Nbb 2013 4

Page 1

Ver. Uitg. Marc Thoulen - Nr 7317

N° 2013/04- août/septembre Nr augustus/september 20132013

100 jaar De Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten (VBSG) viert dit jaar haar 100e verjaardag en onze Vereniging viert haar 20-jarig bestaan. In een eeuw tijd is België ingrijpend veranderd. In 1913 was er nog geen universeel stemrecht noch vrouwenstemrecht. België was een eenheidsstaat. Sindsdien is ons land grondig gewijzigd en zijn we een federale Staat geworden. De zesde staatshervorming, pas onlangs op papier uitgewerkt, versterkt die evolutie nog. De evolutie die in de jaren ’ 70 ingezet werd, leidde tot de regionalisering van de VBSG in 1993 en de oprichting van drie regionale verenigingen van steden en gemeenten, één per gewest. Het personeel van de VBSG werd overgeheveld naar de drie regionale verenigingen. De federale vereniging werd een platform voor de coördinatie van de acties van de regionale verenigingen betreffende initiatieven op federaal niveau in het kader van bevoegdheden met betrekking tot de gemeenten die op dat niveau behouden bleven. Het is ook een plaats voor informatie en uitwisseling van ervaringen onder lokale mandatarissen uit het noorden, het zuiden en het centrum van het land. De voorbije maanden werden in het kader van drie dossiers gemeenschappelijke initiatieven uitgewerkt door onze drie regionale verenigingen en de federale vereniging. Het eerste is de gemeentelijke internationale samenwerking. Iedereen is het erover eens dat deze samenwerking uitstekende resultaten oplevert. Toch staat de financiering ervan door de federale overheid op de helling. Het tweede dossier is dat van de pensioenen van het statutair personeel van de lokale besturen, het enige pensioenstelsel zonder inbreng van de Staat in de financiering : het berust uitsluitend op de lokale besturen. Als er niets verandert, zullen de Belgische gemeenten, politiezones, OCMW’s, intercommunales en andere lokale besturen voor de financiering van de pensioenen, ten opzichte van het huidige bijdragestelsel, tegen 2016 geconfronteerd worden met een meerkost van om en bij de 2,25 miljard euro. Daarom vragen de verenigingen van steden en gemeenten de creatie van een gemengd pensioen (de werkjaren als contractant zouden, eventueel aangevuld met een tweedepijlerpensioen, in aanmerking komen voor een privépensioen en de jaren als statutair voor een overheidspensioen), maatregelen om mensen aan te moedigen om te blijven werken tot 65 jaar, …

EDITO

Het derde dossier betreft de gemeentelijke aanvullende belastingen. Op dat vlak vragen de verenigingen dat de federale overheid een voorschottensysteem in het leven zou roepen. Op die manier zouden de ontvangsten van de gemeenten uit de aanvullende personenbelastingen voorspelbaar en stabieler worden. Gezien de huidige economische, sociale en financiële crisis is het meer dan ooit belangrijk dat de verenigingen van steden en gemeenten de belangen van de lokale besturen en dus ook de lokale autonomie behartigen.

Marc Cools, Voorzitter VSGB

DE VERENIGING IN ACTIE De periode waarvan we hier verslag uitbrengen, loopt van 25 juni tot midden augustus. Ondanks de korte duur en het feit dat het de periode van het jaarlijks verlof is, werden er verschillende acties gevoerd, waarop wij de aandacht van onze lezers willen vestigen. Het nieuwe Bureau vergaderde voor het eerst op 15 juli en besliste contact op te nemen met Brussels minister voor Openbare Werken en Vervoer Brigitte Grouwels betreffende de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap. De ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap en het besluit van 29 november 2012 tot vastlegging van de modaliteiten voor de eindverdeling en de stortingsmodaliteiten van de opbrengsten van het parkeerbeleid, bepalen dat de gemeenten 15 % van hun nettoinkomsten uit de exploitatie van parkeerplaatsen aan het Gewest moeten doorstorten. Die betaling diende uiterlijk op 31 juli 2013 uitgevoerd te worden. De Vereniging betwist niet de financieringswijze - die overigens reeds door het Grondwettelijk Hof gevalideerd werd - maar interpelleerde op 17 juli de Brusselse minister om bijkomende termijnen te vragen voor deze betaling door de gemeenten. De Vereniging herinnerde er tevens aan dat er bij de uitwerking van

INHOUD

Nieuwe Brusselse Huisvestingscode : van kelder tot zolder verbouwd . . . . .4 Gemeentelijke administratieve sancties : wat is er veranderd ? . . . . . . . . . .10 Mag de gemeenteraad het filmen of opnemen van zittingen verbieden ? . .16 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 Burgerlijke stand : regels aangepast aan de praktijk . . . . . . . . . . . . . . . . . .22 Burgerlijke stand : de modernisering roept al vragen op . . . . . . . . . . . . . .26


DE VERENIGING IN ACTIE

volgen die de zones Montgomery en Noord aanbieden. Doel van de vorming was dat alle zones een identieke procedure zouden volgen om het project op het terrein te volgen.

Europese Week van de Lokale Democratie

de Brusselse regelgeving op gewezen was dat de middelen van het Agentschap, ook die afkomstig van de gemeenten, voornamelijk besteed zouden worden aan de uitvoering van projecten die zij voorstellen, en voegde daaraan toe dat het enkel vanuit die invalshoek is dat de Vereniging die betaling aanvaardt. Het Bureau begint ook al te sleutelen aan het memorandum van de Vereniging ter attentie van de nieuwe Brusselse regering die na de verkiezingen van juni 2014 gevormd zal worden: studiedienst en politieke organen zullen daarvoor samenwerken. De werkzaamheden gaan in september al van start. Alle ideeën zijn alvast welkom.

Mobiliteit Op 26 juni en 10 juli organiseerden de Vereniging en het Gewest twee vergaderingen van de werkgroep Louiza. Met het Gewest, de betrokken gemeenten en

politiezones, de MIVB en vertegenwoordigers van de handelaars werden daar de krijtlijnen uitgetekend van een volgende test in de flessenhals van de Louizalaan, om de problemen met de leveringen en het parkeren te verhelpen. De nieuwe test zou in september van start gaan en vijf maanden duren. In het kader van dit project had de Vereniging op 6 augustus ook een vergadering met Interparking om tijdens de testperiode acties te voeren om de parkings in de buurt van de Louizalaan te promoten. Zoals afgesproken tijdens de startvergadering van de projectoproep 2013 “Te voet, dat gaat vanzelf ” nodigde de Vereniging op 4 juli de politiezones West, Zuid, Ukkel-Watermaal-Oudergem en Brussel-Elsene uit om de vorming voor begeleiders van voetgangersrijen te

2

Nieuwsbrief 2013/04

Op 28 juni vergaderde de Vereniging met de Raad van Europese Gemeenten en Regio’s (REGR), die zijn kantoren naar Brussel aan het overbrengen is. De REGR wil meer bekendheid bij de lokale besturen en stelt daarom voor mee te werken aan de Brusselse editie 2013 van de Europese Week van de Lokale Democratie. Tijdens de vergadering werd bekeken welke activiteiten ze in het kader van de Week wensen te organiseren met de Vereniging : zo staan er twee gemeenschappelijke evenementen op stapel, enerzijds met jonge Brusselse verkozenen en anderzijds met jonge Europese verkozenen. Op 26 juli vergaderde in de lokalen van de Vereniging een werkgroep bestaande uit de REGR, het Gewest, de gemeenten Anderlecht en Etterbeek, om de gemeenschappelijke activiteiten en de doelstellingen ervan nader te bepalen. De eerste activiteit is gepland voor de academische openingszitting, die plaatsvindt op 14 oktober in Anderlecht. Daarvoor viel de keuze op “burgertafels van de lokale democratie”: een ontmoeting tussen jonge gemeentemandatarissen en jongeren uit Brusselse gemeenten. Dit initiatief heeft een tweeledig doel: jongeren sensibiliseren om mee te werken aan het beleid en goed bestuur binnen de gemeenten bevorderen. Op 6 augustus werd een brief verstuurd naar de 19 gemeenten, om het project met de burgertafels toe te lichten en ze aan te moedigen om eraan deel te nemen. Aan elke tafel zullen de moderator, de coördinator en de schepen bevoegd voor de Week samen met de deelnemers twee thema’s bespreken : de politieke bewustwording van de verkozenen en de omzetting van de verwachtingen van de jongeren in acties. Iedere deelnemende gemeente zal haar verkozen jongeren (geboren na 1979) voorstellen om aan de activiteit deel te nemen. Daarnaast worden 9 jongeren geselecteerd via verschillende kanalen: verenigingen, jeugdhuizen, scholen, … Het doel is een nieuw publiek aan te trekken, in dit geval de niet politiek georganiseerde jeugd. De tweede actie kadert in de actie 12* die gewoontegetrouw in Etterbeek georganiseerd wordt. Het doel is hetzelfde, maar het gaat ruimer, met de “rondetafel van de democratie in Brussel” die jonge Europese en Brusselse verkozenen en niet politiek geëngageerde jongeren samen rond de tafel brengt.


DE VERENIGING IN ACTIE

Internationaal Op 16 juli ontving de Vereniging de Palestijnse viceminister bevoegd voor lokale overheden, wiens ministerie momenteel steun geniet van een project van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. De heer Mazen Ghunain was op rondreis door Europa en drong er bij de Belgische partners op aan om de Vereniging te ontmoeten. Na enkele uitwisselingen over de werking van de gemeenten en de verenigingen van gemeenten in België en Palestina werd er gesproken over mogelijke steun en samenwerking tussen Belgische en Palestijnse gemeenten. Daarna pleegde de viceminister nog overleg met Brussels staatssecretaris Rachid Madrane, met wie een principeakkoord ondertekend werd over samenwerking rond afvalbeleid. Zoals wij in een vorig nummer van dit tijdschrift reeds meldden, stuurde de Vereniging in juni een motie naar de gemeenten die actief zijn in het programma voor gemeentelijke internationale samenwerking. Deze motie neemt het op voor het programma, waarvan het voortbestaan momenteel bedreigd is omdat het onder de zogenaamde usurperende bevoegdheden valt. Uiteindelijk zou de Belgische Ontwikkelingssamenwerking het jaar 2013 nog voor 100 % financieren, maar een nieuw programma 2014-2016, zoals reeds lang voorzien was, blijft onzeker. Midden augustus hadden een dertigtal Belgische (waaronder bijna de helft van de deelnemende Brusselse gemeenten) en buitenlandse gemeenten de motie ondertekend of beloofd het in september te doen. Vervolgens zal de motie verstuurd worden naar de federale en de gewestregeringen om hun aandacht te vestigen op de pluspunten van het programma en de risico’s voor de toekomst.

OCMW Tijdens de bespreking in het Brussels parlement van het ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, op 12 juni, kaartte de Afdeling OCMW haar bedenkingen aan bij de regels die van toepassing zijn op de woningen die te huur aangeboden worden door overheidsinstanties, zoals het OCMW. De interpretatie van bepaalde artikelen riep immers vragen op met betrekking tot de autonomie van de OCMW’s bij de toewijzing van hun woningen, alsook de bescherming van de private levenssfeer van de kandidaat-huurders en het beroepsgeheim van het OCMW. In zijn antwoord van 3 juli weerlegt staatssecretaris Christos Doulkeridis de argumenten van de Afdeling. Voorts wijst hij op de meerwaarde van de toewijzingscommissie, die alle partijen die betrokken zijn bij het beheer van het vastgoed in de gemeente zal samenbrengen, met name voor een transversale opvolging van de aanvragen, voor meer dan de

OCMW-woningen alleen. De enige toegeving die verkregen werd, is dat de commissie georganiseerd zal worden door de gemeente en niet door het Gewest. Wat het beroepsgeheim betreft, vindt de staatssecretaris dat dit niet van toepassing is in het kader van de toewijzing van de woningen, aangezien het hier niet gaat om de eerste taak van maatschappelijke dienstverlening van het OCMW, maar om het beheer van hun vermogen. Hij preciseert dat alle waarborgen inzake vertrouwelijkheid genomen kunnen worden bij de oprichting van deze commissies. De brief van 12 juni ging echter vooral over de bekendmaking aan het bevoegde gewestelijke orgaan van gegevens betreffende de huurders van OCMW-woningen. De nieuwe Huisvestingscode werd door het Brussels parlement goedgekeurd. Wij zullen erop toezien hoe de toepassing ervan verloopt : er dient over gewaakt te worden dat de OCMW’s geraadpleegd worden over hun organisatie, voor zover de wetgeving op hen van toepassing is. De regelgeving betreffende de dienstencheques wijzigt geregeld. Omdat, sinds 1 juli 2012, 60 % van de nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst van dit type volledig uitkeringsgerechtigde werkloze en/of leefloner of equivalent leefloner moet zijn, hadden de Federaties van OCMW’s de bevoegde ministers Maggie De Block en Monica De Coninck geïnterpelleerd : de vragen hadden betrekking op de afgifte van attesten door de OCMW’s, de problematiek van de wervingsreserves en de boekhouding en het ondernemingsplan rekening houdend met de eigenheden van de OCMW’s. Deze vragen werden deels beantwoord, maar de Federaties hebben het debat over de uitreiking van de attesten door het OCMW opnieuw aangewakkerd : dit brengt namelijk veel werk met zich mee, terwijl er een alternatief bestaat om de nodige informatie te communiceren, via een informatiedrager die de RSZ in gebruik zou nemen. Op 16 juli schreven de Federaties daarover nogmaals een brief naar staatssecretaris Maggie De Block en de ministers Laurette Onkelinx en Monica De Coninck.

••• Last but not least hebben wij van de zomervakantie gebruik gemaakt om de lokalen van de Vereniging ietwat te herinrichten, om het onthaal van de bezoekers te verbeteren en het secretariaat doeltreffender te organiseren. U kan het resultaat zien op een van de talrijke vergaderingen vanaf september !

Marc Thoulen

Nieuwsbrief 2013/04

3


ONDER DE LOEP

NIEUWE BRUSSELSE HUISVESTINGSCODE : VAN KELDER TOT ZOLDER VERBOUWD Een nieuwe Huisvestingscode is in werking getreden op 28 juli 2013. Deze voert heel wat innovaties door, maar bewaart ook de bestaande Code, die reeds wijzigingen onderging. De hervorming heeft verschillende doelstellingen, waarvan de ene al beter bereikt blijkt dan de andere : een meermaals gewijzigde tekst leesbaarder maken en verbeteren op basis van de ervaring op het terrein, nieuwe concepten operationeel maken, de strijd tegen ongezonde woningen toespitsen op de meest problematische situaties, de toewijzingsregels voor niet-sociale woningen verruimen en preciseren, en de bestrijding van leegstand verscherpen. Dit artikel overloopt de voornaamste wijzigingen die de gemeenten aanbelangen. Voor meer details wordt telkens verwezen naar publicaties van de Vereniging.

Tweeledige actie van de Vereniging Op 27 maart 2013 nam de Vereniging deel aan een hoorzitting in de commissie huisvesting van het Brusselse Parlement over het ontwerp van hervorming van de Huisvestingscode en op 20 juni schreef ze naar staatssecretaris voor Huisvesting Christos Doulkeridis. Telkens onderstreepte de Vereniging dat ze gekant is tegen het volgende : •

Het modelreglement goedgekeurd door de regering. De Vereniging vindt het een aanslag op de gemeentelijke autonomie, omdat de Huisvestingscode al voldoende waarborgen bevat ; in die zin is de machtiging te ruim en niet wettelijk verankerd.

De toewijzing van woningen op eensluidend advies van een onafhankelijke commissie waarvan de samenstelling en de werking door de regering bepaald worden. De Vereniging vroeg dat de gemeenteraad de commissie zou samenstellen en dit voorstel werd ingelost, zoals we verder in dit artikel lezen.

Verbod op toewijzingscriteria of weigering van inschrijving in het register als de huurprijs te hoog is ten opzichte van de inkomsten, een voorwaarde die zowel de gemeente als de huurders beschermt tegen de risico’s van insolvabiliteit.

Vereisten inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen 1 (art. 4 - 14) Het basisprincipe verandert niet : enkel de woningen die beantwoorden aan de elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting kunnen te huur aangeboden worden. Om het formalisme van de procedures te beperken is het aantal documenten om vast te stellen dat ze in orde zijn, wel beperkt.

4

Zo werden het facultatieve conformiteitsbewijs en het verplichte conformiteitsattest voor gemeubelde woningen en woningen kleiner dan 28 m2 afgeschaft. Het enige wat overblijft, is het conformiteitscontroleattest: dat is noodzakelijk om een woning waarvoor de Gewestelijke Inspectiedienst voor Huisvesting een verbod uitgesproken had, opnieuw te huur te mogen stellen of verhuren. Hoe staat het dan met de woningen die het voorwerp uitmaken van een onbewoonbaarheidsbesluit dat de burgemeester genomen heeft op basis van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet ? Het oude artikel 14 van de Huisvestingscode was onduidelijk geformuleerd, maar de meeste gemeenten eisten dit attest alvorens de besluiten van de burgemeester betreffende de staat van de woning op te heffen. Jammer genoeg is deze eis niet opgenomen in de nieuwe Code 2. Dat is jammer voor de bescherming van de huurders, omdat de opheffing van een besluit de eigenaar de illusie kan geven dat het goed opnieuw te huur gesteld kan worden terwijl het misschien niet voldoet aan de eisen van de Huisvestingscode. De burgemeester moet erover waken dat de beslissingen van de Gewestelijke Inspectie uitgevoerd worden en dat een pand dat niet in orde is, te huur gesteld, verhuurd of gebruikt wordt. Voortaan machtigt artikel 8, 2 e lid de burgemeester uitdrukkelijk om de woning te verzegelen teneinde nieuwe bewoning te verhinderen. Het is de burgemeester – en niet de gemeentebeambten – die deze bevoegdheid heeft 3. Er moet dus uitdrukkelijk melding gemaakt worden van de beslissing om tot verzegeling over te gaan in het besluit dat de burgemeester neemt in uitvoering van de gewestelijke beslissing. Het verbreken van een verzegeling die

1 Zie terzake: F. LAMBOTTE, “Weerslag van de Huisvestingscode op politiebesluiten – (bijna) alles blijft bij het oude”, Nieuwsbrief-Brussel 2006/4, sept. 2006, p. 7-9. Dit tijdschrift is beschikbaar op www.vsgb.be > Publicaties. 2 De VSGB vestigde de aandacht van de wetgever tijdens de hoorzittingen in de commissie huisvesting op dit punt, maar vond geen gehoor. 3 Vergelijken met artikel 303 van het BWRO, volgens hetwelk de verzegeling op stedenbouwkundig vlak enkel mag aangebracht worden door officieren van de gerechtelijke politie, ambtenaren en beambten bevoegd voor de wegpolitie, ambtenaren en technisch personeel van gemeente en gewest aangesteld door de regering om de stedenbouwkundige overtredingen vast te stellen. Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP

aangebracht is krachtens een wettelijke of reglementaire beschikking, wordt strafrechtelijk vervolgd 4. Bij een uithuiszetting is de burgemeester wettelijk verplicht een oplossing te zoeken : “Aan huurders wier woning het voorwerp heeft uitgemaakt van een verhuurverbod dat ten uitvoer werd gelegd door de burgemeester, dient een herhuisvestingsvoorstel te worden overgemaakt en dit ten laatste op het moment van de uithuiszetting, naargelang de beschikbaarheid en volgens de volgende procedure. Allereerst controleert de burgemeester of er op het grondgebied van zijn gemeente een woning beschikbaar is onder de huurwoningen van de verschillende openbare vastgoedoperatoren. Bij gebrek aan beschikbaarheid gaat de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij over tot dezelfde oefening, maar dit op gewestelijke schaal.” Het gaat dus om een middelenverbintenis voor de burgemeester.

Openbaar beheersrecht 5 (art. 15 - 19) De mogelijkheden om het openbaar beheersrecht uit te oefenen worden verruimd tot woningen die niet bewoond worden overeenkomstig hun bestemming als woning sinds meer dan twaalf opeenvolgende maanden, voor zover de stedenbouwkundige procedures met het oog op de regularisatie van de woning die vóór de vaststelling van de leegstand werden ingeleid, op een weigering stootten. De sociale verhuurkantoren (SVK) kunnen het openbaar beheersrecht uitoefenen, net zoals de openbare vastgoedbeheerders. De toekomst zal uitwijzen of de SVK, die niet over een administratie beschikken, zich in het avontuur kunnen storten. De Brusselse federatie van de sociale verhuurkantoren is daar niet zo zeker van 6. A priori zien wij het belang van deze uitbreiding niet. Zonder houder te moeten zijn van dit recht, kunnen de SVK wel de renovatie en het beheer van de verhuring van woningen in openbaar beheersrecht toevertrouwd krijgen vanwege de openbare vastgoedbeheerders. 7

handelt op eigen initiatief of op klacht van het college van burgemeester en schepenen of, onder bepaalde voorwaarden, van verenigingen ter behartiging van het recht op wonen. Wij wijzen op 2 belangrijke wijzigingen voor de gemeenten: De processen-verbaal opgesteld door beëdigde gemeentebeambten gelden ook als vaststelling van de inbreuk 9. Dat zou de samenwerking tussen gemeenten en Gewest moeten versterken en de gewestelijke dienst van een stukje werk ontlasten. Iedere gemeente moet een register bijhouden van de leegstaande woningen op haar grondgebied en elk jaar uiterlijk op 1 juli aan de Regering de inventaris overmaken, vastgesteld op 31 december van het vorige jaar, van alle woningen die leegstaand bleken, met hun adres, bewoonbare oppervlakte, aantal kamers en de vermoedelijke duur van de leegstand. Vervolgens worden er preciseringen gegeven over de vermoedens van de leegstand 10. Enerzijds wordt de lijst aangevuld. Anderzijds bevestigt het gebruik van de term “met name” dat de opsomming niet limitatief is : de leegstand kan dus vastgesteld worden op basis van andere relevante elementen, terwijl de wettelijke vermoedens altijd gebaseerd kan worden op een reeks convergente aanwijzingen. Zo worden voortaan de volgende woningen als leegstaand beschouwd : -

Op het adres is niemand ingeschreven voor zijn hoofdverblijfplaats in de bevolkingsregisters.

-

De eigenaars hebben vermindering aangevraagd op de onroerende voorheffing wegens onproductiviteit.

-

Het is niet ingericht met de huisraad die voor de bestemming vereist is.

Leegstand 8 (art. 20 - 23 en art. 15)

-

Ter herinnering, de Huisvestingscode beschouwt het feit dat een gebouw dat voor huisvesting bestemd is, geheel of gedeeltelijk leeg staat, als een administratieve inbreuk. Een gewestelijke dienst is belast met de vaststelling van de inbreuken en legt administratieve sancties op. Deze dienst

Het water- of elektriciteitsverbruik vastgesteld gedurende een periode van minstens twaalf opeenvolgende maanden is lager dan het door de regering vastgestelde minimumverbruik.11

De Code preciseert dat dit vermoeden weerlegd kan worden door de eigenaar of de houder van het zakelijk hoofdrecht

4 Art. 284 Strafwetboek. Het feit dat een verzegeling, toebehoren of een verzegelde omheining verwijderd wordt, volstaat als materieel element voor zegelverbreking. Cass., 10 mars 1992, Pas., 1992, I, p. 615. Zie terzake FRASELLE Nathalie, “Apposition de scellés par le Bourgmestre”, Mouv. Comm., 7-8/2003, V. 85, (779), p. 258-259. 5 Zie terzake F. LAMBOTTE, “Het openbaar beheersrecht : voor wie, waarom en hoe ?”, Nieuwsbrief-Brussel 2006/3, juli 2006, p. 9-12 ; O. EVRARD, “Het Parlement consolideert de stedenbouwkundige lasten”, Nieuwsbrief-Brussel 2010/2, april-mei 2010, p. 16-17. 6 Doc. Parl. BHG, 2012/2013, A-355/2, Rapport, p. 76. 7 Art. 120, § 2. 8 Zie terzake : O. EVRARD, B. RUSLANOVA NIKOLOVA, “Administratieve boete en vordering tot staking bij leegstand”, Nieuwsbrief-Brussel 2009/6, dec. 2009 – jan. 2010, p.8-13. 9 Deze wijziging werd aangebracht door de VSGB, zie O. EVRARD, B. RUSLANOVA NIKOLOVA, op. cit., p. 13. 10 De definitie van leegstaande woning staat nog steeds in het hoofdstuk betreffende het openbaar beheersrecht (art. 15). Het gaat immers om één van de gevallen waarin het openbaar beheersrecht uitgeoefend kan worden. Historisch is dat te verklaren door het feit dat het hoofdstuk betreffende de administratieve sanctie van leegstaande woningen in de Code ingevoegd werd na het openbaar beheersrecht. Het zou logisch geweest zijn dat de hervorming de definitie van leegstaand gebouw in het betreffende hoofdstuk opnam. 11 Momenteel zijn de volgende minimumwaarden vastgelegd in artikel 9 van het besluit van 19 februari 2004 houdende uitvoering van de Huisvestingscode (BS 23 april 2004) : - water : 5 m3 / jaar - elektriciteit : als de elektriciteitsmeter verzegeld is of als het jaarlijks elektriciteitsverbruik lager is dan 100 kWh.

Nieuwsbrief 2013/04

5


ONDER DE LOEP

die de leegstand kan rechtvaardigen op grond van gewettigde redenen of in geval van overmacht. Bovendien schrapt de Code het fait dat een woning waarin de natuurlijke persoon die eigenaar is of houder van een zakelijk recht gedomicilieerd is, niet als leegstaand beschouwd kan worden 12. De nieuwe Huisvestingscode behoudt enkele innovaties die recent 13 goedgekeurd waren om de bewijslast van leegstand te vergemakkelijken. De grote lijnen daarvan zijn : •

De Brusselse intercommunale voor waterdistributie en sanering (Hydrobru) en de distributienetbeheerder moeten minstens één keer per jaar aan de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de administratieve boetes in geval van leegstand, de lijst overmaken van de woningen waar het water- of elektriciteitsverbruik gedurende een periode van minstens twaalf opeenvolgende maanden lager is dan het door de regering bepaalde minimum. De gewestelijke dienst neemt die informatie op in een lijst, die hij ter beschikking houdt van de gemeentediensten. De gemeenten sturen minstens één keer per jaar naar de gewestelijke dienst een bijgewerkte lijst van de leegstaande woningen op hun grondgebied. De regering moet de precieze vorm en inhoud daarvan nog bepalen 14.

reglement goedkeuren en een inschrijvingsregister bijhouden, ook als het beheer aan een derde toevertrouwd wordt. Voor de gemeentewoningen die door een SVK beheerd worden, zal het reglement van dat SVK van toepassing zijn. Het reglement is niet van toepassing op transitwoningen 18. Toekenningsreglement De nieuwe Code biedt een striktere omkadering voor de inhoud van het toewijzingsreglement dat de gemeente- of OCMW-raad moet goedkeuren. Er wordt gepreciseerd dat de toewijzingscriteria die het mogelijk maken de chronologische volgorde te wegen, conform moeten zijn met Titel X van de Code betreffende de gelijke behandeling, wat vanzelfsprekend is voor een overheidsdienst. Met het oog op duidelijkheid voor de kandidaat-huurders moet het toewijzingsreglement ook vermelden welke woningen in aanmerking komen voor de huurtoelage 19. De criteria mogen geen betrekking hebben op de huidige locatie van de kandidaat-huurder of zijn minimuminkomen. De aanvraag tot inschrijving in het register mag om diezelfde redenen niet geweigerd worden.

Bovendien zijn de gemeenten verplicht jaarlijks vóór 1 juli een verslag van hun beleid (ook van het OCMW) ter bestrijding van de leegstand bekend te maken. Dat verslag omvat een becijferde evaluatie van de toepassing van het openbaar beheersrecht, kort gedingen en klachten die ingediend werden bij de gewestelijke dienst.

De reikwijdte van de beschikkingen met betrekking tot de inkomsten is niet duidelijk. Kunnen gemeenten weigeren een woning toe te kennen om redenen die verband houden met een te hoge huurprijs in verhouding tot de inkomsten ? Het gaat erom noch de inschrijving in het register te weigeren, noch er een gewogen toewijzingscriterium van te maken (verbinden aan voorrangscriteria) 20.

Toekenning van niet-sociale woningen (art. 24 - 33)

Modelreglement

15

Toepassingsgebied De nieuwe bepalingen betreffende de toekenning van de openbare woningen treden in werking op 1 juli 2014. Alle openbare vastgoedoperatoren 16 en de sociale verhuurkantoren (SVK) 17 zullen binnen het toepassingsgebied vallen. De gemeenten, OCMW’s en autonome gemeentebedrijven die woningen te huur aanbieden, moeten een toewijzings-

De regering zal een standaardreglement per categorie operator goedkeuren, waarin de vereisten van de Code opgenomen zijn. Wat zal dat omvatten ? De machtiging die aan de regering gegeven wordt, lijkt a priori weinig omkaderd. Volgens het commentaar bij artikel 29 bevat het document “de in dit hoofdstuk bedoelde vereisten 21 (procedure, toewijzingscriteria, ...)”. Toen de staatssecretaris hierover

12 Wij wijzen evenwel op de contradictie in de logica indien we een woning als leegstaand beschouwen wanneer er personen ingeschreven blijven waarvan de gemeente een procedure voor ambtshalve schrapping ingezet noch afgerond heeft. 13 Ordonnantie van 6 december 2012 tot wijziging van artikel 18 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, in werking getreden op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, nl. 18 december 2012. 14 We kunnen ons afvragen of deze verplichting geen overlapping vormt met het register van de leegstaande woningen dat aan de Regering overgemaakt dient te worden. 15 Zie terzake : O. EVRARD, “Minimumregels voor toewijzing van gemeentelijke woningen”, Nieuwsbrief-Brussel 2009/2, april-mei 2009, p. 23-26. 16 Dus ook de GOMB en het Woningfonds, maar met uitzondering van de Openbare Vastgoedmaatschappijen (OVM), die aan het specifieke stelsel van de sociale woningen onderworpen zijn. 17 Bij toepassing van art. 124, § 1, 8° van de Code. 18 Zoals bepaald bij art. 2, § 1, 22° van de Code. 19 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2012 tot instelling van een huurtoelage. 20 Het commentaar bij artikel 27 van het ontwerp stelt immers: “Zelfs indien het voor de openbare vastgoedoperatoren legitiem zou kunnen zijn te voorkomen dat gezinnen, waarvan zou kunnen blijken dat zij niet in de mogelijkheid verkeren om de huurprijs te betalen, zich vestigen in hun vastgoedpark;(…) daarenboven is het op het moment van de inschrijving (dus voordat men weet welke woning aan de kandidaat zal worden toegewezen) onmogelijk om het percentage van het inkomen te ramen dat wordt besteed aan de huur, aangezien de huurprijs nog niet gekend is.” (BHP Doc. A-355/1, GZ 2012/2013, p. 38) 21 Hoofdstuk IV van Titel III ivm de regels die van toepassing zijn op woningen die te huur gesteld worden door openbare vastgoedoperatoren.

6

Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP

geïnterpelleerd werd, luidde het antwoord : “het gaat over een bindend document, maar de gemeenten kunnen andere clausules toevoegen.” 22 Een modeldocument moet immers een gemeenschappelijke basis bieden, die aangevuld kan worden volgens de eigenheden van iedere gemeente. Volgens ons machtigt de Code de regering niet om de weging van de toewijzingscriteria te bepalen, omdat dit de bevoegdheid die artikel 26 aan de gemeenteraad toekent, betekenis ontneemt. Toewijzingsbeslissing De gemeentelijke woningen zullen toegewezen worden door het college van burgemeester en schepenen of door het vast bureau, op eensluidend advies van een onafhankelijke commissie waarvan de samenstelling en de werking door de gemeenteraad vastgelegd worden. Die commissie zal zowel een advies verlenen voor de woningen die behoren tot het patrimonium van de gemeente als van het OCMW (ook al zijn er steeds twee afzonderlijke reglementen en registers). Het advies van die commissie is dwingend. Een eensluidend advies is immers een advies dat zijn bestemmeling bindt en waarvan hij niet mag afwijken. 23 Het gaat om een substantiële formaliteit. Als die niet nageleefd wordt, wordt de door de bestuurlijke overheid genomen beslissing onwettig. Het dwingende karakter van het advies vloeit ook voort uit de parlementaire werkzaamheden : een voorstel van amendement dat het college of het vast bureau de mogelijkheid wou bieden om van het advies af te wijken mits met reden omklede motivering, werd namelijk verworpen.24 Het advies van de commissie is echter niet onaantastbaar. In geval van vergissing of wijziging van de omstandigheden zou het college een nieuw advies moeten vragen 25. Niets verhindert de geraadpleegde instantie immers om haar standpunt te wijzigen na een nieuwe analyse van het dossier, aangezien het advies slechts een fase is in de administratieve procedure die afloopt met de beslissing vanwege de administratieve overheid 26. Het advies van de commissie moet rekening houden met de chronologische volgorde van het register en de

toewijzingscriteria uit het gemeentereglement correct toepassen. Aanvankelijk was in het ontwerp voorzien dat de samenstelling en de werking van de commissie door de regering vastgelegd zouden worden 27. Na een amendement ingediend door een lid van de meerderheid en om beter rekening te houden met de gemeentelijke autonomie, heeft de wetgever deze taak uiteindelijk aan de gemeenteraad toevertrouwd 28. Toen de staatssecretaris geïnterpelleerd werd over de manoeuvreerruimte van de gemeenteraad, antwoordde deze bij de stemming in de commissie huisvesting over artikel 28bis en amendement nr 32 dat de gemeente bepaalt wie er in deze commissie zetelt en de staatssecretaris hun vertrouwt. De Code legt geen enkel criterium op en machtigt de regering niet om het te doen, tenzij dat de commissie “onafhankelijk” moet zijn. Ze moet volgens ons in elk geval onafhankelijk zijn ten opzichte van het orgaan waarvoor het advies bestemd is. De leden van het college van burgemeester en schepenen of het vast bureau mogen er dus niet in kunnen zetelen. Bezwaar Klachten tegen de toewijzingsbeslissingen worden aan het college van burgemeester en schepenen of het vast bureau voorgelegd, en niet langer aan de gemeente- of OCMWraad 29. De nieuwe Code harmoniseert de termijnen. Bezwaarschriften moeten ingediend worden binnen de maand van de betekening van de toewijzingsbeslissing en het college moet binnen de maand een beslissing nemen. Wanneer de kandidaat-huurder in zijn gelijk gesteld wordt, is het gevolg niet langer de nietigheid van de toewijzingsbeslissing maar de toekenning van een absoluut recht tot toewijzing van de eerste aangepaste woning die vrijkomt. Private levenssfeer van huurders en kandidaat-huurders Om de private levenssfeer van huurders en kandidaathuurders te beschermen, bevat het register van de inschrijvingen gedepersonaliseerde gegevens 30.

22 23 24 25 26 27

BHP Doc. A-355/2, GZ 2012/2013, p. 167. P. GOFFAUX, “Dictionnaire élémentaire de droit administratif”, Précis de la Faculté de droit de l’Université Libre de Bruxelles, Bruylant, 2006, p. 35. Amendement nr. 154. In die zin, RvS, 30 juni 1972, nr 15.408, Van De Poel. RvS, 8 juni 1998, nr 74.154, Michel. Vóór de indiening van amendement nr 32 verklaarde de staatssecretaris de oorspronkelijke bedoeling van de regering: “De Gewestregering wil zorgen voor coherente en homogene commissies, en vooral voor de aanwezigheid van derden: een commissie die enkel leden van het gemeentebestuur of van het college zou tellen, zou niet onafhankelijk zijn van de overheid. De geest van het akkoord houdt wel degelijk in een belangrijke plaats te behouden voor de partners uit de verenigingen en de actoren op het veld, die dagelijks werken naast de betrokken gemeentediensten (huisvesting, schade bijstand, wijkcontracten, …)” A-355/2 - 2012/1013, p. 51. 28 Amendement nr 32. 29 De VSGB had de aandacht gevestigd op het feit dat het niet langer aangewezen was deze bevoegdheid toe te vertrouwen aan het college van burgemeester en schepenen, gezien de verdeling van de bevoegdheden voorzien bij de Nieuwe Gemeentewet en het feit dat deze vaker vergadert dan de raad. Zie O. EVRARD, ”Minimumregels voor toewijzing van gemeentelijke woningen”, op. cit. p. 26. 30 Deze wijziging is doorgevoerd nadat de VSGB bedenkingen had gemaakt, o.a. in het artikel : O. EVRARD, ”Minimumregels voor toewijzing van gemeentelijke woningen”, op. cit. p. 26. Nieuwsbrief 2013/04

7


ONDER DE LOEP

Volgens artikel 25 vermeldt de inventaris die elke operator jaarlijks aan de regering moet overmaken, steeds de naam van de huurders. Wij zien niet in welke mate de mededeling van de namen noodzakelijk is in verhouding tot het doel van de inventaris, t.t.z. een instrument voor het gewestelijk huisvestingsbeleid 31, als we verwijzen naar de parlementaire werkzaamheden van de ordonnantie die deze verplichting invoerde.

Sociale woningen De openbare vastgoedmaatschappijen kunnen een beperkt percentage middelgrote woningen beheren. Deze woningen zijn voorbehouden voor gezinnen met een bescheiden inkomen, op voorwaarde dat dit de ontwikkeling van het sociale-woningpark niet in de weg staat. Het doel is de sociale mix te bevorderen en mogelijkheden voor herhuisvesting te bieden voor personen wiens huurovereenkomst voor beperkte duur afloopt.

Overgangsstelsel De artikelen 24 tot 33 betreffende de toewijzing van nietsociale woningen treden in werking op 1 juli 2014. Ze zijn

niet van toepassing op de toewijzing van de woningen die beschikbaar zijn voor verhuring vóór die datum, behalve als de procedure van hun toewijzing voor verhuring op die datum nog niet aangevat is. Artikel 67, 9° tot invoering van de mogelijkheid voor de openbare vastgoedmaatschappijen om bescheiden en middelgrote woningen te huur aan te bieden, treedt in werking op 1 januari 2014. De besluiten genomen in uitvoering van de opgeheven Huisvestingscode blijven in voege tot hun vervanging door nieuwe besluiten. De regering moet de verwijzingen naar de Huisvestingscode aanpassen. Bijlage 1 van de ordonnantie van 11 juli 2013 bevat een handige vergelijkende tabel met de verwijzingen naar de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode ten opzichte van de nummering van de nieuwe Code.

Besluit Ondanks enkele utopische aspecten versterkt de hervorming de actiemiddelen op het vlak van ongezonde en leegstaande woningen, met name dankzij nauwere samenwerking tussen gemeenten en Gewest. De begrippen sociale en middelgrote woning worden “afgestoft”. De Code houdt voortaan ook rekening met de ervaringen uit de praktijk en is coherenter geworden. De Vereniging zal op de voet blijven volgen hoe de regering de uitvoeringsbesluiten opstelt.

Wettelijke basis Ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode Belgisch Staatsblad van 18 en 26 juli 2013 : de tekst van 26 juli vervangt de tekst van 18 juli en verbetert een vergissing in de nummering van de artikelen. Parl. St. A-355/1-3 - GZ 2012-2013 Inforum nr 272928

Olivier Evrard

31 Parl. Doc. BHP, A-493/1, GZ 2007/2008, p. 3.

8

Nieuwsbrief 2013/04


ACTUALITEIT

De 4 ordonnanties van de intra-Brusselse hervorming Op 12 juli 2013 keurde het Brusselse Parlement enkele ordonnanties goed die het federaal akkoord het kader van de 6e staatshervorming in de praktijk omzetten voor wat de gewestelijke bevoegdheden betreft. Het doel is een administratieve vereenvoudiging, met name dankzij een betere coรถrdinatie van de bevoegdheden van het Gewest en de gemeenten. Mobiliteit Netheid Het Gewest zal een gewestelijk mobiliteitsplan opstellen dat Voortaan zijn de gemeenten bevoegd voor de operationele twee bestuursperiodes geldig blijft. De gemeenten moeten organisatie van de schoonmaak van de wegen. De taken van dat voor hun grondgebied aanvullen. het Agentschap Net Brussel worden verruimd op Nog niet Voorstel van ordonnantie van het Brussels bekendgemaakt in het het vlak van grof afval. Het ANB neemt Hoofdstedelijk Gewest tot vaststelling van een Staatsblad bij het ter ondermeer het beheer van de containerparken over. perse gaan van dit kader inzake mobiliteits-planning en tot Voorstel van ordonnantie tot wijziging van artikel 4 tijdschrift wijziging van sommige bepalingen die een van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid (Aimpact hebben op het vlak van mobiliteit (A-371/1 414/1 - 2012/2013). 2012/2013 Huisvesting Het aantal Openbare Vastgoedmaatschappijen (OVM) wordt beperkt : van 33 naar maximum 16. Het aantal bestuurders zal dalen van 362 tot 225. De fusies zullen doorgevoerd worden op basis van geografische criteria, maar er zal ook rekening gehouden worden met overeenkomsten tussen bestaande maatschappijen. Ordonnantie van 26 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode B.S., 30.08.2013

Stedenbouw De hervorming tracht de procedures te vereenvoudigen en de termijn in te korten. Meer details hieronder. Ordonnantie van 26 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 13 mei 2004 houdende ratificatie van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening B.S., 30.08.2013 Deze ordonnantie is in werking getreden op 1 september 2013.

Wijzigingen aan het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening 1. Kader De ordonnantie van 26 juli 2013 vertaalt in het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening (BWRO) het intra-Brusselse akkoord van 20 september 2011, dat vervat is in het institutioneel akkoord van 11 oktober 2011 voor de zesde staatshervorming. Ze is in werking getreden op 1 september 2013.

2. Doel Het doel van de hervorming is de vereenvoudiging va n d e p ro c e d u re s e n d e ve r s n e l l i n g va n d e behandeling van de aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen. De verkavelingsvergunningen en de stedenbouwkundige attesten vallen niet onder de hervorming.

3. Inhoud - In bepaalde gevallen geldt het advies van de overlegcommissie als tussenkomst van de gemachtigde ambtenaar De gemeenten kunnen rechtstreeks de stedenbouwkundige vergunningen uitreiken als er voor een project geen effectenverslag noch een effectenstudie vereist is en de overlegcommissie een unaniem gunstig advies uitbrengt na afloop van een vergadering in aanwezigheid van de gemachtigde ambtenaar. De gemachtigde ambtenaar moet dus niet langer een eensluidend advies geven (als er geen bijzonder bestem-

mingsplan of verkavelingsvergunning is) noch een beslissing nemen over de aanvragen om afwijkingen (op het BBP of de verkavelingsvergunning). Inwerkingtreding : voor alle vergunningsaanvragen die nog niet aan de overlegcommissie voorgelegd waren op 1 september 2013. - Aanhangigmaking bij de gemachtigde ambtenaar Als de gemeenten het dossier niet binnen een redelijke termijn behandelen, kan het Gewest na een waarschuwing in hun plaats treden. Momenteel is de aanhangigmaking bij de gemachtigde ambtenaar slechts mogelijk op initiatief van de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning indien het college geen uitspraak gedaan heeft binnen de in het BWRO vastgelegde termijnen. Inwerkingtreding : deze nieuwigheid treedt onmiddellijk in werking op 1 september 2013, dus ook voor de vergunningsaanvragen waarover het onderzoek aan de gang is. - De bevoegdheid van de gemachtigde ambtenaar werd verruimd Het Gewest reikt de vergunning rechtstreeks uit voor projecten waarvoor een effectenverslag of een effectenstudie vereist is. Inwerkingtreding : voor de vergunningsaanvragen waarvoor een effectenverslag of -studie vereist is, ingediend vanaf 1 september 2013. Nieuwsbrief 2013/04

9


ONDER DE LOEP

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD ? Gemeentelijke administratieve sancties (GAS)… het laatste is er nog lang niet over gezegd. Er deden dan ook heel wat geruchten de ronde. Worden openbare dronkenschap en schoolverzuim onderworpen aan GAS ? Komt er een verlaging van de leeftijd vanaf dewelke ze ook op minderjarigen toegepast zullen worden ? Sinds 1 juli 2013 zijn ze er eindelijk ! Die dag verscheen de wet op de gemeentelijke administratieve sancties namelijk in het Staatsblad, met inwerkingtreding op 1 januari 2014. Het doel van dit artikel, dat in twee delen zal verschijnen, is niet een exhaustieve analyse te verschaffen maar wel een voldoende volledig overzicht voor een algemeen beeld van deze nieuwe wet.

1. Een bijzondere wet

De grote nieuwigheden kunnen in 10 punten samengevat worden :

2. Wijzigingen in de lijst met gemengde inbreuken

1. de materie wordt voortaan geregeld in een bijzondere wet (hierna de Wet)

Gemengde inbreuken zijn strafrechtelijke inbreuken die zowel strafrechtelijk als administratief bestraft kunnen worden. Ze vormen dus een uitzondering op het beginsel dat de gemeenten enkel GAS kunnen invoeren voor inbreuken die nog niet het voorwerp uitmaken van een straf of een administratieve sanctie op grond van een wet, decreet of ordonnantie.1

2. de lijst met gemengde inbreuken is gewijzigd 3. de lijst met administratieve sancties en alternatieve maatregelen werd uitgebreid 4. de Wet is voortaan ook van toepassing op minderjarigen vanaf 14 jaar 5. de Wet voorziet in nieuwe vaststellende beambten met meer bevoegdheden 6. de gemeentelijke autonomie blijft behouden, maar de gemeenten worden aangespoord om samen te werken 7. de samenwerking met het Parket wordt versterkt 8. er is een nieuwe maatregel in het leven geroepen: het tijdelijk plaatsverbod 9. de administratieve procedure werd aangepast 10. het is voortaan verplicht om een GAS-lijst bij te houden In dit deel worden de eerste 5 punten besproken. De overige 5 zullen aan bod komen in het volgende nummer van dit magazine.

Artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet zal enkel verwijzen naar de nieuwe Wet op de GAS en artikel 119ter wordt opgeheven.

Gemengde inbreuken zijn tevens een wettelijke afwijking van het beginsel van het verbod op dubbele strafbaarheid. Maar uit het algemeen rechtsbeginsel “non bis in idem” vloeit voort dat er één enkele sanctie opgelegd kan worden voor de inbreuk in kwestie (hetzij administratief, hetzij strafrechtelijk). De dreiging met een aanslag op personen of op eigendommen en valse inlichtingen betreffende aanslagen (artikel 327 tot 330 van het Strafwetboek) staan niet langer in de lijst met gemengde inbreuken, omdat het om feiten gaat die te ernstig zijn voor deze categorie. Deze overtredingen zullen dus alleen strafrechtelijk bestraft kunnen worden. De lijst werd daarentegen uitgebreid tot artikel 521, 3e lid, van het Strafwetboek met betrekking tot de gehele of gedeeltelijke vernieling of onbruikbaarmaking, met het doel om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen. Deze inbreuk valt onder de ernstige gemengde inbreuken.

bord C3

De overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren zijn aan de nieuwe wet toegevoegd, evenals de overtredingen tegen het verkeersbord C3 (autovrije zones) voor zover de controlesystemen geautomatiseerd zijn. Er wordt uitdrukkelijk een uitzondering gemaakt voor parkeerovertredingen op autowegen.

1 Art 119bis, §1 van de NGW overgenomen in de Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, B.S., 1 juli 2013, artikel 2, §1.

10

Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP De lijst met gemengde inbreuken ziet er nu als volgt uit :2 -

Ernstige gemengde inbreuken (art. 3, 1°) : • art. 398 van het Strafwetboek : opzettelijke slagen en verwondingen • art. 448 van het Strafwetboek: beledigingen • art. 521, 3e lid, van het Strafwetboek : de gehele of gedeeltelijke vernieling of onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen

-

Lichte gemengde inbreuken (art. 3, 2°) 2: • art. 461 en 463 van het Strafwetboek : diefstal • art. 526 van het Strafwetboek : de vernieling of beschadiging van grafstenen, monumenten,... • art. 534bis van het Strafwetboek : het aanbrengen van graffiti op roerende of onroerende goederen zonder toestemming • art. 534ter van het Strafwetboek : de beschadiging van andermans onroerende eigendommen; • art. 537 van het Strafwetboek : het omhakken van bomen • art. 545 van het Strafwetboek : de vernieling van landelijke of stedelijke afsluitingen, de verplaatsing of verwijdering van grenspalen en hoekbomen • art. 559, 1°, van het Strafwetboek : de beschadiging en vernieling van andermans roerende goederen • art. 561, 1°, van het Strafwetboek : nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners verstoord kan worden • art. 563, 2°, van het Strafwetboek : de beschadiging van stedelijke of landelijke afsluitingen • art. 563, 3°, van het Strafwetboek : feitelijkheden of lichte gewelddaden • art. 563bis van het Strafwetboek : zich in voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat men niet herkenbaar is (betreffende de bedekking van het gezicht zal de minister van Justitie er, middels een omzendbrief, over waken dat, in geval van herhaling van de overtreding, de procureur des Konings de overtreding vervolgt, zonder dat dit dossier overgedragen kan worden aan de sanctionerende ambtenaar)

-

Inbreuken inzake parkeren (art. 3, 3°) : Deze inbreuken worden vastgesteld bij koninklijk besluit na overleg in de Ministerraad, op basis van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, in het bijzonder : a) de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren b) de overtredingen van de bepalingen betreffende verkeersbord C3 (autovrije zones), uitsluitend vastgesteld door automatisch werkende toestellen

2 3 4 5

Voor de parkeerovertredingen is het belangrijk om de hier bedoelde overtredingen niet te verwarren met de overtredingen met betrekking tot het parkeren met beperkte parkeertijd, het betalend parkeren en het parkeren op plaatsen voorbehouden aan bewoners, die sinds 1 maart 2004 niet langer strafrechtelijk gestraft kunnen worden: sindsdien zijn de gemeenten namelijk bevoegd voor het beheer en de controle van deze drie parkeertypes. Hoewel openbare dronkenschap niet onderworpen is aan GAS, moeten we het hier toch even over hebben, want er werd uitvoerig over gesproken tijdens de opstelling van de Wet. Sommige parlementsleden wensten het onder te brengen bij de gemengde inbreuken, aangezien het al een inbreuk vormt op basis van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap, maar niet vaak gerechtelijk vervolgd wordt. Er werd echter geen consensus bereikt binnen de regering omtrent de opname van openbare dronkenschap in de lijst met gemengde inbreuken. Schoolverzuim werd niet aangenomen als inbreuk waarop een gemeentelijke administratieve sanctie van toepassing is.

3. Uitbreiding van de lijst met administratieve sancties en alternatieve maatregelen Eerst en vooral werd het bedrag van de administratieve boete veranderd. Die bedraagt nu maximaal 350 euro voor meerderjarigen en maximaal 175 euro voor minderjarigen in geval van inbreuken op reglementen en verordeningen van de gemeenteraad, maar ook - en dat is nieuw - in geval van niet-naleving van een tijdelijk plaatsverbod dat door de burgemeester opgelegd werd. 3 Zoals voorheen bestaan er nog 3 andere sancties : de administratieve schorsing van een toestemming of vergunning, de administratieve intrekking van een toestemming of vergunning en de tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting. De gemeenten kunnen de boetes trouwens niet zelf bepalen voor overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en het verkeersbord C3. Dat gebeurt namelijk door de Koning.4 Net zoals in het verleden verduidelijkt de Wet dat de administratieve sanctie proportioneel moet zijn met de zwaarte van de feiten en in functie van de eventuele herhaling. Gelukkig wordt er ook gepreciseerd wat we moeten verstaan onder herhaling : “Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de 24 maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk”.5 De Wet schrijft voor dat er alternatieve maatregelen voor de administratieve boete voorgesteld kunnen worden, namelijk gemeenschapsdienst en lokale bemiddeling. Dit zijn geen administratieve sancties, maar alternatieve maatregelen die

Wet van 24 juni 2013, B.S., op.cit., artikel 3. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 47, §5; deze nieuwe maatregel zal in het tweede deel van dit artikel besproken worden. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 4, §4. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 7, 1e lid.

Nieuwsbrief 2013/04

11


ONDER DE LOEP

eventueel ertoe kunnen leiden dat er geen administratieve boete opgelegd wordt. -

Gemeenschapsdienst Gemeenschapsdienst wordt gedefinieerd als een prestatie van algemeen belang die uitgevoerd wordt door de overtreder ten gunste van de collectiviteit. 6 De bedoeling is de overtreder bewust te maken van de gepleegde overlast. De gemeenschapsdienst bestaat uit een opleiding en/of onbetaalde prestatie onder toezicht van de gemeente of van een door de gemeente aangewezen bevoegde rechtspersoon en uitgevoerd ten behoeve van een gemeentedienst of een publiekrechtelijke rechtspersoon, een stichting of een door de gemeente uitgekozen vzw. 7 De gemeenschapsdienst wordt omkaderd door een door de gemeente erkende dienst of door een rechtspersoon die door deze gemeente aangewezen wordt.8 Wat de modaliteiten van de gemeenschapsdienst betreft, maakt de Wet een onderscheid naargelang het gaat om meerderjarigen of minderjarigen. De gemeenschapsdienst mag niet langer duren dan 30 uur voor meerderjarigen en 15 uur voor minderjarigen. Voor meerderjarigen kan de gemeenschapsdienst voorgesteld worden in plaats van de administratieve boete onder de door de Wet vastgestelde voorwaarden 9. De sanctionerende ambtenaar kan pas een administratieve boete opleggen in geval van nietuitvoering van de gemeenschapsdienst die door de overtreder aanvaard werd, of in geval van weigering van deze alternatieve maatregel.10 Voor minderjarigen wordt er enkel gemeenschapsdienst overwogen indien het aanbod van de lokale bemiddeling geweigerd wordt (zie verder) of indien bemiddeling mislukt. De gemeenschapsdienst wordt aangepast aan de leeftijd en de capaciteiten van de minderjarige. 11 In de memorie van toelichting wordt verduidelijkt dat het enkel om pedagogische en niet om repressieve maatregelen mag gaan. De vader en moeder, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de gemeenschapsdienst.12 Net als voor meerderjarigen kan de sanctionerende ambtenaar pas een administratieve boete

12

6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

opleggen indien de gemeenschapsdienst door de minderjarige aanvaard maar niet uitgevoerd wordt of geweigerd wordt. 13 Zowel voor minderjarigen als voor meerderjarigen geldt dat de gemeenschapsdienst uitgevoerd moet worden binnen een termijn van 6 maanden vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing van de sanctionerende ambtenaar. 14 -

Lokale bemiddeling Lokale bemiddeling wordt gedefinieerd als een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of te vergoeden of om het conflict te doen bedaren.15 De sanctionerende ambtenaar mag niet langer de bemiddelaar zijn. Voortaan gaat het om een afzonderlijke persoon of een gespecialiseerde bemiddelingsdienst.16 Dit houdt in dat het slachtoffer van de overlast geïdentificeerd wordt en ermee instemt de procedure van lokale bemiddeling met de overtreder op te starten. De minister die het ontwerp indiende, heeft bevestigd dat iedere rechtspersoon slachtoffer kan zijn, dus ook een openbare rechtspersoon zoals een gemeente. Ook hier maakt de Wet een onderscheid tussen meerderjarigen en minderjarigen. Voor meerderjarigen bepaalt de Wet dat de sanctionerende ambtenaar bemiddeling kan voorstellen.17 In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling kan de sanctionerende ambtenaar ofwel een gemeenschapsdienst (zie hoger) voorstellen, ofwel een administratieve geldboete opleggen. Wanneer de sanctionerende ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen.18 Wanneer de gemeenteraad in zijn reglement voorziet dat minderjarigen een administratieve geldboete opgelegd kunnen krijgen, dan moet hij hierin eveneens een procedure van lokale bemiddeling en de nadere regels ervan 19 voorzien, aangezien het aanbod van lokale bemiddeling verplicht is voor minderjarigen.20

Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 4, §2, 1°. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 10, 2e lid. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 10, 4e lid. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 9. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 11. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 19, §1. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 19, §2. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 19, §3. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 10, 1e lid (voor meerderjarigen) en 19, §1, 3e lid (voor minderjarigen). Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 4, §2, 2°. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 8. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 12, §1. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 13. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 18, §1. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 18, §2.

Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP

Sancties • administratieve boete : max. 350 € voor meerderjarigen ; max. 175 € voor minderjarigen

Alternatieven voor geldboete : • gemeenschapsdienst • bemiddeling

• administratieve schorsing van een toelating of vergunning • administratieve intrekking van een toelating of vergunning • administratieve sluiting van een inrichting, tijdelijk of definitief

Nieuwe maatregel van algemene bestuurlijke politie : plaatsverbod

De vader en moeder, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de bemiddeling. 21 Net als voor meerderjarigen geldt dat wanneer de sanctionerende ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt, hij geen administratieve geldboete meer kan opleggen. In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling kan de sanctionerende ambtenaar echter ofwel een gemeenschapsdienst voorstellen, ofwel een administratieve geldboete opleggen. 22

4. Uitbreiding van de toepassing van de wet tot minderjarigen van 14 jaar De gemeente die dat wenst, zal kunnen voorschrijven dat minderjarigen die de volle leeftijd van 14 jaar bereikt hebben op het ogenblik van de feiten, een administratieve geldboete opgelegd kunnen krijgen. 23 Voor minderjarigen gelden eveneens de door de Wet bepaalde alternatieve maatregelen (zie hoger, punt 3). Indien de gemeenteraad in de mogelijkheid voorziet om een administratieve sanctie ten aanzien van minderjarigen op te leggen, dient hij vooraf het advies in te winnen van de jeugdorganisaties, voor zover dergelijke organisaties bestaan in de gemeente.24 Artikel 15 van de Wet voorziet eveneens in een informatieplicht voor de gemeente. Tijdens de parlementaire debatten verduidelijkte de minister die het ontwerp indiende, dat het om een algemene

sensibiliseringscampagne in de gemeente gaat. Iedere gemeente kan een specifieke inhoud aan deze campagne geven en de meest geschikte communicatiemiddelen inzetten. Het belangrijkste is dat de doelgroepen geïnformeerd worden. De gemeente informeert uiteraard alleen haar eigen inwoners, tenzij het om een meergemeentenzone gaat waar eenzelfde GAS-reglement toegepast wordt.25 Artikel 16 van de Wet legt de modaliteiten vast opdat minderjarigen over de mogelijkheid zouden beschikken om zich te laten bijstaan door een advocaat. We wijzen erop dat de Raad van State aandrong op de verplichte aanwezigheid van een advocaat.26 Artikel 17 van de Wet heeft betrekking op een gloednieuwe procedure, namelijk de ouderlijke betrokkenheid. De sanctionerende ambtenaar heeft de mogelijkheid om de ouders (zoals gedefinieerd door de Wet) van de minderjarige erbij te betrekken voordat er bemiddeling aangeboden wordt. De bedoeling van deze maatregel is de verantwoordelijkheid van de ouders te bevorderen. De ouderlijke betrokkenheid is een voorafgaande fase die in geval van een bevredigend resultaat de procedure kan stopzetten. Ten slotte moeten we erop wijzen dat de administratieve geldboete betaald moet worden door de vader en moeder, voogd of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben. De minderjarige zal deze boete dus nooit zelf moeten betalen.27

21 22 23 24 25

Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 18, §3. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 18, §4 en §5. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 14, §1. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 4, §5. Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, wetsvoorstel tot wijziging van de nieuwe gemeentewet betreffende de invoering van gemeentelijke administratieve sancties in geval van schoolverzuim, wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving betreffende de gemeentelijke administratieve sancties aangaande de bevoegde ambtenaren en de minimumleeftijd, wetsvoorstel tot wijziging van de nieuwe gemeentewet en de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming aangaande de gemeentelijke administratieve sancties, Verslag namens de Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt, Parl. St., Kamer, nr. 53 2712/006, p. 79. 26 Wetsontwerp betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, Advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, Parl. St., Kamer, nr. 53 2712/001, p. 57. 27 Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 14, §2.

Nieuwsbrief 2013/04

13


ONDER DE LOEP

gemengde inbreuken

s s

s

gemeenteambtenaren

parkeerinbreuken

• Opzettelijke slagen en verwondingen

De louter administratieve inbreuken (zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet) en de gemengde inbreuken (zoals bedoeld in artikel 3) kunnen door de politieambtenaren of agenten van politie (de vroegere hulpagenten) vastgesteld worden, zoals dat nu het geval is. Nieuw in de Wet is dat zij voor deze inbreuken voorschrijft dat de bijzondere veldwachters, binnen de grenzen van hun bevoegdheden, ook behoren tot de vaststellende beambten.28

• Beledigingen • Gehele of gedeeltelijke vernieling of onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen

Artikel 21, §1, van de Wet somt de personen op die inbreuken kunnen vaststellen die uitsluitend het voorwerp kunnen uitmaken van een administratieve sanctie. Het gaat om de volgende personen :

Zuiver administratieve inbreuken • Overtredingen tegen gemeentereglementen of -verordeningen

Gemengde inbreuken Zwaar

Bedreiging met aanslag tegen persoon of eigendom & Valse inlichtingen ivm aanslagen

toegevoegd

Licht Vr o e g e r z w a a r, n u l i c h t

• Diefstal • Vernielen van grafstenen, monumenten,… • Zonder toestemming aanbrengen van graffiti op roerende en onroerende goederen • Het opzettelijk beschadigen van andermans onroerende eigendommen • Kwaadwillig omhakken van bomen • Vernielen van landelijke of stedelijke afsluitingen, verplaatsen of verwijderen van grenspalen en hoekbomen • Opzettelijk beschadigen of vernielen van andermans roerende eigendommen • Nachtgerucht of –rumoer dat de rust van de inwoners kan verstoren • Opzettelijk beschadigen van stedelijke of landelijke afsluitingen • Feitelijkheden of lichte gewelddaden • Zich in voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen zodat men niet herkenbaar is

Parkeerinbreuken toegevoegd

28 29 30 31

14

zuiver administratieve inbreuken

5. Nieuwe vaststellende beambten met meer bevoegdheden

De inbreuken

Zware inbreuken die geschrapt werden :

personeel van openbare vervoersmaatschappijen

s s s s

politieambtenaren • agenten van politie • veldwachters

personeel van provincie & gewest • personeel van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en autonome gemeentebedrijven

• Inbreuken op stilstaan en parkeren (behalve autosnelweg) • Inbreuken op verbodsbord C3 (autovrije zones) bij geautomatiseerde controlesystemen (behalve autosnelweg)

Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 20. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 21, §1. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 21, §4. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 22, §6, 2e lid.

Nieuwsbrief 2013/04

-

de gemeenteambtenaren. 29 Dat is niets nieuws. Er is één bijzonderheid die hen echter onderscheidt van de andere vaststellende beambten die genoemd worden in artikel 21, §1. De Wet verleent hun immers de bevoegdheid om bepaalde gemengde inbreuken vast te stellen, namelijk met betrekking tot het stilstaan en het parkeren en de overtredingen op bepalingen met betrekking tot het verkeersbord C3 (zoals bedoeld in artikel 3, 3°, van de Wet). 30 Er geldt echter een beperking: wanneer het voertuig op directe of indirecte wijze betrokken is bij een ongeval of wanneer er eveneens andere dan de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken vastgesteld worden. In dat geval mag de vaststelling enkel gebeuren door een politieambtenaar of een agent van politie.31 Er heeft nog een andere nieuwigheid in de Wet betrekking op de gemeenteambtenaren : ze zullen vaststellingen kunnen verrichten op het grondgebied van de gemeenten die deel uitmaken van andere politiezones dan de zone waartoe hun gemeente behoort. Vroeger was deze bevoegdheid beperkt tot de gemeenten die tot dezelfde politiezone behoorden. De


ONDER DE LOEP

praktische modaliteiten van deze samenwerking moeten vastgelegd worden in een voorafgaande overeenkomst tussen de betrokken gemeenten.32 -

de provinciale of gewestelijke ambtenaren, personeelsleden van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en autonome gemeentebedrijven. 33 Tijdens de besprekingen over het wetsontwerp werd ervoor gepleit dat, aangezien vele grote steden de vaststelling van overtredingen op het gereglementeerd parkeren toevertrouwen aan parkeerbedrijven, die opgenomen zijn in een autonoom gemeentebedrijf, er moest voorzien worden in de mogelijkheid voor de personeelsleden van deze bedrijven om overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren vast te stellen. Volgens de huidige tekst zullen de gemeenten politieagenten moeten sturen. Waarschijnlijk zullen deze overtredingen ongestraft blijven, gezien de beperkte politiecapaciteit. De minister die het ontwerp indiende, heeft verduidelijkt dat deze noodzaak in aanmerking genomen zou kunnen worden tijdens de opstelling van het koninklijk besluit tot vaststelling van de minimale voorwaarden waaraan de gemeenteambtenaren zullen moeten voldoen om vaststellende beambten te kunnen zijn.

-

de personeelsleden van de openbare vervoersmaatschappijen. 34

De Wet houdt eveneens rekening met de personeelsleden van bewakingsondernemingen, maar beperkt, zoals artikel 119bis dat deed, evenwel hun bevoegdheden ten aanzien van de andere ambtenaren, want zij mogen enkel melding maken van eventuele inbreuken bij politieambtenaren en/of agenten van politie, zoals bedoeld in artikel 20 van de Wet, en dit enkel in een precies activiteitenkader.35 De uitbreiding van de bevoegdheid om overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren vast te stellen, naar bewakingsondernemingen die van de gemeenten de opdracht krijgen om het parkeren te controleren, kwam aan bod tijdens de parlementaire debatten. Dit amendement werd evenwel niet gevolgd bij gebrek aan consensus binnen de regering om de bevoegdheid van de bewakingsondernemingen uit te breiden.

Om dit punt af te sluiten, wijzen we er nog op dat er een omzendbrief opgemaakt zal worden om de bevoegdheden van de in artikel 21 bedoelde personen gedetailleerder vast te leggen.

••• Deze Wet was het onderwerp van lange, en soms hevige, parlementaire en maatschappelijke debatten. Bepaalde strijdpunten, zoals de verlaging van de leeftijd voor het opleggen van GAS aan minderjarigen en de uitbreiding van de gemengde inbreuken, vonden veel weerklank in de pers. Ook het plaatsverbod, dat in het tweede deel van dit artikel aan bod zal komen, is een van die controversiële bepalingen. Er wordt vooral gevreesd voor een “goedkoop” gerecht door de geleidelijke verschuiving van de gerechtelijke macht naar de uitvoerende macht. Ook bekritiseerd was het feit dat wanneer de gemeente het slachtoffer is van de inbreuk, zij rechter in eigen zaak wordt. Tijdens de plenaire vergadering in de Kamer was de meerderheid toch overtuigd voorstander van de tekst, omdat de Wet noodzakelijk is om het hoofd te bieden aan de gerechtelijke onmacht op het gebied van overlast en aan het gevoel van straffeloosheid dat daaruit voortvloeit. We sluiten af met een verrassende noot, zoals onze Vlaamse zusterverenging VVSG doet in een uitstekende brochure die zij uitbracht naar aanleiding van de nieuwe Wet. 37 “De wetgever heeft in 1999 duidelijk gekozen voor een snelle en efficiënte afhandeling van kleine overlastfenomenen op lokaal niveau. In de nieuwe GAS-wet zijn zwaardere procedures en nog meer rechtswaarborgen voorzien. Daarom is het des te opmerkelijker dat de tegenstanders van overlastboetes nu veel meer van zich laten horen dan ze bij het ontstaan van de gemeentelijke administratieve sancties ooit gedaan hebben.” Een van de voornaamste waarborgen van de Wet is naar onze mening dat zij voorziet in een eigen evaluatie, om de twee jaar, door het parlement. Meer hierover in het volgende nummer ...

Ten slotte voorziet artikel 21, §3 in de mogelijkheid voor vaststellende beambten (dus bij uitbreiding de personeelsleden van bewakingsondernemingen) om identiteitsbewijzen te vragen. Deze bevoegdheid omvat echter niet het opleggen van dwangmaatregelen ten aanzien van de overtreder die zou weigeren om zijn identiteitsbewijs te tonen. 36

32 33 34 35 36 37

Isabelle Vincke

Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 21, §1, 1° in fine. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 21, §1, 2°. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 21, §1, 3°. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 21, §2. Wet van 24 juni 2013, op.cit., artikel 21, §3. DE SCHEPPER, T., (Red.), “De nieuwe gemeentelijke administratieve sancties”, Politeia, 2013, p. 13.

Nieuwsbrief 2013/04

15


ONDER DE LOEP

MAG DE GEMEENTERAAD HET FILMEN OF OPNEMEN VAN DE ZITTINGEN VERBIEDEN ? De zittingen van de gemeenteraad zijn openbaar, behalve als het over personen gaat of wanneer twee derde van de raadsleden meent dat de onderwerpen niet openbaar zijn, zo stelt de Nieuwe Gemeentewet. Die openbaarheid betekent echter niet automatisch dat alles gefilmd of opgenomen kan worden. De wet regelt de materie niet, maar de gemeenteraad mag het filmen of opnemen in een huishoudelijk reglement regelen of zelfs verbieden. De burgemeester of de voorzitter van de gemeenteraad kan het door zijn politiebevoegdheid altijd verbieden, mocht de zitting erdoor verstoord worden

1. Vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar De Nieuwe Gemeentewet is duidelijk: de vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar 1. Van dit principe mag slechts in welbepaalde gevallen worden afgeweken. Dat is het geval wanneer het om personen gaat 2.

inwoners van de gemeente worden, op hun verzoek en binnen een nog lopende termijn, op de hoogte gesteld van de agenda van de gemeenteraad, eventueel tegen betaling van een vergoeding die niet meer mag bedragen dan de kostprijs 6. Er bestaat geen discussie over dat publiek en pers tijdens de openbare zittingen nota mogen nemen. Meer ter discussie staat of er klank- of beeldopnames gemaakt mogen worden.

Een andere reden om de openbaarheid te verbieden is het belang van de openbare orde. De gemeenteraad kan, met een twee derde meerderheid van de aanwezige leden, in het belang van de openbare orde en op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid, beslissen dat de vergadering niet openbaar is 3. De beslissing moet dus met een voldoende meerderheid worden genomen, maar ze moet niet gemotiveerd zijn. Toch moeten de gronden - een verstoring van de openbare orde en ernstige bezwaren tegen de openbaarheid - voorhanden zijn, anders kan dat de nietigheid van de vergadering met zich meebrengen. Wanneer de gemeenteraad zich moet buigen over het ontwerp van begroting, een begrotingswijziging of de rekeningen, dan moet die beraadslaging altijd in openbare vergadering gebeuren. Ook uit de regel dat de besloten vergadering na de openbare vergadering moet plaatshebben, blijkt dat de openbaarheid heel belangrijk is. De punten die in besloten zitting behandeld moeten worden, komen na alle andere 4. Het besloten karakter van de zitting betekent dat er geen publiek aanwezig mag zijn 5. Tijdens de openbare zittingen van de gemeenteraad kan er publiek aanwezig zijn, dat in overeenstemming met de wet trouwens ge誰nformeerd moet worden over de aanstaande zittingen. De pers en belangstellende

2. Het maken van film- en geluidsopnames is niet geregeld Het filmen of opnemen van de vergadering van de gemeenteraad is strictu sensu niet geregeld. Het is duidelijk dat er niet gefilmd of opgenomen mag worden wanneer er geen openbaarheid is. Dat verbod geldt bovendien voor de deelnemers. Raadsleden mogen niets vastleggen tijdens de besloten zitting om het geheim karakter ervan niet in het gevaar te brengen. Misbruik van de gegevens zou trouwens ook een inbreuk betekenen op de privacy van de personen over wie die zitting gaat.

1 Art. 93 NGW: De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar. 2 Art. 94 NGW: De vergadering van de gemeenteraad is niet openbaar wanneer het om personen gaat. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter terstond de behandeling in besloten vergadering. 3 Art. 93 NGW. 4 Art. 94 NGW. 5 Zie ook RvS, Dascotte, nr. 23.339, 8 juni 1983. 6 Art. 87bis NGW.

16

Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP

Anderzijds impliceert openbaarheid niet noodzakelijk dat alles opgenomen mag worden. -

-

Evenmin mogen de beeld- of geluidsopnames het verloop van de vergadering verstoren 7. De voorzitter van de gemeenteraad is belast met de handhaving van de openbare orde in de vergadering en hij kan na een voorafgaande waarschuwing personen uit de zaal doen verwijderen wanneer het verloop van de zitting verstoord wordt. Volgens een parlementaire vraag uit 1989 is een algemeen verbod zelfs mogelijk 8 op grond van het huishoudelijk reglement dat de gemeenteraad goedkeurt.

De vrije meningsuiting en de vrijheid van drukpers worden gegarandeerd door de Grondwet. Ze komen niet in het gevaar wanneer er een verbod tot registratie wordt ingesteld. Het blijft voor journalisten mogelijk om de vergaderingen bij te wonen en in de pers verslag uit te brengen.

3. De gemeenteraad keurt zijn h u i s houdelijk reglement goed De gemeenteraad mag op grond van zijn bevoegdheid een huishoudelijk reglement goedkeuren waarin het filmen of opnemen gereglementeerd of zelfs verboden wordt. Daarbij mag een onderscheid gemaakt worden tussen beroepsjournalisten of andere, en kunnen hun bijzondere faciliteiten verleend worden voor het bijwonen van de vergadering. Zo kan de gemeenteraad overwegen om een perstribune in te richten. Daarnaast mag er ook van de journalisten gevraagd worden zich te identificeren. De Nieuwe Gemeentewet bevat geen principieel verbod. Alles hangt dus af van het huishoudelijk reglement. Dat mag bijkomende maatregelen bevatten, zoals de modaliteiten, een voorafgaande toelating of beperkingen op het gebruik van het opgenomen materiaal. Het reglement van orde moet in elk geval zo opgesteld zijn dat misbruik of elk risico op schending van het geheim van de beraadslagingen wanneer dit door de wet bevolen wordt, uitgesloten wordt 9. Als er niets geregeld is in het huishoudelijk reglement, of als er op het vlak van de opnames geen verbod bestaat, kan iedereen die de debatten bijwoont in principe gebruik maken van toestellen voor opname, voor zover de openbare orde niet verstoord wordt 10.

Een opname door een individueel raadslid kan niet gebruikt worden als bewijs dat bepaalde tussenkomsten of uitspraken gedaan werden, aangezien het opgenomen materiaal achteraf gemanipuleerd kan worden 11.

4. Aan het filmen hangt ook nog het recht op afbeelding vast Het recht op afbeelding is het algemeen persoonlijkheidsrecht dat de onschendbaarheid van de beeltenis van de mens waarborgt. Dit recht werd ontwikkeld in de rechtspraak en in de rechtsleer 12 en komt erop neer dat het aan elke persoon zelf toekomt om te beslissen over de vervaardiging en het gebruik van de afbeelding van zijn beeltenis13 . Bij publieke personen, zoals politici, wordt de toestemming tot het nemen van foto’s of beeldopnames van hun afbeelding vermoed op voorwaarde dat die afbeeldingen worden genomen tijdens de uitvoering van hun activiteit. Een publiek figuur mag zich in principe niet verzetten tegen de openbaarmaking van zijn foto, tenzij die aangewend wordt om hem te kwetsen in zijn eer en goede naam 14. De toestemming tot het nemen van foto’s of beeldopnames houdt bovendien niet onmiddellijk de toestemming in tot het publiceren of verspreiden ervan. Die staan los van elkaar en moeten apart verkregen worden. Wanneer er dus tijdens de zitting gefilmd of gefotografeerd wordt, moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de mandatarissen en de overige aanwezigen, aangezien van hen niet vermoed wordt dat ze hun toestemming tot afbeelding gegeven hebben.

5. Goede afspraken Het is een zaak van gemeentelijke autonomie om het filmen toe te laten, te reglementeren of zelfs te verbieden. Het is beter een regeling uit te werken dan geval per geval te moeten oordelen telkens als de vraag rijst. Zo wordt ook een ad hoc discussie over de openbaarheid van de gemeenteraadszitting vermeden. Als blijkt dat de opnames een fout vormen in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, staat het de betrokkenen nog steeds vrij om een schadevergoeding te vragen.

Hildegard Schmidt

7 8 9 10 11 12

V&A, Senaat, 1988-1989, Vraag nr. 29, 2 mei 1989 (Janszegers). V&A, Senaat, 1988-1989, Vraag nr. 29, 2 mei 1989 (Janszegers). V&A, Kamer, 1990, Vraag nr. 29, 11 april 1990 (Knoops). V&A, Senaat, 1987, Vraag nr. 52, 14 september 1987 (Maes-Vanrobaeys). V&A, Kamer, 1990, Vraag nr. 29, 11 april 1990 (Knoops). Het vindt zijn oorsprong in art. 17 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, art. 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en art. 22 van de Grondwet. 13 Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Aanbeveling nr. 2/2007 van 28 november 2007, p. 4. 14 Rb. Antwerpen, 23 juni 2005, NjW, 2005, 987. Nieuwsbrief 2013/04

17


WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24.06.2013 t/m 18.08.2013 BESTUURLIJKE POLITIE

GEMEENTEBEHEER

24.06.2013 Wet betr. de gemeentelijke administratieve sancties - B.S.,01.07.2013 273059

23.05.2013 Wet wijz. art. 2244 Burg.W. teneinde aan de ingebrekestellingsbrief van de advocaat, van de gerechtsdeurwaarder of van de persoon die krachtens art. 728, par. 3, Ger.W. in rechte mag verschijnen, een verjaringsstuitende werking te verlenen - B.S.,01.07.2013 274877

29.04.2013 Wet wijz. art. 433decies StrafW. ter verduidelijking van de bijzonder kwetsbare positie van een slachtoffer van huisjesmelkerij 275437 B.S.,23.07.2013 29.04.2013 Wet wijz. art. 433quinquies StrafW. met het oog op het verduidelijken en het uitbreiden van de definitie van mensenhandel 275439 B.S.,23.07.2013 24.06.2013 Wet houdende bestraffing van de exploitatie van bedelarij en van prostitutie, mensenhandel en mensensmokkel in verhouding tot het aantal slachtoffers B.S.,23.07.2013 275441 BURGERLIJKE STAND/BEVOLKING 04.07.2013 Omz. Ô zie Financiën/Belastingen 18.06.2013 KB tot bepaling van de bevolking van de gerechtelijke kantons B.S.,04.07.2013 173523 02.07.2013 KB betr. bepaalde bestuurlijke aspecten van de identiteitswijziging als bijzondere beschermingsmaatregel bedoeld in art. 104, par. 2, 2e lid, 2°, W.Strafv. 275062 B.S.,08.07.2013 08.07.2013 KB wijz. KB 16.07.1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, over de invoering van de gegevens betr. de uitreiking van een paspoort B.S.,17.07.2013 275330 17.07.2013 KB Ô zie OCMW/Vreemdelingen FINANCIËN/BELASTINGEN 05.06.2013 KB Ô zie Verkeersveiligheid 17.06.2013 Wet houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling - B.S.,28.06.2013 273979 04.07.2013 Omz. tot aanvulling van omz. 01.02.2006 betr. het probleem van de overboekingen - B.S.,04.07.2013 275012 30.07.2013 Wet houdende diverse bepalingen B.S.,01.08.2013 275026

HUISVESTING 29.04.2013 Wet Ô zie Bestuurlijke politie 11.07.2013 Ordonnantie wijz. ordonnantie van 17.07.2003 houdende de Brusselse Huisvestings-code B.S.,18.07.2013, 26.07.2013 err. 272928 LEEFMILIEU 28.06.2013 Omz. Ô zie Stedenbouw 11.07.2013 BBHR tot uitvoering van art. 15 van de ordonnantie 18.03.2004 inzake toegang tot milieu-informatie en tot informatie betr. de ruimtelijke ordening in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - B.S.,23.07.2013 275453 05.07.2013 Circ. over de toepassing van art. 18, par. 2 van de ordonnantie 07.06.2007 betr. de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen - B.S.,24.07.2013 275461 OCMW Energie Bekendmaking van de sociale maximumprijs van toepassing op de periode vanaf 01.08.2013 tot en met 31.01.2014 voor de levering van aardgas aan de beschermde residentiële klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie B.S.,07.08.2013 272450 Bekendmaking van de sociale maximumprijs van toepassing op de periode vanaf 01.08.2013 tot en met 31.01.2014 voor de levering van elektriciteit aan de beschermde residentiële klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie B.S.,07.08.2013 272452 Maatschappelijk welzijn 28.06.2013 Programmawet - Asiel en Migratie en Maatschappelijke integratie - Wijzigingen van de organieke wet van 08.07.1976 betr. de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van de wet 26.05.2002 betr. het recht op maatschappelijke integratie (art. 20) 274491 B.S.,01.07.2013 10.07.2013 Omz. betr. de programmawet van 28.06.2013 - B.S.,16.07.2013 275308

18

Nieuwsbrief 2013/04

17.06.2013 Informatieve nota van Fedasil betr. de opvang en het terugkeertraject voor families met minderjarige kinderen op basis van het KB 24.06.2004 274912 10.07.2013 KB houdende maatregelen ter bevordering van de participatie en sociale activering van de gebruikers van de dienstverlening van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor het jaar 2013 - B.S.,23.07.2013 184550 RMI 28.06.2013 Programmawet - Asiel en Migratie en Maatschappelijke integratie - Wijzigingen van de organieke wet van 08.07.1976 betr. de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en van de wet 26.05.2002 betr. het recht op maatschappelijke integratie (art. 21) - B.S.,01.07.2013 274493 Tewerkstelling 24.06.2013 KB wijz. KB 18.07.2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector B.S.,05.07.2013 275047 26.06.2013 Wet wijz. wet 24.07.1987 betr. de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wat de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid betreft - B.S.,16.07.2013 275291 17.07.2013 KB wijz. KB 19.12.2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden en wijz. KB 16.05.2003 tot uitvoering van het Hfst. 7 van Titel IV van de programmawet 24.12.2002 (I), betr. de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de socialezekerheidsbijdragen - B.S.,26.07.2013 275531 17.07.2013 KB wijz. art. 36, 59bis/1, 59ter/1, 59quater/1, 59quater/2, 59quater/3, 59quinquies/1 en 59quinquies/2 van het KB 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering B.S.,29.07.2013 275540 17.07.2013 KB tot vaststelling van de procedure volgens dewelke de informatieverplichtingen, bedoeld in art. 31, par. 1, 5e lid, van de wet 24.07.1987 betr. de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, moeten worden nageleefd, wanneer tussen een derde en een werkgever een overeenkomst wordt afgesloten waarin wordt bepaald welke instructies in uitvoering van die overeenkomst door de derde kunnen worden gegeven aan de werknemers van de werkgever - B.S.,29.07.2013 275542 15.07.2013 KB houdende vaststelling van de regels voor de verdeling en de toewijzing van de


WETGEVING

financiële middelen en voor de controle daarop voor het jaar 2009 in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betr. de meerwaarden-economie - B.S.,01.08.2013 215016 18.06.2013 Wet houdende instemming met het avenant van 04.10.2012 aan het Samenwerkingsakkoord van 30.05.2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betr. de meerwaardeneconomie, bekrachtigd door de wet 10.05.2006 B.S.,01.08.2013 230809 Vreemdelingen 24.06.2013 KB wijz. KB 09.06.1999 houdende uitvoering van de wet 30.04.1999 betr. de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, onder meer naar aanleiding van de toetreding tot de Europese Unie van de Republiek Kroatië B.S.,28.06.2013 274855

OVERHEIDSOPDRACHTEN 24.06.2013 KB betr. de mededinging in het raam van de Europese Unie van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten B.S.,27.06.2013 274821 Bericht. Overheidsopdrachten. Rentevoet van de verwijlintresten. Art. 15, par. 4, van de algemene aannemingsvoorwaarden (Overheidsopdrachten gepubliceerd na 01.05.1997) B.S.,09.07.2013 2408 09.07.2013 MB wijz. Europese bekendmakingsdrempels in het KB 15.07.2011 plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren B.S.,11.07.2013 275230

28.06.2013 Programmawet - Asiel en Migratie en Maatschappelijke integratie - Wijzigingen van de wet 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (art. 15, 16, 17, 18 en 19) B.S.,01.07.2013 274482

11.07.2013 Ordonnantie wijz. de ordonnantie 14.05.1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie 19.07.2001 houdende regeling van het administratief toezicht op de meergemeentelijke politiezones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wat de verwijzing naar de wetgeving op de overheidsopdrachten betreft B.S.,18.07.2013 275362

04.07.2013 KB wijz. KB 08.10.1981 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen 275252 B.S.,12.07.2013 -

11.07.2013 Ordonnantie wijz. Nieuwe Gemeentewet ingevolge de hervorming van de wetgeving op de overheidsopdrachten B.S.,23.07.2013 275451

17.07.2013 KB wijz. KB 09.06.1999 houdende uitvoering van de wet 30.04.1999 betr. de tewerkstelling van buitenlandse werknemers B.S.,26.07.2013 275534

PERSONEEL

17.07.2013 KB wijz. KB 08.10.1981 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen 275537 B.S. 29.07.2013 Werking 13.06.2013 BVCGG tot vaststelling van de opdracht en samenstelling van de Commissie voor boekhoudkundige normen van de OCMW's van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 274956 B.S.,03.07.2013 19.03.2013 KB houdende toekenning van een toelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die deelnemen aan het Clusterplan voor kleine OCMW's voor het jaar 2013 - B.S.,12.08.2013 198339

18.06.2013 KB wijz. KB 30.03.1987 tot uitvoering van art. 8 van het KB nr. 474 van 28.10.1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen B.S.,28.06.2013 274857 24.06.2013 Wet houdende diverse bepalingen inzake pensioenen B.S.,01.07.2013 274875 28.06.2013 Programmawet - Pensioenen Regeling van de cumulatie van pensioenen van de overheidssector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen - Toepassingsgebied en definitie Cumulatie van rust- of overlevingspensioenen met beroepsinkomsten Cumulatie van rust- of overlevingspensioenen met een vervangingsinkomen - Gemeenschappelijke bepalingen - Autonome bepaling - Slotbepalingen (art. 75-102) - B.S.,01.07.2013 274936

24.06.2013 KB tot aanpassing aan de welvaart van bepaalde pensioenen in de regeling voor werknemers - B.S.,03.07.2013 274955 Omz. nr. 628 - Aanpassing van het bedrag van de kilometervergoeding 2013 B.S.,09.07.2013 171131 Grondwettelijk hof - Arrest nr. 71/2013 van 22.05.2013 - De beroepen tot vernietiging van de wet 24.10.2011 “tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, wijz. wet 06.05.2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen” B.S.,01.08.2013 275596 14.04.2013 Wet wijz. art. 38/1, par. 2, 4°, WIB 1992 en wijz. art. 19bis, par. 2, 4°, van het KB 28.11.1969 tot uitvoering van de wet 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet 28.12.1944 betr. de maatschappelijke zekerheid der arbeiders B.S.,01.08.2013 275597 POLITIE 01.07.2013 KB tot vaststelling van de verdeelsleutel bedoeld in art. 7, derde lid, van de wet 06.05.2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid - B.S.,09.07.2013 275142 15.07.2013 KB wijz. KB 26.03.1965 betr. de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel alsmede voor de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de korpsen van de lokale politie B.S.,25.07.2013 275484 10.07.2013 KB betr. de berekening van het aantal stemmen waarover een zoneraadslid beschikt in de raad van de hulpverleningszone B.S.,25.07.2013 275486 18.07.2013 Bericht inzake de bijlage C bij de Ministeriële richtlijn MFO-2 van 13.04.2012 betr. het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie B.S.,26.07.2013 275527 18.07.2013 KB wijz. KB 12.10.2006 tot bepaling van het directiebrevet dat vereist is voor de bevordering tot de graad van hoofdcommissaris 275795 van politie - B.S.,08.08.2013 Nieuwsbrief 2013/04

19


WETGEVING 18.07.2013 KB wijz. sommige bepalingen van het KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende de vergoeding voor werkelijke onderzoekskosten - B.S.,08.08.2013 275799 STEDENBOUW/LEEFOMGEVING 28.06.2013 Omz. gemeenschappelijk voor stedenbouwkundige en milieugebonden materies met betrekking tot 'schoolvoorzieningen' die onder de gewestelijke bevoegdheid van de gemachtigde ambtenaar vallen in het kader van de afgifte van de stedenbouwkundige attesten/vergunningen en/of de gewestelijke bevoegdheid van de Leefmilieu BIM-ambtenaren, afgevaardigd om milieuattesten/-vergunningen af te geven B.S.,28.06.2013 274861 11.07.2013 BBHR Ô zie Leefmilieu 13.06.2013 MB Ô zie Verkeersveiligheid VERKEERSVEILIGHEID 17.06.2013 KB wijz. KB 15.03.1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun

20

Nieuwsbrief 2013/04

aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheids-toebehoren moeten voldoen B.S.,26.06.2013 274802 17.06.2013 Wet houdende betere inning van penale boeten B.S.,28.06.2013 274850 05.06.2013 KB wijz. KB 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg B.S.,28.06.2013 274853 13.06.2013 MB betr. de richtlijnen voor de toepassing van de procedures voor het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur en van de strategische oriëntatienota's B.S.,28.06.2013 274865 13.06.2013 BBHR houdende uitvoering van de ordonnantie 19.05.2011 betr. het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur B.S.,05.07.2013 275050 20.06.2013 BBHR betr. de schoolvervoer275341 plannen - B.S.,17.07.2013 -

10.07.2013 Wet tot invoeging van het aanwijzingsbord “doorlopende weg, uitgezonderd voor voetgangers en fietsers” B.S.,08.08.2013 275785 05.07.2013 MB wijz. MB 16.12.2010 betr. de procedure, de vorm en de inhoud van de vergunning voor het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen B.S.,08.08.2013 275788 29.07.2013 MB wijz. MB 08.06.2007 tot bepaling van het model van de werkkleding en het embleem van bewakingsagenten B.S.,08.08.2013 275793 12.07.2013 KB wijz. KB 20.07.2001 betr. de inschrijving van voertuigen B.S.,12.08.2013 275840 12.07.2013 KB wijz. KB 15.03.1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen B.S.,14.08.2013 275888


Symposium over de nieuwe Brusselse Huisvestingscode vrijdag 25 oktober 2013 De intergemeentelijke juridische werkgroep WIG LEX en de VSGB hebben het genoegen u uit te nodigen op de informatiedag betreffende de nieuwe Brusselse Huisvestingscode, die bekendgemaakt werd in het Belgisch Staatsblad op 18 en 26 juli 2013.

Programma

Leegstand

8:30

14:00 De belastingen op leegstand, onafgewerkte of verlaten gebouwen Boryana NIKOLOVA, adviseur bij de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (VSGB) 14:30 De administratieve sanctie op leegstand Cassio LOPES, coördinator van de cel leegstand bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 14:50 De stakingsvorderingen : • Uiteenzetting van de beginselen Olivier EVRARD, adviseur bij de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest (VSGB) • Praktische ervaring van de stad Brussel Elisabeth VAN HERTSEN, juriste bij het departement stedenbouw van de stad Brussel 15:40 Praktische ervaring van de gemeente Sint-Gillis met het openbare beheersrecht Loic LORTHIOIR, dienst wijkcontracten en regie voor grondbeleid van de gemeente Sint-Gillis 16:00 Vragen & antwoorden 16:15 Besluit 16:45 Afsluiting

Onthaal deelnemers

Inleiding 9:00 9:05

Welkomstwoord Marie-Charlotte PEETERS, juriste GTI LEX De hervorming van de huisvestingscode Aurélie MAHOUX, adviseur op het kabinet van de Staatsecretaris van het Brussels Gewest belast met huisvesting, brandbestrijding en dringende medische hulp Nicolas BERNARD, hoogleraar aan de Facultés universitaires Saint-Louis en deskundige op het kabinet van de Staatsecretaris van het Brussels Gewest belast met huisvesting, brandbestrijding en dringende medische hulp

Openbare woningen 9:50

De toewijzing van gemeentewoningen Olivier EVRARD, adviseur bij de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest (VSGB)10:20 De sociale woningen Caroline OSSELAER, juriste bij de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGH) 10:50 Vragen & antwoorden

De strijd tegen ongezonde woningen 11:30 De publieke veiligheid en gezondheid: vermogen van de burgemeester Isabelle VINCKE, adviseur bij de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Gewest (VSGB) 12:00 Veiligheid, gezondheid en basisuitrusting van woningen : vermogen van de DGH Frédéric DEGIVES, directeur van de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGH) 12:30 Verplichting tot wederhuisvesting voor de gemeenten Nicolas BERNARD, hoogleraar aan de Facultés universitaires Saint-Louis en deskundige op het kabinet van de Staatsecretaris van het Brussels Gewest belast met huisvesting, brandbestrijding en dringende medische hulp 12:50 Vragen & antwoorden 13:00 Lunch

Waar ? Cultuurcentrum van Sint-Pieters-Woluwe (W : Halll - zaal Fabry) Charles Thielemanslaan 93 - 1150 Brussel

Inschrijving Deelname is gratis, maar reserveren is verplicht, voor 8 oktober 2013. Reservatie per mail aan lex@avcb-vsgb.be met vermelding van uw naam, voornaam, taal, gemeente en dienst waarvoor u werkt.

Informatie GTI LEX – Marie-Charlotte Peeters lex@avcb-vsgb.be Tel. 02 536 03 45

Nieuwsbrief 2013/04

21


ONDER DE LOEP

Dit nummer van ons tijdschrift bevat twee bijdragen over de wet van 14 januari 2013 die het Burgerlijk Wetboek wijzigt. Het eerste artikel werd geschreven door Benoît Cornelis, jurist bij de FOD Justitie, en beschrijft de aanpassingen in de regelgeving omtrent burgerlijke stand. Het tweede artikel is geschreven door Boryana R. Nikolova, juridisch adviseur bij de VSGB, en belicht twee specifieke punten, nl. de delegatie van handtekening voor het personeel van de gemeentedienst burgerlijke stand en de verplichtingen van burgemeesters en schepenen voor burgerlijke stand bij een overlijden.

DE REGELS INZAKE BURGERLIJKE STAND AANGEPAST AAN DE PRAKTIJK De wet van 14 januari 2013 houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie wijzigt een reeks bepalingen op het vlak van de burgerlijke stand, door het Burgerlijk Wetboek aan te passen volgens de evolutie van de praktijk en het doel van de maatregelen. Op 20 juni jl. organiseerden de VSGB en de intergemeentelijke werkgroep “Burgerlijke stand – bevolking” een infosessie betreffende de veranderingen die deze wet teweegbrengt. Wij overlopen de voornaamste wijzigingen en het waarom. De meeste wijzigingen zijn op 1 september in werking getreden.

Context De wet van 14 januari 2013 kadert in het streven naar modernisering van de burgerlijke stand, waaraan reeds enkele jaren gewerkt wordt. De huidige hervorming vloeit voort uit een parlementair initiatief 1, dat in de eerste plaats gericht was op de verlichting van de werklast in verschillende domeinen met betrekking tot Justitie of die bepaalde actoren aanbelangen die ermee samenwerken. Naast de informatisering van de Justitie zou dit doel bereikt kunnen worden door de reorganisatie van de diensten en de werkprocedures. Deze reorganisatie kan eerst op administratief niveau doorgevoerd worden, door de bestaande procedures te moderniseren, ze aan de praktijk aan te passen of sommige verouderde of overbodige procedures af te schaffen. Een aanzienlijk hoofdstuk van de wet is gewijd aan de burgerlijke stand, meer bepaald aan de authentieke akten waarin deze vastgelegd wordt en de ambtenaren die ze opstellen

Modernisering van de procedures Er werden verschillende pistes gevolgd om de administratieve procedures te moderniseren. 1. Opstelling van de akten van de burgerlijke stand 2 De modernisering van de burgerlijke stand is enkel mogelijk als de technieken van opstelling en de inhoud van de akten onder de loep genomen worden en rekening houden met de evolutie van de technologieën.

22

Het doel van de modernisering van de burgerlijke stand is dat deze op termijn geïnformatiseerd zou worden. Dat kan alleen als de akten – die oorspronkelijk protocolair waren – documentair worden en hun inhoud geharmoniseerd. Deze evolutie is al aan de gang. Verscheidene gemeenten gebruiken immers al informaticatoepassingen om hun eigen modeldocumenten op te stellen. De wetgever is zich daar bewust van en heeft van deze hervorming gebruik gemaakt om de bestaande tekst aan de nieuwe technieken aan te passen : • De akten worden niet meer met de hand ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, maar worden geprint op losse bladen die vervolgens gebundeld worden. In sommige akten kan er witruimte zijn tussen de inhoud en de handtekening. Het verbod op witruimte was dus niet meer nuttig, te meer daar de informatica de risico’s op invoeging van tekst of akten achteraf beperkt. • Het gebruik van cijfers voor datums in akten wordt de regel. De informatisering van de burgerlijke stand en het afprinten van de akten minimaliseert de risico’s op wijziging (reden waarom de datering vroeger voluit in letters geschreven werd). De modernisering van de burgerlijke stand kan niet zonder de harmonisering van de modellen van reeds opgestelde documentaire akten door bepaalde gemeenten 3. De Koning moet bepalen wat er in de akten van de burgerlijke stand moet staan en legt er de

1 Wetsvoorstel houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering en informatiserings¬vooruitgang binnen justitie, ingediend in de Kamer op 13 oktober 2011 door Sonja Bec en co. (53-1804/001, GZ 2011-2012). 2 Art. 42 en 76 Burgerlijk Wetboek (BW). 3 Daartoe stelt artikel 42 van het Burgerlijk Wetboek dat de Koning de voorwaarden moet vaststellen waaraan de akten moeten voldoen. Deze wettelijke basis kan als ontoereikend beoordeeld worden om de Koning de mogelijkheid te bieden modeldocumenten op te stellen, reden waarom een voorontwerp van programmawet voorziet in de wijziging van artikel 34, een algemener artikel, om de bevoegdheden van de Koning op dat vlak te preciseren. Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP

modellen van vast. Wat dat laatste betreft, is er overleg aan de gang tussen federale besturen en verenigingen van ambtenaren van de burgerlijke stand, met het oog op de opstelling van gestandaardiseerde modeldocumenten. Aangezien er een centraal register van de huwelijkscontracten komt, is de vermelding van bepaalde gegevens betreffende het huwelijksvermogenstelsel van de echtgenoten in de huwelijksakte bij voorbeeld niet langer nuttig en zou dit op termijn verdwijnen (in 2015). 2. Bijzondere en schriftelijk toekenning van bevoegdheden 4 De ambtenaar van de burgerlijke stand speelt een centrale rol in de opstelling van de akten van de burgerlijke stand. De wet bepaalt dat hij persoonlijk bepaalde feiten moet vaststellen en de verklaringen van de comparanten in ontvangst moet nemen. Uit de parlementaire werkzaamheden van de wet blijkt dat het vaak voorkomt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet langer de akten opstelt. Uitgezonderd bij huwelijksplechtigheden is hij soms zelfs niet meer aanwezig wanneer ze opgesteld worden en ondertekent hij ze dagen nadien, met alle risico’s van dien. De nieuwe wet kent dus nieuwe taken toe aan bepaalde gemeenteambtenaren, die totnogtoe enkel afschriften en uittreksels van akten van de burgerlijke stand mochten opmaken (art. 45, § 2, 3e lid BW). Het nieuwe artikel 44/1 van het Burgerlijk Wetboek bekrachtigt de bestaande gebruiken door de ambtenaren de mogelijkheid te bieden een of meer taken met betrekking tot de opstelling van akten van de burgerlijke stand uit te voeren. De parlementaire stukken bepalen evenwel een uitzondering, nl. de opstelling van huwelijksakten. De wetstekst verwijst naar een toestemming gegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het gaat meer bepaald om een delegatie van taken, delegatie die aan een aantal voorwaarden moet beantwoorden, die hierna gepreciseerd worden. Om de kritiek uit een deel van de rechtsleer op artikel 45 van het Burgerlijk Wetboek te weerleggen, preciseert de wet dat deze delegatie op schrift gesteld dient te worden. Naar het voorbeeld van artikel 45 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 126 van de Nieuwe Gemeentewet (delegatie van de burgemeester of van de ambtenaar van de burgerlijke stand om bepaalde wettelijk vastgelegde taken te vervullen) moet de delegatie bijzonder zijn en

moet de handtekening van de afgevaardigde ambtenaar voorafgegaan worden door de vermelding van de delegatie. De delegatie moet schriftelijk vastgelegd zijn, gedateerd en ondertekend door de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij deze uitdrukkelijk de taken preciseert die aan de ambtenaar toevertrouwd worden. Dit document moet de namen van de betrokkenen vermelden en blijft geldig zolang de voorwaarden van de delegatie vervuld zijn. Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand vervangen wordt, moet er dus een nieuw delegatiedocument opgesteld worden. In de parlementaire stukken wordt de aandacht gevestigd op het feit dat de delegatie geen overdracht inhoudt van de verantwoordelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand om te waken over de goede werking van de dienst. Hij moet blijven toezicht uitoefenen op de opstelling van de akten en borg staan voor de waarheid van de vermeldingen die erop staan. Ook al preciseert de wet niets over de aard, we kunnen uit de voorgaande elementen afleiden dat het gaat om een delegatie van handtekening en niet van bevoegdheden. Er is immers geen echte overdracht van bevoegdheden, aangezien de ambtenaar van de burgerlijke stand nog steeds moet waken over de inhoud van de akten van de burgerlijke stand en zijn prerogatieven moet uitoefenen. In tegenstelling tot de delegatie van bevoegdheden moet de delegatie voorgesteld bij artikel 44/1 van het Burgerlijk Wetboek nominatief zijn en loopt ze dus af als de betrokkene verdwijnt. Samengevat kunnen we stellen dat de delegatie van bevoegdheden verschilt van de delegatie van handtekening, aangezien de eerste de begunstigde machtigt om juridische handelingen te stellen, terwijl de tweede enkel de toestemming geeft om een gewone materiële verrichting uit te voeren 5. 3. De aansprakelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand 6 In principe moet de ambtenaar van de burgerlijke stand bepaalde feiten verifiëren op het moment van de opstelling van een akte van de burgerlijke stand (bv. de instemming van beide personen in de huwelijksakte). Een vergissing of nalatigheid kan de partijen schade berokkenen. Foutieve vermeldingen kunnen immers enkel via gerechtelijke weg rechtgezet worden. Daarom wijst het Burgerlijke Wetboek op de aansprakelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand in verschillende hypothesen, waaronder die in artikel 52 BW.

4 Art. 44/1 BW. 5 Ph. Bouvier, Eléments de droit administratif, Larcier, Brussel, 2002, p. 101, nr. 103. Zie ook Praktisch handboek voor gemeentemandatarissen, beschikbaar op www.vsgb.be Nieuwsbrief 2013/04 6 Art. 52 BW.

23


ONDER DE LOEP

Volgens die bepaling levert elke onrechtmatige verandering, elke valsheid in de akten van de burgerlijke stand, elke inschrijving elders dan in de daartoe bestemde registers, grond op tot toekenning van een schadevergoeding aan de partijen.

de verplichte verplaatsing bestond nog in 3 gevallen :

Er wordt een precisering aangebracht betreffende de wijzigingen waarvoor iemand burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden : enkel de onrechtmatige worden beoogd. Als we de tekst letterlijk interpreteren, vormt een vermelding in de marge ook een wijziging van de akte, maar kan die niet als strafbaar beschouwd worden. Het behoud van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van een ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geen zin meer als die voortvloeit uit de inschrijving van de akten op losse bladen. De uitbreiding van de informatica moedigt de gemeenten aan om de akten van de burgerlijke stand te printen op losse bladen die nadien gebundeld worden. Die evolutie is onvermijdelijk en beperkt het risico op fraude, waardoor het behoud van de aansprakelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand op dat vlak nog moeilijk te rechtvaardigen is.

in geval van overlijden in een ziekenhuis, gevangenis of een andere openbare inrichting (art. 80 en 84 BW)

-

als er een toelating voor een teraardebestelling afgegeven moet worden (art. 77 BW)

De wetgeving eiste dat de attesten opgesteld worden door bepaalde professionals die aan bepaalde voorwaarden voldoen : • Ze moeten erkend zijn door de ambtenaar van de burgerlijke stand, maar de reden van die erkenning werd nooit duidelijk toegelicht in de voorbereidende werkzaamheden van de wetten die deze specifiek vereiste ingevoerd hebben. Het werd slechts toevallig vermeld 7: toen een senator daarover een vraag stelde, antwoordde de toenmalige minister dat de erkenning niet moest beantwoorden aan een specifieke procedure en dat de ambtenaar van de burgerlijke stand discretionair bepaalt wie gemachtigd kan worden om dergelijke vaststellingen te verrichten. Aangezien de erkenning zuiver discretionair is en niet aan bepaalde specifieke doelstellingen gekoppeld is, heeft de wet van 14 januari 2013 deze verplichting opgeheven.

Volgens het Burgerlijk Wetboek moet de ambtenaar van de burgerlijke stand bepaalde feiten persoonlijk vaststellen. Die persoonlijke vaststelling heeft specifiek belang: in tegenstelling tot de feiten die de ambtenaar van de burgerlijke stand niet persoonlijk geverifieerd heeft, waarvan de bewijskracht slechts geldt tot bewijs van het tegendeel, blijven degene die hij persoonlijk vastgesteld heeft gelden tot inschrijving van valse geschriften (art. 1319 BW). Daarom verplichtte de wet de ambtenaar van de burgerlijke stand om zich persoonlijk te verplaatsen naar de betrokkene om de vaststelling te doen.

• De artikelen 56 en 80bis van het Burgerlijk Wetboek vereisten nog dat de vroedvrouw die een geboorteattest opstelt, gediplomeerd moet zijn. Aangezien het beroep van vroedvrouw beschermd is bij het KB van 1 februari 1991 betreffende de uitoefening van het beroep van vroedvrouw en men een diploma moet kunnen voorleggen om het beroep te kunnen uitoefenen, werd de precisering “gediplomeerd” overbodig en werd de tekst van het Wetboek aangepast.

Oorspronkelijk gold dit met name voor geboortes en overlijdens. In de loop der jaren werd de opstelling van de geboorteof overlijdensakte steeds vaker gebaseerd op een medisch attest.

24

-

2. Verplichte erkenning

1. De persoonlijke vaststelling van bepaalde feiten

Toch bleef de aanpassing van het Wetboek onvolmaakt :

als het onmogelijk is de geboorte vast te stellen aan de hand van een verklaring van een geneesheer of vroedvrouw (art. 56, § 4 BW)

De wet van 14 januari 2013 heeft de inhoud van de wetgeving aan de praktijk aangepast door die laatste in het Wetboek vastgelegde verplichtingen tot verplaatsing te schrappen.

Wetgeving vs. praktijk ?

Het Burgerlijk Wetboek heeft reeds enkel beschikkingen aan die evolutie aangepast. Zo stelt artikel 56, § 4 dat de ambtenaar van de burgerlijke stand zich vergewist van de geboorte aan de hand van een verklaring van een geneesheer of vroedvrouw. Artikel 78 van datzelfde Wetboek stelt dat een akte van overlijden pas wordt opgemaakt als er een overlijdensattest ontvangen wordt.

-

Afschaffing van overbodige en verouderde formaliteiten •

De wet stelde dat ingeval een persoon overlijdt in een ziekenhuis of het om een gewelddadige dood gaat, de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van overlijden het overlijden inschreef in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente en vervolgens de akte overmaakte aan de gemeente van de laatste verblijfplaats

7 Tijdens de besprekingen van de wet van 27 april 1999 tot invoeging van een artikel 80bis in het Burgerlijk Wetboek en tot opheffing van het decreet van 4 juli 1806 aangaande de manier van opstelling van de akte waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand constateert dat hem een levenloos kind werd vertoond. Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP

van de overledene, zodat die er ook ingeschreven zou worden. Die verplichte overschrijving bracht heel wat werk met zich mee, aangezien veel mensen overlijden in een ziekenhuis buiten hun woonplaats. Bovendien bleek de verplichte overschrijving van de overlijdensakte in haar geheel bijzonder omslachtig. Toen het Wetboek opgesteld werd, was die verplichting nog logisch om de familie van de overledene op de hoogte te stellen van het overlijden. Maar gezien de toename van de werklast voor de besturen en de evolutie van de technologie en de transportmiddelen, werd het onlogisch om vast te houden aan een dergelijk vereiste. In die zin werden de artikelen 80 en 82 van het Burgerlijk Wetboek aangepast. •

De verplichte parafering van de stukken door de personen die ze opgesteld hebben en de ambtenaar waarvan sprake in artikel 44 van het Burgerlijk Wetboek, leverde geen meerwaarde en kon dus afgeschaft worden.

Artikel 85 van het Wetboek had geen betekenis meer, aangezien het stelde dat de oorzaak van het overlijden in een gevangenis niet in de overlijdensakte vermeld dient te worden. Aangezien artikel 79 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt welke vermeldingen in de akte opgenomen mogen worden en de doodsoorzaak daar

geen deel van uitmaakt, was artikel 85 overbodig geworden en werd het geschrapt. •

Artikel 83 van het Burgerlijk Wetboek was niet langer nuttig, want het ging over de doodstraf, die sindsdien afgeschaft is. De wetgever van 2013 heeft dus van de gelegenheid gebruik gemaakt om die bepaling op te heffen.

Inwerkingtreding De wijzigingen die vastgelegd zijn in hoofdstuk III van de wet van 14 januari 2013, zijn van toepassing sinds 1 september 2013. De wet voorziet echter in een uitzondering, omdat de geplande wijziging verband houdt met de invoering van het centraal register van de huwelijkscontracten. Daarom zal de wijziging van artikel 76 van het Burgerlijk Wetboek (opname in de huwelijksakte van bepaalde gegevens betreffende het vermogenstelsel van de echtgenoten) pas in werking treden op 1 september 2015, de datum waarop deze registers effectief in gebruik moeten zijn.

Benoit Cornelis, Attaché bij de dienst familierecht en burgerlijke stand Directie-Generaal Wetgeving, FOD Justitie

Nieuwsbrief Directie : Marc Thoulen Coördinatie : Philippe Delvaux

Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw

Redactie : Marc Cools, Benoit Cornelis, Olivier Evrard, Céline Lecocq, Boryana Nikolova Ruslanova, Hildegard Schmidt, Marc Thoulen, Isabelle Vincke Vertaling : Liesbeth Vankelecom, Annelies Verbiest, Hugues Moiny

Aarlenstraat 53 bus 4-1040 Brussel Tel 02 238 51 40 - Fax 02 280 60 90 welcome@avcb-vsgb.be www.vsgb.be

Secretariaat : Chantal Matthys Abonnementen : Patricia De Kinne : 02 238 51 49 • patricia.dekinne@avcb-vsgb.be Publiciteit : Agentschap Publiest - 02 550 38 04 - office@publiest.lu

Redactie : philippe.delvaux@avcb-vsgb.be

Nieuwsbrief wordt gedrukt op 100 % gerecycleerd papier

Nr 2013-04

Cette revue existe aussi en français. Si vous souhaitez recevoir le Trait d'Union, contactez notre secrétariat : welcome@avcb-vsgb.be

augustus /september 2013

Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.vsgb.be Gepubliceerd met de steun van het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, Belfius en Ethias

Nieuwsbrief 2013/04

25


ONDER DE LOEP

DE MODERNISERING VAN DE BURGERLIJKE STAND DOET REEDS VRAGEN RIJZEN De wet van 14 januari 2013 houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie vormt een stap in het lange en complexe proces van de informatisering en de modernisering van de burgerlijke stand 1. Wij buigen ons over 2 aspecten van de wet die nochtans samenvloeien in het dagelijks werk van het gemeentepersoneel en invloed hebben op hun werklast en verantwoordelijkheid : • de delegatie van de taken van ambtenaar van de burgerlijke stand ten gunste van een personeelslid (art. 44/1 [nieuw] Burgerlijk Wetboek) • de afschaffing van het verplichte plaatsbezoek voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om een overlijden vast te stellen (art. 77-80 Burgerlijk Wetboek) Delegatie van bevoegdheid en handtekening in het algemeen Alvorens de nieuwigheden toe te lichten en te beoordelen, wijzen wij op de voorwaarden betreffende deze essentiële mechanismen voor de goede werking van een overheidsdienst : delegatie van bevoegdheid : op basis van een uitdrukkelijke wetstekst wordt de beslissingsbevoegdheid overgeheveld van een overheid naar een andere, duidelijk gepreciseerde. (meer details hieromtrent in het Praktisch handboek voor gemeentemandatarissen 2 ) delegatie van handtekening : dit mechanisme heeft een minder ruime reikwijdte en houdt geen enkele verandering in wat de beslissingnemer betreft (meer details hieromtrent in het Praktisch handboek voor gemeentemandatarissen)

1. Speciale machtiging i.p.v. delegatie van bevoegdheid Artikel 44/1 van het Burgerlijk Wetboek luidt voortaan als volgt : “De ambtenaren van de burgerlijke stand kunnen voor alle taken inzake het opstellen van akten van burgerlijke stand een speciale schriftelijke machtiging verlenen aan één of meer beambten van het gemeentebestuur. Vóór de handtekening van de beambten van het gemeentebestuur moet melding worden gemaakt van de ontvangen machtiging.” Opmerkelijk is dat de term “delegatie” niet voorkomt in de nieuwe tekst. De wetgever opteert voor de term “machtiging”, waarvan de inhoud moeilijker te bepalen is. Staat deze speciale machtiging gelijk met “delegatie van bevoegdheid” of gaat het om een “delegatie van handtekening”, die minder belang heeft? Terwijl de gemeenten natuurlijk wensen dat de wet een werkelijke

“delegatie van bevoegdheid” inhoudt, leiden de voorbereidende werkzaamheden ons niet tot een zo optimistische conclusie, om verschillende redenen : -

In de eerste plaats is de tekst niet duidelijk genoeg, terwijl delegatie gebaseerd is op een uitdrukkelijke tekst. Het begrip “machtiging” doet ons veeleer denken aan een uitzonderlijke en herroepbare maatregel, te meer daar de wetstekst vereist dat ze “speciaal” is (geval per geval ?).

-

De voorbereidende werkzaamheden. De wetgever wou een dubbele begrenzing stellen aan het mechanisme, dat wij analyseren als “delegatie van handtekening” die de naam niet draagt maar er wel de kenmerken van heeft. Eerste begrenzing : de handelingen beperken waarop de speciale machtiging betrekking heeft (1). Tweede begrenzing: de verantwoordelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand behouden in alle hypothesen (2). (1) Hoe ver reikt de machtiging-delegatie uiteindelijk ? De maatregel heeft betrekking op de uitvoering van “alle taken inzake het opstellen van de akten van de burgerlijke stand”. De machtiging is dus beperkt tot de akten van de burgerlijke stand 3. Heel wat akten die betrekking hebben op personen, worden echter in andere wetboeken geregeld (Gerechtelijk Wetboek, Wetboek van de Nationaliteit, …). Bovendien blijft de voltrekking van een huwelijk een taak waarvoor geen machtiging mogelijk is, om de bewoording van de wetgever over te nemen 4. (2)

Hoe staat het met de verantwoordelijkheid ? De gemeentebeambte kan de akten opstellen onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dat versterkt nog ons gevoel met betrekking tot het bestaan van een “delegatie van handtekening” ten nadele van

1 Een gedetailleerde analyse van de wet vindt u in het artikel van B. CORNELIS, “De regels inzake burgerlijke stand aangepast aan de praktijk” in ditzelfde tijdschrift. 2 Het “Praktisch handboek voor gemeentemandatarissen” is online beschikbaar op www.vsgb.be of op bestelling in papieren versie verkrijgbaar 3 Om ons te helpen bij de bepaling van de akten van de burgerlijke stand (niet opgesomd in het Wetboek) leveren de voorbereidende werkzaamheden ons aanwijzingen aan de hand van een definitie van de burgerlijke stand : “De burgerlijke stand heeft tot doel het vaststellen van de rechtsfeiten en rechtshandelingen die de staat van een persoon bepalen of wijzigen, de stabiliteit van die staat te garanderen en het bewijs ervan te verzekeren en met zorg te bewaren. Dit bewijs wordt geleverd door de akten en registers van de burgerlijke stand.” Parl. St., Kamer, 2012-2013, nr 1804/016, p. 94. 4 Parl. St., Kamer, 2011-2012, nr 1804/001, p. 7.

26

Nieuwsbrief 2013/04


ONDER DE LOEP

een “delegatie van bevoegdheid”. Ook hier helpen de voorbereidende werkzaamheden om deze visie van delegatie van handtekening te ondersteunen 5: “Terwijl het de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid moet blijven van de ambtenaar van de burgerlijke stand om toe te zien op de goede werking van de dienst burgerlijke stand (…) is het niet noodzakelijk dat daarvoor vermeld blijft dat hij deze akten persoonlijk zou opstellen”. Hoewel deze paragraaf twijfel kan laten heersen, ruimt de volgende paragraaf alle twijfels uit de weg : “De machtiging ontslaat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet van zijn verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Deze wijziging betekent bovendien dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aansprakelijk zal zijn voor akten die de beambte ondertekend heeft.” 6 De lokale overheden streven naar een vlottere en realistische werking van de dienst burgerlijke stand, dankzij een volwaardige overdracht van taken. Het verhoopte resultaat lijkt echter niet bereikt. Zou een KB meer duidelijkheid kunnen brengen in de uitvoering van de nieuwe bepalingen van het Burgerlijk Wetboek ? Wat er ook van zij, deze bepalingen zijn in werking getreden op 1 september.7

2. Vaststelling van overlijden Hier houdt de moeilijkheid niet intrinsiek verband met de tekst van de nieuwe wet, die meer bepaald tot doel had de theorie met de praktijk te doen overeenstemmen voor wat de vaststelling van overlijdens betreft. De ambtenaar van de burgerlijke stand is nu “wettelijk” vrijgesteld van de verplichting om ter plaatse iemands dood te gaan vaststellen. Hij stelt de overlijdensakte steeds op basis van een medisch attest op (art. 77 Burgerlijk Wetboek). Wat voorafgaat, geldt voor de teraardebestelling van de overledene; de materie is namelijk geregeld in het Burgerlijk Wetboek (door de federale wetgever). De vereenvoudiging is merkbaar voor de gemeente, omdat zij niet langer verplicht zijn om een “gemeentelijk” arts het overlijden te doen bevestigen. Ieder attest dat correct opgesteld is door een arts (al dan niet door de gemeente belast met deze taak) kan het basiselement vormen van de overlijdensakte, die door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgesteld wordt. Naast begraving blijft crematie de vaakst gekozen vorm van lijkbezorging. Terwijl de begraving geregeld wordt in het Burgerlijk Wetboek, wordt de crematie geregeld in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, een gewestmaterie sinds januari 2002 8. De formaliteiten

betreffende begraving werden vereenvoudigd dankzij de wet van januari 2013, maar niet wat crematie betreft. Een “dubbele vaststelling” van overlijden blijft noodzakelijk. De arts moet nog steeds het overlijden vaststellen, met alle kosten van dien. Hoe is dit verschil te verklaren ? - Het feit dat de materie afhangt van twee wetgevers, kan een dergelijke incoherentie verklaren, die er uiteindelijk toe leidt dat de verplichte “dubbele vaststelling” door een arts vóór de opstelling van de overlijdensakte blijft bestaan op het vlak van crematie 9, terwijl één attest volstaat voor begraving. De Brusselse wetgever werd misschien niet betrokken bij de administratieve vereenvoudiging … - Een andere verklaring kan ons geleverd worden door het feit dat crematie niet volledig op dezelfde voet staat als begraving. Crematie heeft zwaardere gevolgen : het lijk verdwijnt en dus ook mogelijke aanwijzingen in geval van verdacht overlijden 10. Ongeacht of we de ene of de andere mogelijkheid kiezen, we stellen vast dat het werk van de lokale overheden niet vergemakkelijkt en het prijskaartje ook niet daalt (de gemeente draagt de kosten van de prestaties van de artsen), aangezien de verplichte vaststelling door een arts behouden blijft voor crematie.

Besluit Status-quo in het gedeelte betreffende de vaststelling van een overlijden en de verplichte aanwezigheid van een arts, zolang de Brusselse wetgever de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging niet wijzigt.

Boryana Nikolova

5 Ter herinnering, een delegatie van handtekening is reeds wettelijk vastgelegd in artikel 126 van de Nieuwe Gemeentewet voor een reeks documenten, waaronder “het afgeven van uittreksels uit of afschriften van andere akten dan die van de burgerlijke stand”. 6 Parl. St., Kamer, 2011-2012, nr 1804/016, p. 7. 7 Zie artikel 85 van de wet van 14 januari 2013. 8 De bijzondere wet van 13 juli 2001 regionaliseert de bevoegdheid inzake begraafplaatsen en lijkbezorging. In Vlaanderen en Wallonië wordt de materie nu in decreten vastgelegd. In Brussel is de federale wet van 1971 nog steeds in voege, weliswaar bijgestuurd door diverse ordonnanties. 9 Daartoe eisen de artikelen 20, §1, en 22 van de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, naast de “primaire” vaststelling van het overlijden aan de hand van een medisch attest (de ambtenaar van de burgerlijke stand verplaatst zich niet langer persoonlijk) ook een tweede medisch attest dat bevestigt dat het gaat om een natuurlijke dood. De kosten van de attesten opgesteld door de bevoegde arts moeten gedragen worden door de gemeente. Al deze handelingen vallen onder de verantwoordelijkheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand. 10 J.-M. VAN BOL, “Les funérailles et les sépultures - aspects civils et administratifs”, Larcier, 2003, p. 63. Nieuwsbrief 2013/04

27


28

Nieuwsbrief 2013/04


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.