossingen voor te stellen. Ze heeft verschillende initiatieven genomen ten aanzien van de regionale overheid om een geschikte oplossing te zoeken die de duurzaamheid van de lokale financiën kan waarborgen. Op 12 juni schreef ze een brief naar minister-president Rudi Vervoort, om een herstelordonnantie te vragen waarin een redelijke overgangsregeling uitgewerkt zou worden. Ze betreurde ook dat er geen advies ingewonnen werd van de afdeling Wetgeving van de Raad van State bij de analyse van het voorstel van ordonnantie en dat de Vereniging op geen enkel moment uitgenodigd werd om de opstelling van de tekst volgen.

Vorming Op het vlak van vormingen melden we in de eerste plaats dat de Vereniging op 3 juni met de intercommunale werkgroep wetgeving WIG LEX een studienamiddag organiseerde over het bijzondere stelsel van het openbaar domein en de verschillende bezettingswijzen. Het algemene juridische statuut van het publieke domein werd gepresenteerd door Aurelien Vandeburie, advocaat bij de Brusselse balie en docent aan de ULB. Vervolgens behandelden onze juridische adviseurs Olivier Evrard en


DE VERENIGING IN ACTIE

Boryana Nikolova de grondbeginselen van de grafconcessies (duur, aard van het recht, de concessie door de jaren heen, onderhoudsverplichtingen, betrokken gemeentelijke instanties en delegatie van bevoegdheden) en de vergoeding van de bezetting van het openbaar domein via belastingen en retributies die de gemeenten kunnen heffen.

gemeenten, zowel om ze te helpen bij de voorbereiding van hun dossiers als om na te gaan hoe ze het best ondersteund kunnen worden naar gelang van hun behoeften. De dienst bouwt ook een netwerk van contacten uit dat aan de gemeenten ter beschikking wordt gesteld. Zo had de

Onze adviseurs maakten een stand van zaken op van de materie en beantwoordden de vragen van het publiek, dat hoofdzakelijk bestond uit personeel van de gemeentediensten stedenbouw en openbare werken. Na de recente grote veranderingen in de taken en bevoegdheden van de gemeenschapswachten organiseerde de Vereniging op 17 juni een opleiding voor terreinwerkers, preventieambtenaren en coĂśrdinatoren van de gemeenschapswachten. Aangezien de gemeenschapswachtenvaststellers voortaan inbreuken kunnen vaststellen waarvoor gemeentelijke administratieve sancties opgelegd kunnen worden, moet deze taak opgevat worden op basis van de nieuwe wet van 24 juni 2013 en diens uitvoeringsbesluit. De presentatie over de nieuwe regelgeving lokte boeiende uitwisselingen en vragen uit, maar ook andere onderwerpen kwamen aan bod, zoals de versterking van de taak van de vaststelling van overtredingen door gemeenschapswachten en de band van deze evolutie met hun preventierol. De analyse van de nieuwe wetsbepalingen is beschikbaar op www.vsgb.be Op 23 juni organiseerde de Vereniging een studievoormiddag, in samenwerking met de inter-gemeentelijke werkgroepen LEX en HR en de GSOB, op de motivering van ontslag, zowel voor statutairen als voor contractuelen, die onder twee verschillende stelsels vallen. Deze infosessie sloot aan bij een vorige, die de motivering in het algemeen belicht had. Na een algemene inleiding door Meester Bruno Lombaert leidde onze medewerkster Hildegard Schmidt de workshop over de motivering van het ontslag van contractuelen.

Duurzame stad Na de lancering van de EFRO projectoproep door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 12 mei, spitste de dienst "Europese projecten" al zijn inspanningen toe op de begeleiding van de gemeenten bij het samenstellen van deze dossiers. Een presentatie van de oproep vanwege de gewestelijke cel EFRO werd georganiseerd in het kader van de derde bijeenkomst van de intergemeentelijke werkgroep "Europa" op 21 mei, in aanwezigheid van een twintigtal vertegenwoordigers van de Brusselse gemeenten. Op 18 juni werden tijdens een seminarie, dat georganiseerd werd in het kader van diezelfde groep, antwoorden besproken van de cel EFRO. Parallel blijft onze adviseur voor Europese projecten, Camille Lepinay, bilaterale contacten ontwikkelen met de

Vereniging op 28 mei een ontmoeting met Belfius, voor een exclusieve presentatie van het programma Smart Cities dat samen met de Europese Investeringsbank op het getouw wordt gezet. Al deze activiteiten en ook de conclusies uit een enquĂŞte over de verwachtingen van de gemeenten en de doelstellingen van de dienst voor 2015 werden op 28 mei voorgesteld aan de Raad van Bestuur van de Vereniging, wat op veel belangstelling kon rekenen. Het programma voor gemeentelijke internationale samenwerking 2014-2016 heeft zijn examen bij de deskundigen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking met vrucht afgelegd, mits wat bijkomende informatie. Het nieuwe driejarenprogramma omvat een totaal bedrag van 3,5 miljoen euro. De start is vastgesteld op 1 juli 2014, maar op het ogenblik dat we dit schrijven, is het programma nog niet formeel goedgekeurd, zodat onze Verenigingen van steden en gemeenten nog wachten op de ondertekening van het koninklijk besluit. Het ziet er dus naar uit dat het programma pas daadwerkelijk zal starten na de zomer, waardoor de effectieve uitvoering dus enigszins zal verkorten. De betrokken gemeenten zullen derhalve uiterst waakzaam moeten zijn voor het tempo van de uitvoering van hun acties. Ter gelegenheid van het bezoek van haar partners van Ngaliema in BelgiĂŤ ontving de stad Herve op 27 mei de werkgroep Congo. Deze eerste bijeenkomst sinds de goedkeuring van het programma 2014-2016 door de DG Ontwikkelingssamenwerking was een goede gelegenheid om informatie te verstrekken over de aandachtspunten van de DG en de mogelijke effecten op de partnerships. De Brusselse en Waalse gemeenten bespraken een ontwerp van handleiding voor de verschillende actoren inzake burgerlijke stand in de Congolese gemeenten. De aanzet voor dit project werd gegeven door Unicef en het provinciebestuur

Nieuwsbrief 2014/03

3


DE VERENIGING IN ACTIE

van Kinshasa. Het zal met de steun van de Belgische partners eerst in Kinshasa verspreid worden en nadien misschien ook elders in Congo. Een laatste punt van de vergadering - dat toont dat getracht wordt de middelen van het programma zo goed mogelijk te bundelen - was de oprichting van sectorale coördinatiegroepen, waarbij een gemeente met haar Congolese partner de leiding neemt over één of meer resultaten van het programma. De jury van de projectoproep "Te voet, dat gaat vanzelf" beraadslaagde op 13 mei, in het kader van de derde projectoproep voor gemeenten. Er werden 8 projecten geselecteerd uit 5 gemeenten : Brussel, Evere, Jette, Schaarbeek en Sint-Lambrechts-Woluwe. De startvergadering van de projectoproep vond plaats op 20 mei en de mobiliteitscel mocht er Staatssecretaris voor Mobiliteit Bruno De Lille verwelkomen, die de geselecteerde gemeenten en scholen kwam feliciteren. Op de vergadering werden de projecten voorgesteld, best practices gedeeld en ook een aantal zwakke punten belicht, zoals de moeilijkheden om begeleiders te vinden en op te leiden.

Eric Dubois

Op 20 mei organiseerde de mobiliteitscel een werkgroep rond parkeren. Eric Dubois, directeur van het Brussels Parkeeragentschap, schetste er de rol van het agentschap en onderstreepte dat hij zo goed mogelijk met de gemeenten wil samenwerken om een gecoördineerd beleid in het Gewest tot stand te brengen. De deelnemers stelden heel wat vragen aan de directeur, onder meer over de sectoren, de bewonerskaart en de wielklem. Op 23 mei organiseerde de Vereniging, in nauwe samenwerking met Mobiel Brussel, de eerste van drie modules van de vorming betreffende het beheer van werken. Een dertigtal vertegenwoordigers van gemeenten, politiezones en gewestelijke diensten namen deel aan deze dag gewijd aan de algehele presentatie van de ordonnantie werken, het principe van de "minste hinder" en de aandacht voor openbaar vervoer bij de organisatie van werken. Op de twee volgende modules zullen de signalisatie en de controle op de werken centraal staan.

Op 5 juni hield de mobiliteitscel een vorming over de fietser en de wegcode. Deze vorming werd twee jaar geleden al eens verstrekt, maar de gemeenten hadden er nogmaals naar gevraagd en de Vereniging hield zich aan die belofte. Op 12 juni hielden de mobiliteitscel en Mobiel Brussel de inmiddels klassieke plenaire startvergadering ter voorbereiding van de Week van Vervoering en de Autoloze zondag. Het goede moment om de deelnemers uit gemeenten, politiezones, MIVB en NMBS de structuurelementen voor te stellen van de communicatiecampagne die in september start, maar ook om de resultaten bekijken van de projectoproepen in het kader van de Week : "Mijn dorp in de stad", "Naar school / het werk zonder auto" of "Scholen". Op 16 juni organiseerde de Vereniging de eerste in een reeks van drie modules voor de mobiliteitsadviseurs gewijd aan communicatie. Doel van deze vormingsdag was de basis voor te stellen van een communicatieplan in een gemeente. In dat kader werd de sociologie van de communicatie besproken en werden een reeks communicatieinstrumenten bekeken waarvan de gemeenten gebruik kunnen maken. Twee andere modules zullen de vorming aanvullen in het najaar : de principes van een participatieplan enerzijds, animatietechnieken en omgaan met conflicten anderzijds. Op 16 mei hield het Forum voor duurzame ontwikkeling een workshop om ervaringen uit te wisselen inzake projecten met betrekking tot voeding in het kader van de Agenda Iris 21, onderverdeeld in vier subthema's : sociale kruidenier, onverkocht voedsel, collectieve dynamiek waarbij burgers en overheden betrokken zijn en tot slot acties in scholen. Op 12 juni werd ingegaan op onverkochte voedingsmiddelen, om de stand van zaken op te maken van de nieuwe Brusselse regelgeving die de supermarkten kan dwingen ze ter beschikking te stellen. Verschillende projecten die aan de gang zijn in Brusselse gemeenten en OCMW’s werden er gepresenteerd, zoals projecten rond recuperatie, transformatie en verdeling van voedseloverschotten. De vijftig deelnemers kregen ook een presentatie van het Europees Fonds voor hulp aan de armsten, dat materiële bijstand levert in de vorm van voedsel, kleding en ander essentieel persoonlijk materiaal. Op 19 mei stelde de Vereniging in samenwerking met het BIM een workshop voor : "Scholen van morgen: minder lawaai en meer energie-efficiënt”. Leefmilieu Brussel presenteerde er zijn handboek omtrent lawaai in scholen. Daarnaast werd de balans opgemaakt van vier jaar uitvoering van het Plan voor Lokale Actie voor het Gebruik van Energie (PLAGE). Tot slot kwamen enkele gemeenten vertellen over hun ervaringen in het beperken van geluidshinder en hun streven naar energie-efficiëntie en energiebesparende ingrepen.

4

Nieuwsbrief 2014/03


DE VERENIGING IN ACTIE

Op 1 juni werd in het Jubelpark de zestiende editie van het Milieufeest gehouden. Naar traditie werd de stand van gemeenten en OCMW’s gecoördineerd door de Vereniging. Dit jaar was het thema: "Mijn omgeving in 2039 : hoe zien

de Brusselaars hun leefmilieu binnen 25 jaar ?" De stand van de lokale overheden had dat thema rond drie pijlers uitgewerkt : gisteren (aan de hand van archiefstukken), vandaag (lopende projecten en activiteiten) en morgen (hier mocht het publiek zijn ideale stad in 2039 uitbeelden).

Afdeling OCMW De activiteit van de afdeling OCMW blijft zich verder ontplooien rond hun memorandums. Na het gewestelijk memorandum kwam "Een menswaardig leven voor iedereen", het eerste federale memorandum om de voornaamste bekommernissen van de OCMW’s aan te kaarten bij de toekomstige federale regering. Dit document was echter slechts een fase, begin juli gevolgd door de goedkeuring door de Federaties van OCMW’s van een meer technisch federaal memorandum, dat hun verwachtingen omzet in concrete eisen. Terwijl de onderhandelingen met het oog op de vorming van een federale regering doorgaan, wordt die nota volledig weergegeven in dit tijdschrift. Begin juni hebben de Waalse en de Brusselse Federatie van OCMW’s ook een gemeenschapsmemorandum goedgekeurd van de OCMW van de Federatie Wallonië-Brussel. De eisen daarin draaien rond vijf thema's : jeugdbijstand en voogdij over minderjarigen, opleiding voor gezondheidswerkers, onafhankelijkheidsverzekering, gelijkwaardigheid van diploma's en studenten die OCMW-steun genieten.

Marc Thoulen

Op 20 juni werd een workshop gewijd aan steden in ecologische transitie. Een transitiestad is een stad waar een proces plaatsvindt waarbij de bevolking zelf aan de slag gaat om hun manier van leven duurzamer te maken om voorbereid te zijn op het post-olietijdperk. Na de presentatie van transitie-initiatieven in Wallonië en Brussel op 25 maart, vestigde deze workshop de aandacht op Vlaanderen, met een bijdrage van twee externe deskundigen. Ten slotte kwam de Monitor Duurzame Ontwikkeling nr. 19 uit, met een artikel over transitie in Wallonië en Brussel, met de opkomst van innovatieve initiatieven van burgers en een verslag van experimenten in Luik en Evere.

Nieuwsbrief 2014/03

5


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S

EEN MENSWAARDIG BESTAAN VOOR IEDEREEN Het federaal memorandum van de OCMW’s werd afgewerkt begin juli door de Afdelingen OCMW van de VSGB, de UVCW en de VVSG, in het verlengde van de verkiezingen van mei 2014 en een niet-technisch federaal memorandum “Een menswaardig leven voor iedereen”. Het maakt deel uit van de reeks memorandums gedragen door de Vereniging naast het federale memorandum van de gemeenten, het Brussels gewestelijk memorandum, het gewestelijk memorandum van de OCMW’s en het gemeenschapsmemorandum van de OCMW’s. Al deze documenten staan in hun definitieve versie op www.vgsb.be. Alle armoede-indicatoren staan op rood : • Ruim 15% van alle inwoners in ons land leeft onder de Europese armoedegrens, 18,5 % van de kinderen woont in een kansarm gezin ; 1 op de 5 ouderen loopt een armoederisico ; • 336.000 mensen kunnen hun krediet niet tijdig afbetalen ; • meer dan 100.000 gezinnen hebben een collectieve schuldenregeling, • het aantal leefloners bereikte het afgelopen jaar bijna de kaap van 95.000, het aantal mensen dat recht had op eenzelfde bedrag aan OCMW-steun steeg tot 45.000 ; • meer dan 20.000 gezinnen werden vorig jaar met uithuiszetting bedreigd ; • meer mensen komen voor allerlei vormen van steun bij het OCMW aankloppen ; • armoede verkleurt en verjongt. De OCMW’s doen reeds heel wat inspanningen om de stijgende armoede het hoofd te bieden, maar enkel een gezamenlijke aanpak van alle overheden in dit land kan deze uitdaging aangaan. Het recht op een menswaardig bestaan is immers een grondrecht en vergt een engagement van elk beleidsniveau. Bovendien worden door de zesde staatshervorming heel wat bevoegdheden die kunnen ingrijpen op het leven van mensen in armoede overgeheveld naar de deelstaten, wat de nood aan een gecoördineerd beleid nog verhoogt. De krachten moeten gebundeld worden zodat de verschillende beleidsniveaus elkaar versterken. Op 12 maart 2014 formuleerden de OCMW’s in het Federaal Memorandum 2014 van de OCMW’s hun verwachtingen t.a.v. de politieke partijen in dit land naar aanleiding van de Europese, federale en deelstaatverkiezingen. Intussen vonden op 25 mei 2014 deze verkiezingen plaats en is de regeringsvorming op de diverse beleidsniveaus volop bezig. Onderstaande nota werkt het Federaal Memorandum van de OCMW’s verder uit in een aantal concrete technische voorstellen. Deze nota is het resultaat van het overleg tussen de OCMW-afdelingen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Union des Villes et

6

Nieuwsbrief 2014/03

Communes de Wallonie (UVCW) en de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (VSGB).

1. Armoede is een schande De topprioriteit voor alle overheden samen is ervoor te zorgen dat iedereen een menswaardig leven kan leiden. Dit betekent dat iedereen over een inkomen moet kunnen beschikken dat minstens op het niveau van de Europese armoedegrens zit en dat iedereen toegang moet hebben tot publieke diensten. Onze concrete voorstellen : • De Europese Unie legt aan elke lidstaat de verplichting op om aan zijn inwoners een inkomen te garanderen dat minstens op het niveau van de Europese armoedegrens ligt. • Binnen de Belgische context werken de federale overheid en de deelstaten samen een stappenplan uit om deze doelstelling te bereiken tegen het einde van de volgende legislatuur (2019) ; in dit stappenplan wordt duidelijk bepaald hoe deze doelstelling zal bereikt worden en welke overheid welke maatregel treft: verhogen van de laagste inkomens (minimumloon, inkomens uit sociale zekerheid en bodemuitkeringen zoals leefloon en inkomensgarantie voor ouderen), inzetten van fiscale instrumenten, optrekken van de kinderbijslagen, inzetten van gerichte ondersteunende maatregelen zoals huursubsidies en andere toelagen,… • Er is steeds een voldoende spanning tussen een inkomen uit arbeid en een uitkering zodat werken steeds aangemoedigd wordt. • Er wordt een einde gemaakt aan de verschillende mechanismen die samenwoning bestraffen in de verschillende sociale zekerheidsstelsels zodat mensen die leven van vervangingsinkomens niet aangespoord worden om een hoger inkomen te verwerven door zich fictief als alleenstaande te gedragen via bv. fictieve huisvesting op postbusadressen. De leeflooncategorieën worden grondig herzien zodat ze meer aangepast zijn aan de samenstelling van de huishoudens en samenwoning aanmoedigen. • Sociale voordelen worden gekoppeld aan een bepaald niveau van inkomen, ongeacht of dit een inkomen uit arbeid of een uitkering betreft, en niet aan een bepaalde categorie van gerechtigden (b.v. enkel voor genieters van werkloosheidssteun of leefloongerechtigden), precies om werkloosheidsvallen te vermijden. • De mechanismen van financiële tegemoetkomingen en vrijstellingen van inkomens moeten aangepast worden aan het socio-professionele inschakelingstraject van de betrokkenen, om tewerkstelling aan te moedigen en de actie van de OCMW’s met betrekking tot vorming en opleiding te ondersteunen.


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S Dit impliceert minstens een herziening van art. 22 en 35 van het KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het RMI en van art. 33 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. • Net zoals de reglementering betreffende de werkloosheid voorschrijft, moet het opstarten van een activiteit als zelfstandige eveneens aangemoedigd worden (herziening van de programmawet van 1 maart 2007, art. 80 tot 86 en van het KB van 15 juni 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het statuut van kandidaat-ondernemer in een activiteitencoöperatie) en een financiële immuniteit bieden. • De subsidies voor clusters moeten opgetrokken en minstens verdubbeld worden. Het aantal gefinancierde clusters moet tevens verhoogd worden. • Overmatige schuldenlast moet tegengegaan worden. De armoede wint terrein en treft steeds meer mensen. De voornaamste reden is in vele gevallen te zoeken in het te lage bedrag van hun inkomen, sociale uitkeringen en zelfs loon. De burger moet constant proactief voorkomen dat hij zich schulden op de hals haalt, maar daar is hij niet altijd voldoende voor gewapend. Het aantal vragen dat gericht wordt aan de diensten schuldbemiddeling van de OCMW’s, blijft toenemen en sommige diensten worden werkelijk overstelpt. De OCMW’s vragen om de burgers te leren zich als een verstandig consument te gedragen, en vragen dit te koppelen aan maatregelen voor de bestrijding van “gemakkelijke kredieten”. Bovendien moet de strijd tegen de overmatige schuldenlast bevorderd worden door de aanpassing van verschillende instrumenten, procedures en wetten inzake schuldbemiddeling en collectieve schuldenregeling. Zo vragen de OCMW’s 1 : 1 een doorgedreven en doeltreffende controle op de kredietinstellingen door de bevoegde overheden ; 2 bijzondere aandacht vanwege de wetgever voor agressieve verkoop aan huis (misleidende praktijken of binnendringen in de private levenssfeer van mensen, wat hen kwetsbaar maakt) ; 3 een optimalisering van het Centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest ; 4 de evaluatie en verbetering van de procedure collectieve schuldenregeling, vooral met betrekking tot de responsabilisering van de schuldenaar die schuldbemiddeling geniet in het kader van de procedure collectieve schuldenregeling en tot de mogelijkheid om meerdere verzoeken om collectieve schuldenregeling in te dienen ; 5 Een wettelijke verduidelijking van de rol en de taken van de schuldbemiddelaar met het oog op het behoud van zijn onpartijdigheid ;

6 de samentelling over een gegeven periode van de verschillende vragen om collectieve schuldenregeling voor eenzelfde bemiddelde ; 7 een optimalisering van de wet betreffende het consumentenkrediet, gekoppeld aan specifieke aandacht voor kredieten via internet, e-mail en sociale media, naast de uitwerking van een statuut voor kredietbemiddelaars dat voldoende aandacht besteedt aan de bescherming van de consument en dat voorziet in een minimale kennisvereiste ; 8 een betere consumentenbescherming, onder meer via een versterking van de controlediensten en de financiële parketten ; 9 een uitbreiding van de mogelijkheden inzake toerekening van betalingen, met name door betalingsfaciliteiten in de vorm van een omkering van de toerekening van betalingen ; 10 een versterking van de positie van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling, door hun de mogelijkheid te bieden aan de rechter een “afkoelingsperiode” te vragen gedurende dewelke de schuldeisers geen elke mogelijkheid hebben tot verhaal op de inkomsten/goederen van de schuldenaar of tot opeising van goederen van de schuldenaar ; 11 in het kader van de invordering van schulden : • een betere omkadering en controle van de gefactureerde prijzen en de praktijken van de beslag/gerechtsdeurwaarders (of advocaten) • een grotere transparantie in de afrekeningen door incassobureaus en die welke naar de betrokkene verstuurd worden ; • een wijziging van de wet betreffende de minnelijke invordering, om de verplichtingen en verbodsbepalingen van de invorderaar in geval van betwisting te versterken ; • een einde stellen aan beslag “met druk” en zinloos “herhaald” beslag ; • een betere opvolging door de bevoegde overheid van de nieuwe hervorming van het tuchtstatuut van gerechtsdeurwaarders, waarbij bijzondere aandacht gaat naar de concretisering van de maatregelen terzake en de rol van de klager in de procedure. • Mensen met een laag inkomen leven tot 20 jaar minder lang in goede gezondheid! De medische kosten zijn voor deze mensen vaak niet te betalen. Noodzakelijke behandelingen worden uitgesteld wegens te duur. Daarom moet de toegang tot de gezondheidszorg verbeterd worden. Verschillende maatregelen dringen zich op. Er zijn immers een aantal obstakels van financiële en administratieve aard en problemen van rechtsonzekerheid die voor heel wat mensen op het grondgebied van België de toegang tot de gezondheidszorg verhinderen. Deze onbillijke situatie heeft nefaste gevolgen voor de gezondheid van mensen en negatieve gevolgen voor hun financiële situatie en die van de OCMW’s.

1 De bijlage bevat een exhaustieve uitwerking van de concrete voorstellen Nieuwsbrief 2014/03

7


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S A. Financiële obstakels We stellen vast dat gezinnen hun doktersbezoek nog te vaak uitstellen om financiële redenen, voornamelijk bij gezinnen met een beperkt inkomen. Doordat een instelling rechtstreeks tegemoetkomt in de kosten – of een deel ervan – biedt de derdebetalersregeling de mogelijkheid om de financiële moeilijkheden voor doelgroepen weg te werken, door te vermijden dat zij medische kosten met eigen middelen moeten voorschieten. De sociale derde betaler wordt verplicht vanaf 1 januari 2015. Deze verplichting zal enkel betrekking hebben op degenen die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming en/of het statuut van chronisch zieke hebben. • Ervoor zorgen dat deze rechten minimaal verworven blijven en de sociale derde betaler uitbreiden tot alle personen die het sociaal-economisch moeilijk hebben (als ze nog geen verhoogde tegemoetkoming genieten) voor raadplegingen bij huisarts en tandarts, en tot alle verstrekkingen van eerstelijns (en tweedelijns) zorg Het systeem Mediprima is ook een geautomatiseerd derdebetalerssysteem in het kader van de sociale bijstand. Het dekt momenteel enkel de kosten van verstrekkingen in zorginstellingen, enkel voor nietverzekerde en niet-verzekerbare personen, en geldt sinds 1 juni 2014. Deze situatie creëert administratieve moeilijkheden voor de OCMW’s. De vorige regering had beloofd de andere fasen van Mediprima snel te concretiseren. • De verdere fasen van Mediprima zo spoedig mogelijk in werking doen Als patiënten beter op voorhand kunnen weten hoeveel ze moeten betalen voor de medische verzorging die ze nodig hebben en informatie kunnen krijgen over wat er zal terugbetaald worden kunnen ze een betere toegang krijgen tot de gezondheidszorg en beter hun recht op verzorging doen gelden. • Het recht voor de patiënt waarborgen op precieze, heldere en begrijpelijke informatie over de reële kostprijs van de medische zorg (die duidelijk toont wat de patiënt moet betalen en wat ten laste is van de ziekteverzekering) voordat deze verstrekt wordt, en de betaling van alle mogelijke supplementen voor medische materiaal, geneesmiddelen en erelonen beperken. De verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen dekt onder andere de terugbetaling van de medische verstrekkingen (geneesmiddelen en raadplegingen) die in de nomenclatuur vastgelegd zijn. De verstrekkingen die er niet in opgenomen zijn, komen volledig ten laste van de patiënt. Zo worden prestaties van psychologen en psychotherapeuten of bepaalde implantaten en prothesen nog niet terugbetaald. Rationele financiële overwegingen doen mensen dus vaak beslissen om geen beroep te doen op medische of paramedische

8

Nieuwsbrief 2014/03

verzorging. In de andere gevallen zijn de bedragen ten laste van de patiënt zo hoog dat de OCMW’s met eigen middelen moeten bijdragen in de kosten. • Samen met de verschillende actoren in de samenleving en de medische wereld bepalen welke nieuwe verstrekkingen in de verplichte verzekering opgenomen moeten worden. Wat de aangeboden diensten in de aanvullende verzekering betreft, stellen we vast dat een aantal diensten met betrekking tot ziekte door alle ziekenfondsen georganiseerd worden (bv. orthodontiekosten, vaccinatiekosten, kosten voor dieetadvies voor zwaarlijvigen, transportkosten naar het ziekenhuis in het kader van kankerbehandelingen, enz.). Het is niet normaal dat bepaalde basisprestaties zo beperkt door de ZIV terugbetaald worden dat iemand die minder goed op de hoogte is - de toegang tot objectieve informatie is een uitdaging en vormt geen voorrecht van het publiek van de OCMW's - de grootste kosten zelf moeten dragen, en dat het OCMW zelfs met eigen middelen moet tussenkomen als de bedragen te hoog zijn. • De verplichte ZIV-tegemoetkoming optrekken voor die verstrekkingen die thans door de verschillende ziekenfondsen gemeenschappelijk in het kader van hun aanvullende verzekering aangeboden worden. OCMW’s zijn verplicht zijn alles in het werk te stellen om de ziekenfondsaansluiting van hun gebruikers in orde te brengen. Zij worden thans geconfronteerd met een probleem van billijkheid als we kijken naar de terugbetaling aan de OCMW’s door de federale overheid. Voor onvermogenden die niet de Belgische nationaliteit hebben en niet ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, komt de federale overheid tussen in de aansluitings- en bijdragekosten betaald aan een verzekeringsinstelling in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, alsook in het kader van de aanvullende verzekering. Voor de andere begunstigden, waaronder leefloners, betaalt de federale overheid niet de kosten terug van de betaling van de bijdragen, noch voor de verplichte noch voor de aanvullende verzekering, net zoals voor de kosten van regularisatie of nog aanvullende bijdragen. De ziekenfondsen kunnen weliswaar statutair voorzien in een volledige vrijstelling van bijdragen voor de aanvullende verzekering ten behoeve van bepaalde categorieën personen, waaronder de begunstigden van het leefloon of equivalente steun, maar dat mag elk ziekenfonds voor zichzelf beoordelen. • Om billijkheidsredenen vragen wij voor alle begunstigden, zowel inzake OCMW-maatschappelijke dienstverlening als RMI, een terugbetaling door de Staat van de kosten van aansluiting en bijdragen (kosten van basisbijdrage, aanvullende bijdrage, regularisatiebijdrage zoals de betaling van aanvullende bijdragebons).


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S B. Administratieve obstakels Het gebeurt te vaak dat het OCMW financieel en administratief moet tussenkomen bij het in orde brengen van het ziekenfondsdossier voor personen met een verblijfsstatuut die toegang zouden moeten hebben tot de ziekte- en invaliditeitsverzekering, omdat de ziekenfondsen ondanks hun geldige verblijfsdocumenten wachten tot ze effectief in het Rijksregister ingeschreven zijn of een schriftelijke aanvraag indienen zonder hen daarvan op de hoogte te stellen, ondanks de wettelijke voorschriften vastgelegd in het Handvest van de Sociaal Verzekerde 2. • Een verplichting invoeren voor de lokale ziekenfondsen ten aanzien van iedereen die een mondelinge inschrijvingsaanvraag doet. Deze verplichting zou bestaan in een plicht om te informeren over de verschillende stappen die gezet moeten worden om een effectieve inschrijving te verkrijgen, maar ook een plicht om proactief op te treden in deze situaties (met name de afgifte aan de aanvrager van het formulier van de inschrijvingsaanvraag). De procedure van de regularisatie en het in orde maken van de ziekenfondsaansluiting is zeer complex vanuit administratief oogpunt of houdt een wachttijd van 6 maanden in, tijdens dewelke de persoon niet gedekt is door de verzekering. De lokale ziekenfondsen volgen niet altijd dezelfde procedure om iemands aansluiting in orde te brengen, met het risico dat iemands recht op bescherming van zijn gezondheid niet gerespecteerd wordt. • De procedure van regularisatie en herinschrijving bij de verzekeringsinstelling vereenvoudigen en de toepassing ervan harmoniseren. C. Obstakels omtrent rechtsonzekerheid Doordat de wet van 2 april 1965 een termijn van 45 dagen vastlegt, kunnen de OCMW’s hun sociaal onderzoek niet uitvoeren zoals dat wettelijk bepaald is (bv. geen antwoord van bepaalde partners om de situatie inzake verzekering in ruime zin te kennen). De huidige interpretatie van de POD MI is overigens gebaseerd op oude rechtspraak, die maakt dat een termijn loopt tegen het OCMW zonder dat dit ervan op de hoogte is en op de hoogte kan zijn. Daardoor kan het OCMW geen beslissing omtrent de toekenning nemen met kennis van zaken. • De termijn van 45 dagen verlengen tot 60 dagen in artikel 9, § 1 en in artikel 9ter, §2. Het startpunt van de termijn van 45 dagen wijzigen: als de termijn gerekend wordt vanaf de dag dat het OCMW geïnformeerd wordt, zullen veel problemen opgelost worden

In het kader van Mediprima hebben de OCMW's niet altijd de mogelijkheid om binnen de vastgestelde termijn een beslissing van toekenning te nemen om redenen die niet aan de OCMW's te wijten zijn. In de huidige stand van zaken biedt het geautomatiseerde systeem van de derde betaler in het kader van de sociale bijstand, Mediprima genaamd, de OCMW's niet de mogelijkheid om alle elektronische beslissingen in te voeren volgens de wettelijke voorschriften, noch risico’s van overconsumptie door gebruikers te voorkomen of overfacturatie door zorgverstrekkers te vermijden. • De werking van Mediprima aanpassen, opdat de OCMW’s alle elektronische beslissingen in Mediprima kunnen invoeren om een tenlasteneming door de Staat mogelijk te maken overeenkomstig de wet, met alle rechten die daaruit voortvloeien. De kosten voor energie slorpen een steeds groter deel van het budget van elk gezin op. Zeker voor mensen met een laag inkomen is dit een zware kost. Daarom is er nood aan een sociaal rechtvaardig en duurzaam energiebeleid. - De rechten van de consumenten t.a.v. energieleveranciers en de netbeheerders worden versterkt door : • een klantvriendelijke behandeling bij de energieleveranciers en de netbeheerders ; • verbieden van de praktijk waarbij energieleveranciers aan huis contracten aanbieden en laten ondertekenen door potentiële klanten ; • meer leesbare en transparante energiefacturen ; • een wettelijk kader voor onderhandelingen over afbetalingsplannen - De OCMW’s vragen een vergoeding die de reële kost voor het behandelen van de dossiers dekt. De OCMW’s krijgen een subsidie van 10 euro per dossier in het kader van het stookoliefonds, maar enkel voor de dossiers waarbij het OCMW de toekenning goedkeurt. Deze subsidie is te laag in verhouding tot het werk dat dit met zich meebrengt. Bovendien moet er evenveel werk geleverd worden voor een dossier dat geweigerd wordt als voor een toekenning (buiten de betaling). De verschillende federale energiefondsen worden samengevoegd tot één systeem dat de OCMW’s in staat stelt om mensen in energiearmoede op maat te begeleiden en te ondersteunen, ongeacht de energiebron die ze gebruiken (gas, elektriciteit, stookolie). - Er komt een sociaal tarief voor de levering van alle energiebronnen en ook openbare dienstverplichtingen voor alle energieleveranciers met o.a. een voorschottenregeling die de klanten toelaat gespreid te betalen.

2 Art. 2, §1, 7° “Voor de uitvoering en de toepassing van deze wet en van haar uitvoeringsmaatregelen wordt verstaan onder “sociaal verzekerden" de natuurlijke personen die recht hebben op sociale prestaties, er aanspraak op maken of er aanspraak op kunnen maken, hun wettelijke vertegenwoordigers en hun gemachtigden.” Art. 4 “Onder dezelfde voorwaarden moeten de instellingen van sociale zekerheid inzake de materies die hun aanbelangen aan (ieder sociaal verzekerde) die erom verzoekt, raad geven in verband met de uitoefening van zijn rechten en het vervullen van zijn plichten en verplichtingen.” Nieuwsbrief 2014/03

9


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S -

Het statuut van rechthebbende op de sociale maximumprijzen inzake energie wordt toegekend aan iedereen met een laag inkomen, ongeacht zijn statuut. De toepassing van het referentieadres, in het bijzonder voor daklozen, bij de OCMW’s wordt geëvalueerd om zo de regels in het belang van de betrokkenen bij te sturen en ze voor de OCMW’s meer bruikbaar te maken. Het trimestriële contact dat de begunstigde thans met het OCMW moet hebben om zijn briefwisseling op te halen is duidelijk onvoldoende en kan niet verhinderen dat mensen hun sociale rechten (ziekte-uitkering, werkloosheidsuitkering) verliezen. De federale overheid en de deelstaten bepleiten bij de Europese Unie dat ouderenzorg en sociale dienstverlening geen loutere consumptieproducten zijn waar enkel de regels van de vrije markt spelen, maar integendeel diensten van algemeen belang waarbij toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit voorop staan en die niet zomaar geprivatiseerd kunnen worden. De OCMW’s vragen dat de sociale diensten van algemeen belang door de Europese Unie beschouwd zouden worden als niet-economische sociale diensten van algemeen belang.

2. OCMW’s vragen steun en erkenning van de andere overheden OCMW’s zijn partners van de federale overheid en de deelstaten in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Ze ondersteunen mensen die niet of onvoldoende op eigen kracht of met eigen middelen kunnen aansluiten bij of deelnemen aan de samenleving. Ze zijn véél meer dan de ‘mister cash’ van de samenleving. Door op maat te werken en de vaardigheden van mensen te versterken boeken ze veel succes. Ze kunnen deze opdracht echter maar goed vervullen als ze hierin gesteund worden door de andere overheden. Onze concrete voorstellen : • OCMW’s worden correcter vergoed voor de begeleidingstaken die ze op zich nemen en voor het preventieve werk, zoals : • mensen begeleiden naar werk of naar andere maatschappelijk zinvolle activiteiten (sociale activering) ; • intensieve begeleiding van daklozen ; • opvang en integratie van vreemdelingen ; • bemiddeling om uithuiszettingen te voorkomen ; • voorkomen van misbruiken in de sociale regelgeving. • Dit vergt een ernstige ondersteuning van de sociale diensten van de OCMW’s ; we vragen een volwaardige financiering van de personeelskosten van deze diensten en een verhoging van de federale tussenkomst in de kosten van het leefloon tot 90 % voor alle OCMW’s ; dat levert extra inkomsten voor de OCMW’s op die ze kunnen inzetten ter ondersteuning en begeleiding van hun cliënten.

10

Nieuwsbrief 2014/03

Financiering van de reële kosten van het personeel ; op dit moment is er geen indexering voorzien van de subsidies voor het personeel dat RMI-dossiers behandelt en is er helemaal geen subsidie voor het personeel dat dossiers van equivalente financiële steun behandelt. Aan OCMW’s worden geen bijkomende taken toegekend zonder een bijhorende en realistische financiering. De federale overheid maakt een einde aan het doorschuiven van lasten naar de lokale besturen, bv. door middel van uitsluitingen op het gebied van werkloosheidsuitkeringen, of toekenningsvoorwaarden voor de werkloosheidsuitkeringen aan kunstenaars, gedetineerden en mensen onder elektronisch toezicht, waardoor mensen sneller aangewezen zijn op een leefloon of sociale bijstand. - Werkloosheidsreglementering : • de definitie van gezinslast is anders in de werkloosheidsreglementering (KB 25 november 1991) dan in de wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie zodat begunstigden zich tot het OCMW richten omdat deze reglementering voordeliger is ; • de RVA sluit om diverse redenen personen tijdelijk of definitief uit van het recht op werkloosheidsuitkeringen. Deze mensen komen dan bij het OCMW langs om een leefloon te vragen ; • de wachtuitkeringen in de werkloosheidsreglementering voor alleenstaanden tussen 18 en 21 jaar en meer nog die voor samenwonenden van meer dan 18 jaar zijn lager dan het leefloon. Deze mensen kloppen dan aan bij het OCMW om een aanvullend leefloon te bekomen hoewel ze principieel in de sociale zekerheid thuishoren - Veroordeelden : OCMW’s krijgen steeds meer te maken met veroordeelden, gedetineerd of onder elektronisch toezicht. Deze overheveling van lasten en deresponsabilisering van het federaal niveau naar het lokaal niveau is onaanvaardbaar. A. Detentie Sinds enkele jaren krijgen de OCMW’s regelmatig vragen van gedetineerden of geïnterneerden om een financiële tegemoetkoming te bekomen in levensnoodzakelijke kosten (onderhouds- en verzorgingsproducten, toiletpapier, toiletzak, …), medische kosten (tandprothesen, bril, farmaceutische kosten) en zakgeld (postzegels, briefpapier, televisie, telefoon, …). Alle OCMW’s krijgen dergelijke vragen, maar de centra die één of meer instellingen op hun grondgebied hebben, voelen er de gevolgen sterker van. OCMW-steun is echter residuair. Naast de werklast die deze aanvragen teweegbrengen voor de sociale diensten van de OCMW’s, hebben ze ook een aanzienlijke financiële impact op de eigen middelen


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S (toegekende financiële hulp, personeelskosten, administratiekosten, advocaatkosten voor het OCMW dat zich moet verdedigen voor de rechtbank of het arbeidshof ). Het is onaanvaardbaar dat het federaal niveau zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekt en de last doorschuift naar het lokaal niveau. De overheid moet immers voorzien in de kosten die verbonden zijn aan een menswaardig verblijf in een strafinrichting. Toch stellen we vast dat de nodige medische verzorging en basisproducten niet door de strafinrichting aangeboden worden. Dat is in strijd met de logica van de wet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. We stellen nog 2 andere dysfuncties vast. Als een rechtsprocedure aan de gang is en de federale overheid veroordeeld wordt tot de betaling van een deel van de kosten die de gedetineerde eist, is er geen praktische oplossing voor de terugvordering van dat geld door het OCMW. Bovendien heeft elke gevangenis een kas die gespijsd wordt met de opbrengst van de kantine en die juist bedoeld is om gedetineerden die onvermogend zijn een zakgeld ter beschikking te stellen om allerlei kleine uitgaven te bekostigen. Die kas wordt beheerd door de directeur van de instelling. Het gebruik van dit geld is echter weinig geharmoniseerd en onduidelijk 3. De omzendbrief van minister De Clerck 4 preciseert heel duidelijk dat “om te voorkomen dat gedetineerden zich voor dergelijke behoeften tot het OCMW zouden richten, ze geholpen moeten worden met de hulpkas van de gevangenis”. Er moet dus prioritair aanspraak gemaakt worden op deze kas om onvermogende gedetineerden te helpen. De OCMW’s vragen : • dat de federale overheid zou instaat voor de waarborg van de voorwaarden van een menswaardig verblijf in een strafinrichting ; dat ze de nodige producten voor hygiëne en basisverzorging ter beschikking stelt van gedetineerden ; dat ze zorgt voor de tenlasteneming van de medische kosten van gedetineerden • dat er prioritair een beroep zou gedaan worden op de hulpkas voor gedetineerden, met name voor de toekenning van zakgeld aan onvermogende gedetineerden ; dat het gebruik van dergelijke hulpkassen verduidelijkt en geharmoniseerd zou worden B. Elektronisch toezicht Rekening houdend met de overbevolking in onze strafinrichtingen, wil de minister van Justitie het gebruik van het elektronisch toezicht aanmoedigen.

Als middel voor voorhechtenis, als uitvoering voor bepaalde gevangenisstraffen en als autonome straf, is het aantal mensen onder elektronisch toezicht nog nooit zo hoog geweest en het zal de komende jaren nog toenemen 5. Met het oog op de herintegratie van de veroordeelden in de samenleving is dit een betere maatregel dan het uitzitten van een gevangenisstraf. Voor de OCMW’s is het echter een financiële dobber, omdat de vergoeding die Justitie toekent aan personen onder elektronisch toezicht lager ligt dan het leefloon (155,71 euro/maand minder voor een samenwonende, 233,56 euro/maand minder voor een alleenstaande). Het is onaanvaardbaar dat de federale overheid de lasten afwentelt op het lokaal niveau. De Staat moet in de nodige middelen voorzien voor het beleid dat het voert. Naast het probleem van de kosten verloopt de uitwisseling van informatie tussen de OCMWdiensten en de diensten die bevoegd zijn voor de uitvoering van het elektronisch toezicht niet naar behoren. Dat stelt problemen bij de beoordeling van de bevoegdheid van het OCMW in geval van steunaanvragen vanwege personen die wachten op een elektronische enkelband. Het gebeurt bij voorbeeld vaak dat het OCMW dat een leefloonaanvraag ontvangt van een persoon die wacht op de elektronische enkelband, niet op de hoogte gesteld wordt van de effectieve uitvoering ervan. De OCMW’s vragen : • dat de federale overheid minstens een equivalente vergoeding aan het leefloon waarborgt voor personen onder elektronisch toezicht (alleenstaande = 817,36 euro per maand ; samenwonende = 544,91 euro per maand) • dat de federale overheid de andere vragen vanwege personen onder elektronisch toezicht ten laste zou nemen (medische kosten, installatiepremie, …) In de schoot van de RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen van de Zelfstandigen) worden de nodige procedures voorzien opdat achterstallige betalers niet bij de OCMW’s komen aankloppen om hun sociale zekerheidsbijdragen ten laste te nemen. De huidige tijdelijke financiering van de OCMW’s voor de activiteiten die ze opzetten ter bevordering van sociale activering (participatie van mensen in armoede en hun culturele, artistieke en sportieve ontplooiing) wordt structureel. Er wordt een wettelijk kader voor sociale activering uitgewerkt dat OCMW’s ondersteunt voor de inspanningen die ze leveren om mensen die niet op de arbeidsmarkt terecht kunnen toch te laten deelnemen aan de samenleving door hen kansen te

3 Nr 5-2131 van Bert Anciaux van 20/4/2011, V&A., Senaat, 2010-2011, 18/10/2011 (www.senate.be/www/?MIval=/Vragen/SchriftelijkeVraag&LEG=5&NR=2131&LANG=fr) 4 Min. omz. 30/08/2011 (nr 1812) van de minister van Justitie. 5 Vraag nr 19940 en nr 20291 van Jacqueline Galant, Kamer, 2013-2014, 22/10/2013, p. 3-6 [http://www.lachambre.be/doc/CCRA/pdf/53/ac835.pdf]. Nieuwsbrief 2014/03

11


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S

12

bieden om zich te ontplooien en hen toe te leiden naar maatschappelijk zinvolle activiteiten. Het vreemdelingenbeleid wordt meer gestroomlijnd en de rol die OCMW’s te spelen hebben bij de opvang van asielzoekers en steunverlening aan vreemdelingen wordt meer verduidelijkt; bovendien communiceren de vreemdelingeninstanties duidelijker en tijdig over deze regelgeving en geven ze voldoende informatie via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid zodat de OCMW’s steeds kunnen nagaan wat het verblijfsstatuut van een vreemdeling is en welke rechten eraan gekoppeld zijn. - Gestroomlijnd vreemdelingenbeleid • Een nieuwe asielcrisis moet absoluut vermeden worden. Korte maar kwaliteitsvolle asielprocedures zijn daartoe de beste garantie. Daarom moeten er voldoende middelen beschikbaar blijven voor het Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zodat zij snel kwaliteitsvolle beslissingen kunnen nemen. • Na jaren van overbezetting van het opvangnetwerk voor asielzoekers, werd de vorige regeerperiode afgesloten met de sluiting van duizenden opvangplaatsen. Het opvangmodel werd geëvalueerd en een hervormd model werd naar voor geschoven als een te bereiken doel. De rol van de lokale opvanginitiatieven binnen dit hervormde opvangnetwerk voor asielzoekers wordt op korte termijn verduidelijkt. De federale overheid gaat een duidelijk engagement aan. Het opvangnetwerk moet ruim genoeg zijn om een nieuwe asielcrisis te vermijden. Dan kan door de nodige reserve aan structurele opvangplaatsen en voldoende bufferplaatsen te voorzien. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de LOI als buffer fungeren voor eventuele toekomstige asielcrisissen. • De federale overheid is bevoegd voor de nietbegeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) die een asielaanvraag indienen. De gemeenschappen zijn bevoegd voor de NBMV met een verblijfsrecht (of uitzonderlijk zonder verblijfsrecht). Het aanbod van de gemeenschappen volstaat echter niet. Het kan niet de bedoeling zijn dat de OCMW’s een eigen vangnet voor NBMV uitbouwen, naast de federale opvangstructuren en het gemeenschapsbeleid inzake jeugdzorg. NBMV opvangen en begeleiden naar volwassenheid vraagt immers gespecialiseerd omkaderingspersoneel en een quasi 24u/24u begeleiding. De federale overheid en de gemeenschappen moeten afspraken maken om voldoende residentiële opvang en gespecialiseerde begeleiding voor NBMV te voorzien. Bovendien moet er een oplossing komen voor het abrupte einde van de specifieke voogdij voor NBMV wanneer die een verblijfsrecht van onbepaalde duur krijgt. Uit de praktijk blijkt dat er vaak problemen zijn met de verdere opvolging van de NBMV.

Nieuwsbrief 2014/03

-

• Het aanslepen van verblijfsprocedures heeft een hoge kostprijs. Ten eerste gaat er kostbare tijd verloren waardoor de integratie nadien moeilijker verloopt. Ten tweede is er in afwachting van die beslissing recht op een opvangplaats, op dringende medische hulp of op financiële steun, al dan niet na een veroordeling door de arbeidsrechter. Ook de gedingen bij de arbeidsrechter hebben een maatschappelijke kost. Net als bij de procedures voor EU-burgers en bij gezinshereniging, moeten er bindende termijnen opgelegd worden aan de Dienst Vreemdelingenzaken bij het nemen van beslissingen inzake regularisaties, verlengingen van het verblijfsrecht, aanvragen tot herinschrijving na ambtelijke schrapping, enz.. • Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen wordt bevoegd voor de erkenning van staatlozen en aan deze erkenning wordt de automatische toekenning van een verblijfsrecht gekoppeld. In afwachting daarvan moet de erkenning van staatloosheid door de rechtbank van eerste aanleg volstaan om recht te openen op maatschappelijke dienstverlening. • Wanneer een regularisatieaanvraag om medische redenen door de Dienst Vreemdelingenzaken ontvankelijk wordt verklaard, moeten de aanvrager en zijn familieleden enerzijds toegang tot de arbeidsmarkt krijgen door het toekennen van een arbeidskaart C en anderzijds kunnen aansluiten bij de wettelijke ziekteverzekering. Ondersteuning door de federale overheid • Er worden voldoende middelen voorzien voor de OCMW’s voor de integrale begeleiding van vreemdelingen zodat ze geïntegreerd kunnen worden in de samenleving - er komt een federale tussenkomst in de personeelskosten verbonden aan de begeleiding van vreemdelingen voor elk dossier equivalent leefloon of dringende medische hulp ; - er komt een tegemoetkoming voor de kost van de huurwaarborg bij het verlaten van een opvangstructuur voor asielzoekers ; - goede begeleiding staat of valt bij communicatie. OCMW’s krijgen kosteloos toegang tot kwaliteitsvolle tolken. De federale overheid en de gemeenschappen maken hierover de nodige afspraken. • OCMW-maatschappelijk werkers worden in vreemdelingendossiers geconfronteerd met talloze complexe vragen waarvoor verschillende overheidsdiensten bevoegd zijn. Dat vergt ook een geïntegreerde ondersteuning van de OCMW’s. Concreet kan dit door een specifieke cel binnen de POD Maatschappelijke Integratie op te richten met als opdracht om een brugfunctie op te nemen naar andere betrokken administraties. • Veel problemen zijn te wijten aan het niet op elkaar afgestemd zijn van (interpretaties van) verschillende


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S

-

wetten. Daarom worden er een aantal werkgroepen opgericht samengesteld uit vertegenwoordigers van de verenigingen van steden en gemeenten en de verschillende betrokken administraties in functie van de aangekaarte thema’s. Opdracht van deze werkgroepen is om de knelpunten in kaart te brengen en verbeteringen voor te stellen aan de ministerraad. Een eerste dossier dat bijzondere aandacht vraagt, de van ambtswege afgevoerde vreemdelingen. • Onderlinge afstemming tussen de verschillende betrokken administraties is een goede zaak maar afspraken tussen administraties, al dan niet via een door de staatssecretaris gehonoreerd samenwerkingsprotocol, moeten het regelgevend kader respecteren en kunnen geen voorafname op daartoe noodzakelijke wijzigingen aan wetten en hun uitvoeringsbesluiten zijn. Evenmin kunnen dergelijke afspraken negatieve gevolgen hebben voor de OCMW’s en de betrokken hulpvragers. Correcte en tijdige informatie voor de OCMW’s • Het verblijfsrecht bepaalt of en op welke OCMWdienstverlening een vreemdeling recht heeft. OCMW’s moeten voor elke hulpvrager kunnen nagaan welke aanvragen hij ingediend heeft en wat de stand van de lopende procedures is. Daarom moeten OCMW’s alle informatie m.b.t. de verblijfsrechtelijke aanvragen en procedures van de hulpvrager via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid kunnen raadplegen. • De informatie die via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid geraadpleegd kan worden, is vaak de basis van een beslissing van de federale staat om toegekende OCMW-dienstverlening al dan niet te subsidiëren. Deze informatie moet dus correct en volledig zijn. Aangezien dat nooit absoluut gegarandeerd kan worden, moet rekening gehouden worden met de realiteit indien het OCMW kan aantonen dat die anders is dan de informatie die elektronisch beschikbaar is. • Wijzigingen aan het verblijfsrecht of aan de wettelijke bepalingen i.v.m. OCMW-dienstverlening aan vreemdelingen, worden voldoende op voorhand aan de OCMW’s meegedeeld zodat zij de nodige stappen kunnen zetten om rekening te houden met de nieuwe regels. Als de wetswijziging toegelicht wordt met een omzendbrief of een instructie, treden de wetswijzigingen pas in werking als die toelichting beschikbaar is. Er worden ook steeds duidelijk overgangsmaatregelen genomen. • De geldende interpretaties van de verschillende betrokken administraties zijn online beschikbaar. Als interpretaties wijzigen, wordt dat online aangeduid en bij voorkeur apart aan de OCMW’s gecommuniceerd. Dergelijke wijzigingen mogen pas na een redelijke overgangsperiode gevolgen hebben voor de OCMW’s. Zolang de OCMW’s moeten, in sommige gevallen, tussenkomen in het betalen van de rusthuisfactuur

moet de onderhoudsplicht van kinderen t.a.v. hun ouders bij een opname in een woonzorgcentrum behouden te blijven Als de FOD Financiën overgaat tot beslag op het pensioen van een rusthuisbewoner (b.v. ter uitvoering van een onbetaalde belasting), moet het OCMW bijspringen in de kosten van verblijf en verzorging van deze bewoner. Als het OCMW deze bewoner reeds financieel steunde, zal de OCMWtussenkomst verhogen. Dit leidt alleen tot een afwenteling van lasten waar niemand iets aan heeft. De wetgeving die onbeperkt uitstel van de invordering van belastingen toelaat biedt geen goed antwoord op dit soort van situaties bij gebrek aan strikte toetsingscriteria voor de fiscale inspecteurs. Daarom moet deze wet aangepast worden zodat dit voordeel ook toegekend kan worden aan rusthuisbewoners die over een onvoldoende inkomen beschikken om hun verblijf te betalen. De toepassing van de wetgeving m.b.t. het voorlopig bewindvoerderschap blijft problematisch voor de OCMW’s, b.v. discussies met voorlopige bewindvoerders over erelonen. Daarom vragen we een evaluatie van de toepassing van de wetgeving m.b.t. het voorlopig bewindvoerderschap en maatregelen om de moeilijkheden weg te werken die zich op het terrein bij de OCMW’s, de advocaten en de vrederechters voordoen, nl. een betere communicatie tussen alle betrokken partijen. Indien een rusthuisbewoner ten laste is van het OCMW moeten de kosten die zijn voorlopig bewindvoerder kan aanrekenen niet ten laste van het OCMW, maar ten laste van de federale overheid (justitie) gelegd worden, naar analogie met de kosteloze rechtsbijstand. Er rijst een probleem met de interpretatie van het begrip roerende goederen in artikel 100, §§ 2 en 4 van de OCMW-wet. OCMW’s staan in voor de bewaring van roerende goederen (contant geld, juwelen, meubels, enz.) die door de bewoners van hun voorzieningen die ten hunne laste zijn meegebracht zijn, en dit tot drie jaar na hun overlijden. Indien er geen erfgenamen zijn of indien deze goederen niet werden opgevraagd binnen de drie jaar, behoren ze het OCMW toe. De fiscus is van oordeel dat deze regel niet geldt voor tegoeden op bankrekeningen: die komen na de bewuste periode de staat toe. Dat is weinig billijk. Daarom moeten de aanspraken die de OCMW’s overeenkomstig artikel 100, §§ 2 en 4 van de OCMW-wet kunnen maken op de roerende goederen van bewoners die in hun voorzieningen overleden zijn en ten hunne laste waren, ook gelden voor de banktegoeden. Er moeten eenvormige normen uitgewerkt worden op het vlak van gegevensverzameling, zodat cijfers van alle OCMW’s met elkaar kunnen vergeleken worden. Dit moet gebeuren in een samenwerking Nieuwsbrief 2014/03

13


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S

14

met alle bevoegde instanties, zodat het beleid beter onderbouwd kan worden. OCMW’s worden financieel aangemoedigd om te investeren in informatica om aldus de afhankelijkheid van informatica-leveranciers te verminderen. De ontwikkeling van de toepassing Primaweb Plus die OCMW’s in staat moet stellen de taken die hen door de federale overheid zijn toevertrouwd beter te vervullen moet volledig door de federale overheid gefinancierd worden. Bovendien benadrukken de OCMW's dat de verbetering van de begeleiding van OCMWgebruikers moet primeren op de controledoelstelling wanneer de federale overheid de initiatieven voor gegevensuitwisseling bepaalt. Voor de uitvoering van het sociaal onderzoek moeten de OCMW’s toegang krijgen tot het centraal aanspreekpunt (CAP) van de Nationale Bank van België zodat dat ze kunnen nagaan bij welke bank een hulpvrager een rekening heeft. Rechtszekerheid is heel belangrijk voor de OCMW’s en hun cliënten. De verschillende overheden respecteren daarom volgende gedragsregels : - regelgeving is duidelijk voor diegenen die ze moet toepassen en geeft geen aanleiding tot tegenstrijdige interpretaties ; - de verschillende overheden respecteren de hiërarchie der normen (de wet en het decreet staan boven een uitvoeringsbesluit, een omzendbrief kan geen rechten creëren of plichten opleggen die niet bij wet of decreet voorzien zijn, een FAQ is geen regelgeving maar een loutere toelichting) ; - de overheden laten een voldoende termijn tussen het uitvaardigen van een nieuwe beleidsmaatregel met gevolgen voor de OCMW’s en hun cliënten en de concrete uitvoering ervan op het terrein, zodat de OCMW’s zich goed kunnen voorbereiden. Er worden voldoende overgangsmaatregelen voorzien voor lopende dossiers ; - als een administratie een FAQ maakt wordt deze op een overzichtelijke wijze bekend gemaakt aan diegenen die deze FAQ moeten gebruiken en worden wijzigingen duidelijk gecommuniceerd zodat duidelijk is vanaf welke datum de gewijzigde FAQ van toepassing is ; - het ultieme oordeel over de juiste toepassing van de wetgeving m.b.t. maatschappelijke dienstverlening die door de OCMW’s verleend wordt komt toe aan de arbeidsrechtbanken en –hoven en niet aan de overheid ; een grotere rechtszekerheid vermijdt nutteloze geschillen. Respect voor het beroepsgeheim : Zowel de organieke wet als het Strafwetboek stellen dat het OCMW gebonden is aan het beroepsgeheim.

Nieuwsbrief 2014/03

De vertrouwensrelatie is het centrale element van maatschappelijke dienstverlening gebaseerd op dialoog en samenwerking. Zonder deze gewaarborgde geheimhouding verliest de opdracht van het OCMW haar betekenis van bescherming van de meest kwetsbaren. De OCMW’s vragen : • dat het beroepsgeheim nageleefd wordt door alle wetgevende, administratieve en gerechtelijke overheden, want het is het uitvloeisel van het feit dat het OCMW de vertrouwenspersoon is voor personen die er hulp komen vragen

3. De zesde staatshervorming : voldoende beleidsruimte voor een sociaal rechtvaardig beleid De zesde staatshervorming hevelt heel wat bevoegdheden over van het federale niveau naar de deelstaten. Hier zitten heel wat bevoegdheden bij die voor de mensen heel belangrijk zijn : de ouderenzorg, het arbeidsmarktbeleid, het preventief gezondheidsbeleid, energiebesparende maatregelen, de kinderbijslagen, de woonbonus. Deze overheveling biedt aan de deelstaten de kans een beleid te voeren dat meer aangepast is aan de noden en behoeften van de bevolking. Dit zal geleidelijk gebeuren zodat er een zekere overgangsperiode zal zijn. Om deze operatie te laten slagen moeten enkele randvoorwaarden vervuld zijn, zoals het garanderen van voldoende financiële middelen en een blijvende aandacht voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Onze concrete voorstellen : • Tijdens de overgangsperiode garanderen de betrokken overheden de continuïteit van het beleid en van de financiering van dat beleid. • Deze continuïteit van beleid houdt voor de sector van de ouderenvoorzieningen in dat de regelgeving m.b.t. de financiering, die tot voor kort federale materie was, verder toegepast wordt. Op deze wijze komen zorgvoorzieningen niet voor onverwachte financiële wijzigingen te staan en zal hun dienstverlening gegarandeerd blijven. Het is dan ook belangrijk dat het protocolakkoord tussen de gemeenschappen en het RIZIV gehanteerd wordt. • De betrokken overheden handelen in goed overleg voor de materies die op federaal niveau blijven en die een weerslag hebben op het beleid van de deelstaten (bijvoorbeeld de geneesmiddelen). Het federale beleid dat in de toekomst zal gevoerd worden rond volksgezondheid zal ook een impact hebben op de ouderenzorg. Om die reden is het van belang dat de federale overheid niet alleen in overleg treedt met de gemeenschappen, maar ook met de sector zelf in dialoog blijft gaan. Daarvoor is een structureel mechanisme nodig.


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S •

De betrokken overheden zetten voldoende financiële middelen in om de gevolgen van de vergrijzing en de stijgende zorgnoden op te vangen en een sociaal rechtvaardig beleid te voeren. Om aan de te verwachten zorgnoden te voldoen, zal er verder geïnvesteerd moeten worden in de ouderenzorg. Dit bevat minimaal volgende aspecten : een groeipad te voorzien voor extra woongelegenheden (ROB/RVT-erkenningen), verderzetting van de reconversie van ROB naar RVTerkenningen, extra erkenningen voor dagverzorgingscentra (erkenningen DVC), en het verderzetten van de zoektocht naar alternatieve opvangvormen (bijvoorbeeld nachtzorg) en deze omzetten in regulier beleid. In de komende regeerperiode zal er ook extra aandacht moeten zijn voor mensen met dementie (o.a. met de D-forfait in RVT) en verbetering van de zorg kwaliteit door extra gefinancierd tewerkstelling. De betrokken overheden blijven gebruik maken van de expertise van de OCMW’s en versterkt hun rol

als motor van een sterk lokaal sociaal beleid, verantwoordelijk voor : • een maatschappelijk verantwoord beheer van zorgvoorzieningen ; • het activeren van moeilijk bemiddelbare werkzoekenden naar de arbeidsmarkt via een traject op maat ; • het bestrijden van energiearmoede ; • een betaalbare, kwaliteitsvolle en toegankelijke gezondheidszorg voor iedereen ; • betaalbaar en kwaliteitsvol wonen voor iedereen ; • het aanbieden van zorg aan de meest kwetsbare personen. De federale overheid en de deelstaten betrekken de OCMW’s via hun verenigingen systematisch bij het uitwerken van het beleid door voorafgaandelijk met de afdelingen OCMW van de verenigingen van steden en gemeenten overleg te plegen over elke nieuwe reglementering en over aanpassingen van de bestaande reglementering.

Bijlage : Voorstellen omtrent schuldenlast De armoede wint terrein en treft steeds meer mensen. Het soort schulden is sterk geëvolueerd : vroeger ging het vaak om kredieten. Maar sinds enkele jaren betreft de schuldenlast ook courante facturen, zoals energie en water, basisbehoeften dus. De voornaamste reden is in vele gevallen te zoeken in het te lage bedrag van hun inkomen, sociale uitkeringen en zelfs loon. In die situaties staan de diensten voor schuldbemiddeling machteloos, bij gebrek aan middelen om de schulden af te betalen. Bovendien moet de burger constant proactief voorkomen dat hij zich schulden op de hals haalt, maar daar is hij niet altijd voldoende voor gewapend. Het aantal vragen dat gericht wordt aan de diensten schuldbemiddeling van de OCMW’s blijft toenemen en sommige diensten worden werkelijk overstelpt. 1 Gezien het sterk stijgend aantal vragen dat de diensten schuldbemiddeling van de OCMW’s te verwerken krijgen en de werklast die dat met zich meebrengt, vragen wij om de burgers te leren zich als een verstandig consument te gedragen, maar wij vragen om dit te koppelen aan maatregelen voor de bestrijding van “gemakkelijke kredieten”. Terreinwerkers zijn onthutst dat er soms nog aanzienlijke kredieten toegekend worden aan personen die het financieel moeilijk hebben. Wij vragen scherper en doeltreffend toezicht op de praktijken van kredietinstellingen door de bevoegde overheidsdiensten. 2 OCMW’s worden overigens ook vaak ingeroepen door mensen die thuis door agressieve verkopers benaderd worden : met bedrieglijke praktijken dringen ze in het privéleven van deze mensen binnen. Wij vragen de wetgever om dat soort commerciële technieken speciaal in het vizier te nemen. Overmatige schuldenlast wordt tegengaan. Hiertoe zijn verschillende maatregelen noodzakelijk :

3 - Optimaliseren van het Centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest : • De geanonimiseerde data uit het Centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest en de geanonimiseerde data uit de Centrale voor Kredieten aan Particulieren moeten geanalyseerd worden. Hiervoor moeten de nodige middelen voorzien worden. • De bevindingen uit deze databanken moeten gekoppeld/vergeleken worden met de bevindingen uit de registratiegegevens van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling. • De jaarlijkse evaluatieverslagen van het bestand van berichten van beslag moeten gepubliceerd en bekendgemaakt worden, net zoals de statistische gegevens en het jaarverslag van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren die gepubliceerd worden van de NBB. • Teneinde dit te faciliteren, moeten de erkende instellingen voor schuldbemiddeling vertegenwoordigd zijn in Beheers- en toezichtscomité bij het centraal bestand van berichten, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest en in het Begeleidingscomité van de Centrale voor kredieten aan particulieren. 4 - De evaluatie en verbetering van de procedure collectieve schuldenregeling : • De effecten van de nieuwe regels inzake het minimale leefgeld tijdens de procedure collectieve schuldenregeling moeten bij alle relevante actoren bevraagd en geëvalueerd worden in functie van vragen zoals : bemoeilijken deze regels het bewerkstelligen van een minnelijke aanzuiveringsregeling ? Wordt de Nieuwsbrief 2014/03

15


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S

16

menselijke waardigheid hierdoor beter gegarandeerd ? Zijn er gevallen waarin deze minima eigenlijk te hoog liggen ? Hoe wordt de controletaak in hoofde van de rechter in de praktijk opgenomen ? • De wet betreffende de collectieve schuldenregeling werd goedgekeurd in 1998. Heel wat mensen met overdreven schuldenlast hebben een beroep gedaan op deze procedure en wij stellen vast dat de arbeidsrechtbanken kreunen onder de dossiers. Die wet zou absoluut geëvalueerd moeten worden, om na te gaan hoe ze verbeterd kan worden. Zo zouden bepaalde beschikkingen in de wetgeving preciezer geformuleerd kunnen worden. Wij onderstrepen ook dat het belangrijk is de betrokkene bij de procedure te betrekken: hij moet een actieve rol blijven spelen in zijn situatie. De OCMW’s stellen vaak vast dat als de procedure met het oog de betaling van een geldsom onderbroken wordt – zoals wettelijk vastgelegd – de betrokkene geen goed beeld meer heeft van zijn financiële situatie. Zijn zicht op de realiteit is verstoord en de bemiddelaar speelt de rol van tussenpersoon met de schuldeisers, die soms dwang uitoefenen. Daar komen ook vaak ethische kwesties bij kijken. De persoon op wie de procedure betrekking heeft, moet een centrale plaats bekleden bij de collectieve schuldenregeling (CSR). Wij wensen dat de CSR-procedure voor de betrokkene een middel blijft om een oplossing te vinden voor zijn schuldenlast en geen vlucht van zijn verantwoordelijkheden en plichten. Het is overigens absoluut noodzakelijk de evaluatie van de bepalingen betreffende de CSR te verrichten in overleg met de terreinwerkers, om de moeilijkheden te verhelpen. De wetgeving is misschien niet meer aangepast aan de realiteit op het terrein. De referentiecentra kunnen ook een zekere toelichting bieden, maar de aanwezigheid van OCMWterreinwerkers en advocaten die in deze materie gespecialiseerd zijn, is eveneens noodzakelijk. In die context zou de minister van Justitie een studie kunnen vragen over de gewenste wijzigingen aan de beschikkingen inzake CSR. 5 Verduidelijking van de rol van de gerechtsbemiddelaars De gerechtsbemiddelaar is onpartijdig en moet het vertrouwen van de verschillende partijen vrijwaren. Daarom moeten de grenzen van zijn taak duidelijk vastgelegd zijn, met name met betrekking tot de analyse van de wettigheid van de schuldvorderingen. Wij vragen een duidelijke positionering in de wet aangaande de begrenzing van de opdracht van de schuldbemiddelaar, opdat deze zijn onpartijdigheid zou kunnen vrijwaren, met name met betrekking tot de analyse van de wettigheid van schuldvorderingen : verjaring, … 6 Gezien de werkoverlast voor de diensten schuldbemiddeling van de OCMW’s en de vragen betreffende de responsabilisering van de betrokkene, vragen wij de verschillende CSR-aanvragen voor eenzelfde persoon over een bepaalde periode samen in beschouwing te nemen. Nieuwsbrief 2014/03

7 - Optimaliseren wet consumentenkrediet : • Er moet een statuut voor de kredietbemiddelaars uitgewerkt worden dat voldoende aandacht besteedt aan de bescherming van de consument en dat voorziet in een minimale kennisvereiste. • Grootwarenhuizen en elektrozaken mogen in principe enkel nog kredieten verstrekken voor en ten bedrage van de financiering van een concrete aankoop. Kredieten die het bedrag van een dergelijke aankoop overstijgen, kunnen enkel nog mits de consument daar zelf uitdrukkelijk om verzoekt. • De controlediensten moeten een bijzondere aandacht besteden aan de tendens om kredieten meer en meer via internet/e-mail/sociale media aan te bieden. • Personen die ingevolge een verslechterde financiële toestand problemen ondervinden om hun consumentenkrediet te betalen, moeten in de herinneringsbrieven actief gewezen worden op de mogelijkheid die de wet voorziet om (desnoods via de vrederechter) betalingsfaciliteiten te bekomen. 8 - Betere consumentenbescherming : • Er is nood aan een betere controle op de naleving van de wet- en regelgeving die consumenten beschermt, o.m. bij verkopen via internet/e-mail/sociale media. Hiervoor is het niet alleen aangewezen dat de controlediensten en de financiële parketten versterkt worden maar ook dat zij consequenter en strenger sanctioneren. • De federale regering moet er bij de Europese instanties voor ijveren dat de bestaande wetgeving van de lidstaten die de consument het best beschermt de minimumnorm vormt voor de maximale harmonisatie. 9 - Uitbreiden mogelijkheden inzake de toerekening van betalingen : • Om de spiraal van schuldoverlast te doorbreken moet de mogelijkheid voor de rechter om betalingsfaciliteiten toe te kennen onder de vorm van “gematigd uitstel van betaling” (zie art. 1244 Burgerlijk Wetboek) uitgebreid worden met de mogelijkheid om deze betalingsfaciliteiten toe te kennen onder de vorm van een omkering van de toerekening van betalingen in die zin dat alle aflossingen betaald door de schuldenaar eerst op de hoofdsommen toegerekend worden en pas nadien op de (gerechts)kosten en de interesten. • De gedeeltelijke onvatbaarheid voor beslag van de inkomsten in geval van niet-betaling van de alimentatie, in afwijking van art. 1412 van het Gerechtelijk Wetboek, en een uitsluiting voor een volledig beslag in geval van invordering door de Dienst Alimentatievorderingen moeten gegarandeerd worden en de herziening van de alimentatie moet bevorderd worden. 10 - Versterking van de positie van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling : • Erkende instellingen voor schuldbemiddeling moeten de mogelijkheid krijgen om aan de rechter een “afkoelingsperiode” te vragen gedurende dewelke


FEDERAAL MEMORANDUM VAN DE OCMW’S

11 •

elke mogelijkheid van de schuldeisers tot verhaal op de inkomsten/goederen van de schuldenaar en tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden niet kan worden uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden. Een dergelijke afkoelingsperiode kan enkel aangevraagd worden indien dit noodzakelijk is in het kader van de schuldhulpverlening en hier kunnen voorwaarden aan verbonden worden. De toekenning van de afkoelingsperiode door de rechtbank houdt voor de schuldenaar in elk geval het verbod in om het onderpand voor de schuldeisers te verkleinen. Invordering van schulden en gerechtsdeurwaarders/beslag : Alle personen die professioneel aan minnelijke invordering doen moeten een voldoende kennis kunnen waarborgen opdat zij gemotiveerde betwistingen met kennis van zaken kunnen beantwoorden. In het kader van de minnelijke invordering, die een commerciële activiteit is, treedt de deurwaarder (of advocaat) buiten zijn traditionele functies, wordt hij een onderneming onderworpen aan mededinging en zou hij dus moeten aanvaarden onderworpen te worden aan het toezicht en de sancties van de FOD Economie, net zoals de andere invorderingskantoren. De verboden in de Wet Minnelijke Invordering moeten aangevuld worden met, enerzijds, de verplichting om gemotiveerde betwistingen inhoudelijk en adequaat te beantwoorden en, anderzijds, de verplichting om kosteloos de gevraagde bewijsstukken te overhandigen waaruit blijkt dat de gevorderde bedragen gegrond zijn. Wanneer een erkende instelling voor schuldbemiddeling namens de (vermeende) schuldenaar een betwisting opwerpt, moet het voor de minnelijke invorderaar verboden worden om nog verdere invorderingsstappen te zetten zolang er geen gemotiveerd antwoord op de betwisting werd bezorgd. Er kan in dit verband verwezen worden naar de Richtlijn 2013/001 van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders van België die in dit verband reeds het volgende stipuleert : “Bij uitbreiding zal de gerechtsdeur-waarder de pogingen tot minnelijke invordering staken, wanneer hij akte ontvangt van protest van de schuldvordering door of voor de consument”. Voor de invordering van niet-betaalde facturen ten aanzien van consumenten moet voorzien worden in een specifieke, lage rechtsplegingsvergoeding die rekening houdt met het feit dat dit weinig intellectuele arbeid van de advocaat vergt. De rechter kan een marge krijgen om tot een maximumgrens een hogere vergoeding toe te krijgen, indien de concrete omstandigheden dit zouden rechtvaardigen. De tarieven die gerechtsdeurwaarders bij een gerechtelijke schuldinvordering mogen eisen van de schuldenaar moeten door de overheid zelf vastgelegd

worden, niet door de betrokken beroepsgroep. Bij de uitvaardiging van nieuwe tarieven moeten vereenvoudiging en kostenbesparing voorop staan, evenals een duidelijke communicatie naar de schuldenaar toe (zie in dit verband bv. het Wetsvoorstel “tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de informatie over de kosten van de gerechtsdeurwaarder”, Wetgevingsstuk nr. 5-918/1). Een belangrijk uitgangspunt in dit verband moet zijn dat overbodige kosten, o.m. rekening houdende met de actuele hulpmiddelen waarop een gerechtsdeurwaarder op heden beroep kan doen, vermeden moeten worden. Beter rekening houden met armoede in de mechanismen van schuldenregeling, door een einde te stellen aan beslag “met druk” en zinloos “herhaald” beslag. De nieuwe federale regering mag het betalingsbevel niet invoeren voor schulden waarbij de schuldenaar een consument is. De bestaande bescherming die voorzien is in de procedure van summiere rechtspleging om een bevel tot betaling te bekomen mag evenmin afgebouwd worden door niet langer een geschrift uitgaande van de schuldenaar te vereisen. De lijst van niet voor beslag vatbare goederen uit art. 1408 Gerechtelijk Wetboek moet geactua-liseerd worden. Er moet hierbij rekening gehouden worden met de actuele noden van het hele gezin. Zie in dit verband bv. het Wetsvoorstel “tot wijziging van artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de niet voor beslag vatbare goederen” (Wetgevingsstuk nr. 5-914/1) waarin wordt voorgesteld om de lijst van onbeslagbare goederen uit te breiden met een radiotoestel, een televisietoestel, een telefoon, een computer, een printer en alle benodigdheden voor een internetverbinding. Wij vragen verduidelijking met betrekking tot de uiteenlopende praktijken van gerechtsdeur-waarders. Heel wat diensten voor schuld-bemiddeling stellen vast dat de afrekeningen van gerechtsdeurwaarders ondui-delijk zijn, met name in het kader van minnelijke schuldenregeling: opzoekingswerk wordt dubbel aangerekend, de wet op de minnelijke schikkingen wordt niet nageleefd, … Wij vragen globaal meer transparantie in de afrekeningen die de schuldeisers indienen, in het bijzonder vanwege incassobureaus. Wij vragen meer transparantie in de afrekeningen die aan de betrokkenen voorgelegd worden. De regels voor de berekening van bepaalde bedragen die geëist worden, blijven voor de burger onduidelijk. Wij vragen een nauwgezette opvolging door de bevoegde overheid van de nieuwe hervorming van het tuchtstatuut van gerechtsdeurwaarders, waarbij bijzondere aandacht gaat naar de concretisering van de maatregelen terzake en de rol van de klager in de procedure.

Nieuwsbrief 2014/03

17


WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21.04.2014 t/m 29.06.2014 25.04.2014 Wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid B.S. 06.06.2014 282893 15.05.2014 Wet houdende diverse bepalingen B.S. 19.06.2014 282889 04.04.2014 Decreet betr. de overdracht van de uitoefening van de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie B.S. 25.06.2014 284863 VERKIEZINGEN 30.04.2014 Gelijktijdige verkiezingen van het Europese Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Gewest- en Gemeenschapsparlementen op 25.05.2014. Bericht van 30.04.2014 voorgeschreven door art. 107 van het Kieswetboek, art. 16 van de wet 23.03.1989 betr. de verkiezing van het Europese Parlement, art. 9 van Boek 1 van de gewone wet 16.07.1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, art. 7bis van de wet 12.01.1989 tot regeling van de wijze waarop het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Brusselse leden van het Vlaams Parlement verkozen worden en art. 9 van de wet 06.07.1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen B.S. 30.04.2014 283019 24.04.2014 MB tot vaststelling van de overeenstemming van de elektronische stemsystemen met papieren bewijsstuk voorgesteld door Smartmatic International Holding BV, met de algemene erkenningsvoorwaarden. 24.04.2014 MB tot vaststelling van de overeen¬¬stemming van de geautomatiseerde stemsystemen voorgesteld door de firma NV STESUD onder de benamingen “JITES I”, “JITES II”, “DIGIVOTE I” en “DIGIVOTE II”, met de algemene erkenningsvoorwaarden - B.S. 30.04.2014 184994 25.04.2014 KB wijz. KB 21.03.2014 tot regeling van sommige kiesverrichtingen voor de gelijktijdige verkiezingen van het Europese Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Gewest- en Gemeenschapsparlementen op 25.05.2014 B.S. 09.05.2014 283428 03.04.2014 Ordonnantie wijz. Brussels Gemeente-lijk Kieswetboek betr. de controle van de verkiezingsuitgaven voor de gemeenteraadsverkiezingen - B.S. 07.05.2014 283269 03.04.2014 Ordonnantie teneinde te waarborgen dat een lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen ten minste twee kandidaten telt B.S. 07.05.2014 283241

18

Nieuwsbrief 2014/03

Maatschappelijk welzijn

10.04.2014 KB wijz. KB 24.07.2012 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een begunstigde gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief 283668 B.S. 19.05.2014 -

11.03.2014 KB houdende maatregelen ter bevordering van de participatie en sociale activering van de gebruikers van de dienstverlening van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor het jaar 2014 - B.S. 15.05.2014 184550

23.05.2014 Omz. van Fedasil - Recht op materiële hulp met beroep tegen een beslissing van niet-inoverwegingname van een asielaanvraag door onderdanen uit veilige landen of een meervoudige asielaanvraag 283915

03.06.2014 Omz. van de POD Maatschappelijke Integratie - de kruising van de gegevensstromen van de KSZ met de 284161 aanvragen tot betoelaging -

Omz. Minimumbedrag van de middelen van bestaan waarover een vreemdeling moet beschikken die in België wenst te studeren tijdens het school- of academie-jaar 2014-2015 - B.S. 11.06.2014 155000

OCMW Gezins- en bejaardenhulp 12.05.2014 Wet houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake 283660 Justitie (II)-B.S. 19.05.2014-

RMI 03.06.2014 Omz. van de POD Maatschappelijke Integratie - de kruising van de gegevensstromen van de KSZ met de 284161 aanvragen tot betoelaging -

22.05.2014 Wet wijz. wet 03.07.2005 betr. de rechten van vrijwilligers wat het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor vreemdelingen betreft B.S. 18.06.2014 284602

15.05.2014 Wet houdende diverse bepalin282889 gen - B.S. 19.06.2014 -

Werking

Territoriale bevoegdheid 12.05.2014 KB tot uitvoering van art. 2, par. 1, 1°, zesde lid, van de wet 02.04.1965 betr. het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn B.S. 17.062014 284561 19.06.2014 Omz. van POD Maatshappelijke Integratie - Uitbreiding van de lijst van instellingen van art. 2, par. 1, 1°, van de wet 02.04.1965 - Ref. OMZ/7749 en 7853/JD Vreemdelingen

27.03.2014 Ordonnantie wijz. art. 30 van de organieke wet betr. de openbare centra voor maatschappelijk welzijn teneinde sommige mededelingen te verbeteren B.S. 07.05.2014 283230 Tewerkstelling 10.04.2014 KB tot vaststelling voor het jaar 2014 van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met het oog op de financiering van de bevordering van de activering van werkzoekenden met een verminderde arbeidsgeschiktheid 259122 B.S. 28.04.2014 -

19.03.2014 Wet wijz. wet 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen B.S. 05.05.2014 281386

10.04.2014 KB tot vaststelling voor het jaar 2014 van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met het oog op de financiering van de kostprijs van de werkbonus B.S. 28.04.2014 215366

24.04.2014 KB tot uitvoering van het art. 57/6/1, vierde lid, van de wet 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, houdende de vastlegging van de lijst van veilige landen van herkomst B.S. 15.05.2014 265631

10.04.2014 KB tot vaststelling van de verhoging/een bijkomende verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met de kostprijs van de dienstencheques voor het jaar 2014 213311 B.S. 28.04.2014 -


WETGEVING 10.04.2014 KB tot vaststelling voor het jaar 2014 van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met het oog op de financiering van het samenwerkingsakkoord betr. de sociale economie 213315 B.S. 28.04.2014 Rust- en verzorgingstehuizen 26.05.2014 MB wijz. MB 06.11.2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming bedoeld in art. 37 par. 12 van de wet betr. de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14.07.1994 in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden B.S. 04.06.2014 284175 LEEFMILIEU 03.04.2014 Ordonnantie wijz. Ordonnantie 01.03.2007 betr. de bescherming van het leefmilieu tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen en tot wijz. van de ord. 05.06.1997 betr. de milieuvergunningen B.S. 30.04.2014 283037 03.04.2014 Ordonnantie betr. de co-existentie van genetisch gemodificeerde teelten met gangbare en biologische teelten B.S.13.05.2014 283496 24.04.2014 BBHR tot vaststelling van uitbatingsvoorwaarden betr. de werkplaatsen voor het plaatsen van hulpstukken in voertuigen en de werkplaatsen voor het onderhoud, het uittesten, het demonteren en het herstellen van auto283707 voertuigen - B.S. 20.05.2014 02.04.2014 KB betr. het gedeeld gebruik van antennesites - B.S. 22.05.2014 283809 21.03.2014 MB tot vastlegging van de minimale inhoud van het logboek van klimaatregelings283740 systemen - B.S. 21.05.2014 21.03.2014 MB tot vastlegging van de voorschriften met betrekking tot het minimaal onderhoud van de klimaatregelingssystemen in het kader van de reglementering betr. de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen B.S. 21.05.2014 283738 24.04.2014 BBHR houdende de invoering van een certificeringssysteem voor installateurs HE voor kleine installaties B.S. 20.05.2014283712

08.05.2014 Ordonnantie wijz. ordonnantie 25.03.1999 betr. de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu alsook andere wetgevingen inzake milieu, en tot instelling van een Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid B.S. 18.06.2014 284618

19.04.2014 KB wijz. KB 12.07.2006 betr. de legalisatie van de buitenlandse rechterlijke beslissingen of authentieke akten 284152 B.S. 04.06.2014 -

BURGERLIJKE STAND/BEVOLKING

19.04.2014 KB aangaande de geldigheidsduur van paspoorten - B.S. 04.06.2014 284153

19.04.2014 KB tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet 21.12.2013 houdende het Consulair wetboek B.S. 30.04.2014 283012 03.04.2014 Ordonnantie wijz. art. 24 van de wet 20.07.1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging - B.S. 13.05.2014 283494 08.05.2014 KB wijz. KB 02.08.2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in art. 74/8, par. 1, van de wet 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen B.S. 16.05.2014 283608 25.04.2014 Wet houdende diverse bepalingen betr. Justitie - Diverse bepalingen - Modernisering van de burgerlijke stand (art. 98, 99, 100, 101, 102 en 103) - B.S. 14.05.2014 279727 08.05.2014 Wet wijz. Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de 283905 geadopteerde - B.S. 26.05.2014 30.05.2014 Omz. betr. de wet 08.05.2014 wijz. Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de 284058 geadopteerde - B.S. 30.05.2014 28.05.2014 KB tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet 08.05.2014 wijz. Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de 284056 geadopteerde - B.S. 30.05.2014 19.04.2014 KB aangaande de consulaire bevol284148 kingsregisters - B.S. 04.06.2014 -

19.04.2014 KB aangaande de identiteitskaarten afgegeven door de consulaire beroepsposten B.S. 04.06.2014 284149

19.04.2014 MB aangaande de afgifte van paspoorten - B.S. 04.06.2014 284155 26.03.2014 KB wijz. KB 16.07.1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister teneinde niet meer over te gaan tot de registratie van het informatiegegeven betr. het rijbewijs - B.S. 05.06.2014 284237 FINANCIËN/BELASTINGEN 03.04.2014 Ordonnantie betr. de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeente283262 belastingen - B.S. 07.05.2014 19.04.2014 Wet wijz. Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de vestiging van aanvullende belastingen op gewestbelastingen B.S. 16.05.2014 283605 03.04.2014 BBHR wijz. KB 02.08.1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke 283736 comptabiliteit - B.S. 21.05.2014 19.05.2014 KB wijz. het KB/WIB 92, op het stuk van de revalorisatiecoëfficiënt voor kadastrale 13138 inkomens - B.S. 26.05.2014 GEMEENTEBEHEER 28.03.2014 KB betr. de brandpreventie op de arbeidsplaatsen - B.S. 23.04.2014 282715 28.02.2014 Wet wijz. art. 19 Ger.W. met betrekking tot de rechtzetting van materiële vergissingen of omissies in de vonnissen alsook tot de uitlegging van de vonnissen B.S.15.05.2014 283561 25.04.2014 Wet houdende diverse bepalingen betr. Justitie - Diverse bepalingen - Wijz. Wetboek van de Belgische nationaliteit (art. 118, 119, 120, 121, 122 et 123) - B.S. 14.05.2014 279733 27.03.2014 Omz. betr. de communicatie via elektronische weg in het kader van de betrekkingen met de overheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - B.S.23.05.2014 283885 Nieuwsbrief 2014/03

19


WETGEVING 10.04.2014 Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en voor de Raad van 283714 State - B.S.21.05.2014 INTERCOMMUNALES 03.04.2014 Ordonnantie betr. de gewestelijke 283539 statistiek - B.S. 14.05.2014 08.05.2014 Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord gesloten op 13.02.2014 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betr. de gewestgrensoverschrijdende intercommunales B.S. 17.06.2014 284552

PERSONEEL 10.04.2014 KB houdende toekenning van het recht op ouderschapsverlof en verlof voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezinsof familielid aan bepaalde werknemers B.S. 23.04.2014 282713 10.04.2014 KB betr. de preventie van psychosociale risico's op het werk B.S. 28.04.2014 282915 28.03.2014 Wet wijz. Gerechtelijk Wetboek en de wet 04.08.1996 betr. het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de gerechtelijke procedures betreft B.S. 28.04.2014 282908

HUISVESTING 13.02.2014 BBHR tot instelling van een huurtoelage voor de kandidaat-huurders die ingeschreven staan op de lijsten van de sociale huisvesting - B.S.28.02.2014 280984 08.05.2014 Ordonnantie wijz. Brusselse Huisvestingscode ertoe strekkende de vertegenwoordiging van de oppositie in de raad van bestuur van meergemeentelijke OVM's te garanderen - B.S. 17.06.2014 284544 OVERHEIDSOPDRACHTEN 03.04.2014 Ordonnantie houdende oprichting van een Observatorium van de referentieprijzen voor de overheidsopdrachten binnen de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - B.S. 14.05.2014 283544

24.04.2014 Omz. nr. 635 Vakantiegeld 2014 B.S. 30.04.2014 16425 24.04.2014 KB wijz. KB 09.01.2014 betr. de ontslagcompensatievergoeding B.S. 15.05.2014 283574 24.04.2014 KB wijz. diverse bepalingen inzake welzijn op het werk B.S. 23.05.2014 283873

22.05.2014 KB wijz. KB 14.01.2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor open284028 bare werken - B.S. 30.05.2014 -

24.04.2014 KB wijz. KB 27.03.1998 betr. de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk wat betreft de tarifering B.S. 23.05.2014 283868

15.05.2014 Wet wijz. wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15.06.2006 en wet 13.08.2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied B.S. 28.05.2014 283985

24.04.2014 Wet houdende aanpassingen van de vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid ten gevolge van de 6e staats283867 hervorming - B.S. 23.05.2014 -

08.05.2014 Ordonnantie betr. de opname van milieu- en ethische clausules in de overheids284298 opdrachten - B.S. 06.06.2014 08.05.2014 Ordonnantie betr. de invoeging van sociale clausules in de overheidsopdrachten B.S. 17.06.2014 284542

20

28.02.2014 Wet tot aanvulling van de wet 04.08.1996 betr. het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk B.S. 28.04.2014 282899

Nieuwsbrief 2014/03

08.05.2014 Omz. nr. 636. - Toepassing van art. 20octies van de wet 03.07.1967 betr. de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector 283745 B.S. 21.05.2014 27.03.2014 BBHR houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest B.S. 05.06.2014 284228

05.05.2014 Wet betr. diverse aangelegenheden inzake de pensioenen van de overheidssector B.S. 02.06.2014 284074 12.05.2014 Wet tot oprichting van de Dienst voor de bijzondere socialezekerheidsstelsels 284331 B.S. 10.06.2014 10.06.2014 KB houdende regeling van de cumul van onderbrekingsuitkeringen in het kader van een tijdskrediet met een overlevingspensioen B.S. 20.06.2014 284697 ERFGOED 25.04.2014 Wet houdende diverse bepalingen betr. Justitie - Diverse bepalingen - Wijz. diverse wetten betr. de verplichting tot huisvesting van gerechtelijke diensten door de gemeenten en de provincies - Wijz. Provinciewet 30.04.1836 - Wijz. wet 14.02.1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel - Wijz. wet 01.04.1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen - Wijz. Nieuwe Gemeentewet van 24.06.1988 - Overgangsbepalingen - Inwerkingtreding (art. 145, 146, 147, 148, 149, 150, 151 en 152) B.S. 14.05.2014 279735 POLITIE 26.03.2014 KB wijz. van sommige bepalingen van het KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betr. de geldende anciënniteit B.S. 22.04.2014 282665 17.03.2014 Ministeriële omz. GPI 80 betr. de vakbondsrelaties binnen de geïntegreerde politie en binnen de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie 282483 B.S. 16.04.2014 19.04.2014 KB wijz. art. VIII.XII.1 en VIII.XII.2 van het KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten 283433 B.S. 09.05.2014 24.04.2014 KB tot invoeging van een stage voor de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten B.S. 15.05.2014 283570 19.04.2014 KB met betrekking tot de leden van de diensten voor beleidsondersteuning bij de federale politie B.S. 15.05.2014 283568


WETGEVING 25.04.2014 MB wijz. diverse bepalingen betr. de stage van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten 283566 B.S. 15.05.2014 08.05.2014 Wet tot wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie B.S. 14.05.2014 283532 25.04.2014 Wet houdende diverse bepalingen betr. Justitie - Diverse bepalingen - Wijz. wet 26.03.2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties en van het Wetboek van strafvordering (art. 109, 110, 111, 112 en 113) B.S. 14.05.2014 279731 28.03.2014 Ministeriële richtlijn MFO-7 betr. het beheer van dynamische niet-geplande gebeurtenissen waarbij een onmiddellijk en gecoördineerd supra-lokaal politieoptreden in werking wordt gesteld B.S. 23.05.2014 283882 25.04.2014 KB houdende toewijzing van een federale dotatie aan de gemeenten en meergemeentepolitiezones bedoeld om aan de leden van het operationeel kader van de lokale politie het vakantiegeld ten belope van 92 % toe te kennen voor de jaren 2009 en 2010 B.S. 21.05.2014 283718

09.03.2014 KB betr. de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betr. het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betr. de verkeersborden C3 en F 103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen B.S. 20.06.2014 284695 VERKEERSVEILIGHEID 19.04.2014 KB betr. de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van overtredingen inzake het wegverkeer B.S. 30.04.2014 282999 24.03.2014 MB betr. de toekenning van de financiële hulp van de Staat in het kader van de verkeersactieplannen 2014 - geïndexeerd bedrag 2007 toegekend aan de politiezones en de federale politie B.S. 02.05.2014 206256 08.05.2014 BBHR betr. de samenstelling en de werking van de Raadgevende Commissie voor het wegverkeer B.S. 28.05.2014 284006

STEDENBOUW/LEEFOMGEVING 03.04.2014 BBHR wijz. meerdere uitvoeringsbesluiten betr. de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, betr. de EPBwerkzaamheden en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van verschillende bepalingen van de ordonnantie van 02.05.2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing B.S. 15.05.2014 283557 03.04.2014 Ordonnantie wijz. Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en ordonnantie van 12.12.1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen B.S. 07.05.2014 280327 16.05.2014 BBHR betr. de toegang tot en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels, buizen en leidingen B.S. 27.05.2014 283954 08.05.2014 Ordonnantie wijz. Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening B.S. 17.06.2014 284559 08.05.2014 Ordonnantie betr. het toeris284549 tische logies - B.S. 17.06.2014 -

04.04.2014 Wet wijz. art. 41 van de wet 05.08.1992 op het politieambt, met het oog op het waarborgen van de identificatie van de politieambtenaren en politieagenten en de betere bescherming van hun persoonlijke levenssfeer B.S. 28.05.2014 283994 25.04.2014 MB betr. de identificatie en registratie van honden B.S. 27.06.2014 284932 BESTUURLIJKE POLITIE 04.04.2014 Wet wijz. wet 21.03.2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's B.S. 25.04.2014 282863 31.03.2014 Ministeriële omz. OOP 41 betr. de operationalisering van het referentiekader CP 4 over het genegotieerd beheer van de publieke ruimte naar aanleiding van gebeurtenissen die de openbare orde aanbe283579 langen - B.S. 15.05.2014 Nieuwsbrief 2014/03

21


ONDER DE LOEP

NIEUWE REGELING VOOR STEDENBOUWKUNDIGE MISDRIJVEN : EEN VERWACHTE HERVORMING Vanaf 1 augustus 2014 kunnen stedenbouwkundige misdrijven die niet strafrechtelijk vervolgd zijn, onderworpen worden aan administratieve sancties. Deze hervorming zou ervoor moeten zorgen dat de regelgeving beter nageleefd wordt en dat misdrijven sneller behandeld worden. De nadruk ligt op preventie en herstel in plaats van bestraffing. De opbrengst van de administratieve geldboetes gaat naar een gewestelijk fonds bestemd voor stedelijke renovatiewerken of uitgaven in het kader van de behandeling van stedenbouwkundige misdrijven. Momenteel nemen strafprocedures ettelijke jaren in beslag, terwijl heel wat stedenbouwkundige misdrijven geseponeerd worden, wat een gevoel van straffeloosheid meebrengt. Het probleem ligt vooral bij de gerechtelijke achterstand en de werkoverlast op de diensten van het Parket. Bovendien is de gerechtelijke procedure niet aangepast aan elk soort misdrijf. De wetgever moest ingrijpen om de geloofwaardigheid van de regelgeving te herstellen. En dat is nu gebeurd. Een recente ordonnantie voegt in het BWRO een nieuw hulpmiddel voor het beheer van stedenbouwkundige misdrijven in. De bedoeling is om op het gebied van controle en sancties op passende wijze te reageren met proportionele actiemiddelen en door de begeleiding van eigenaars die te goeder trouw handelen. Het doel is niet bestraffing tegen elke prijs maar wel preventie en de snelle beëindiging van onregelmatige situaties. Hoe ? Door administratieve geldboetes in te voeren, de bevoegdheden van de overheden te versterken, uitgebreid informatie te verstrekken aan het publiek en de regularisaties te versnellen.

Controle De ambtenaren van de gemeenten en het Gewest die aangesteld zijn om misdrijven op te sporen en aan de hand van een proces-verbaal vast te stellen, zijn nu ook gemachtigd om alle nodige verhoren af te nemen in het kader van de uitvoering van hun taken. Het proces-verbaal tot vaststelling van het misdrijf wordt binnen tien dagen 1 bezorgd aan de sanctionerende ambtenaar die door de Regering aangesteld is, en aan de procureur des Konings (behalve voor louter administratieve misdrijven).

Misdrijven Het BWRO bepaalt een bijkomende procedure voor administratieve sancties naast de strafrechtelijke vervolgingen. Deze procedure is gebaseerd op de regeling van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu.

De betaling van een administratieve geldboete heeft niet de regularisatie van een misdrijf tot gevolg. Het gaat in de eerste plaats om een middel om de overtreder ertoe aan te zetten zijn goed terug in orde te brengen. Bovendien is de lijst met misdrijven ook nog uitgebreid met de niet-naleving van de beslissingen van de sanctionerende ambtenaar 2. Louter administratieve misdrijven Vastgoedmakelaars en notarissen die de opgelegde formaliteiten op het gebied van verval miskennen, kunnen veroordeeld worden tot een administratieve geldboete 3. Gemengde misdrijven Alle andere misdrijven zijn onderworpen aan strafrechtelijke of administratieve sancties en zijn gegroepeerd in artikel 300 van het BWRO. Vervolging wordt ingesteld ongeacht een eventuele burgerlijke vordering 4. Aan dit artikel werden meerdere misdrijv toegevoegd, namelijk : - wanneer een overtreder handelingen of werken in stand houdt na afloop van de termijn die door de rechtbank of de sanctionerende ambtenaar toegekend is om de plaats in haar vroegere staat te herstellen of een einde te maken aan het misdrijf, - of wanneer hij de door de rechtbank opgelegde werken niet binnen de termijn uitvoert waartoe hij veroordeeld werd in toepassing van een strafprocedure (art. 307 BWRO), civiele procedure (art. 310 BWRO) of met toepassing van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu 5 ; - handelingen of werken uit te voeren zonder een voorafgaandelijke stedenbouwkundige verklaring ; - een handelszaak uit baten die niet overeenstemt met de verklaring.

1 De Staatssecretaris voor Stedenbouw stelt: "De termijn begint niet te lopen vanaf het ogenblik van visuele vaststelling maar zodra het proces-verbaal volledig opgesteld is", Parl. St. Bsl, nr. A-481/2 – 2013/2014, p. 38. 2 Art. 300, 15° BWRO. 3 Art. 266, § 1, en 268, § 2 evenals art. 313/1 BWRO. 4 Art. 310 BWRO. 5 Zie hierover : O. Evrard, Stakingsvordering inzake leefmilieu: een snel en doeltreffend instrument, december 2010, te raadplegen op www.avcb-vsgb.be.

22

Nieuwsbrief 2014/03


ONDER DE LOEP Behandeling van het dossier voor de administratieve geldboete Zodra de procureur het proces-verbaal tot vaststelling ontvangen heeft, beschikt hij over 45 dagen om te beslissen of de vermoedelijke overtreder vervolgd moet worden 6. Als de procureur beslist om niet te vervolgen, of in geval van stilte bij het verstrijken van de toegekende termijn, mag de sanctionerende ambtenaar de procedure voor de administratieve geldboete opstarten. Gemeentelijke verzoening De sanctioneren ambtenaar stelt de betrokken gemeente op de hoogte van zijn voornemen om een procedure van administratieve boete op te starten. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente beschikt over een termijn van 30 dagen om te beslissen of de gemeente een verzoeningspoging zal ondernemen met de overtreder 7. Deze termijn begint te lopen vanaf de kennisgeving door de sanctionerende ambtenaar van zijn voornemen om de procedure voor de administratieve geldboete op te starten 8. In dat geval wordt de procedure voor de administratieve geldboete opgeschort totdat het college de sanctionerende ambtenaar en de overtreder op de hoogte gebracht heeft van zijn beslissing waarin het vaststelt dat de verzoening mislukt is of dat er, na die verzoeningspoging, een akkoord bereikt is met de overtreder. De verzoening betreft de verwezenlijking, door de overtreder en binnen een welbepaalde termijn, van de werken die nodig zijn om een einde te maken aan het misdrijf. Wanneer de verzoening geslaagd is en de in dat kader overeengekomen werken verwezenlijkt werden, wordt een proces-verbaal tot beëindiging van het misdrijf opgemaakt en wordt de procedure voor de administratieve geldboete stopgezet door de sanctionerende ambtenaar. In alle andere gevallen wordt de procedure voor de administratieve geldboete heropgestart. Wie legt de administratieve geldboetes op ? De gewestelijke sanctionerende ambtenaar neemt het initiatief en brengt de overtreder op de hoogte van de instelling van de procedure tegen hem en verzoekt hem zijn verweermiddelen te laten gelden. Tegelijkertijd stuurt hij een kopie van deze brief naar het college van burgemeester en schepenen. Als de sanctionerende ambtenaar binnen drie maanden na het versturen van de brief zijn beslissing ten aanzien van deze overtreder niet meegedeeld heeft aan de gemeente, mag het college van burgemeester en schepenen zelf de procedure voor de administratieve geldboete instellen, waarbij het college in de plaats treedt van de sanctionerende ambtenaar 9.

De gemeenten erven bijgevolg de bevoegdheid om administratieve geldboetes op te leggen – maar enkel subsidiair – ten opzichte van het Gewest 10.

Sancties en opschorting van de uitspraak De sanctionerende ambtenaar (of het college van burgemeester en schepenen, afhankelijk van het geval) mag volgens de omstandigheden : 1. een administratieve geldboete opleggen uit hoofde van het gepleegde misdrijf ; 2. de uitspraak van zijn beslissing opschorten tot na het verstrijken van een termijn die hij zelf vaststelt, waarbij deze termijn door de overtreder benut dient te worden, hetzij om een einde te maken aan het misdrijf indien er handelingen of werken uitgevoerd werden zonder stedenbouwkundige vergunning, door de plaats volledig in de oorspronkelijke staat te herstellen indien de toestand geen stedenbouwkundige vergunning vereist, hetzij om een volledig aanvraagdossier voor een stedenbouwkundige vergunning in te dienen bij de bevoegde overheid ; bij het verstrijken van de termijn herbegint de procedure ; 3. de uitspraak van zijn beslissing opschorten als de bevoegde overheid een stedenbouwkundige vergunning uitgereikt heeft, en dit tot de termijnen verstrijken die deze laatste vermeldt voor het aanvatten van de vergunde werken enerzijds en deze te voltooien anderzijds ; bij het verstrijken van deze termijnen herbegint de procedure ; 4. een administratieve geldboete opleggen met een onderscheid tussen het deel van het boetebedrag dat betaald dient te worden en het deel van de boete dat slechts verschuldigd is als de overtreder geen volledig einde maakt aan het misdrijf, hetzij bij het verstrijken van de termijn opgelegd overeenkomstig punt 2°, hetzij bij het verstrijken van de termijnen bepaald in de stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig punt 3° ; 5. beslissen dat er geen administratieve geldboete opgelegd moet worden omdat het misdrijf niet rechtsgeldig aangetoond is of om uitzonderlijke, behoorlijk gemotiveerde redenen van de overtreder ; 6. beslissen, indien er gedurende de procedure een eind gemaakt werd aan de overtreding, om een administratieve geldboete op te leggen, die vastgelegd is op een bedrag dat rekening houdt met deze stopzetting van het misdrijf. Het bedrag van de opgelegde boete ligt tussen het maximum- en minimumbedrag dat door het BWRO bepaald is, en wordt vastgelegd volgens het aantal en de ernst van de vastgestelde overtredingen. Als er binnen vijf jaar volgend op de datum van de eerste vaststelling een nieuw misdrijf door dezelfde persoon vastgesteld wordt, worden de bedragen verdubbeld.

6 Deze termijn wordt opgeschort wanneer de procureur des Konings beslist om een aanvullend onderzoek te laten uitvoeren of om de overtreder een compromis of een alternatieve boete voor te stellen in overeenstemming met artikel 216bis en 216ter van het Wetboek van Strafvordering. 7 Art. 313/4, § 2 BWRO, ingevoegd door een amendement ingediend tijdens een plenaire zitting. 8 De ordonnantie van 8 mei 2014 is bedoeld om de regionalisering met betrekking tot handelsvestigingen om te zetten. De ordonnantie voegt een hoofdstuk toe, de stedenbouwkundige verklaring. Volgens artikel 205/1, § 1 BWRO is een dergelijke verklaring vereist voor elke nieuwe handelsvestiging, in een bestaand of op te richten gebouw of voor elke wijziging of uitbreiding van de handelsactiviteit. Het artikel trad in werking op 1 juli 2014. 9 Art. 313/4, § 2 BWRO. Nieuwsbrief 2014/03 10 Art. 313/4, § 3, 2e lid, en art. 315/5, §2 BWRO, ingevoegd door een amendement ingediend tijdens een plenaire zitting.

23


ONDER DE LOEP De sanctionerende ambtenaar kan in alle gevallen verzachtende omstandigheden in overweging nemen, waardoor het bedrag van de administratieve geldboete verlaagd kan worden, in voorkomend geval onder de in het BWRO vastgelegde minima. De betaling van de administratieve geldboete kan ten gunste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gewaarborgd worden door een wettelijke hypotheek op het al dan niet bebouwde goed dat het voorwerp uitmaakt van het misdrijf. Indien de geldboete niet binnen de vooropgestelde termijnen betaald wordt, vaardigt de door de Regering aangestelde ambtenaar een dwangbevel uit.

Beroep Er kan hiertegen een beroep tot vernietiging ingesteld worden bij de door de Regering daartoe aangewezen ambtenaar. Dat beroep en de termijn om het beroep in te dienen, werken opschortend. Het beroep wordt ingediend via een aangetekende brief binnen dertig dagen volgend op de mededeling van de beslissing.

Bestemming van de opbrengst van geldboetes De opbrengst van administratieve geldboetes 11 - ongeacht of ze opgelegd zijn door de sanctionerende ambtenaar of door het college van burgemeester en schepenen - wordt gestort in het “Fonds voor Stedenbouw en Grondbeheer” zoals bedoeld in artikel 2, 5°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen. De bestemming van de middelen van dit fonds wordt ieder jaar vastgelegd in de gewestbegroting 12.

Ambtshalve maatregelen De procedure voor de uitvoering van rechtswege door de overheden is voortaan van toepassing op alle handelingen en werken die uitgevoerd werden zonder vooraf de vereiste stedenbouwkundige vergunning verkregen te hebben of niet in overeenstemming met de toegekende vergunning, of op de handelingen en werken die in stand gehouden worden bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunningen voor bepaalde duur 13. Bovendien wordt de te volgen procedure nauwkeuriger geformuleerd 14.

24

Preventie Om misdrijven te voorkomen, vormt de nieuwe tekst een aanvulling op de stedenbouwkundige informatie die ter beschikking gesteld wordt van kopers en kandidaat-kopers. Er kunnen zich twee soorten problemen voordoen. Enerzijds de haalbaarheid van verbouwingen die ze er zouden kunnen uitvoeren en anderzijds, aangezien het feit dat men onregelmatige werken en handelingen in stand houdt ook een misdrijf vormt, was het noodzakelijk ze zo goed mogelijk in te lichten over dit risico dat met de aankoop van een pand gepaard gaat. Stedenbouwkundige inlichtingen De stedenbouwkundige inlichtingen werden opnieuw vastgelegd en uitgebreid aangevuld. Zo zijn de rooilijnplannen toegevoegd aan de lijst met inlichtingen die door de gemeenten meegedeeld worden. Bovendien zijn de gemeenten verplicht om - enkel aan iedere houder van een zakelijk recht en iedere persoon die een rol speelt bij de overdracht van een onroerend goed - nadere inlichtingen te verschaffen over : 1. de datum, het opschrift en het voorwerp van de toelatingen, vergunningen en attesten die toegekend werden, en die nog steeds van toepassing zijn, of geweigerd werden met betrekking tot dit goed, alsook het eventuele verval ervan en het eventuele bestaan van verhaal dat hangend is tegen die beslissingen ; 2. de mogelijke bestemmingen en aanwendingen van het goed in elk van de onderdelen ervan, alsook de ruimtelijke indeling ervan, met inbegrip van het aantal wooneenheden dat eventueel aanwezig is in het goed en dat regelmatig geacht wordt, alsook de ligging ervan 15 ; 3. de datum van eventuele vaststellingen van overtredingen betreffende het goed, opgesteld in het kader van de artikelen 300 en 301, met uitzondering van de overtredingen waaraan een einde gemaakt werd, alsook de huidige stand van de sanctieprocedure en de eventuele termijnen die eraan verbonden zijn.

11 Net als de administratieve dadingen en elke som die door het Gewest geïnd werd naar aanleiding van beslissingen van de hoven en rechtbanken ten laste van overtreders van het BWRO. 12 Volgens artikel 2, 5° van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen zijn de middelen van het Fonds voor Stedenbouw en Grondbeheer bestemd voor : - de verwerving van onroerende goederen ; - de verbetering van onroerende goederen in het kader van het beleid inzake stedenbouw en grondbeheer ; - kapitaalsubsidies aan de gemeenten inzake stadsvernieuwing. - de uitgaven voor de uitvoering van werken en handelingen met als voorwerp de verwezenlijking, de verbouwing of de renovatie van wegen, groene ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen, vermeld in de vergunningen waarvoor bij de afgifte stedenbouwkundige lasten geheven werden ; - de uitgaven voor de opsporing, de vaststelling en de vervolging van de inbreuken op de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw en de uitgaven voor de maatregelen ter stillegging van de in overtreding op bovengenoemde ordonnantie uitgevoerde handelingen en werken en voor de maatregelen ter ambtshalve tenuitvoerlegging en ter herstelling in de oorspronkelijke staat ; - de financiële tegemoetkomingen voor de sanering van de sites in de onder artikel 20, § 3 van de ordonnantie van 18 december 2003 betreffende de rehabilitatie en de herbestemming van de niet-uitgebate bedrijfsruimten bedoelde gevallen ; - de uitgaven verbonden aan het opmaken van rehabilitatieprojecten ; - teruggave aan de gemeenten van het deel van de belasting dat hun toekomt volgens artikel 8, § 2, van de ordonnantie van 18 december 2003 betreffende de rehabilitatie en de herbestemming van de niet-uitgebate bedrijfsruimten. 13 Tot nu toe werd enkel rekening gehouden met vergunningen voor beperkte duur. 14 Art. 305 BWRO. 15 Het BWRO verduidelijkt dat wanneer de bestemming of aanwending van het geheel of een deel van het goed gewijzigd is voordat deze wijziging krachtens de regelgeving onderworpen was aan een stedenbouwkundige vergunning en zonder dat de gewijzigde situatie het voorwerp uitgemaakt heeft van een stedenbouwkundige vergunning, die inlichting ter informatie gegeven wordt. Nieuwsbrief 2014/03


ONDER DE LOEP

Deze precieze informatie wordt verstrekt afhankelijk van de administratieve gegevens waarover de betrokken gemeente beschikt. komen nog de voorafgaande Daar stedenbouwkundige verklaringen van art. 205/1 bij, de data waarop ze werden gedaan of als volledig werden beschouwd en hun eventueel verval. De inwerkingtreding moet nog worden bepaald door het Gewest. Openbaarmaking Iedere openbaarmaking met betrekking tot verkoop, erfpacht, oppervlakte of een huurovereenkomst van meer dan negen jaar moet de recentste geoorloofde bestemming vermelden, alsook alle verzamelde stedenbouwkundige inlichtingen in overeenstemming met artikel 275 of de link naar de website waarop al deze inlichtingen geraadpleegd kunnen worden en de mogelijkheid om deze inlichtingen gratis op papier te verkrijgen 16. Bovendien moet alle publiciteit ondubbelzinnig het eventuele huurverbod voor niet naleven van de criteria, netheid en uitrusting vermelden, dat uitgevaardigd is door de gewestelijke inspectie 17.

Regularisatie (algemene regeling) Het BWRO bevestigt formeel het bestaan van regularisatievergunningen 18. Het doel is vermijden dat de verzoeken om regularisatievergunningen gebruikt zouden worden als uitstelmanoeuvre. Enerzijds had de indiening van dergelijke verzoeken vaak als ongewenst effect dat ze geseponeerd werden of dat de zitting opgeschort werd totdat er geen administratieve rechtsmiddelen meer waren. Anderzijds kon de aanvrager altijd een verlenging van de vergunning aanvragen of een nieuw verzoek indienen wanneer de vervaldatum verstreken was. De wetgever wilde dit “carrouseleffect” op de volgende manier verhelpen : • Het BWRO bepaalt uitdrukkelijk dat regularisatievergunningen niet onderworpen zijn aan verval 19 en dus aan verlenging 20.

Bovendien bepaalt de overheid die de vergunning toekent, de planning voor de uitvoering van de regularisatiewerken door de termijn vast te leggen waarbinnen de vereiste werken om een einde aan het misdrijf te maken, aangevat moeten worden, evenals de termijn waarbinnen de werken klaar moeten zijn 21. Bij het verstrijken van deze termijnen is de vergunning niet vervallen, maar kan de overtreder onderworpen worden aan maatregelen om hem te verplichten tot de uitvoering van de regularisatievergunning 22 op straffe van een administratieve geldboete (zie hoger).

Omkaderde regularisatie (bijzondere regeling) De bijzondere regularisatieprocedure, zoals bedoeld in artikel 330, §3, werd uitgebreid tot alle handelingen en werken die verricht zijn voor 1 juli 1992. Vroeger was deze procedure alleen van toepassing op de handelingen en werken die artikel 2, 2°, G van Titel 1 van de algemene bouwverordening van de Brusselse agglomeratie van 21 maart 1975 onderwierp aan een bouwvergunning 23. Ook de weigeringsgronden zijn gewijzigd. Deze vergunning kan enkel verleend worden als de bedoelde handelingen en werken overeenstemmen met de planologische bestemming of met een verkavelingsvergunning die geldig is op het ogenblik dat ze uitgevoerd zijn, en als het gebruik van het goed niet veranderd is sinds 1 juli 1992. De vergunning wordt echter geweigerd als de handelingen en werken betrekking hebben op een goed dat ingeschreven staat op de bewaarlijst of beschermd is of waarvan de procedure tot inschrijving of bescherming liep op het ogenblik dat de werken uitgevoerd werden. De vergunning wordt eveneens geweigerd als de handelingen en werken tot doel of gevolg hadden woningen te creëren die "duidelijk" niet voldoen aan Titel II van de bij regeringsbesluit van 21 november 2006 ingestelde Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening 24. Dit begrip moet geïnterpreteerd worden in het licht van de parlementaire werkzaamheden die streven naar een versoepeling van de regularisaties 25.

16 Art. 11 ord. 8 mei 2014 tot wijz. BWRO. 17 Art. 8 nieuwe Ord. B. Huisvestingscode 18 De zogenaamde regularisatievergunningen hebben betrekking op handelingen en werken die uitgevoerd werden zonder voorafgaande vergunning, hoewel een vergunning vereist was. Ze worden toegekend om een einde te maken aan een misdrijf. 19 De wetgever bevestigt uitdrukkelijk een zekere rechtspraak van de Raad van State, namelijk dat het systeem van het verval niet aangewezen is voor toepassing op regularisatievergunningen. Zie R.v.S., 25 februari 1988, nr. 29.407, Craessaerts et Gillis; R.v.S., 29 september 1998, nr. 75.999, Benayer et Debaets. 20 Art. 101, §6 BWRO. 21 Art. 192, 1e lid BWRO. 22 Met name de stakingsvordering inzake leefmilieu of de burgerlijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 310 van het BWRO, eventueel op straffe van dwangsommen. 23 Artikel 330, §3 van het BWRO was er dus enkel op gericht om, op basis van de door de aanvrager verstrekte gegevens, de wettigheid van een verworven recht vast te stellen omwille van het onwettige artikel 2, 2°, G van Titel 1 van de algemene bouwverordening van de Brusselse agglomeratie van 21 maart 1975. Met de wijziging als gevolg van de huidige hervorming heeft deze procedure ook betrekking op de regularisatie van misdrijven die begaan zijn voor 1 juli 1992, Zie hierover: J. Sambon, opmerking bij R.v.S., 11 juli 2012, nr. 220.281, s.a. Broutin-Brussels-Belgium, Jurisprudence en bref, Amén., 2013/2, p. 96-98; O. Evrard, "Les changements d’affectation soumis à permis d’urbanisme : une synthèse des règles applicables dans les trois régions", Amén., 2010/4, p. 162 e.v. (spec. punten 7-10, p. 165-166). 24 Deze bijzondere regel is van toepassing op situaties van voor 1 juli 1992 en wijkt af van de rechtspraak van de Raad van State terzake. Volgens die rechtspraak moet de verlening of weigering van een regularisatie gebaseerd zijn op de beoordeling van de reglementaire voorschriften en van het ontwerp van de goede inrichting van de plaats, zoals die gelden op het ogenblik dat de handelingen en werken zonder vergunning uitgevoerd worden (zie R.v.S., 2 juni 1992, nr. 39.546, Leroy; R.v.S., 6 december 2010, nr. 209.540, s.a. Sonic; R.v.S., 28 februari 2011, nr. 211.589, Roth). De huidige regelgeving dient echter de voorrang te krijgen wanneer deze de regularisatie mogelijk maakt (zie R.v.S., 15 december 2011, nr. 216.881, Persoons et Maes). Nieuwsbrief 2014/03 25 Parl. St. Bsl, A-481/1- 2013/2014, p. 15-16.

25


ONDER DE LOEP

Besluit

Wettelijke basis

Ordonnantie van 3 april 2014 tot wijziging van het Brussels Een verwachte hervorming Wetboek van Ruimtelijke Ordening en de ordonnantie van De hervorming is gebaseerd op het gemengde systeem van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsstrafrechtelijke en administratieve sancties op het gebied van fondsen milieuovertredingen, dat zijn doeltreffendheid al bewezen Publicatie : Belgisch Staatsblad 7 mei 2014 heeft. De nieuwe regeling voor de aanpak van stedenbouwkundige misdrijven is zodanig veranderd, dat het niet Inwerkingtreding : 1 augustus 2014 overdreven is om te spreken van een copernicaanse Maar : omwenteling. Voortaan worden dergelijke misdrijven - de administratieve geldboetes: hebben enkel betrekking aangepakt via preventie en de begeleiding van de overtreders op situaties die aanleiding geven tot een na 1 augustus die onder druk gezet worden door dreiging met 2014 opgemaakte vaststelling van een misdrijf proportionele administratieve sancties. De invoering van - de inhoud van de stedenbouwkundige inlichtingen (art. deze nieuwe regeling zou - laten we hopen - het levenskader 275 BWRO) : is van toepassing op elk antwoord van de en de kwaliteit van de architectuur in ons Gewest moeten overheid die een na 1 november 2014 verstuurde vraag verbeteren. om stedenbouwkundige inlichtingen krijgt De VSGB werd aanhoord ... Jarenlang hebben de gemeenten en de VSGB het Gewest gewaarschuwd voor de problemen als gevolg van het Olivier Evrard toenemende aantal stedenbouwkundige misdrijven en de inefficiëntie van de Vaststelling procedures die tot dan toe ingeleid waren, Gemeentelijke of gewestelijke & opstelling en dit ondanks de vaststellingen door vaststellende ambtenaar proces-verbaal gemeentelijke en gewestelijke ambteVerzending binnen 10 dagen naren. Ze vroegen de sancties voor Gewestelijke sanctionerende stedenbouwkundige misdrijven doeltrefProcureur des Konings ambtenaar Ter Ter fender te maken, onder meer door de Beslissing binnen informatie behandeling optrekking van de financiële middelen en 45 dagen Stand by de uitbreiding van het personeelsbestand van de administratieve overheden en door Administrative procedure Geen vervolging Indien vervolging de herdefinitie van de wettelijke hulpmidBrief ivm betekening van intentie Strafrechtelijke tot vervolging delen waarmee ze kleine misdrijven vervolging efficiënt kunnen bestraffen 26. ... maar niet helemaal College 30 dagen verzoening De Vereniging vroeg in dat kader dat de overheid die de lasten van de vaststelling draagt, gebruik zou kunnen maken van de Akkoord Verzoening mislukt opbrengst van de boetes voor deze Bepaalde termijn Betekening misdrijven, en dat een deel van deze pot Geen reactie aangewend zou worden voor de Werken Werken niet van uitgevoerd uitgevoerd versterking van de gewestelijke dienst College 27 belast met administratieve vervolgingen . Betekening Einde Met het gewestelijk fonds blijft deze wens Gewestelijke ambtenaar afhankelijk van de bestemmingen Brief aan overtreder waarover jaarlijks beslist worden tijdens + kopie aan het College de goedkeuring van de gewestbegroting. 3 maanden = behandeling Deze kwestie is van wezenlijk belang. We Geen beslissing Beslissing betekend aan overtreder mogen immers niet vergeten dat de aan het College inefficiëntie van de strafrechtelijke proceCollege Geen reactie van dures vooral te wijten is aan het gebrek College aan middelen dat de federale staat toekent Sanctie Opschorting Seponering van de uitspaak aan de rechterlijke macht in Brussel. Beroepsmogelijkheid

26

26 Gewestelijk memorandum 2009 van de VSGB, p. 6. 27 Gewestelijk memorandum 2013 van de VSGB, p. 10; zie ook de brief van de VSGB van 15 oktober 2013. Nieuwsbrief 2014/03


Nieuwsbrief 2014/03

27


EUROPAGINA

ONTWIKKELINGSEDUCATIE IN ELSENE Europese projecten in mijn gemeente In het verlengde van de oprichting van de dienst “Europese projecten” bij de Vereniging 1 belicht Nieuwsbrief de ervaringen van de Brusselse gemeenten. Nu 2015 uitgeroepen werd tot “Europees Jaar van de Ontwikkeling”, trokken wij naar de gemeente Elsene voor een gesprek met Aimé Van Puyenbroeck, hoofd van de dienst Jumelages en Internationale Samenwerking, Stéphanie de Halleux, coördinatrice van de projecten rond ontwikkelingseducatie, en France Wery, coördinatrice van de projecten met Palestina en Israël. haalde het Portugese Cascais erbij, dat op zijn beurt het Roemeense Mizil de hand reikte. In 2008 tot slot woedden er hevige branden in de Peloponnesos en schonk Elsene de opbrengst van hun jaarlijkse actie “Solidar XL” aan de Griekse gemeente Zacharo, die zich ook aansloot bij “L’Eau-tre Découverte”. We waren ambitieus in de samenstelling van het dossier, om te beantwoorden aan de criteria van de Europese Commissie en we hebben de subsidie verkregen. France Wery, Stéphanie de Halleux en Aimé Van Puyenbroeck

Waarin bestond “L’Eau-tre Découverte”, jullie eerste Europees project, tussen 2009 en 2012 ? Aimé Van Puyenbroeck : Onze vorige schepen voor Jumelages, Pierre Lardot, had de projectoproep van EuropeAid 2 opgemerkt voor het programma "Niet-overheidsactoren en plaatselijke overheden in het ontwikkelingsproces" (nvdr : de VSGB had die oproep via haar website verspreid). Het ging niet om internationale samenwerking, maar om ontwikkelingseducatie : de doelgroep was voornamelijk de burgers uit de acht Europese gemeenten, Afrika en het MiddenOosten die aan het project deelnemen. Het doel was de sensibilisering van leerlingen uit de lagere school, om vervolgens de hele lokale gemeenschap te bereiken.

“L'Eau-tre Découverte” (“Discover Each Other Through Water”) Duur : 2009-2012 Partners : Elsene, Biarritz (Frankrijk), Cascais (Portugal), Kalamu (Congo), Megiddo (Israël), Mizil (Roemenië), Zacharo (Griekenland), Zababdeh (Palestina) Programma : Europees financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (2007-2013) – thematisch programma “Niet-overheidsactoren en plaatselijke overheden in het ontwikkelingsproces” 3 Budget : 360.000 €, waarvan 264.000 € van de Europese Unie (EU)

Wij werkten toen reeds rond de sensibilisering voor Noord/zuidongelijkheden, via samenwerking met de operatie 11.11.11 van het NCOS en door elk jaar deel te nemen aan Week van de Internationale Solidariteit (bv. "Eau secours", Festival XL Migratie, …), met de toenmalige subsidie van de Raad Wallonië-Brussel voor Internationale Samenwerking.

Dit project verenigde 8 steden en gemeenten in een netwerk rond thema’s zoals de toegang tot water en kennismaking met elkaar. De rode draad van de samenwerking was water, bron van leven, en de realiteit op het terrein (drinkbaar water, sanering, toegang tot bronnen, …) van de verschillende partners. Het project was gericht tot leerlingen van de lagere school en artiesten uit de verschillende entiteiten.

Parallel ontwikkelden we het programma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking met uw Vereniging.

www.elsene.be > Officieel > De gemeente > Elsene, uw gemeente > Jumelages en internationale samenwerking

We namen contact op met onze jumelagepartners: de stad Biarritz, de Congolese gemeente Kalamu, Zababdeh in Palestina en tot slot Megiddo in Israël, respectievelijk gejumeleerd sinds 1956 voor de eerste, 2003 voor de twee andere en 2012 voor de laatste. Ze wilden allemaal meedoen en hebben zelf hun eigen netwerken aangesproken : Biarritz

28

1 Voorgesteld in Nieuwsbrief-Brussel 2014/1 en op www.vsgb.be > Actu [28.03.2014]: “Brussel, hoofdstad van Europese projecten”. 2 EuropeAid is de naam van het Directoraat-Generaal Ontwikkelingssamenwerking van de Europese Commissie. Meer info op http://ec.europa.eu/europeaid. 3 http://ec.europa.eu/europeaid > Hoe we werken > (vanaf hier enkel in het Frans of het Engels) > How we finance > Thematic instruments > DCI - Nonstate actors and local authorities in development. Nieuwsbrief 2014/03


EUROPAGINA

Wat leerden jullie uit deze eerste ervaring ? Aimé Van Puyenbroeck : De balans was positief, want we slaagden erin de 3 geplande luiken te verwezenlijken : educatief, artistiek en participatief : •

samenstelling van een pedagogische koffer voor de lagere scholen van de 8 deelnemende gemeenten

Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling 4 De 8 millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling vormen een plan dat goedgekeurd werd door alle landen van de wereld en door alle grote wereldinstellingen voor ontwikkeling, voor 2015 : 1. het uitbannen van extreme armoede en honger 2. volledig basisonderwijs voor iedereen 3. het bevorderen van gelijkwaardigheid van man en vrouw en het versterken van de positie van de vrouw 4. het verminderen van de kindersterfte 5. het verbeteren van de gezondheid van moeders 6. het bestrijden van hiv, malaria en andere ziekten 7. de bescherming van een duurzaam leefmilieu 8. het ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling

een internationaal kunstwedstrijd en een rond-reizende tentoonstelling

de oprichting van de Elsense adviesraad inter-nationale samenwerking, die zich toespitst op ontwikkelingseducatie.

Dat heeft ons aangemoedigd om ons aan een tweede project te wagen.

Ligt het “Millennium Youth Project” in het verlengde van het eerste project ? Aimé Van Puyenbroeck : Stéphanie en France sloten zich halverwege het parcours aan bij “L’Eau-tre Découverte”, voor de follow-up en de afsluiting. Vervolgens gingen zij in op de tweede projectoproep, die specifiek gericht was tot de lokale overheden en ontwikkelingseducatie, met name de sensibilisering rond de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de mensenrechten, centrale thema’s van het Millennium Youth Project.

Stéphanie de Halleux : Wij hebben gebruik gemaakt van hetzelfde netwerk. Wij hebben onze relatie in het kader van dit project geformaliseerd in de vorm van een memorandum : een document waarmee iedereen zich engageert, maar dat geen strikte verplichtingen oplegt. “L’Eau-tre Découverte” verschilde echter van het “Millennium Youth Project”, omdat het eerste gericht was tot de leerlingen van de lagere school en de sector van de informele educatie – door de betrokkenheid van artiesten en burgers die met kunst bezig zijn - terwijl het tweede gericht is tot het middelbaar, waar ontwikkelingseducatie - althans in bepaalde scholen - in het leskader opgenomen is. “Millennium Youth Project” Duur : 2013-2016 Partners : Elsene, Biarritz (Frankrijk), Cascais (Portugal), Kalamu (Congo), Megiddo (Israël), Mizil (Roemenië), Zababdeh (Palestina) Iedere gemeente kiest een coördinator en een klas in het middelbaar en twee leerkrachten. Programma : ANE-AL Budget : 588.000 €, waarvan 420.000 € van de EU

Het atheneum Charles Janssens neemt deel aan het Millennium Youth Project

Dit project rond ontwikkelingseducatie wordt gevoerd met partners uit het Noorden en het Zuiden om de steun van de bevolking van het Noorden aan de internationale engagementen inzake ontwikkeling te versterken, in het bijzonder de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het MYP doet een beroep op leerkrachten en leerlingen van secundaire scholen, en berust op een participatieve en pedagogische aanpak, zowel om hun meer inzicht te geven in de uitdagingen op het vlak van ontwikkeling als om concrete acties te voeren met pleidooien op lokaal niveau. www.millenniumyouthproject.org

4 www.un.org/fr/millenniumgoals

Nieuwsbrief 2014/03

29


EUROPAGINA

Hoe ver staat de uitvoering van het Millennium Youth Project ? Stéphanie de Halleux : Le MYP a été conçu en trois phases : 1) Voorbereiding in 2013 : de coördinatoren van iedere gemeente kwamen samen om de uitvoering te bespreken ; de twee leerkrachten die door elke gemeente gekozen werden en de gemeentelijke coördinator die bevoegd is voor het project op lokaal niveau, kregen in Elsene een vorming omtrent ontwikkelingseducatie, waardoor ze inzicht kregen in de thema’s en de instrumenten voor ontwikkelingseducatie die gebruikt kunnen worden in de scholen; 2) Informatie in 2014 : iedere groep zet activiteiten op touw rond informatie en sensibilisering betreffende de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling ; 3) Actie in 2014-2015 : iedere school kiest een doel en de leerlingen sensibiliseren hun gemeenschap aan de hand van een kunstwerk en een lokale pleidooi-campagne. Op het “Millennium Development Goals Festival” in mei 2015 in Elsene zullen de jongeren hun respectieve werken presenteren en samen de 8 millennium-doelstellingen verdedigen. In het kader van het MYP zullen Brusselse hogeschoolstudenten kortfilms maken die op het Festival vertoond zullen worden, over de pleidooi-campagnes in de partnergemeenten. Het activiteitenprogramma werd dus zo opgevat om geleidelijk het terrein van het gesensibiliseerde publiek te verruimen : van leerkrachten naar leerlingen en vervolgens naar de hele gemeenschap, om een effect op langere termijn te hebben. In de loop van maart, april en mei zijn we naar de partners toe gegaan en de voorlopige balans is verbazend positief als we de ambitieuze doelstellingen van in het begin bekijken. We hebben geen enkele vertraging opgelopen in de uitvoering van het project en bepaalde leerkrachten hebben meer gedaan dan verwacht. Uiteraard spelen de verschillen in capaciteit tussen de betrokken landen een rol : een school in Congo heeft niet dezelfde middelen als haar alter ego in Brussel.

Welke tips geeft u aan gemeenten die bij Europese programma’s willen aansluiten ? Aimé Van Puyenbroeck : In de eerste plaats brengen dergelijke projecten heel wat werk met zich mee, dus moet er absoluut voldoende personeel ingezet worden om de projecten uit te werken en op te volgen. Maar voor het programma ANEAL kan het loon van het gemeentepersoneel ingebracht worden als gemeentelijke medefinanciering (25 % van het totale budget), wat wij in beide gevallen gedaan hebben.

projecten in het aanvraagdossier vermeld worden. Ik raad dus aan te beginnen met kleinere subsidies, om geleidelijk bij te leren en vervolgens die ervaring te benutten. We kijken niet zozeer naar het opsporen van subsidies, maar veeleer naar het opzetten van projecten. Stéphanie de Halleux : De voorbereiding vraagt effectief veel tijd (ongeveer 3 weken) en het is moeilijk de partners uitgebreid te raadplegen terwijl het kandidatuursdossier samengesteld moet worden. Het ideaal zou zijn subsidies te kunnen verkrijgen om projecten op te zetten. Zo’n systeem bestaat niet echt op Europees niveau. (nvdr : URBACT (2014-2020) biedt aan een groepje pioniers de mogelijkheid om een project tot stand te brengen, terwijl andere partners zich er later bij kunnen aansluiten en het programma “Europa voor de burger” kan ondersteuning verlenen voor uitwisselingen en reflecties in het kader van jumelages of netwerken van steden die kandidaturen voor andere Europese subsidies kunnen teweegbrengen) Voor het opzetten en de administratieve opvolging van projecten moet men minutieus tewerk gaan en alle procedures nauwgezet volgen, zowel die van de gemeente als die van de Europese Commissie. Zo moet er bij voorbeeld een dubbele boekhouding bijgehouden worden. En op praktisch vlak moet men het dossier niet indienen een uur voor het verstrijken van de deadline, omdat hun servers overbelast kunnen geraken en uren werk kunnen tenietdoen.

En de toekomst ? Kunnen jullie al een tipje van de sluiter oplichten ? France Wery : Parallel steunen wij de verbetering van de toegang tot water voor de inwoners van Zababdeh in Palestina, in samenwerking met het ISIa (Institut Supérieur Industriel agronomique) uit Hoei-Gembloux. Wij zouden hen graag helpen om een saneringsnet in te richten voor heel hun gemeente, maar daar zijn Europese fondsen voor nodig. Aimé Van Puyenbroeck : Net zoals ze onze dienst jumelage / internationale samenwerking ontwikkeld heeft, is de gemeente Elsene ook haar dienst Europa aan het uitbouwen dankzij onze collega Alexandra Palmaerts, met behulp van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. En wij verwachten ook veel van de samenwerking met de nieuwe dienst van de Vereniging.

Naast de theoretische vorming van dat personeel is het vooral de ervaring met het beheer van subsidies en projecten die nuttig blijkt en gewaardeerd wordt bij de Europese Commissie. Zoals voor elke Europese subsidieaanvraag moesten de vorige

5 www.avcb.be > Chercher un subside > sélectionner “pouvoir subsidiant” et type “Union européenne” > EUROPE POUR LES CITOYENS (2014-2020)

30

Nieuwsbrief 2014/03


EUROPAGINA

2015, Europees Jaar van de Ontwikkeling In april 2014 keurden het Europees Parlement en de Raad het voorstel van de Europese Commissie goed om het jaar 2015 uit te roepen tot Europees Jaar van de Ontwikkeling. Elk jaar kan immers gewijd worden aan een specifiek thema met specifieke financiering. De doelstellingen van het komende jaar zijn: •

bekendmaking van de resultaten van ontwikkelingssteun aan de Europese burgers

Europese

de belangstelling van de Europeanen voor ontwikkelingssteun vergroten

het wederzijds belang aantonen van Europese bijstand in een steeds ingewikkeldere wereld

Het Europees instrument voor de ontwikkelingssamenwerking werd verlengd in 2014-2020 en kreeg 19,6 miljard euro toegewezen. Het financiert het programma ANE-AL, dat voortaan “Organisaties van het maatschappelijk middenveld en plaatselijke overheden” heet en krijgt een stijgend budget, een teken van de wil van de EU om de actoren in te schakelen bij haar beleid. Ongeveer 35 tot 40 miljoen euro per jaar zal de lokale overheden ter beschikking staan. Er zijn 3 doelstellingen : bilaterale acties op het niveau van de landen ; de versterking van de regionale en globale netwerken van lokale en regionale overheden ; en tot slot ontwikkelingseducatie en –sensibilisering in het Noorden.

Het Europees Jaar van de Ontwikkeling zal georganiseerd worden in nauwe samenwerking met de nationale en lokale overheden en de organisaties van het maatschappelijk middenveld, om de aandacht te vestigen op de Europese ontwikkelingssteun in ruime zin, wat overeenkomt met de helft van de officiële ontwikkelingssteun in de wereld en een derde van de totale humanitaire hulp. Er wordt een activiteitenprogramma voor België opgesteld op federaal niveau, door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGD), in samenwerking met de Europese Commissie enerzijds en de lokale actoren (waaronder de Vereniging) en het maatschappelijk middenveld anderzijds. Als de Europese financiering niet rechtstreeks toegankelijk is, zal de DGD ook een oproep starten voor de cofinanciering van projecten rond ontwikkelingseducatie en de bevordering van het ontwikkelingsbeleid in België. De Vereniging zal u daarvan op de hoogte houden.

De dienst Europese projecten van de Vereniging begeleidt de 19 Brusselse gemeenten bij hun Europese projecten. De dienst wordt medegefinancierd door het Gewest en gecoördineerd door de gemeente Sint-Jans-Molenbeek. Adviseur Camille Lépinay staat ter beschikking om uw vragen te beantwoorden (camille.lepinay@avcb-vsgb.be).

Interview door Camille Lépinay

Nieuwsbrief 2014/03

31


ONDER DE LOEP

GEMEENTELIJKE INTERNATIONALE SAMENWERKING (GSI)

Belgische knowhow ten dienste van de Congolese burgerlijke stand De balans van de samenwerking tussen Brusselse en Congolese gemeenten blijkt positief. In het kader van het programma voor gemeentelijke internationale samenwerking (GIS), dat net afgelopen is, verbeterden Belgische gemeenten de burgerlijke stand van hun partner : organisatiestructuren, sensibilisering, inventarisering en archivering waren er de pijlers van. Nieuwe uitdagingen worden in het volgende programma opgenomen. Op 30 juni 2007 dienden de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest en haar Waalse zustervereniging UVCW - erkend als officiële partners van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking - voor het eerst samen een meerjarenprogramma voor gemeentelijke internationale samenwerking in. Sinds 2001 en tot dan was het programma gebaseerd op jaarlijkse koninklijke besluiten, wat soms problemen stelde voor de planning van de strategieën voor gemeentelijke ontwikkeling. Op vraag van de VSGB en de UVCW werd overgestapt op een meerjarenlogica. Dat programma werd ten uitvoer gebracht van 2008 tot midden 2014 en loopt nu ten einde. De tijd is dus gekomen voor de programmatie 2014-2016. Een ideaal moment dus om de balans op te maken. Met een zekere voldoening beschouwen het veertigtal Brusselse en Waalse gemeenten de bereikte resultaten. Want zoals onze Afrikaanse partners getuigden tijdens balans-vergaderingen die plaatsvonden in België in het eerste trimester van 2013, is het werk niet voor niets geweest, ook al moeten er nog heel wat obstakels overwonnen worden. Uit de eindverslagen blijkt dat de knowhow van Brusselse en Waalse gemeenten een zeer positieve evolutie teweeggebracht heeft op lokaal niveau in Benin, Burkina Faso, Marokko, Congo en Senegal. In dit artikel maken beginnen wij de balans van het programma GIS met de Democratische Republiek Congo voor de jaren 2008 tot 2013.

Burgerlijke stand als toegangspoort tot burgerschap

Een volkstelling, een aanzienlijke opdracht 1 2 3 4 5

32

Het programma GIS in Congo heeft heel wat samenwerkingsverbanden tot stand gebracht. Tussen de programmatievergadering van 2007 in Mbanza Ngungu (provincie Bas-Congo) en het einde van de cyclus is het aantal samenwerkingsverbanden meer dan verdubbeld : van 6 naar 14, een weerspiegeling van de niet aflatende belangstelling voor dit land.

De overgang in 2007 naar een meerjarenplanning toegespitst op sectorale en geografische plannen zet de toenmalige actoren 1, op basis van analyses, aan om voort te werken rond een thema dat ze overnemen uit andere samenwerkingsverbanden, zoals Luik-Lubumbashi en Brussel-Kinshasa, die al tastbare resultaten opgeleverd hadden en geregeld als voorbeeld vermeld werden in de internationale cenakels 2. In de periode 2008-2013 legden de Waalse en Brusselse gemeenten zich toe op de ondersteuning van de diensten burgerlijke stand / bevolking in Congo. Het specifieke doel van deze zes samenwerkingsverbanden was dat de Congolese steden en gemeenten die deelnemen aan het programma GIS na 5 jaar hun bevolking voor de helft geregistreerd zouden hebben. 3 Een bewust ambitieus doel, dat zoals de coördinatrice van de stad Brussel in 2007 onderstreept, kaderde in een gunstige context voor de ontwikkeling van de lokale instellingen in Congo. De Congolese politieke context vertoonde bemoedigende vooruitzichten van decentralisering. De nieuwe Grondwet die in februari 2006 goedgekeurd werd door de overgangssenaat, plande in artikel 226 de organisatie van verkiezingen op lokaal niveau in het verlengde van de verkiezingen van de president, het parlement en de provinciebesturen op 30 juli 2006. Door de politieke evolutie zijn die eerste lokale verkiezingen echter nog niet doorgegaan, ook al verwacht de CENI 4 ze eind 2014. Ondanks deze situatie en de moeilijkheden die eruit voortvloeien 5, hebben zowel de Waalse als de Brusselse gemeenten hun engagement in Congo voortgezet en hebben ze het reeds bekrachtigd voor de volgende verwachte fase van het programma GIS. Zoals de externe evaluatoren van het programma GIS toevoegden : “Zelfs toen de verkiezingen geleidelijk op de lange baan geschoven werden, leek de versterking van de lokale besturen in de tussentijd de beste aanpak ter begeleiding van dat langverwachte proces” 6. In die specifieke context vindt de versterking van de burgerlijke stand / bevolking in de gemeentelijke instellingen haar nut. De observatoren en de

Brussel-Kinshasa, Dalhem-Mbanza Ngungu, Herve-Ngaliema, Elsene-Kalamu, Luik-Lubumbashi, Namen-Masina. Bij voorbeeld door de AIMF (Association Internationale des Maires Francophones) of door Unicef. Voorstel 2008-2012 Congo, VSGB-UVCW, 2007. De CENI (Commission Electorale Nationale Indépendante) is het orgaan dat moet toezien op de organisatie en het verloop van de verkiezingen. De Congolese burgemeesters en viceburgemeesters worden bij decreet benoemd. Sommige gemeenten hebben de voorbije jaren verschillende burgemeesters gehad, wat de stabiliteit en de continuïteit van het samenwerkingsverband niet vergemakkelijkt. 6 "Evaluation des Programmes de Coopération internationale communale 2008/2009-2012", PwC.

Nieuwsbrief 2014/03


ONDER DE LOEP

evaluatoren onderstreepten overigens terecht dat die versterking voortgezet moet worden, aangezien er overal in het land een gebrek is aan betrouwbare demografische gegevens, wat de werking van de democratische structuren aanzienlijk hindert (hoeveel kiezers zijn er werkelijk in een bepaald kiesdistrict ?), zonder de ondersteuning voor de planning van de ontwikkeling te vergeten (waar moet bij voorkeur geïnvesteerd worden ? Hoe groot moet een bepaalde overheidsdienst zijn ?). Enkel voldoende kennis van de lokale en nationale demografie maakt het mogelijk dergelijke vragen te beantwoorden. Eén van de effecten van deze tussenkomst is het herstel van een dienst burgerlijke stand die bijdraagt tot de rehabilitering van de idee dat de Congolese lokale bevolking had van de lokale openbare dienst. In werkelijkheid helpt dit sleutelen aan de burgerlijke stand om het beeld ervan te wijzigen, van een instelling die soms aanzet tot twijfel of last naar een instelling die diensten verleent”. Op deze manier wordt het imago van de overheidsdienst verbeterd. Om terug te komen op het specifieke doel van het programma GIS 2008-2012, zijn zowel de partners als de evaluatoren het erover eens dat het specifieke doel dat in Congo vooropgesteld werd, globaal bereikt werd. Zij voegen eraan toe dat de diensten burgerlijke stand en bevolking efficiënter georganiseerd werden en dat de registratie van de geboorten verbeterd werd. De kwaliteit van de dienstverlening is aanzienlijk verbeterd. Bovendien lijkt de houding van de bevolking ten aanzien van de registratie van de geboorten veranderd in de bezochte gemeenten.

Veranderingen op het vlak van burgerlijke stand en bevolking 7 1. Versterking van de organisatie van de diensten burgerlijke stand en bevolking en de individuele capaciteiten op professioneel vlak (kennis en toepassing van het wetboek familierecht 8) maar ook de versterking van algemenere capaciteiten, zoals onthaal of sensibilisering van de bevolking. Bovendien streefden de samenwerkingsverbanden ook naar de versterking van de diensten door hun reorganisatie en de verbetering van het werkkader (herinrichting van de lokalen, beveiliging van de gebouwen, terbeschikkingstelling van uitrusting), wat het beeld van de gemeentediensten onder de bevolking verbeterde en het metier van de burgerlijke stand bij de bevolking valoriseerde. 2. Dankzij de sensibilisering van de doelgroepen kreeg men beter inzicht in de identiteit van de individuen, de

uitoefening van burgerschap en de rechten en plichten. Deze doelstelling kon rekenen op de bijdrage van andere lokale actoren, zoals kraamklinieken en gezondheidscentra. 3. De organisatie van een functioneel archief was een andere pijler. Hoewel niet alle partnerships zich daarop konden toeleggen van in het begin van het programma, zijn de transformaties wel degelijk zichtbaar waar grondig werk verricht werd (vorming van een archivaris, terbeschikkingstelling van een opslaglokaal, procedure voor het klassement, rehabilitering van de archieven). 4. Op verschillende plaatsen werd een gedeeltelijke volkstelling uitgevoerd, zoals in Kinshasa (gemeente Kimbansenke), Kasa Vubu, Kalamu, Limete, Goma of Bandalungwa. Soms bleef het beperkt tot bepaalde wijken, maar het had een grote vormingswaarde. Er werd vooral aandacht besteed aan de knowhow die de gemeente via ervaring opdoet en hun capaciteiten om het werk daarna op eigen kracht voort te zetten. Aangezien Kasa-Vubu een kleine gemeente 9 is, kon dankzij samenwerking met Court-Saint-Etienne een volledige volkstelling verricht worden. In Goma, een stad die de sporen draagt van de oorlog en de vulkaanuitbarsting in 2002 10, legde Sint-PietersWoluwe dadelijk het accent op de volkstelling en werd er voornamelijk gewerkt aan de beveiliging van de gegevens. 11. 5. Tot slot betrof een laatste belangrijke nieuwigheid het contact tussen partnerships. Zowel in het Noorden als in het Zuiden worden goede praktijkvoorbeelden uitgewisseld via platformen. In het kader van de volkstellingen of de verbetering van de burgerlijke stand wijzen we bij voorbeeld op de opstelling De SWOT-analyse ten dienste van van een modelfiche of lobbying de burgerlijke stand bij het departement justitie of de provincie 12 met het oog op de harmonisering van het overlijdensregister. Er werd ook een platform opgericht voor overleg tussen Belgische en Congolese gemeenten. Terwijl de Belgische gemeenten reeds vergaderd hadden vóór de aanvang van deze fase, diende het programma als impuls voor overleg en de vastlegging van strategieën voor lobbying omtrent

7 In Congo zijn burgerlijke stand en bevolking afzonderlijke diensten. 8 De juridische normen inzake burgerlijke stand zijn gebaseerd op de “Code de la famille”. De Congolese wetgever heeft deze wet opgesteld om de regels inzake personenrecht, familierecht en Congolese mentaliteit vast te leggen. Deze tekst vervangt de oude juridische regels uit het koloniale tijdperk en de vele gewoontes die in Congo bestonden. De diensten burgerlijke stand zijn georganiseerd door de nationale wet en de internationale bepalingen. “Loi n° 87-010 du 1/8/1987 portant Code de la famille, Livre 2” is het basisdocument voor de organisatie en de werking van de dienst burgerlijke stand. 9 Met 43.000 inwoners is Kasa Vubu de kleinste gemeente van Kinshasa qua oppervlakte en bevolkingsdichtheid. 10 De laatste grote uitbarsting van de vulkaan Nyiarogongo in 2002 trof het centrum van de stad Goma. 11 Daartoe baseerde men zich op de ervaring van Luik en Lubumbashi, waar een volledige volkstelling uitgevoerd werd en de gegevens digitaal verwerkt werden, met behulp van een informaticatoepassing die ontwikkeld werd in samenwerking met AIMF. 12 Provincie Kinshasa. Nieuwsbrief 2014/03

33


ONDER DE LOEP

burgerlijke stand en bevolking. Een voorbeeld hiervan is de sensibilisering voor de opening van “wijkkantoren” burgerlijke stand in enkele dichtbevolkte buurten van de provincie Kinshasa. In de loop der jaren breidde de groep uit tot 14 samenwerkingsverbanden in 4 provincies van een land dat 78 keer groter is dan België … dit begon een handicap te vormen. De Congolezen riepen wel structuren in het leven, zoals de UVCT-RDC (Union des Villes, Communes et Territoires de la République Démocratique du Congo) die samenwerkt met de Belgische steden en gemeenten, maar de coördinatie blijft onder de verwachtingen, om diverse redenen : de grootte van de groep, geografische uitgestrektheid (communicatie), gebrek aan middelen, politiek-institutionele context (uitbouw van een vereniging van steden door de toezichthoudende overheden). Toch zien we regionale strategieën tot stand komen volgens de geografische (vergaderingen van Congolese gemeenten) en thematische behoeften (samenwerking tussen Lubumbashi en Goma voor volkstellingen in het oosten van het land).

Sleutels tot succes Enkele factoren hebben een gunstige invloed op de processen die de beschreven evoluties bewerkstelligd hebben. In de partnershipsrelatie Een duwtje in de rug voor de lokale besturen biedt de overgang van een jaarlijkse “project”aanpak naar een meerjarenprogramma de mogelijkheid om structurele veranderingen door te voeren. In plaats van kleinschalige of eenmalige acties wordt het werk grondiger aangepakt, met name de betrekkingen tussen de partijen en de veranderingen van mentaliteit, wat in het geval van Congo, waar de decentralisering nog niet effectief is, beschouwd wordt als een degelijke ondersteuning van het proces. Vervolgens is er de continue evaluatie van de activiteiten ook de mislukkingen - en de tijd die gewijd wordt aan overleg betreffende de activiteiten en de werking van het samenwerkingsverband. De betrokkenheid van de partners bij de sectorale interventie is een factor voor succes. Het voorbeeld van de volkstellingen illustreert dat : er zou niets lukken als de burgemeesters, bevolkingsdiensten, wijkhoofden, straathoofden en andere tellers niet meegewerkt hadden. Bij de sectorale interventie zijn nog andere factoren belangrijk. In de eerste plaats de deelname van gemeentelijke deskundigen, vervolgens de betrokkenheid van de Congolese burgemeesters en viceburgemeesters. Hun stabiliteit aan het hoofd van de gemeenten is doorslaggevend.

34

Nieuwsbrief 2014/03

Vervolgens maakten de vorming van het gemeente- en wijkpersoneel de dienstverlening aan de bevolking doeltreffender en zichtbaarder. De bevolking kreeg een ander beeld van de gemeentediensten en het gemeentepersoneel. De werkzaamheden in het kader van de volkstelling hebben daar enorm toe bijgedragen, aangezien het gemeentepersoneel naar de wijken ging, bij de gezinnen thuis, om alle gegevens te registreren. Eén van de sleutels tot succes was de samenwerking met en de bijzondere aandacht voor de ambtenaren van de burgerlijke stand, wijkhoofden en straathoofden, waardoor hun concrete problemen aangepakt kunnen worden. Tot slot onderstrepen alle betrokkenen het belang van de geografische concentratie en netwerken. Dat eerste heeft positieve gevolgen, bij voorbeeld in Kinshasa, waar 9 van de 14 samenwerkingsverbanden aanwezig zijn. Toen zich in 2008 verscheidene gemeenten aansloten bij het programma GIS, kon er beter gelobbyd worden, waren ze sterker aanwezig op het terrein en verkregen de burgemeesters steun bij hun streven naar lokale autonomie. Buiten Kinshasa werd dankzij de netwerken informatie gekruist en konden ervaringen uitgewisseld worden, zoals in Goma, dat gebruik kon maken van de ervaring met de algemene volkstelling die twee jaar lang verricht werd in Lubumbashi. Het GIS-programma in Congo 2008/2013 bestond in de volgende samenwerkingsverbanden : - Attert / Bandundu - Brussel stad / stad Kinshasa en gemeente Kimbansenke - Court-Saint-Etienne / Kasa-Vubu - Dalhem / Mbanza-Ngungu - Flémalle / N'Djili - Herve / Ngaliema - Elsene / Kalamu - Luik / Lubumbashi - Namen / Masina - Olne / Matete - Ukkel / Kintambo - Viroinval / Nzobe-Luzi - Walhain / Madimba - Watermaal-Bosvoorde / Limete - Sint-Lambrechts-Woluwe / Bandalungwa - Sint-Pieters-Woluwe / Goma


ONDER DE LOEP

Nieuwsbrief Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53 bus 4-1040 Brussel Tel 02 238 51 40 - Fax 02 280 60 90 welcome@avcb-vsgb.be www.vsgb.be

Redactie : philippe.delvaux@avcb-vsgb.be Y brusselse partnerschips

Nr 2014-03

juni/ juli 2014 Besluit Na afloop van de fase 2008-2013 bleek zowel uit de externe evaluatie als uit de vergadering waar de balans opgemaakt werd in februari 2013, dat de inspanningen in deze sector voortgezet moeten worden, de kennis nog uitgediept moet worden, bepaalde zwakke punten aangepakt moeten worden en nieuwe domeinen verkend kunnen worden. Voor de toekomst van de samenwerking in Congo werden tijdens onze programmatieworkshop van november 2013 in Kinshasa de volgende uitdagingen opgelijst : • De capaciteiten van de diensten burgerlijke stand / bevolking en hun personeel nog versterken. • Het nabijheidsbeleid versterken en consolideren : door de ontwikkeling van wijkkantoren en “antennes” 13, in synergie met de straten, maar ook door een versterking van de samenwerking met kraamklinieken. • De bevolking sensibiliseren. Acties rond de sensibilisering voor de taken van de burgerlijke stand niet los van elkaar voeren, maar streven naar meer coherentie en betere planning. Bij voorbeeld, volkstellingen : naast de inzameling van gegevens kunnen deze ook bijdragen tot de sensibilisering van burgers voor de burgerlijke stand. In dezelfde gedachtenorde moeten de partnerships aangemoedigd worden om meer samen te werken met alle schakels van de burgersamenleving. • Volkstellingen : de ervaringen moeten verruimd worden om de capaciteiten te versterken teneinde te komen tot een volledige, gestructureerde en geactualiseerde volkstelling. • Netwerken met de andere actoren van de sector. Operationele samenwerking met Unicef en het ministerie van Justitie versterken en de gedeconcentreerde overheden bevoegd in burgerlijke stand / bevolking sensibiliseren. • Archivering. Ervoor zorgen dat gegevens bewaard blijven. • Centralisering van de bevolkingsgegevens en ze ter beschikking stellen van verschillende diensten. Voortwerken aan de versterking van het centraal bureau burgerlijke stand / bevolking.

Directie : Corinne François Coördinatie : Philippe Delvaux Redactie : Michel Colson, Olivier Evrard, Céline Lecocq, Camille Lépinay, Boryana Nikolova, Marc Thoulen Vertaling : Liesbeth Vankelecom, Annelies Verbiest Secretariaat : Chantal Matthys Abonnementen : Patricia De Kinne : 02 238 51 49 - patricia.dekinne@avcb-vsgb.be Publiciteit : Agentschap Publiest - 02 550 38 04 - office@publiest.lu Nieuwsbrief wordt gedrukt op 100 % gerecycleerd papier Cette revue existe aussi en français. Si vous souhaitez recevoir le Trait d'Union, contactez notre secrétariat : welcome@avcb-vsgb.be Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.vsgb.be Gepubliceerd met de steun van het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, Belfius en Ethias

Frank Willemans 13 Een provinciaal decreet biedt bepaalde uitgestrekte en dichtbevolkte gemeenten van Kinshasa de mogelijkheid om wijkkantoren voor de burgerlijke stand te openen.

Nieuwsbrief 2014/03

35


NIEUW

CORINNE FRANÇOIS ALS NIEUWE DIRECTRICE VAN DE VERENIGING “De Vereniging moet haar strategie verduidelijken voor een betere dienstverlening aan de gemeenten”

Sinds 1 juli is Corinne François de nieuwe directrice van de Vereniging. Zij nam de fakkel over van Marc Thoulen die met pensioen ging.

Wie bent u, Corinne François ? Op 35-jarige leeftijd wilde ik een nieuw carrièrepad inslaan en verder gaan met wat mij altijd al geboeid heeft, namelijk de openbare sector, en vooral op gemeentelijk niveau. Bij de Vereniging vond ik dus een uitdaging die hieraan tegemoetkwam, want ik ben en zal altijd een Brusselse in hart en nieren zijn. Mijn hele leven, zowel op gezinsvlak als op sociaal en cultureel vlak, speelt zich in onze hoofdstad af.

In 2012 ging ik van het uitvoerend naar het wetgevende, namelijk van het kabinet naar de parlementaire vergaderingen, als medewerkster, waardoor ik me kon onderdompelen in het werk van de Brusselse verkozenen en de verkozen van de Franse Gemeenschap, in de opvolging van voorstellen van decreten en ordonnanties en in de Brusselse realiteiten.

Ik ben open en geëngageerd en heb een neus voor synthese, analyse en onderhandeling. Ik ben ook een fervente voorstander van dialoog, wederzijds respect en duurzame relaties. Ik hou ervan om projecten te beheren en een team te dragen.

Mijn ervaring bracht me van de privésector naar verschillende bestuursniveaus in de openbare sector.

Kunt u wat meer vertellen over uw beroepstraject ?

Naar een VSGB 2.0

Ik heb een eerste werkervaring opgedaan als advocate bij de balie van Brussel. Daarna ben ik in de openbare sector terechtgekomen, als medewerkster van Sabine Laruelle die toen Minister van KMO's en Zelfstandigen was. Naast het opvolgen van dossiers voor de omzetting van het Europees recht, een vakgebied dat indirect verband houdt met de openbare sector denk aan de boekhoudhervorming via de ESR 95 - heb ik dossiers behandeld betreffende het statuut van zelfstandige en ondernemingsschap, ondermeer in het kader van het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie. Eind dit jaar neemt België een ander voorzitterschap over, namelijk dat van de Ministerraad van de Raad van Europa. Maar de Raad van Europa staat ook voor het Europees Handvest van de lokale autonomie, een tekst die me bijzonder na aan het hart ligt. In dat kader wacht ik trouwens op het resultaat van de Monitoring van de Lokale Democratie in België. Maar terug naar mijn beroepstraject : naast mijn functie op federaal niveau ben ik in 2007 verkozen tot schepen in

36

Drogenbos. Mijn werkterrein was gevarieerd en omvatte onderwijs, burgerlijke stand en financiën maar ook lokale economie en juridische zaken.

Nieuwsbrief 2014/03

Ik ben op post gebleven tot ik op 1 juli 2014 bij de Vereniging begonnen ben.

Dankzij al die ervaringen zal ik - denk ik - de belangen van de Brusselse gemeenten het best kunnen dienen en een frisse wind door hun Vereniging kunnen laten waaien. Hoewel het nog te vroeg is om het al te hebben over de grote lijnen van mijn visie van de Vereniging - maar ik beloof dat ik hier zeer binnenkort op terugkom -, spreekt het alvast voor zich dat ik zal luisteren naar onze leden om de spreekbuis van hun belangen te zijn bij de organisatie van hun beleid. In deze tijden van politiek overleg op elk niveau zijn de komende weken voor mij de gelegenheid om de verschillende actoren in het Brusselse gemeenteleven beter te leren kennen en te peilen naar hun verwachtingen ten aanzien van de Vereniging. Op basis daarvan zal ik een project voor de toekomst voorstellen om de gemeenten een nog sterkere stem te geven in het gewestelijk, federaal en Europees overleg. We zullen heel wat uitdagingen moeten aangaan. En ik doe mijn uiterste best om ze, in het voordeel van onze leden, te overwinnen door een beroep te doen op de expertise en motivatie van mijn team.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.