Nieuwsbrief Brussel nr 2012/02

Page 1

Ver. Uitg. Marc Thoulen - Nr 7317

Nr2012/02 - april /mei 2012

Gemeentelijke Internationale Samenwerking in gevaar

EDITO

Er nemen negenenvijftig Belgische gemeenten (waarvan zestien van de negentien Brusselse gemeenten) deel aan het programma voor Gemeentelijke Internationale Samenwerking (GIS). Ieder jaar krijgen ze via de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (ABOS) een staatstoelage die momenteel goed is voor 3,9 miljoen euro. Het samenwerkingsprogramma is een van de meest doeltreffende die er bestaan. Externe evaluaties kunnen dit alleen maar bevestigen. De Brusselse acties zijn gericht op drie landen, namelijk Marokko, de Democratische Republiek Congo en Senegal. Een van de troeven van het programma is dat de gemeenten in groep kunnen werken rond gemeenschappelijke doelstellingen in elk van de drie betrokken landen. De samenwerkingsacties die tussen de lokale overheden georganiseerd worden, zijn erg concreet. Acht Brusselse gemeenten werken samen met hun Marokkaanse partners om hen te helpen met de planning, de followup en de evaluatie van geïntegreerde en gecoördineerde sociale projecten voor burgers in het algemeen en voor kansarmen in het bijzonder. Zes gemeenten zetten zich in voor de Democratische Republiek Congo, meer bepaald voor de diensten Burgerlijke Stand en Bevolking (zie Nieuwsbrief 2011-6). Drie andere Brusselse gemeenten richtten een samenwerkingsverband met Senegalese gemeentebesturen op voor de versterking van hun capaciteiten om op participatieve en overlegde wijze het proces voor lokale ontwikkeling te plannen, beheren en structureren. Al deze programma’s worden echter bedreigd omdat de federale regering de GIS wil plaatsen op de lijst met zogenaamde “usurperende” bevoegdheden. Dit zijn bevoegdheden die momenteel gefinancierd worden door de Staat maar waarvan de Staat vindt dat ze niet onder zijn bevoegdheden vallen en dus niet meer met de staatskas gefinancierd zouden mogen worden. Samen met haar Vlaamse en Waalse zusterverenigingen heeft onze Vereniging bij alle betrokken federale en gewestelijke regeringen acties ondernomen opdat de GIS niet beschouwd zou worden als een “usurperende” bevoegdheid. Want het is niet omdat de gemeenten onder het toezicht van het Gewest vallen dat de acties die zij voeren, daarom niet vallen onder de Staat wanneer zij handelen binnen diens bevoegdheden. Dat is hier wel het geval aangezien ontwikkelingssamenwerking een bevoegdheid van de federale regering gebleven is. Toen ik dit editoriaal schreef, hadden de Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen nog geen akkoord bereikt over de “usurperende” bevoegdheden. Laten we hopen dat wanneer dit akkoord gesloten wordt, het de GIS zal kunnen vrijwaren. Het zou jammer zijn om tien jaar opbouwende inspanningen op het belangrijke domein van de gedecentraliseerde samenwerking zomaar overboord te gooien.

Meer info In februari 2010 had de Vereniging een interview met Charles Michel die toen minister van Ontwikkelingssamenwerking was. Dit interview werd gepubliceerd in de Nieuwsbrief 2010-01 die u kunt raadplegen op www.vsgb.be > Publicaties.

Marc Cools Voorzitter van de VSGB

DE VERENIGING IN ACTIE

De periode waarvan we hier verslag uitbrengen, loopt van begin februari tot midden maart.

Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling Op 16 november ontving de Raad van Bestuur Benoît Périlleux, adviseur van minister-president Charles Picqué, die toelichting kwam geven bij het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling : het verband tussen verschillende plannen, de procedure voor de opstelling, de uitdagingen en de uitvoering. Het debat ging voornamelijk over de rol van de gemeenten in die werkzaamheden. Er wordt de gemeenten immers weinig ruimte gelaten om hun mening te geven in de marge van de wettelijke procedure van raadpleging en bij de prospectieve workshops die recent gehouden werden in het kader van de studiefase, konden zij niet rechtstreeks betrokken worden. Daarom werd er gevraagd de gemeenten te raadplegen vóór het openbaar onderzoek. Concreet werd er voorgesteld dat de gemeenten zich zouden kunnen uitspreken over de gewestelijke prioriteiten op de schaal van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling en dat er thematische ontmoetingen georganiseerd worden waar hun vertegenwoordigers - zowel politici als ambtenaren - de lokale bekommernissen kunnen aankaarten. Die vraag ligt in het verlengde van het resultaat van de ontmoeting tussen verantwoordelijken van het GPDO en die van de Lokale Agenda 21, die plaatsvond op 12 oktober.

INHOUD

Collectief initiatief voor maatschappelijke dienstverlening . . . . . . . . . . . . .8 Op bezoek in het OCMW van Sint-Jans-Molenbeek . . . . . . . . . . . . . . .11 Regionalisering van de ouderenvoorzieningen : vragen van de Afdeling OCMW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 Huisvesting in Sint-Jans-Molenbeek : nieuwe inwoners, nieuwe uitdagingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20


DE VERENIGING IN ACTIE

Op 16 februari nodigde de minister-president de gemeenten uit op een uiteenzetting-debat over de uitdagingen van het GPDO en om de gemeenten aan te sporen zich aan te sluiten bij het overleg, dat hun zou worden voorbehouden voor de raadpleging. Deze hebben evenwel gereageerd op de praktische modaliteiten van dit geheel, dat zeer snel verloopt en gericht is tot ambtenaren die zouden moeten reageren op basis van gemeentelijke plannen die nog niet afgewerkt zijn. Op basis van hun reacties werd de planning bijgestuurd van het overleg, dat spoedig moet plaatsvinden.

Gsm-antennes

Pensioenen

Aangezien de wetgeving niet evolueert, althans niet onmiddellijk, zou het arrest van het Grondwettelijk Hof betreffende de prejudiciële vraag misschien een oplossing brengen die gunstig is voor de lokale financiën. Het Hof annuleert het betwiste artikel niet, maar stelt dat niet beschouwd mag worden dat het de gemeenten verbiedt om taksen te heffen op de activiteiten van operatoren die op het grondgebied van de gemeente verwezenlijkt worden door de aanwezigheid van pylonen, masten of antennes die voor die activiteit aangewend worden.

De Vereniging heeft zich ook toegespitst op de wijzigingen die doorgevoerd zijn in het pensioenstelsel van de gemeentelijke uitvoerende mandatarissen. De wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen wijzigt namelijk de berekeningsregels voor de pensioenen van de plaatselijke uit-voerende mandatarissen. Voortaan kan de maximumgrens van ? van het loon bereikt worden na 36 jaar diensten, als de diensten na 31 december 2011 gepresteerd worden. De wetgever heeft geen overgangsstelsel uitgewerkt. Integendeel, 31 december is een deadline. De personen die de leeftijd van 55 jaar op die datum hebben bereikt, kunnen nog hun pensioen verkrijgen tegen de oude voorwaarden. Voor alle anderen wordt het pensioen niet meer berekend op 20 jaar maar op 36 jaar. Deze wet werd goedgekeurd tussen kerstmis en nieuwjaar en werd niet grondig besproken, wat wij ten zeerste betreuren. In de eerste plaats omdat de voorwaarde van 36 jaar voor een politiek mandaat zeer moeilijk te vervullen is omdat een mandaat in essentie altijd precair is. Ten tweede omdat de federale wetgever die datum willekeurig lijkt te hebben gekozen: hij had kunnen kiezen het te doen samenvallen met de installatie van de nieuwe gemeenteraden, uiterlijk op 1 januari 2013. Zo hadden de mandatarissen een keuze kunnen maken, terwijl de regels nu gewijzigd werden in de loop van het mandaat. Daarom heeft de Vereniging op 5 maart en in overleg met haar zusterverenigingen beslist een brief te sturen naar minister van Pensioenen Vincent Van Quickenborne en naar minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet. Wij dringen er ondermeer op aan een overgangsstelsel uit te werken aan de hand van een uitvoeringsbesluit. Zoals wij reeds aanstipten, is een grondig debat over een beter statuut van de uitvoerende mandataris (ondermeer op het vlak van werkloosheid en aansprakelijkheid) meer dan ooit noodzakelijk.

2

Nieuwsbrief 2012/02

Op 15 december 2011 velde het Grondwettelijk Hof een arrest dat de gemeenten de mogelijkheid biedt om gsmantennes, -masten en -pylonen te belasten. Het geschil tussen de gemeenten en de operatoren van mobiele telecommunicatienetwerken omtrent heffingen op gsm-antennes sleept al jaren aan. Onze Vereniging heeft in dat kader overigens al heel wat initiatieven genomen.

Omdat onze Vereniging de conclusies van dit arrest zo goed mogelijk wil exploiteren, heeft ze een groep gemeentelijke deskundigen samengebracht om een model van belastingreglement op te stellen dat de risico's op geschillen minimaliseert. Op 2 maart werd dit voorstel aan de verschillende colleges voorgelegd, met toelichting bij de motivering, waarbij de nadruk gelegd werd op het feit dat er een verband moet blijven tussen de geïnde bedragen en het voorwerp van de belasting, om geschillen te voorkomen.

Energie Op het front van de “utilities” stippen we aan dat voor de openstelling van de energiemarkt in België de gemeenten aangesproken waren om een actieve rol te spelen in de scheiding van de activiteiten van productie en verkoop van energie en het beheer van netwerken (de zogenaamde “unbundling”). Diezelfde gemeenten dienden veel directere verantwoordelijkheden op te nemen in het operationele beheer van de distributienetwerken in de voormalig gemengde sector, met de oprichting van Sibelga-BNO. Zij werden ook aangezet tot het stapsgewijs overkopen van de participatie van Electrabel in de transport- en distributieactiviteiten, en dit in afwezigheid van de federale overheid of kandidaat-privé-investeerders, tegen een prijs die bepaald werd in functie van de valorisatie- en regulatiemethodes vastgelegd door de Commissie voor de Regulering van Elektriciteit en Gas CREG zelf. De CREG wou de energiekosten verlagen door de distributienetwerkbeheerders drastisch te reguleren, omdat ze zich niet durfden te richten tot de producenten en


DE VERENIGING IN ACTIE

leveranciers. Die regulering houdt een daling in van de vergoeding van de door de gemeenten in deze netwerken geïnvesteerde kapitalen, terwijl de dividend – reeds beperkt door de liberalisering van de energie – tot een symbolisch niveau zou dalen. De nieuwe methode zou ook terugwerkende kracht hebben op de tarieven die reeds vastgelegd zijn voor de periode 2009-2012 - wat onaanvaardbaar is – en op de tarieven voor 2013-2017 en meer nog als de gewestelijke regulator Brugel de bevoegdheid van de CREG erft in 2014, als de regionalisering effectief zal zijn. Daarom had de Vereniging samen met haar Vlaamse en Waalse zustervereniging haar ongenoegen over de plannen van de CREG geuit bij de formateur, de eerste minister en de andere betrokken ministers. De Verenigingen hebben op 28 februari een vergadering verkregen in het kabinet van Staatssecretaris voor Energie Melchior Wathelet. Hun gesprekspartners stelden hen gerust : de energieprijzen zouden niet dalen, maar worden bevroren tot de regionalisering, en de daling van het rendement van de door de lokale besturen geïnvesteerde kapitalen, die 25 % zou bedragen, wordt beperkt tot 15 % of niets. De Vereniging volgt dit dossier nauwgezet.

Derde forum omtrent de demografische evolutie: huisvesting Brussel verjongt en veroudert. Twee fenomenen die niet zonder gevolg zijn voor de Brusselse gemeenten. Welke trends tekenen zich af en wat betekent dat voor de gemeenten ? Welke impact heeft dat op de financiën van de gemeenten ? Dat zijn de voornaamste vragen die onderzocht werden in een reeks van verschillende forums in samenwerking met Dexia Bank België (voortaan Belfius). Op 2 december organiseerde de Vereniging een eerste forum van de gemeentelijke beleidsvoerders, gewijd aan de demografische ontwik-kelingen van het Gewest en de impact ervan op de gemeentelijke en gewestelijke financiën. Op een tweede forum op 26 januari kwamen de administratieve problemen aan bod: de voorlopige inschrijving, op een referentieadres of in een ongezonde woning, en ook de schrapping uit de registers. Die samenkomst was een groot succes en kon rekenen op 80 aanwezigen uit gemeenten en politiezones.

De allergrootste opkomst was echter weggelegd voor het derde forum, op 16 februari, dat gewijd was aan een nieuw aspect van de problematiek, de huisvesting. De snelle toename van de bevolking leidt tot nieuwe woonvormen, overbevolking of de onderverdeling van bestaande woningen. Iedere problematiek is gelinkt aan regelgeving: de bevoegdheden van de burgemeester inzake openbare salubriteit (uiteenzetting van meester Peter Filipowics), de bewoonbaarheidsnormen vastgelegd in de Brusselse Huisvestingscode (behandeld door Nicolas Bernard, hoogleraar aan de universitaire faculteiten Saint-Louis), de controles in het kader van gezinshereniging, de wijziging van het aantal wooneenheden in een pand en de weerslag op het vlak van stedenbouw en ook de strijd tegen huisjesmelkers (belicht door meester Alexis Deswaef ). Aansluitend vond een rondetafelgesprek plaats met deskundigen van het Gewest, politiezones en gemeenten, voorgezeten door de Schaarbeekse schepen Cécile Jodogne. Naar aanleiding van dit forum publiceren wij in dit nummer een interview met de Huisvestingscel van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek.

Duurzame ontwikkeling Op 16 en 17 februari ging de Vereniging naar Londen voor de derde rondetafel “Informed Cities”. Dit Europese project duurt drie jaar en wordt gedragen door ICLEI Local Governments for sustainability en verenigt vertegenwoordigers van heel wat Europese landen: Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Zwitserland, Duitsland, Tsjechische republiek, Italië, Finland, Zweden, … Op de agenda van de twee dagen stond de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden inzake Lokale Agenda 21 en de stand van zaken van de nationale voorbereidselen voor Rio+20. De Monitor van de duurzame ontwikkeling nr 15 is verschenen. Daarin staat een interview met de cel die instaat voor de coördinatie van de uitwerking van het GPDO, een kennismaking met de sociale vestiaire van het OCMW van Etterbeek en een artikel over de communicatie rond duurzame ontwikkeling.

Mobiliteit Het aspect vormingen kwam weer volop aan bod in de beschreven periode, om de wachtlijsten weg te werken voor de “opfrissingscursus verkeersreglement”, waarvan twee modules georganiseerd werden op 3 en 13 maart in het Frans, op 14 en 21 maart in het Nederlands. Nieuwsbrief 2012/02

3


DE VERENIGING IN ACTIE

Midden maart verscheen ook nummer 33 van de Gids van de Mobiliteit en de Verkeersveiligheid, dit keer gewijd aan de fiets in Brussel : een artikel over Bike Experience, een over de fietspunten in Brussel, de stand van zaken inzake afbakening van de GFR en een artikel over de 10 test-gemeenten van “Wallonie cyclable”. Op 16 februari kreeg de agenda van de mobiliteit en de verkeersveiligheid een nieuw jasje aangemeten. Qua inhoud is er niets veranderd : de mobiliteitscel blijft elke maand een overzicht maken van de geplande evenementen in verband met mobiliteit en verkeersveiligheid. We vinden er nog steeds vormingen en seminaries die de Vereniging (mede)organiseert op het vlak van mobiliteit, alsook colloquia, vormingen, seminaries, ontmoetingsdagen, enz. in Brussel en elders. De nieuwe lay-out is gebruiksvriendelijker en interactief en versterkt de zichtbaarheid van de evenementen. Dit specifieke communicatiemiddel is ontstaan uit een nauwe samenwerking tussen de Vereniging en Mobiel Brussel en is voornamelijk gericht tot een publiek uit de Brusselse gemeenten dat geïnteresseerd is in vragen omtrent mobiliteit en verkeersveiligheid. In het kader van bovenvermelde vergadering van 28 februari op het kabinet van Melchior Wathelet, tevens federaal staatssecretaris voor Mobiliteit, hebben de verantwoordelijken van de mobiliteitscellen van de drie Verenigingen de dossiers besproken waar zij mee bezig zijn en die rechtstreeks verband houden met de materies die het kabinet behandelt. Zo kwamen aan bod: de hervorming van het verkeersreglement, met name de toekomst na de regionalisering, het rijbewijs in het kader van het project Mercurius, het gedepenaliseerd parkeren en de plaatsing van wielklemmen, de plaatsing van oplaadpunten voor elektrische voertuigen en tot slot de bestaande links tussen de Brusselse en de federale Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid. Ter herinnering: in samenwerking met de VSGB start het Gewest een projectoproep “te voet, dat gaat vanzelf ” voor de organisatie van begeleide voetgangersrijen in de Brusselse lagere scholen. Daartoe biedt zij financiële ondersteuning voor de gemeenten die in de Brusselse lagere scholen in het schooljaar 2012-2013 voetgangersrijen organiseren voor leerlingen tussen hun huis en de school. Aangezien het gaat om een thema dat op het raakvlak ligt tussen mobiliteit, onderwijs en preventie, werd de oproep gericht tot de verschillende betrokken gemeentediensten.

4

Nieuwsbrief 2012/02

Heel wat gemeenten zijn ingegaan op de oproep van het Gewest. Niet minder dan 14 gemeenten waren aanwezig op de startvergadering van 14 maart. Staatssecretaris Bruno De Lille schetste er de doelstellingen en de context waarin hij de oproep wil doen. De Vereniging gaf er toelichting bij de voorwaarden en modaliteiten van de projectoproep. De gemeenten hebben positief gereageerd en verschillende praktische punten werden besproken naar aanleiding van verschillende vragen van de deelnemers. Alle documenten betreffende de projectoproep staan op www.vsgb.be. Deadline voor de indiening van kandidaturen is 15 mei 2012.

Internationale samenwerking De Brusselse en de Waalse Vereniging zijn begonnen met een evaluatie van hun meerjarenprogramma voor gemeentelijke internationale samenwerking. Het externe bureau aan wie de evaluatie toevertrouwd werd, zal een analyse verrichten van de processen van programmatie, follow-up en evaluatie die vastgelegd werden voor het programma 2009-2012 en op die basis aanbevelingen voorstellen voor de uitwerking van het volgende programma voor de periode 2013-2015. Het begeleidingscomité van de studie, bestaand uit vertegenwoordigers van de verenigingen en van de DG Ontwikkelingssamenwerking en ook een deskundige van de Luikse universiteit, heeft als doel vooropgesteld de eerste conclusies voor te stellen in maart 2012. De eerste vergaderingen voor de programmatie van de periode 2013-2015 moeten immers plaatsvinden tussen april en juni 2012 en zullen zich logischerwijs baseren op deze eerste resultaten. In het kader van die externe evaluatie hebben de Vereniging en haar Waalse zustervereniging de werkgroep Senegal samengeroepen op 8 februari in de Vereniging, alsook de werkgroep Marokko op 6 maart te Sint-Gillis, met de Brusselse en Waalse gemeenten die actief zijn in beide landen. Ze luisterden er naar een eerste feedback van de evaluatoren betreffende de interventie van de gemeenten in Senegal en Marokko. In diezelfde lijn werden de gemeenten die actief zijn in Congo, uitgenodigd op 22 februari in de Vereniging, op een werkvergadering om de evaluatoren te helpen bij de voorbereiding van hun missie naar Congo. Op 9 en 29 februari nam de Vereniging in het Egmontpaleis deel aan de eerste vergaderingen die de Belgische Ontwikkelingssamenwerking organiseerde in het kader van het overleg tussen het kabinet van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, het bestuur Ontwikkelingssamenwerking en de niet-gouvernementele actoren (steden en gemeenten, vakbonden, ngo's, universiteiten, …) omtrent de hervorming van de modaliteiten voor


DE VERENIGING IN ACTIE

toekenning en beheer van de subsidies terzake. Maar op 7 maart kwam de koude douche toen de drie verenigingen ontvangen werden op het kabinet van minister Paul Magnette om de toekomst van het programma voor gemeentelijke internationale samenwerking te bekijken in het licht van de begrotingsbesprekingen die aan de gang zijn, en de kwestie van de gemengde of usurperende bevoegdheden. Het is namelijk niet onmogelijk dat dit programma overgeheveld wordt naar de Gewesten en dat doet natuurlijk vragen rijzen over de voortzetting van het programma op korte of middellange termijn. (wordt vervolgd)

Europese Week van de Lokale Democratie De editie 2011 van de Europese Week van de Lokale Democratie heeft alles om trots op te zijn. We hoopten op meer kwalitatieve dan kwantitatieve vooruitgang, maar met 90 acties, 19 deelnemende gemeenten en 6 OCMW’s, hadden we ze allebei. Het thema mensenrechten leverde duidelijk inspiratie voor een heleboel innoverende activiteiten, waaronder in het bijzonder een steeds groeiend aantal gezamenlijke acties. De Week wordt stilaan de vitrine van wat het hele jaar door ondernomen wordt op het vlak van burgerschap en democratie in de gemeenten, met daarbovenop nog een aantal events die elk jaar weerkeren omdat ze door het publiek bijzonder op prijs gesteld worden. Toch is de Week in zekere zin nog op zoek naar zichzelf, wellicht omdat het nog een vrij jong initiatief is. Het is nog niet voldoende gekend bij het grote publiek en nog niet genoeg erkend binnen gemeente en OCMW. De abstracte benaming en de periode waarin het valt, blijven een handicap, met name voor scholen. Er wordt ook gezocht naar mogelijkheden om de moeilijkheden te omzeilen, meer bepaald op het vlak van organisatie en communicatie. Er kwamen heel wat ideeën van gemeenten en OCMW's, en ook vanuit onze Vereniging en het Gewest: wij hebben alles genoteerd en doen ons best om ze in 2012 in de praktijk om te zetten. Voor die campagne werd overigens al een aanzet gegeven op 15 februari, met de lokale verantwoordelijken voor de operatie. We maakten er kennis met het thema van de campagne, sociale cohesie, vrucht van de behartiging van de mensenrechten door de lokale besturen, alsook de datum van de editie 2012, die verschoven werd naar 10 november omwille van de gemeenteraadsverkiezingen.

Afdeling OCMW Op 3 februari zaten de Federaties van OCMW’s rond de tafel met Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Maggie De Block. Zij legden er hun memorandum voor, waarover we het in de vorige editie reeds hadden, met hun aantekeningen bij het regeerakkoord. De nota heeft betrekking op de staatshervorming, asiel en migratie, maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en tewerkstelling. De federaties wezen er op de impact van de door de regering aangekondigde maat-regelen op de OCMW’s en zij inter-pelleerden de Staatssecretaris over haar aanpak en geplande acties. Zij toonde veel begrip voor onze opmerkingen en heeft voorgesteld ons concreet te betrekken bij de werkzaamheden rond de overdracht van bevoegdheden die ons aanbelangen en de toekomstige projecten van haar administratie. Zo zouden de federaties uitgenodigd moeten worden op verschillende werkgroepen, met name betreffende de staatshervorming (overdracht art. 60 en 61 en sociale economie) en de opvang van asielzoekers (o.a. via lokale opvanginitiatieven). Het thema van de strijd tegen de sociale fraude werd ook aangekaart en mevrouw Maggie De Block heeft voorgesteld een specifieke werkgroep te creëren in samenwerking met Staatssecretaris voor de bestrijding van fiscale en sociale fraude John Crombez. Op 8 februari hadden de Afdeling OCMW en haar Waalse tegenhanger een ontmoeting met minister van jeugd en jeugdbijstand Evelyne Huytebroeck, om het samenwerkingsakkoord tussen de Franstalige diensten voor jeugdbijstand en de OCMW’s te bespreken. De federaties vroegen de minister om het snel te kunnen uitvoeren om de samenwerking zo snel mogelijk te kunnen opstarten, een omzendbrief te schrijven om alle Waalse en Brusselse OCMW’s te motiveren en zo snel mogelijk na te denken over de vereiste omkadering. Mevrouw Evelyne Huytebroeck sloot zich bij het voorstel aan en beloofde in maart een omzendbrief op te stellen in samenwerking met de dames Brigitte Grouwels voor Brussel en Eliane Tillieux voor Wallonië. Voorts wil ze de ad hoc werkgroep, die al meer dan een jaar actief is, vragen een gemeenschappelijke vorming uit te stippelen voor de diensten van het OCMW en de jeugdbijstand SAJ en SPJ. De Afdeling OCMW hield op 1 maart haar Algemene Vergadering. Dit jaar was die gewijd aan de regionalisering

Nieuwsbrief 2012/02

5


DE VERENIGING IN ACTIE

6

van de ouderenvoorzieningen, naar aanleiding van het institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming. Daarin staat immers: “De volledige bevoegdheid (inclusief de prijsbepaling voor de bewoners) inzake rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, centra voor dagverzorging, centra voor kort verblijf, geïsoleerde G-diensten en Sp-diensten zal integraal aan de Gemeenschappen worden overgedragen. (…)Voor wat de overgedragen bevoegdheden in verband met de ouderen betreft (voornamelijk: opvangstructuren, tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), geïsoleerde geriatrische ziekenhuizen G) zullen de middelen aanvankelijk worden verdeeld volgens de bevolkingssleutel van de + 80jarigen. Ze zullen evolueren naargelang de evolutie van de bejaarden ouder dan 80 jaar in elke entiteit, de inflatie en 82,5% van de werkelijke groei van het bbp per inwoner.”

tussen de administratie en de gewestelijke diensten voor tewerkstelling. Het regeerakkoord stipuleert immers dat onder voorbehoud van overleg met de gewesten, in geval van toekenning van het leefloon, de OCMW’s verplicht zullen worden de betrokkene te activeren door hem in te schrijven in de gewestelijke dienst voor tewerkstelling.

De Brusselse rusthuissector wou die overheveling naar de Gemeenschappen niet. Zij werden niet geraadpleegd over deze hervorming en door deze beslissing zou de toekomst er niet al te rooskleurig uitzien. Met enige realiteitszin zal men toch vrede moeten nemen met dit nieuwe gegeven. Om de OCMW's toelichting te geven bij deze grondige wijziging kwam een panel met deskundigen en mandatarissen uiteenzettingen geven en vragen beantwoorden. Verschillende invalshoeken werden er belicht: de analyse van de Afdeling OCMW, het standpunt van een ziekenfonds, het standpunt van de Brusselse ministers en de visie van de gebruikers. Het debat ging ook over enkele belangrijke aspecten: institutionele en financiële aspecten, de opening van bedden en de vergrijzing, informatica en het personeel dat voor de verschillende taken ingezet moet worden, allemaal zaken waarover beslissingen genomen moeten worden bij een regionalisering. Tot slot werden ook de alternatieven voor een rusthuisopname besproken. In dit nummer vindt u nadere toelichting bij de vragen van het OCMW in verband met de regionalisering van de ouderenvoorzieningen.

Naar aanleiding van de inwerkingtreding op 1 januari van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering wordt de betaling van aanvullende bijdragen verplicht indien een ziekenfonds of een landsbond de diensten voor aanvullende verzekering organiseert. Mensen die geholpen worden door het OCMW, krijgen dus te kampen met een bijkomende uitgave die ze niet kunnen betalen en zullen wellicht hulp vragen aan het OCMW, wat een weerslag zal hebben op hun financiën. De federaties betreuren dat bij de inwerkingtreding van die verplichting niets voorzien werd voor personen met sociale en financiële moeilijkheden, die als ze deze bijdragen niet betalen uit hun ziekenfonds uitgesloten zullen worden, terwijl hun recht op de ziekteverzekering integendeel gevrijwaard zou moeten blijven. Daarom hebben de federaties van OCMW's op 8 maart een brief geschreven naar minister van Sociale Zaken Onkelinx en Staatssecretaris Maggie De Block, om een differentiëring te vragen, meer bepaald een vrijstelling van betaling van bijkomende bijdragen voor leefloners, equivalent-leefloners en mensen die OCMW-steun krijgen of in een rust- of verzorgingstehuis verblijven.

De Directiecomités van de drie federaties van OCMW’s hebben in februari een nota besproken van de POD Maatschappelijke Integratie betreffende de samenwerking

Marc Thoulen

Nieuwsbrief 2012/02

Om deze bepalingen toe te passen gaat de POD MI uit van het algemene principe dat iedereen die een leefloon ontvangt, beschikbaar moet zijn op de arbeidsmarkt en zich moet inschrijven als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, met uitzondering van degenen voor wie gezondheids- of billijkheidsredenen ingeroepen kunnen worden. Zo legt de POD MI een link tussen beschikbaarheid en inschrijving, terwijl er wettelijk niets terzake is vastgelegd. Volgens de OCMW's is de inschrijving als werkzoekende voorzien in de werkloosheidswetgeving en heeft dit een impact op de continuïteit van de rechten op sociale zekerheid. Wat de maatschappelijke bijstand betreft, bepaalt de RMI-wet dat de persoon moet “werkbereid zijn, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen niet mogelijk is”. Er is dus verwarring tussen sociale zekerheid en sociale bijstand, terwijl de link tussen werkbereidheid en verplichte inschrijving bij Actiris niet overeenstemt met de filosofie van de RMI-wet. De federaties gaan niet akkoord met deze verplichte inschrijving en hebben dat op 27 februari in hun brief aan de POD MI gemeld.


Nieuwsbrief 2012/02

7


NIEUW

COLLECTIEF INITIATIEF OM DE MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING VORM TE GEVEN Sinds enkele jaren trachten de Brusselse OCMW's zich heruit te vinden door middel van “onderzoek-actie” gecoördineerd door de Afdeling OCMW van de VSGB. Vorige zomer zijn de universitaire faculteiten Saint-Louis (FUSL) en de Afdeling OCMW ermee begonnen en werden er acht nota's opgesteld rond bepaalde thema's. Vandaag dienen die als gespreksbasis voor evenveel werkgroepen die een reeks voorstellen zullen opstellen die tegen het einde van het jaar afgerond moeten zijn.

Waarom dit “onderzoek-actie” ? Dit “onderzoek-actie” is een project op initiatief van het Verenigd College, dat draait rond de begeleiding van personen in het OCMW. Het heeft doelstellingen op verschillende niveaus: macro (gewestelijk), mezzo (het OCMW) en micro (de maatschappelijk werker). Op het eerste niveau zijn er aanbevelingen over wetswijzigingen die doorgevoerd zouden moeten worden, de verbanden en de uitvoering van de verschillende maatregelen. Het tweede heeft betrekking op de beleidsvoerders in het OCMW, aan de hand van pistes voor (re)organisatie van de instelling. Het derde tot slot tracht het OCMW-personeel beter uit te rusten ten opzichte van de toenemende en evoluerende uitdagingen van hun beroep. Eind 2012 zouden we naar buiten moeten treden met aanbevelingen en goede praktijkvoorbeelden als resultaat van dit participatief proces. Het gaat om “onderzoek-actie”, dus er worden verschillende pistes gecombineerd (via informatie die OCMW’s doorgeven, waarnemingen van onderzoekers ter plaatse en resultaten van reeds uitgevoerde studies) en die worden getoetst aan ervaringen en oplossingen die aangereikt worden door OCMW-personeel, dus degenen die ze zullen moeten toepassen. Het is geen werk dat binnenskamers gebeurt, maar een methodologie die concrete zaken voor ogen houdt, waarbij samen met alle betrokkenen vorm gegeven wordt aan het OCMW van morgen. De participatieve aanpak is hier heel belangrijk en heeft zowel betrekking op de maatschappelijk werkers als het administratief personeel, maar ook de ondersteunende diensten en hun hiërarchische oversten, met inbegrip van de OCMW-secretaris.

De etappes Het onderzoeksproces verloopt in verschillende fasen. In de zomer 2011 hebben de Afdeling OCMW en de universitaire faculteiten Saint-Louis de thema’s vastgelegd op basis van informatie die bij de OCMW's ingewonnen werd. Op basis van die thema’s werden fiches opgesteld met vaststellingen, behoeften en vragen. Deze thematische nota’s zijn niet wetenschappelijk noch exhaustief. Ze bevatten ook niet de absolute waarheid over het OCMW. Ze werden

8

Nieuwsbrief 2012/02

opgemaakt om het debat op gang te brengen, vragen aan te reiken en een werkbasis te leveren voor de thematische groepen. In februari 2012 werden op een startseminarie de uitdagingen voorgesteld en analysegroepen samengesteld die hun workshops midden april begonnen zijn. Die werkzaamheden zouden duren tot midden juni. Vervolgens zal er synthese gemaakt worden om tot het slotseminarie te komen in december.

De analysegroepen De analysegroepen zijn discussiegroepen die telkens bestaan uit een twaalftal personen, die werkzaam zijn in een OCMW. Bij de selectie van de deelnemers werd gestreefd naar een zo groot mogelijke diversiteit van de profielen, functies en vertegenwoordigde OCMW's. Die diversiteit garandeert dat er verschillende standpunten en invalshoeken betreffende eenzelfde problematiek aan bod komen. Iedere groep zal twee dagen werken rond een bepaald thema en trachten actiepistes uit te stippelen. Die zullen daarna samengevat worden door de coördinatie. Maar synthese betekent daarom niet homogenisering. Het onderzoek-actie houdt in dat er verschillende strategieën kunnen en moeten toegepast worden op verschillende situaties. Er kunnen dus tegengestelde of gewoon verschillende mogelijkheden uitgewerkt worden.

De thema's Het “onderzoek-actie” vertrekt dus van een reeks van 8 verkenningsnota’s, die niet zozeer wetenschappelijke vaststellingen bevatten, maar veeleer een vertrekbasis bieden voor het debat binnen de analysegroep. Hier volgt een korte (weliswaar onvolledige) voorstelling van de vragen.

Thema 1 : Welk parcours voor welke OCMWgebruiker ? Het parcours is vrij eenvoudig: iemand dient een aanvraag in bij het OCMW en krijgt een ontvangstbewijs. De betrokkene heeft een onderhoud met de maatschappelijk assistent die het sociaal onderzoek doet, om de behoefte in te schatten en/of te beslissen over de opening van het recht. Op basis van dat sociaal onderzoek stelt de maatschappelijk


NIEUW assistent een anamnese op en een diagnose met voorstellen, die voorgelegd worden aan het bijzonder comité voor de sociale dienst, dat erover beslist. De beslissing wordt bekendgemaakt en als de betrokkene niet akkoord gaat, is beroep bij de arbeidsrechtbank mogelijk. Als er elementen van het parcours gewijzigd moeten worden om de situatie van de gebruikers te verbeteren, welke mogelijkheden zijn er dan en wie zou daarvoor bevoegd zijn? Achter die vraag ligt de taak van de Brusselse OCMW’s.

Thema 2 : Van de categorisering van de gebruikers tot het in goede banen leiden van de stromen : hoe kunnen we het dienstenaanbod van het OCMW organiseren ? Het feit dat er categorieën gebruikers gedefinieerd zijn in de wet (samenwonende, alleenstaande, …) verhindert niet dat het OCMW er nog andere kan vastleggen. We stellen ook vast dat de inhoud van een categorie kan variëren binnen eenzelfde OCMW, in functie van de dienst. Centraal in de problematiek staan dus de criteria, maar ook de werkdruk en de specialisatie van het personeel.

Thema 3 : Van individueel werk naar “networking” : hoe kunnen we de samenwerking binnen het OCMW versterken ? Traditioneel verliep de begeleiding van de gebruikers in de Brusselse OCMW's lange tijd volgens een individueel model, tenminste binnen elke dienst: voor elke gebruiker één referent. Maar sinds tien jaar stellen sommige OCMW's een indrukwekkende toename vast van het aantal inwoners van hun gemeente aan wie ze steun verlenen. Aangezien noch de financiële middelen noch het personeelsbestand groeien, moest er grondig nagedacht worden over de verwerking van die nieuwe stromen gebruikers. Een van de voorgestelde oplossingen was de individuele begeleiding te vervangen door nauwe samenwerking tussen verschillende diensten rond eenzelfde dossier, “netwerken” dus.

Thema 4 : Procedures en informatisering: naar een harmonisering van de technische normen ? We zien een enorme verscheidenheid in de methodes die gebruikt worden binnen de diensten SPI van de Brusselse gemeenten, wat merkbaar is in de behandeling van het sociaal dossier.

De informatisering houdt de overgang in van het polymorfe individuele instrument (papier) naar een (elektronisch) gestandaardiseerd gemeenschappelijk instrument. Het sociaal dossier wordt gestructureerd en genormaliseerd, precieze regels worden vastgelegd en de informaticatoepassing wordt geprogrammeerd om te waken over de toepassing van de nieuwe werkprocessen. Terwijl de maatschappelijk assistent met het papieren dossier het gevoel had de informatiestroom in de hand te hebben, is dat anders bij het gedigitaliseerde dossier.

Thema 5 : Sociale en professionele balans : instrumenten voor diagnose ten behoeve van het OCMW ? Vanaf de jaren '90 kregen de OCMW's verantwoordelijkheden op het vlak van inschakeling. Zo vond er een verschuiving plaats van een logica van sociale dienstverlening naar een logica van socio-professionele inschakeling. De socio-professionele balans (SPB) is een globale methodologie voor de beoordeling van de situatie van een persoon ten opzichte van tewerkstelling. De VSGB heeft samengewerkt met de OCMW's om een operationeel instrument te creëren, maar de maatschappelijk werkers vonden dat vaak te uitvoerig. De sociale balans is een instrument dat de maatschappelijk werkers ondersteunt bij hun onderzoek, dat hen helpt om informatie over de sociale, administratieve en financiële situatie van de betrokkene in te winnen en om diens nood aan bijstand in te schatten. Het gebruik van deze middelen, die samenhangen met de methodologie, is variabel maar er is een sterke vraag naar informatisering van het instrument, die moeilijk of zelfs onmogelijk gemaakt wordt door de zwakte van de huidige informaticasystemen. De informatisering kan nochtans niet alleen de persoonlijke gesprekken van de maatschappelijk werkers ondersteunen, maar ook dienen als instrument om de gegevens van het terrein hogerop te brengen (zelfs statistisch) met het oog op analyse en kwalificering, om zo bijdragen tot de uitvoering van specifiek beleid.

Thema 6 : Maatschappelijk werk in het OCMW : specificatie en specialisatie ?

De omkadering van het werk van de terreinwerkers blijft uiterst zwak in een groot deel van de OCMW's. Ze beschikken trouwens over weinig richtlijnen of middelen om de gebruikers goed te begeleiden. De socio-professionele balans (SPB) vormt daar een uitzondering op en levert de betrokkenen een gedetailleerde methodologie en specifieke hulpmiddelen.

De voorbije jaren zijn de taken van het OCMW uitgebreid. Onvermijdelijk evolueert het mandaat van de maatschappelijk werker. Binnen het OCMW moet men vandaag enerzijds over “algemene” en “gespecialiseerde” diensten beschikken en anderzijds over “algemene” en “gespecialiseerde” maatschappelijk werkers.

Sinds enkele jaren zijn verschillende Brusselse OCMW’s een specifiek informaticasysteem aan het uitwerken voor de follow-up van het parcours van de gebruikers.

“Algemeen” houdt in dat men globaal werk verricht ten opzichte van de situatie van een gebruiker. Dat mandaat wordt klassiek uitgevoerd door de maatschappelijk werkers van de sector of de wijk. We spreken ook van Nieuwsbrief 2012/02

9


NIEUW

maatschappelijk werkers van de algemene sociale dienst of eerstelijnsmedewerkers. Zij kunnen “algemeen” of “gespecialiseerd” zijn in het algemene eerstelijnswerk. “Gespecialiseerd” houdt in dat men specifiek werk levert met betrekking tot een bijzonder aspect van de sociale situatie van een gebruiker. We kunnen spreken van een “gerichte” tussenkomst in de sociale situatie. Zo zien we maatschappelijk werkers die optreden in het domein van de socio-professionele inschakeling, schuldbemiddeling of nog thuishulp, … zijnde “tweedelijns”-diensten. Die maatschappelijk werkers kunnen ook “algemeen” of “‘gespecialiseerd” zijn in het specifieke werk binnen de tweedelijnsdienst. Achter deze specialisaties rijzen vragen rond het beroepsgeheim, de specifieke deontologie voor al het OCMWpersoneel.

Thema 7 : Relatie met de arbeidsmarkt : betrekkingen tussen gebruikers, OCMW en werkgevers ? De driehoek betreffende de terbeschikkingstelling via art. 60 § 7 impliceert het OCMW, de gebruiker en de OCMW-

klant. Daartoe moeten overeenkomsten opgesteld worden aangaande de terbeschikkingstelling. Als de betrokkene werkt, wordt die begeleid door een inschakelingsmedewerker. Is dat administratieve of sociale begeleiding ? De begeleider behandelt vaak meer de problemen die verband houden met de overeenkomst dan dat hij de werknemer begeleidt. Hoe kunnen we dat verbeteren ? De gebruiker voelt zich niet noodzakelijk in een relatie van samenwerking, maar soms in een onevenwichtige relatie. Hij weet niet noodzakelijk wanneer de persoon zal beginnen te werken, wanneer het OCMW beslist hem naar een opleiding te sturen en welke invloed dat zal hebben op de organisatie van het werk en dergelijke. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de gebruiker een partner wordt van de duurzame inschakeling van de betrokkenen en niet een consument van lowcost-werkkrachten ?

Thema 8 : De organisatie van het werk : factoren voor succes of mislukking ? De VSGB heeft de OCMW’s geanalyseerd op basis van de vraag: “Zijn de OCMW’s administraties zoals de andere?” De conclusie van die analyse is dat het OCMW een complexe bureaucratische en professionele overheidsstructuur is voor lokale maatschappelijke dienstverlening met veel betrokken partijen (intern en extern) om in een korte termijn een gepast antwoord te bieden op vele behoeften met hun middelen in een democratische geest van solidariteit en openheid. Het “onderzoek-actie” heeft een reeks punten aangestipt die vragen oproepen of problemen stellen: de nieuwe technologieën, het informaticasysteem, het uniek dossier, het personeelsverloop, … Is het OCMW dan een organisme dat zich nog altijd aan het heruitvinden is ? En hoe kunnen we synergie tot stand brengen met de andere actoren, zowel lokale als regionale ?

Info De 8 nota's staan op www.vsgb.be > Documenten > Collectief initiatief voor maatschappelijke dienstverlening Coördinatie van het “onderzoek-actie”: Jean-Luc Bienfet - Jean-luc.bienfet@avcb-vsgb.be

10

Nieuwsbrief 2012/02


IN ONZE GEMEENTEN

OP BEZOEK BIJ HET OCMW VAN SINT-JANS-MOLENBEEK OCMW's sleutelen aan zichzelf. Een goede gelegenheid om eens naar hen toe te gaan. Wij kiezen niet de minste, nl. Sint-Jans-Molenbeek. Interview met de OCMW-secretaris Tina Martens en het hoofd van het departement SPI, Jacqueline Dewulf.

Nieuwsbrief : Kan u de problematiek van het OCMW van Sint-Jans-Molenbeek schetsen ? Tina Martens : Molenbeek is de tweede armste gemeente van het land, na Sint-Joost-ten-Node en voor Sint-Gillis. Dat klassement is stabiel gebleven sinds mijn indiensttreding bij het OCMW in 2004, maar de algemene armoede is sindsdien alsmaar toegenomen. We staan dus voor een enorme uitdaging, aangezien we meer mensen moeten helpen, terwijl de inkomsten van de gemeente die ons financiert, krimpen omwille van de daling van de opbrengst uit de personenbelasting op ons grondgebied. In enkele jaren tijd is het deel van de lokale bevolking dat onder de armoedegrens leeft, gestegen van 5 naar 6,5 %. Jacqueline Dewulf : Als we enkel naar de jongeren kijken, treft de armoede zelfs 28 % onder hen. Ook daar is de toestand achteruitgegaan tussen 2006 - waar “slechts” 25 % van de jongeren onder de armoedegrens leefde - en 2008, maar sindsdien lijkt het gestabiliseerd. De evolutie de voorbije vijf jaar van het aantal leefloners en equivalent-leefloners vormt een bewijs van die verarming. Met 6.000 nu voor beide soorten bijstand, tegenover 5.000 twee jaar geleden, helpen we 6,59 % van de Molenbeekse bevolking (94.000 inwoners). Zelfs als we rekening houden met de index, zijn de uitgaven inzake sociale bijstand sterk toegenomen. Om daar iets aan te doen beschikt ons OCMW over 100 eerstelijns maatschappelijk werkers en 87 tweedelijns.

Nieuwsbrief : Wat ziet u als belangrijkste evolutie of uitdaging voor het OCMW-publiek ? Tina Martens : Een eerste belangrijke evolutie in het profiel van de mensen die naar ons toe komen, is het toenemend aantal analfabeten. Op de 6.000 dossiers die we behandelen, zien we niet minder dan 800 personen (dus iets meer dan 13 %) die nog moeten leren lezen en schrijven of Frans leren als vreemde taal. Alles begon enkele jaren geleden met een project in een lagere school (“un pont vers la citoyenneté”), waarmee ons OCMW de aandacht van de ouders vestigde op het feit dat het belangrijk was hun kinderen te kunnen helpen bij hun schoolwerk en ze dus aangemoedigd werden om de schooltaal te leren. Dit project werd op federaal niveau voorgedragen als goed praktijkvoorbeeld, maar toonde ons vooral dat een aanzienlijk percentage van de Molenbekenaren onze landstalen niet beheerst. Taal is een essentiële factor, de eerste stap naar maatschappelijke integratie. De mandatarissen hebben dat goed begrepen en steunden ons om alfabetiseringslessen te

Mevr. Tina Martens en mevr. Jacqueline Dewulf organiseren. Omdat we voelden dat werken in “netwerken” doeltreffender is, hebben we getracht synergie tot stand te brengen met de verenigingen (ondermeer de vzw Bestrijding van de sociale uitsluiting) om het probleem zo goed mogelijk te kunnen aanpakken. Maar de behoeften zijn zo groot dat noch de verenigingen noch het OCMW alle vragen kan beantwoorden, bij gebrek aan voldoende financiële middelen. Toch slagen wij erin een goed derde van de behoeften in te vullen (250 mensen). Daartoe hebben we onze profielen moeten diversifiëren en het profiel van het personeel moeten aanpassen. Zo hebben we bijvoorbeeld een maatschappelijk assistent omgeschoold tot leraar Frans voor anderstaligen en ook een licentiate in de Romaanse filologie aangeworven voor de alfabetiseringslessen. Een tweede heel andere problematiek waaraan ik ook denk, is de specifieke begeleiding van drugsverslaafden. Eigenlijk zijn onze maatschappelijk assistenten onvoldoende opgeleid en ook niet uitgerust om die gevallen te behandelen.

Nieuwsbrief : Het publiek evolueert en dus ook het personeel ? Tina Martens : De taken binnen het OCMW zijn inderdaad gediversifieerder geworden. In 2004 waren de meeste van onze medewerkers maatschappelijk assistent, behalve in het departement SPI waar ook een licentiate in de psychologie werkte. Maar omdat er steeds meer verschillende taken aan het OCMW toevertrouwd worden, werden de beroepsprofielen aangepast aan de diversifiëring van de behoeften van de steunaanvragers. Zo hebben we nu ook bachelors in de rechten en de psychologie, opvoeders, adviseurs uitzendarbeid, specialisten in social engineering … Die diversifiëring is een gezonde evolutie, want op die manier komen er meer ideeën en standpunten met elkaar

Nieuwsbrief 2012/02

11


IN ONZE GEMEENTEN

tegenover, omdat zij als een “onbeschreven blad” in onze instelling aankomen of misschien ook omdat ons jonger personeel “digital natives” zijn. Dankzij de informatisering kunnen we ons publiek ook beter onthalen, door afspraken beter te verdelen en het werk beter te spreiden, om te voorkomen dat er 's morgens vroeg al lange wachtrijen ontstaan voordat het OCMW zijn deuren opent, terwijl enkel de eersten bij gebrek aan organisatie diezelfde dag nog bediend kunnen worden.

Het OCMW van Sint-Jans-Molenbeek in aanraking. Die verscheidenheid van profielen is misschien wat ons OCMW in het bijzonder kenmerkt ten opzichte van andere. In dat opzicht zullen de resultaten van de werkzaamheden van groep 6 “onderzoek-actie”, die zal nadenken over het beroep van maatschappelijk werker bij OCMW's, bijzonder interessant zijn. De evolutie van dit beroep vergt permanente vorming die moet aansluiten bij de nieuwe behoeften. Die evolutie van het beroep binnen het OCMW doet vragen rijzen omtrent deontologie, beroepsgeheim, delen van informatie. In dat opzicht heeft het OCMW van Molenbeek enkele jaren geleden overigens een “handvest van de waarden” opgesteld en werkgroepen “deontologie” samengesteld, voor de maatschappelijk assistenten en het rusthuispersoneel.

Nieuwsbrief : Een groot personeelsbestand, dat is duidelijk, maar kampen jullie ook met het Brusselse probleem van de turn-over ? Tina Martens : De Brusselse OCMW's worden inderdaad geconfronteerd met een aanzienlijk personeelsverloop en Molenbeek ontsnapt daar niet aan. Toch hebben we die sinds enkele jaren sterk kunnen vertragen, dankzij een doorgedreven human resources beleid, met een vormingsplan dat verdergaat dan de verplichtingen uit het sociaal handvest. Door ervaring op te bouwen wordt het personeel aangemoedigd om te blijven en verhoogt de stabiliteit van het personeelsbestand.

Nieuwsbrief : Het OCMW van Molenbeek is sterk geïnformatiseerd. Hoe is dat verlopen ? Tina Martens : Enkele jaren geleden voelden we sterke weerstand toen we de informatisering van het OCMW naar een hogere versnelling wilden doen overschakelen, met name voor de gegevensinvoer van dossiers. Dat had te maken met nieuwe procedures, maar ook angst voor verandering, vrees van de werknemer om de controle over zijn dossier te verliezen, … Die zaken brachten weerstand teweeg, wat zelfs tot stakingen geleid heeft. Maar er is sindsdien veel water naar de zee gevloeid en het personeel is nu goed vertrouwd met de informatica. Nieuw personeel staat er niet langer afkerig

12

Nieuwsbrief 2012/02

Informatisering roept ook vragen op en wekt nog steeds weerstand. Bij voorbeeld omwille van de administratieve verplichtingen, maar die zijn veelal toe te schrijven aan het federaal niveau dan aan het systeem zelf (vandaar het belang om dat federale niveau te sensibiliseren - en misschien gaan de aanbevelingen van onze brainstorming die richting uit - voor de noodzaak om werkmiddelen aan te passen aan de gebruikers en niet omgekeerd), maar informatisering is in elk geval onmisbaar in een OCMW als het onze, om de groeiende behoeften het hoofd te kunnen bieden.

Nieuwsbrief : Past u de structuur van uw team regelmatig aan op organisatorisch vlak ? Tina Martens : De organisatie van de instelling moet de evolutie van de samenleving volgen om er zo goed mogelijk bij te kunnen aansluiten. Daartoe wordt het organogram van ons OCMW twee keer per jaar herzien. In de loop der jaren hebben we de cel Alfabetisering-FLE opgericht, waar ik het daarnet over had, de inschakelingspool hervormd (omvat ondermeer de cel “artikel 60”, de cel Werk) en bedrijven in de sociale economie opgericht. Ook al moeten we onszelf continu heruitvinden door het chronisch gebrek aan middelen, toch moeten we ook beseffen dat dit ook een troef vormt.

Nieuwsbrief : Een laatste woordje over het “onderzoek-actie” ? Tina Martens : Wij nemen dit bijzonder ter harte. Ik heb de 8 thema's meegedeeld aan de verantwoordelijken van iedere afdeling en zal me toeleggen op hun mobilisering. Dit soort werk is belangrijk, want het levert een blik van buitenaf op ons werk, het brengt andere standpunten aan maar biedt ook de mogelijkheid om onze visie te delen. Uiteindelijk zullen de aanbevelingen aan de betrokken minister voorgelegd kunnen worden.

Interview door Philippe Delvaux


ACTUALITEIT

Op 1 maart 2012 vond de Algemene Vergadering van de Afdeling OCMW van de Vereniging plaats. Een van de grote aandachtspunten was de overheveling van de ouderenvoorzieningen naar de Gemeenschappen, die opgenomen werd in het akkoord inzake de institutionele hervorming maar die vragen doet rijzen, vooral met betrekking tot de verwachte groei van de behoeften nu de “papy-boom”of de “grijze golf ” begonnen is.

OVERHEVELING VAN DE OUDERENVOORZIENINGEN NAAR DE GEMEENSCHAPPEN : WAT WIL DE AFDELING OCMW ? In het institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming staat : “De volledige bevoegdheid (inclusief de prijsbepaling voor de bewoners) inzake rusthuizen, rust- en verzorgingste-huizen, centra voor dagverzorging, centra voor kort verblijf, geïsoleerde G-diensten en Sp-diensten zal integraal aan de Gemeenschappen worden overgedragen. […]

Eind 2011 bedroeg de gemiddelde dagprijs voor bewoners 43,9 euro (39,9 euro voor de overheidssector alleen).

Michel Colson, Voorzitter van de Afdeling OCMW

Voor wat de overgedragen bevoegdheden in verband met de ouderen betreft (voornamelijk: opvangstructuren, tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), geïsoleerde geriatrische ziekenhuizen G) worden de middelen aanvankelijk volgens de huidige uitgavenver-deelsleutel verdeeld. Ze zullen vervolgens evolueren naargelang de evolutie van de bejaarden ouder dan 80 jaar in elke entiteit, de inflatie en de werkelijke groei van het bbp per inwoner.” Dit artikel begint met een aantal belangrijke cijfers over de rusthuissector in Brussel. Daarna wordt nogmaals het standpunt uiteengezet waarmee de Afdeling vóór het akkoord naar buiten kwam, gevolgd door een aantal vaststellingen en voorstellen van de OCMW’s na dit akkoord, die betrekking hebben op zes hoofdlijnen, namelijk : • • • • • •

een basisprincipe, de institutionele aspecten, de financiële aspecten, de opening van bedden, de logistiek, de wetgeving.

1. Enkele cijfers over de Brusselse rusthuizen Op 1 januari 2012 waren er in Brussel 164 rusthuizen. 25,4 % van de bedden behoorde toe aan de overheidssector en 38,1 % waren rust- en verzorgingstehuizen (RVT). In maart 2010 woonden 14.240 ouderen in rusthuizen. 20 % van de Brusselse 80-plussers verbleef in een rusthuis. In 2010 werkten er 8.328 mensen. In 2009 bedroeg de bijdrage van het RIZIV 170, 8 miljoen euro.

2. Standpunt van de OCMW’s vóór het akkoord Dit standpunt werd op 22 september 2011 duidelijk gemaakt in een brief aan de formateur en de partijvoorzitters. Volgens de Afdeling zal de overheveling vele problemen meebrengen, vooral op financieel vlak, en de weg bereiden voor de splitsing van de sociale zekerheid. De Afdeling was er duidelijk tegen. Verwacht wordt dat de overheveling eisen tot regionalisering van de ziekenhuizen en de thuisverpleging zal aanmoedigen. De over-heveling is een voorbode van gewestelijke sociale zekerheden. Dit kan een verschil teweegbrengen in rechten voor de Brusselaars op het vlak van toegang tot gezondheidszorg, wat indruist tegen het gelijkheidsprincipe. Het betekent een breuk – of zelfs een achteruitgang – op het gebied van maatschappelijke solidariteit. Het gaat in tegen de logica van diversifiëring van risico's en schaalvoordeel. De regionalisering van de ouderenvoorzieningen zal er een breuk veroorzaken tussen de financiering van de ouderenopvang en hun pensioen, tussen specifieke huisvesting en basisinkomen van de bejaarden. De ziekenhuizen en de diensten voor thuisverzorging zullen

Nieuwsbrief 2012/02

13


ACTUALITEIT

federaal blijven. Het gevaar voor een verstoord evenwicht en concurrentie zal bijgevolg groter worden. Zo zullen er andere sociale akkoorden zijn voor rusthuizen en voor ziekenhuizen. Tot slot zullen de ontwikkelingsmarges kleiner worden. Onze Afdeling is verre van de enige die zich zorgen maakt. Als reactie op de hervormingen op het gebied van de sociale zekerheid schreef Jean Faniel, onderzoeker bij het Crisp, onlangs dat dergelijke hervormingen in plaats van de gedecentraliseerde uitvoering van de bevoegdheden te verbeteren, vooral de solidariteit tussen de deelstaten onderling en tussen de deelstaten en de federale overheid ondermijnen. Ze effenen tevens de weg voor een verdere defederalisering van de sociale zekerheid en kunnen de concurrentie tussen entiteiten te vergroten.1

3. Reactie van de OCMW’s na het akkoord Hun reactie kwam aan bod op het Directiecomité van de Afdeling OCMW van 19 januari 2012. 3.1. Diensten rond de Brusselaars en niet omgekeerd 3.1.1. Vaststelling Tegenwoordig stellen we in Brussel vast dat er verschillende regels toegepast worden op het gebied van welzijnszorg. De subsidies en tarieven voor gezinszorg bijvoorbeeld verschillen in functie van de regels van de Gemeenschappelijke en de Franse Gemeenschapscom-missie. Dit wekt onbegrip bij de gebruikers en impliceert dat sommige diensten beter gefinancierd zijn dan andere. De juridische aard van de prestaties van de verplichte verzekering in rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen wordt beschreven door artikel 147 tot 150 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 2. Het gaat duidelijk om prestaties voor een persoon, in dit geval een rechthebbende.

3.2. Institutionele aspecten 3.2.1. Europese sociale zekerheid – tussen Bismarck en Beveridge Historisch gezien werd de organisatie van de Europese sociale zekerheid beïnvloed door twee theoretische modellen. Het Bismarck-systeem bestaat in een verplichte verzekering om een zekere levensstandaard te garanderen. Het wordt gefinancierd door werkgerelateerde bijdragen en samen met de sociale partners beheerd. Het Beveridgesysteem voorziet dan weer in een universele dekking om een vangnet te bieden. Het volgt dus eerder een logica van bijstand. Het wordt gefinancierd door de belastingen en beheerd door de Staat. In het eerste geval gaat het om verzekering en participatie, in het tweede geval om bijstand en centralisering. Hoewel de ziekteverzekering in ons land elementen uit beide modellen combineert, valt ze eerder onder het Bismarck-model. 3.2.2. Het RIZIV vandaag Het RIZIV is een complexe maar efficiënte sociale zekerheidsstructuur waarin sociaal overleg uiterst belangrijk is. De Overeenkomstencommissies zijn paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de zorgverstrekkers en de ziekenfondsen. Ze onderhandelen over de tarieven en stellen wijzigingen in de regelgeving voor. Ieder jaar maken zij een raming van de behoeften, die zij doorgeven aan het Verzekeringscomité. 3.2.3. Adviesverlenende functie in het Brussels Gewest De afdeling instellingen en diensten voor bejaarden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie brengt advies uit, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van het Verenigd College, over : - de toekenning, verlenging of intrekking van de erkenning van rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen voor bejaarden en andere soorten huisvesting of dienstverlening voor bejaarden ;

Met de zorgverzekering kregen de Brusselaars te maken met een verschil in behandeling, bron van ongelijkheid.

- de investeringsprojecten voor de bouw van deze diensten;

3.1.2. Voorstel

- mogelijke verbeteringen op het gebied van het bejaardenbeleid.

Wij vragen het behoud van de prestaties voor Brusselse ouderen in rusthuizen na de regionalisering, volgens de huidige filosofie van één prestatie voor één persoon. Daarom vragen we dat de geldende financieringsregels dezelfde blijven voor alle Brusselaars.

3.2.4. Bevoegdheid inzake prijzen Momenteel moet een prijsverhoging vooraf aangevraagd worden bij de FOD Economie. Gezien de tanende stijging van de inkomsten uit subsidies de komende jaren wordt er in de toekomst een sterkere prijsstijging verwacht.

1 “Imagine”, januari-februari 2012, nr. 89. 2 Art. 148 : “De tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 147, §3, wat de rust- en verzorgingstehuizen betreft, wordt toegekend aan de inrichting voor de rechthebbende (…)”. Art. 150 : “De tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 34, 12°, van de gecoördineerde wet wat de inrichtingen betreft zoals bedoeld in artikel 147, § 3, wordt toegekend aan de inrichting, die een overeenkomst bedoeld bij artikel 47 van de gecoördineerde wet heeft gesloten, voor de rechthebbende (...)”.

14

Nieuwsbrief 2012/02


ACTUALITEIT

3.2.5. Voorstel

3.3.2. Toename van de middelen na de regionalisering

Hoewel het RIZIV niet volmaakt is, is het een structuur die zichzelf reeds bewezen heeft. Het mag niet opgeheven worden als gevolg van de regionalisering. We pleiten voor het behoud en de oprichting van een structuur die op dezelfde leest geschoeid is, maar eenvoudiger en kleinschaliger is.

In tien jaar tijd, inflatie buiten beschouwing gelaten, is het forfait in rusthuizen met zowat 3,8 % per jaar gestegen.

We vragen het behoud van de logica van sociaal overleg in de gewestelijke instellingen die de RIZIV-financiering zullen moeten beheren. Wij eisen vooral het behoud van : - een paritaire overeenkomstencommissie met ziekenfondsen en vertegenwoordigers van de sector ; - de jaarlijkse raming - door deze Commissie - van de behoeften voor het volgende jaar ; - de advies- en initiatiefbevoegdheid van deze Commissie voor de regelgeving op het gebied van financiering. We dringen erop aan dat de Kappa-controle 3 een voorrecht van de ziekenfondsen blijft. Het zou beter zijn dat de naleving van de regels op het gebied van prijzen onder één instelling valt. Aangezien een dienst de fakkel van het RIZIV zal moeten overnemen voor de financiering van de gezondheidszorg, zou het logisch zijn dat die ook belast wordt met alles wat betrekking heeft op de prijzen, een financiële parameter. 3.3. Financiële aspecten 3.3.1. Verdeling van de middelen bij regionalisering Volgens officieuze informatie was het cijferdebat gebaseerd op gegevens van 2009, waarbij geen onderscheid gemaakt werd tussen de Duitstalige Gemeenschap en Wallonië. De gekozen verdeelsleutel top basis van 80-plussers) sluit nauw aan bij de feitelijke verdeling van de uitgaven. Wij beschikken echter niet over officiële cijfers.

Daarbij komt nog een specifieke financiering op grond van de besluiten betreffende het zogenaamde derde luik en de landingsbanen. Deze koninklijke besluiten dekken een aantal sociale voordelen die toegekend werden. Bij wijze van aanknopingspunt is het BBP per inwoner in België met 1,7 % per jaar gestegen van 1997 tot 2007. Het institutioneel akkoord bepaalt een gelijktrekking met dit BBP met een verminderingspercentage van 82,5 %. De jaarlijkse marge zal dus 1,4 % bedragen. In vergelijking met het voorbije decennium zou de marge dus bijna twee derden lager liggen 4. Tenzij de economie zich op spectaculaire wijze herstelt, zal de sector slechts een minieme groei kennen en moeten schipperen tussen : - het globaal beantwoorden aan de behoeften en vooral de betere begeleiding van dementen ; - het sluiten van nieuwe sociale akkoorden ; - de omzetting van ROB-bedden in RVT-bedden. De voorgestelde norm is overigens procyclisch. In geval van negatieve groei zullen de middelen van de sector lineair verlaagd worden. Zo is het BBP in 2009 met 2,7 % gedaald terwijl de bevolking met 0,7 % toegenomen is. Als de voorgestelde norm toegepast was, hadden we dus een lineaire verlaging met 3,4 % gehad. 3.3.3. Alternatieve zorg 20 % van de middelen in Protocol III 5 is bestemd voor alternatieven. Deze middelen stemmen overeen met RVTequivalenten. Volgens de index 2009 was dit goed voor 43,9 miljoen euro 6.

Vergelijking van de feitelijke verdeling van de uitgaven met de verdeling volgens de verdeelsleutel van het institutioneel akkoord ROB + RVT

Uitgaven (EUR)

2009

Vlaanderen

1.047.387.056

58,3 %

297.924

57,9 %

576.985.491

32,1 %

167.050

32,5 %

170.790.411

9,5 %

49.673

9,7 %

1.795.162.958

100,0 %

514.647

100,0 %

Wallonië Brussel Totaal

(incl. Duitse Gemeenschap)

80-plussers (aantal)

2009

3 Een besluit uit 2008 bepaalt vanaf wanneer een instelling de Katzschaal, die de zorgbehoevenheid van de bewoners evalueert, op significante wijze verkeerd toepast: dit wordt nagegaan aan de hand van de concordantietest “Kappa”. 4 63,1 % (1 – 1,7*0,825/3,8). 5 Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de deelstaten in 2005 betreffende het te voeren beleid inzake ouderen. 6 KB 2.7.2009 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité met toepassing van artikel 56, § 2, 1e lid, 3°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor gekeenskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, overeenkomsten kan sluiten voor de financiering van alternatieve en ondersteunende zorg voor kwetsbare ouderen.

Nieuwsbrief 2012/02

15


ACTUALITEIT

3.3.4. Dagverzorgingscentra In Brussel komen 304 plaatsen in dagverzorgingscentra in aanmerking voor het moratorium 7. Maar momenteel zijn slechts 155 plaatsen geopend. 3.3.5. Centrum voor gemeenschappelijke diensten In de Waalse regelgeving bestaat voortaan het concept “centrum voor gemeenschappelijke diensten”. In een decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 wordt het gedefinieerd als een centrum waar, ter plaatse of erbuiten, activiteiten en diensten worden georganiseerd en gecoördineerd om prestaties van materiële, sociale, culturele of recreatieve aard te verlenen aan ouderen die zelfstandig wonen, en aan personen die wegens hun toestand hieraan gelijkgesteld zijn. Bij gebrek aan middelen heeft deze formule weinig toepassing gevonden. In Vlaanderen volgde op grond van een decreet van 14 juli 1998 het concept “lokaal dienstencentrum”, een formule die al mooie resultaten opleverde. 3.3.6. Voorstel Om de impact van de gekozen verdeelsleutel nauwkeurig te meten, hebben we de recentste officiële cijfers nodig. De middelen die het RIZIV momenteel in de sector investeert, moeten er blijven. De federale overheid moet een correctiemechanisme in de financieringswet opnemen, zodat de sector niet benadeeld wordt in geval van negatieve groei van het BBP.

De voorziene groeimarge op basis van het BBP moet dan weer exclusief gebruikt worden om aan nieuwe behoeften te voldoen. Zodra de overheveling een feit is, als er sociale akkoorden gesloten werden of als er omvormingen plaatsvinden, moeten zij integraal gefinancierd worden met extra middelen. De middelen die betrekking hebben op alternatieve verzorging, moeten de sector volgen. Ze moeten in de eerste plaats aangewend worden voor de opening van plaatsen in dagverzorgingscentra, voor de uitbreiding van het aantal nachtelijke thuisoppassers en de oprichting van dienstencentra. Volgens de logica van het enig loket moeten de regelgevingen van het derde luik en van de eindeloopbaan¬ maatregel het wettelijke kader van de rusthuizen volgen. 3.4. Opening van bedden 3.4.1. Vaststelling In Brussel bepaalt de ordonnantie van 24 april 2008 8 dat het Verenigd College een programmering mag vastleggen. Er werd echter nog altijd geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. We stippen aan dat het criterium van de 80-jarigen geen impact heeft vóór 2025.

Evolutie van het aantal 80-plussers (2013-2040) (2013 = index 100)

150,00 145,00 140,00 135,00 130,00 125,00 120,00 115,00 110,00 105,00 100,00 2013 2015 2017 2019 2021 2023 2025 2027 2029 2031 2033 2035 2037 2039

(Bron : NIS – eigen berekeningen)

> 80-plussers

7 In een akkoordprotocol tussen de federale Staat en de deelstaten wordt immers voorzien in een maximaal aantal plaatsen dat geopend kan worden. 8 Ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor opvang en huisvesting van bejaarde personen.

16

Nieuwsbrief 2012/02


ACTUALITEIT

3.4.2. Voorstel De programmering zal minstens de bevolkingsgroep van de 80-plussers als parameter moeten opnemen. 3.5. Logistiek 3.5.1. Vaststelling Terwijl de erkenningsprocedure in ons Gewest nog niet geautomatiseerd is, heeft het RIZIV vandaag wel een hoog automatiseringsniveau bereikt. Zelfs met een dergelijk informatica-instrument en bekwaam, constructief en pragmatisch personeel heeft de dienst rusthuizen van het RIZIV echter te kampen met een zeer grote werkdruk. Anderzijds beschikt de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de erkenningen, die alleszins goed werk verrichten, vandaag slechts over een beperkt personeelskader, dat we dus niet gauw dat van het RIZIV zien vervangen. Bovendien zal een groot deel van het personeel dat momenteel in het RIZIV voor de rusthuizen werkt, er willen blijven werken. Dit zal onvermijdelijk snel een behoefte aan bekwaam personeel teweegbrengen.

communautaire (gewestelijke) structuur. Die structuur zou voldoende flexibel en proactief moeten zijn om vlot het nodige bekwame personeel aan te werven. Vanuit die invalshoek vragen wij dat het scenario van een structuur sui generis onderzocht wordt. Het personeel dat instaat voor de financiering, moet verschillend zijn van het personeel dat zich toelegt op de erkenning. Het lijkt ons niet realistisch om hetzelfde team zowel de erkenningsdossiers als de financieringsdossiers te laten verwerken. 3.6. Wetgeving 3.6.1. Vaststelling Momenteel is de regelgeving betreffende de rusthuizen verdeeld over meerdere federale en gewestelijke teksten. 3.6.2. Voorstel Wanneer de overheveling op administratief gebied rond is, moet de regelgeving geconsolideerd worden. We denken daarbij vooral aan de ROB- en RVT-normen.

3.5.2. Voorstel De informaticatoepassing moet behouden blijven. Om de bestaande teams in zoveel mogelijk te behouden, aantrekkelijke voorwaarden ambtenaren die het RIZIV

de dienst Gezondheidszorg dringen we erop aan dat er aangeboden worden aan zouden verlaten voor een

Samengevat De OCMW’s waren geen voorstanders van de overheveling van de rusthuizen naar de Gemeenschappen, die de federale regering in december 2011 goedkeurde. De overheveling kondigt onzekerheden, risico’s en beperkte ontwikkelingsmarges aan. Toch zullen we er ons moeten bij neerleggen en moeten we roeien met de riemen die we hebben. Welke grote principes wil de Afdeling OCMW verdedigen voor de rusthuissector als die gedefederaliseerd wordt? De Afdeling wil in de eerste plaats dat de regels voor alle Brusselaars dezelfde blijven, op grond van het gelijkheidsbeginsel. Ze eist het behoud van een logica van 'medebeheer' naar het voorbeeld van wat er met succes binnen het RIZIV bestaat. Op het vlak van de logistiek vraagt ze met aandrang op gewestelijk niveau over bekwaam personeel te kunnen beschikken en de bestaande informaticatoepassingen te behouden. Ze dringt erop aan

Michel Colson, Voorzitter Afdeling OCMW 9

dat de financiële marges aangewend worden om aan nieuwe behoeften te beantwoorden. Ten slotte pleit ze voor de uitbouw van dagverzorgingscentra, thuisoppas 's nachts en dienstencentra. We hebben gepraat over cijfers, wetten en instellingen. Die zijn essentieel om de 'bejaarden-boom' voor te bereiden. Maar we mogen de kwestie van de vergrijzing niet tot de 'bejaarden-boom' beperken. Ouder worden is immers vooral een menselijke ervaring. In dat opzicht, en bij wijze van conclusie, citeren we Marie de Hennezel: “Ouder worden is noch een ondergang, noch een gouden tijd. Het is een rijke tijd, die het evenveel waard is om geleefd te worden als alle andere. Het is een boeiende tijd die beleefd moet worden met alle vreugdes en moeilijkheden van dien. Ouder worden brengt uiteraard problemen mee op vele vlakken: economisch, sociaal en psychologisch. We moeten ze onder ogen zien en de moed hebben om erop te anticiperen.” 10.

9 Marie de Hennezel, vertaling van een fragment uit “La chaleur du cœur empêche nos corps de rouiller”, 2008. 10 Dit artikel bevat de belangrijkste punten die aangehaald werden tijdens de Algemene Vergadering van de Afdeling OCMW van 1 maart 2012. Sommige statistische en wetgevingsgegevens worden iets gedetailleerder weergegeven. De auteur bedankt Jean-Marc Rombeaux voor zijn medewerking bij het schrijven.

Nieuwsbrief 2012/02

17


WETGEVING bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30.01.2012 t/m 25.03.2012 BOUWPLAATSEN

HUISVESTING

26.01.2012 BHG betreffende de Coördinatiecommissie van de bouwplaatsen ingesteld bij de Ordonnantie van 3 juli 2008 betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg, en houdende de benoeming van haar leden - B.S. 14.03.2012, err. [bepaalt de inwerkingtreding van art. 3 t/m 7 en art. 91 § 2 van ord. 03.07.2008 betr. de bouwplaatsen op de openbare weg]

01.03.2012 Ordonnantie wijz. de Brusselse Huisvestingscode met het oog op de erkenning van de woning van woonwagenbewoners B.S.,14.03.2012 264071

BURGERLIJKE STAND/BEVOLKING 09.01.2012 Wet wijz. art. 6, par. 6, van wet 19.07.1991 betr. de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en wijz. wet 08.08.1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen B.S.,14.02.2012 263258

KANSSPELEN Kansspelcommissie — Lijst verboden websites B.S., 16.02.2012

24.11.2011 BBHR tot toekenning van leningen aan de gemeenten in uitvoering van art 2, par. 4, van de ordonnantie 08.04.1993 houdende oprichting van het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën B.S.,01.02.2012 262913

Grondwettelijk Hof - Arrest nr. 184/2011 van 08.12.2011 - Het beroep tot vernietiging van basisallocatie 10.005.28.01.63.21 van de ordonnantie van 14.12.2009 houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2010 B.S.,08.02.2012 261646

Grondwettelijk hof - Arrest nr. 19/2012 van 16.02.2012 - De prejudiciële vraag betreffende artikel 464, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 www.const-court.be

LEEFMILIEU

16.02.2012 Wet houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2012 B.S.,01.03.2012 263721 12.03.2012 KB tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de revalorisatiecoëfficiënt voor kadastrale inkomens B.S.,16.03.2012 13138 GEMEENTEBEHEER 15.02.2012 Wet wijz. wet 09.07.2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten B.S.,07.03.2012 263895

18

01.03.2012 Ordonnantie wijz. wet 22.12.1986 betr. de intercommunales en de ordonnantie 19.07.2001 houdende regeling van het administratief toezicht op de intercommunales van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest B.S.,14.03.2012 264069

KINDEROPVANG

16.02.2012 Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2012 B.S.,09.03.2012 263956

Nieuwsbrief 2012/02

02.02.2012 BBHR betr. de afvang en het vervoer van kooldioxide voor geologische opslag 263701 B.S.,29.02.2012 -

INTERCOMMUNALES

FINANCIËN/BELASTINGEN

04.03.2012 KB wijz. het KB/WIB 92, op het stuk van de voordelen van alle aard B.S.,08.03.2012 235259

29.08. 2011 MB tot vastlegging van de modaliteiten van de eerste bijscholing voor de EPB263706 adviseurs - B.S.,24.02.2012 -

15.12.2011 BBHR betr. de erkenning van de bodemverontreinigingsdeskundigen en de registratie van de bodemsaneringsaannemers B.S.,30.01.2012 262793 15.12.2011 BBHR betr. een energieaudit voor vestigingen die veel energie verbruiken 262796 B.S.,30.01.2012 22.12.2011 BBHR tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand B.S.,06.02.2012 263063 12.01.2012 BBHR wijz. BBHR 30.10.2009 betr. bepaalde antennes die elektromagnetische golven uitzenden 263065 B.S.,06.02.2012 09.02.2012 BBHR betr. de toekenning van financiële steun op het vlak van energie B.S.,21.02.2012 263472 29.08.2011 MB tot vastlegging van de bepalingen voor het in rekening brengen van de warmteverliezen door ventilatie voortkomend uit het openen van vensters, in de berekening van het oververhittingsrisico in de berekeningsmethode EPW B.S.,21.02.2012 263474

19.01.2012 BBHR wijz. BBHR 03.06.2010 betr. de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingperiode 263874 B.S.,06.03.2012 01.03.2012 Ordonnantie wijz. ordonnantie 07.03.1991 betr. de preventie en het beheer van afvalstoffen en van de ordonnantie 25.03.1999 betr. de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu 264116 B.S.,16.03.2012 01.03.2012 Ordonnantie betr. het natuurbehoud B.S.,16.03.2012 264118 MANDATARISSEN/ORGANEN Bericht - Wetgevende assemblees -[Cumulatiegrens wedde lokale mandataris en wedde 167725 parlementslid] - B.S.,31.01.2012 03.02.2011 Besluit 2010/1238 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betr. de onverenigbaarheden voor zijn leden B.S.,06.03.2012 263880 OCMW Werking 01.02.2012 Omz. van POD Maatschappelijke integratie - Aanpassing van de bedragen die tot de federale wetgeving met betrekking tot het maatschappelijk welzijn behoren, op 01.02.2012 B.S.,31.08.2011 185733 01.02.2012 Omz. van POD Maatschappelijke 244363 integratie betr. het uniek verslag 03.02.2011 Besluit 2010/1238 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betr. de onverenigbaarheden voor zijn leden B.S.,06.03.2012 263880 15.02.2012 Wet wijz. wet 09.07.2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten B.S.,07.03.2012 263895 Vreemdelingen 08.01.2012 Wet wijz. wet 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de


WETGEVING vestiging en de verwijdering van vreemdelingen [procedure art. 9ter] 263043 B.S.,06.02.2012 19.01.2012 Wet wijz. wetgeving met betrekking tot de opvang van asielzoekers [asielzoekers en 263399 EU-burgers] - B.S.,17.02.2012 19.01.2012 Wet wijz. wet 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen [richtlijn terugkeer en veilige landen] 263417 B.S.,17.02.2012 16.11.2011 Wet tot invoeging van een art. 74/9 in de wet 15.12.1980 betr. de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, inzake het verbod op het opsluiten van kinderen in gesloten centra 263403 B.S.,17.02.2012 -

overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, alsook van de regels inzake motivering, informatie en rechtsmiddelen voor deze opdrachten B.S.,01.02.2012 262898 Grondwettelijk Hof - Arrest nr. 173/2011 van 10.11.2011 - De prejudiciële vraag over art. 15 van de wet 24.12.1993 betr. de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten B.S.,31.01.2012 261473 15.02.2012 Bericht. Overheidsopdrachten. Rentevoet van de verwijlintresten. Art. 15, par. 4, van de algemene aannemingsvoorwaarden (Overheidsopdrachten gepubliceerd na 01.05.1997) 2408 POLITIE

Energielevering 01.02.2012 Omz. van POD Maatschappelijke integratie - Sociaal Verwarmingsfonds [Mazoutfonds - Verwarmingstoelage - indexering van de interventiedrempels vanaf 01.02.2012] 213094

01.12.2011 Wet wijz. wet 07.12.1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus wat betreft de verkiezing van leden in de politieraad B.S.,17.02.2012 263407

02.12.2011 Wet wijz. KB 30.03.2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten 263411 B.S.,17.02.2012 02.12.2011 Wet wijz. art. 22 van wet 07.12.1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus wat de vervanging van de politieraadsleden betreft 263413 B.S.,17.02.2012 VERKEERSVEILIGHEID 28.12.2011 Wet wijz. KB 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer [ Wegcode ] en van het gebruik van de openbare weg teneinde de fietsers toe te staan in bepaalde gevallen de verkeerslichten voorbij te rijden 263003 B.S.,03.02.2012 10.01.2012 Wet wijz. KB 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg [Wegcode], teneinde de fietsstraat te verankeren in het verkeersreglement B.S.,03.02.2012 263005

Tewerkstelling 10.02.2012 MB houdende toekenning van een toelage tot dekking van een deel van de kosten betr. de uitvoering van activerende voortrajecten [en socioprofessionele inschakelingprojecten] in het kader van het Operationeel Programma Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van de Federale Overheid - ESF 2007-2013, boekjaar 2011, tweede oproep B.S.,20.02.2012 231529 14.02.2012 Omz. Contingent 2012 arbeidsposten die een verhoogde toelage genieten van de staat aan de OCMW's voor de aanwerving van leefloon- en steungerechtigden met toepassing van art. 60, par. 7, van de organieke wet van 08.07.1976, die ter beschikking worden gesteld van sociale economie-initiatieven 198329 05.07.2011 MB tot vaststelling van de lijst van steden en gemeenten waarvan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kunnen genieten van een verhoogde staatstoelage voor specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling 215279 08.03.2012 BBHR houdende uitvoering van de ordonnantie 27.11.2008 betr. de ondersteuning van de “missions locales pour l'emploi” en de “lokale werkwinkels” B.S.,16.03.2012 264120 OVERHEIDSOPDRACHTEN 24.01.2012 KB tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet 13.08.2011 inzake Nieuwsbrief 2012/02

19


IN ONZE GEMEENTEN In februari jl. organiseerde de Vereniging het derde en laatste deel van de cyclus van het Forum van de Gemeentelijke Beleidsvoerders gewijd aan huisvesting. De cel Huisvesting van de gemeente Sint-JansMolenbeek stelde er hun werking voor. Aansluitend daarbij een interview met diensthoofd Michel Renard.

HUISVESTING IN SINT-JANS-MOLENBEEK : NIEUWE INWONERS, NIEUWE UITDAGINGEN Nieuwsbrief : Kan u Molenbeek voorstellen vanuit de invalshoek van de huisvesting ? Michel Renard : De gemeente Sint-Jans-Molenbeek bestaat eigenlijk uit drie delen : de historische kern en de kanaalzone, waar 55 % van de bevolking woont, en tot slot de buurt van het Weststation. Ieder deel is anders. Het historische en het “maritieme” Molenbeek hebben oude en vaak verouderde huizen. Het is er dicht bevolkt, met heel wat nieuwkomers en armen. Daar zien we de grootste problemen op het vlak van huisvesting : 91 % van de onbewoonbaarheidsbesluiten hebben betrekking op die wijk (67 % in het historische centrum en 24% in de Maritiemwijk). De rest van de gemeente is recenter en verkeert in betere staat. Algemeen kampt de gemeente met een zeer sterke demografische druk. De gemeente is al dicht bevolkt en toch groeit de bevolking nog aan. In nauwelijks vier jaar tijd hebben we namelijk tienduizend nieuwe inwoners ingeschreven, goed voor een toename van onze bevolking met 12 %. Daardoor stijgt de vraag naar woningen en komen er ook woningen op de markt die eigenlijk te oud of te klein zijn om te verhuren. Veel panden zijn immers overbevolkt of slecht onderhouden. De huisvestingsproblemen in onze gemeente zijn het resultaat van een combinatie van factoren : de druk op de woningmarkt, de bevolkingsgroei, de duur van de procedures, de mogelijkheid om de afgelopen jaren ruime panden voor een goede prijs te kopen (o.a. in openbare verkoop), het gebrek aan middelen van bepaalde eigenaars om hun goed te onderhouden, de aantrekkingskracht van snelle geldwinst, …

20

Michel Renard, hoofd van de Huisvestingscel onbewoonbaarheid en de huisjes-melkers trachten aan te pakken, naast andere taken zoals het informatieloket huisvesting, de adviesraad voor huisvesting, de controle van de aangepaste woningen in het kader van de procedure voor gezinshereniging,… Een extra ambtenaar houdt zich bezig met de hele problematiek van de leegstand. In 2010 vestigde de cel een informatieloket huisvesting en haar kantoren in het hartje van het historische Molenbeek (metro Zwarte Vijvers). Het loket krijgt jaarlijks ongeveer 700 mensen over de vloer.

Nieuwsbrief : Uw dienst moet samenwerken met andere lokale actoren. Hoe verloopt die samenwerking ?

Nieuwsbrief : Sinds enkele jaren schenkt SintJans-Molenbeek bijzondere aandacht aan huisvesting. Daarom werd de cel Huisvesting opgericht. Wat zijn jullie taken ?

Michel Renard : Aanvankelijk waren we nogal naïef omdat we dachten dat het volstond om iedereen rond de tafel samen te zetten om de problemen op te lossen. Stedenbouw, hygiëne, burgerlijke stand, bevolking, politie, geschillen, belastingdienst, ontvanger, OCMW, gewestdiensten, … Maar zodra de mensen naar hun dienst terugkeerden, zagen we dat ze niet noodzakelijk hun gedrag aanpasten. Iedereen moet ook nog rekening houden met de cultuur van zijn eigen dienst. Doeltreffend samenwerken vergt diepgaander werk. Wij moeten regelmatig naar de anderen toe gaan, luisteren, praten, helpen, kortom, een duurzame vertrouwensrelatie creëren.

Michel Renard : De cel Huisvesting werd opgericht in 2006 en kreeg drie taken: de strijd tegen onbewoonbare woningen, leegstand en huisjesmelkers. In 2009 kreeg ze ook het toezicht op onbewoonbare woningen, wat vroeger een taak was van de dienst hygiëne. Er werken momenteel drie ambtenaren voor de cel Huisvesting die voornamelijk het probleem van de

De cel Huisvesting coördineert verschillende gemeentediensten die bij huisvesting betrokken zijn: stedenbouw, hygiëne, belastingen, bevolking, … Wij doen een beroep op die diensten om de dossiers te onderzoeken. Er wordt vaak vergaderd. We werken ook samen met het OCMW en andere diensten. De politie-inspecteurs bijvoorbeeld spelen ook een belangrijke rol

Nieuwsbrief 2012/02


IN ONZE GEMEENTEN

bij de controle van nieuwe inschrijvingen van domicilie : zij kennen de wijk en de inwoners ook goed. Stilaan ontstond er een vertrouwensband met hen en ook tussen de gemeentediensten. Het directe contact met de eigenaars is ook heel belangrijk om de dossiers af te handelen, want ofwel kennen ze de procedures niet goed genoeg, ofwel beschikken ze mogelijk over verkeerde informatie van horen zeggen. We werken ook dagelijks en in een goede verstandhouding samen met de gewestelijke huisvestingsdienst. Naar aanleiding van huisbezoeken in het kader van gezinshereniging - meer dan duizend bezoeken tussen 2008 en 2011- hebben we statistieken kunnen opmaken (zonder klachten van huurders) : bij 20 % van de bezoeken troffen we onbewoonbare en zelfs gevaarlijke woningen aan. Onze centrale positie in dit proces stelt ons in staat problemen te ontdekken, onder meer bij het doorgeven van informatie. Zo stellen we een structureel gegevensverlies vast betreffende de precieze plaats van de woning in het pand. Dat verlies aan informatie zou vermeden moeten worden, want het kan problemen veroorzaken. Zo weten wij soms niet op welke verdieping iemand die ingeschreven is, woont.

Nieuwsbrief : Hoe pakt u het probleem van de onbewoonbaarheid aan ? Michel Renard : Als we geraadpleegd worden, trachten we geen partij te trekken voor de eigenaar of voor de huurder. Dat is onze rol niet : wij passen de regels toe. Wij laten die persoon of personen wel eerst hun standpunt duidelijk maken. Als het conflict onder het burgerlijk recht valt, verwijzen we hen door naar een dienst voor juridisch advies of naar de vrederechter. Voordat er een onbewoonbaarheidsbesluit uitgevaardigd wordt, wordt de eigenaar altijd gehoord om zijn standpunt te kunnen geven of herstellingswerken voor te stellen (hoe en hoe snel). Die hoorzittingen zijn zeer belangrijk in onze gemeente omdat een groot deel van de bevolking uit een cultuur komt waar mondeling contact gebruikelijk is. Soms beheersen ze het Frans onvoldoende of kunnen ze niet goed schrijven, laat staan administratieve taal begrijpen. De bezoeken worden soms rechtstreeks afgelegd met een politieagent en een inspecteur stedenbouw, als we stedenbouwkundige overtredingen vermoeden. Ieder jaar brengt ons 250 tot 300 nieuwe dossiers. De dossiers worden geklasseerd volgens de graad en het type onbewoonbaarheid. We maken een onderscheid naargelang er al dan niet verbetering mogelijk is en naargelang van het soort probleem : vocht, gebreken, … We zijn overigens van plan om

opleidingen te organiseren voor de politie, zodat de inspecteurs een beter beeld van de overtredingen krijgen en ze dus beter kunnen herkennen. Wij interveniëren op basis van een klacht van een huurder of op verzoek van een andere gemeentedienst. Eerst moedigen we de huurder aan om te overleggen met de eigenaar. Hij moet het probleem beschrijven in een aangetekende brief schrijven aan zijn huisbaas. Als de huisbaas niet reageert, gaan we op bezoek. Indien nodig schrijven ook wij naar de eigenaar om hem aan te manen de nodige werken uit te voeren. Ofwel dreigen we klacht in te dienen bij de gewestelijke huisvestingsinspectie. Als de situatie te ernstig is, vragen we de burgemeester onmiddellijk een onbewoonbaarheidsbesluit uit te vaardigen. De eigenaar wordt dan binnen de drie weken op een hoorzitting uitgenodigd. Indien er een probleem is met de veiligheid van de gasinstallatie, dan telefoneren we onmiddellijk naar Sibelga, die de installatie controleert en eventueel verzegelt. Er bestaan twee soorten besluiten: de besluiten op basis van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet en die op basis van artikel 133. De eerste betreffen de hygiëne en de veiligheid van de woning. Dat is een gemeentelijke procedure. De tweede groep heeft betrekking op een gewestelijke regelgeving, de wooncode, en voert het woonverbod uit op bevel van de directie van de gewestelijke inspectie. Ze zijn gebaseerd op heel precieze technische normen. Wanneer het pand niet correct is (bv. te klein) maar wij niet kunnen optreden op basis van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, dienen we klacht in bij de gewestelijke huisvestingsinspectie. Het Gewest kan heel hoge boetes opleggen. Uit angst voor dergelijke boetes reageert de eigenaar soms wel snel. Vaak is het pand onbewoonbaar op grond van beide regelgevingen. Toch vermijden we om twee afzonderlijke besluiten uit te vaardigen, want dat zou nog meer verwarring stichten bij de mensen. Maar het is al gebeurd, bijvoorbeeld als we niet weten dat de huurder bij zowel de gemeentelijke als de gewestelijke instantie klacht ingediend heeft. Het feit dat de eigenaar gehoord wordt, is zeer belangrijk want in vele gevallen geraakt hij er zo reeds van overtuigd dat hij de nodige werken moet (laten) uitvoeren. Wij geven ook informatie over gemeentelijke en gewestelijke renovatiepremies. Eventueel brengen we ze in contact met een sociaal huisvestingskantoor, bij voorkeur met het Molenbeekse agentschap. In het kader van de energiebesparing kan het OCMW goedkope leningen toekennen (via het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost).

Nieuwsbrief 2012/02

21


IN ONZE GEMEENTEN

Wij zouden ook beurzen kunnen organiseren voor groepsaankopen, zoals dat in andere gemeenten reeds gebeurt : verschillende kandidaat-kopers kopen een pand en creëren er een mede-eigendom voor verschillende gezinnen.

Nieuwsbrief : En de strijd tegen huisjesmelkers ? 1

Cel Huisvesting, Tazieauxstraat Maar soms stellen we ook vast dat de huurder niet wil dat er werken uitgevoerd worden aan zijn woning, aangezien het onbewoonbaarheidsbesluit hem voorrang geeft bij de toekenning van een sociale woning. De follow-up van de dossiers wijst uit dat een derde van de eigenaars de nodige werken uitvoeren binnen de maanden na de hoorzitting en nog een derde binnen het jaar, na aanmaningen of nieuwe contacten. In de ergste gevallen wordt het pand gesloten. Onopgeloste dossiers blijft de cel volgen met de bijstand van de politie. Net als de gemeente Oudergem beschikt Molenbeek over een reglement voor onbewoonbare woningen: voor een onbewoonbare woning wordt een belasting van 1.500 euro opgelegd. Dat bedrag wordt met de helft verhoogd indien de betrokkene niet reageert. Het is een zeer doeltreffend drukkingsmiddel. Wij passen het stelselmatig toe voor nieuwe besluiten.

Nieuwsbrief : En hoe bestrijdt u leegstand ? Michel Renard : Onze gemeente heft ook een belasting op leegstaande gebouwen. De belastingdienst is efficiënt maar de meeste gevallen zijn verwikkeld in een geschil. De eigenaars starten een gerechtelijke procedure die jarenlang aansleept. De follow-up van deze fiscale geschillen is dus geen sinecure. Sommige duren meer dan tien jaar ! We dienen bij het Gewest ook dossiers in voor gesubsidieerde aankopen. Het gaat om enkele specifieke dossiers. Door ze onder de aandacht te brengen, kunnen ze soms opgelost worden. Wij trachten problemen steeds proactief op te lossen door samen te werken met de eigenaar, door hem te wijzen op eventuele steunmaatregelen en de mogelijkheid om het pand te laten beheren door een sociaal huisvestings-kantoor,… De eigenaar die geen middelen heeft om zijn pand te renoveren, verkoopt het soms aan een particulier of aan de gemeente, bijvoorbeeld in het kader van een wijkcontract.

22

1 Zie ook: “Marchands de sommeil en toute impunité”, LE SOIR, 4/4/2012 Nieuwsbrief 2012/02

Michel Renard : In januari 2007 hebben we een eerste rechtsvordering ingesteld (politie, Parket, dienst stedenbouw en GHI). Het vooronderzoek rond het dossier is afgelopen maar er werd nog geen uitspraak gedaan! Nochtans kunnen dergelijke dossiers maar beter snel afgehandeld worden om te vermijden dat de eigenaars een alsmaar grotere voorsprong nemen ten opzichte van de overheid. Niettemin is het probleem sinds iets meer dan een jaar tot het collectieve bewustzijn doorgedrongen. We stellen overigens ook vast dat enkele personen eigenaar zijn van meerdere problematische panden, wat soms een zweem van misdaad doet vermoeden : netwerk van huisjesmelkers, witwassen van geld, belastingfraude, geweld, … En dan zijn er ook nog eigenaars die hun straffeloosheid organiseren dankzij onderverhuring of beheer via vzw’s. Als we zoiets op het spoor komen, wordt het dossier onmiddellijk doorgeschoven naar de politie en het Parket.

Nieuwsbrief : Om daar iets aan te doen, maakt de gemeente onder meer gebruik van duurzame wijkcontracten. Momenteel is het nog even wachten op de jongste telg “Leopold II”. Michel Renard : Binnenkort komt de gemeente Sint-JansMolenbeek met dit nieuwe duurzame wijkcontract naar buiten. We zullen trachten ervoor te zorgen dat het een specifiek onderdeel gericht op huisjesmelkers bevat. De gemeenteraad zal het bespreken en zou het basisdossier normaal gezien in juni moeten goedkeuren. Het openbaar onderzoek zal in september gevoerd worden. Dit nieuwe duurzame wijkcontract zal op vrijdag 11 mei voorgesteld worden aan de adviesraad voor huisvesting. Na een analyse van alle lokale huisvestingactoren, met inbegrip van verenigingen, zullen er voorstellen gedaan kunnen worden.

Nieuwsbrief : Ziet u mogelijkheden om de efficiëntie van uw werk nog te verbeteren ? Michel Renard : In de strijd tegen onbewoonbare woningen zijn er wel middelen beschikbaar, maar de concrete resultaten zijn de vrucht van lange en moeilijke procedures, zeker in het geval van huisjesmelkers. Stedenbouwkundige overtredingen (bv. opdeling van woningen of niet-naleving van de bewoonbaarheidsnormen van de


IN ONZE GEMEENTEN

gewestelijke stedenbouwkundige verordening) daarentegen zijn tastbaarder en dus makkelijker vast te stellen. Soms heeft de regelgeving vreemde effecten. De voorlopige inschrijving in een onbewoonbare woning geeft voorrang bij de toekenning van een sociale woning en steun voor herhuisvesting. Maar er kan ook misbruik van gemaakt worden. Volgens mij zou die regelgeving herzien moeten worden, omdat er soms nog ontsporingen zijn. Mijn voorstel zou zijn de gemeenten de mogelijkheid te bieden om inschrijvingen in onbewoonbare of niet-conforme woningen te weigeren. Dat zou ingaan tegen het huidige systeem dat gebaseerd is op de inschrijving als weerslag van de feitelijke situatie, maar volgens mij zou de weigering van inschrijving een positief effect hebben: als hij zich niet op dit adres kan inschrijven – en dus geen toegang kan krijgen tot de bijbehorende rechten - heeft de persoon er dus geen enkel belang bij naar een onbewoonbare woning te verhuizen. Bijgevolg zouden onbewoonbare panden hun aantrekkingskracht verliezen. Vele huisjesmelkers hebben ons trouwens verklaard dat ze alleen maar een contract gesloten hebben zodat de huurder “zijn OCMW kan krijgen”. Op die manier trachten ze zich dus uit te geven voor weldoeners voor kansarmen !

Het feit dat de burgemeester verplicht is een andere woning aan te bieden – dit is een middelenverbintenis en geen resultaatsverbintenis - is ook niet gemakkelijk toe te passen, omdat er te weinig woningen zijn en het nagenoeg onmogelijk is de kosten terug te vorderen bij de betrokken eigenaar. Daarom trachten wij ervoor te zorgen dat de wetgeving aangepast wordt. Men zou zich daarbij kunnen inspireren op de Vlaamse Wooncode. Deze bevat een bepaling die de herhuisvestingskosten rechtstreeks doorrekent aan de eigenaar van een gesloten onbewoonbare woning en de terugvordering van de kosten door de gemeente vergemakkelijkt. Interessante ideeën voor de Brusselse wetgever ? Absoluut !

Interview door Olivier Evrard Met de medewerking van Philippe Delvaux

Info Cel Huisvesting van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek Michel Renard Tazieauxstraat 47 – 1080 Sint-Jans-Molenbeek Cel.logement.1080@molenbeek.irisnet.be

Nieuwsbrief Directie : Marc Thoulen Coördinatie : Philippe Delvaux

Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw Aarlenstraat 53 bus 4-1040 Brussel Tel 02 238 51 40-Fax 02 280 60 90 welcome@avcb-vsgb.be www.vsgb.be Redactie : philippe.delvaux@avcb-vsgb.be

Nr 2012-02

april/mei 2012

Redactie : Marc Cools, Michel Colson, Philippe Delvaux, Olivier Evrard, Céline Lecocq, Jean-Marc Rombeaux, Marc Thoulen Vertaling : Liesbeth Vankelecom, Annelies Verbiest Secretariaat : Céline Lecocq, Chantal Matthys Abonnementen : Patricia De Kinne : 02 238 51 49 • patricia.dekinne@avcb-vsgb.be Publiciteit : Agentschap Publiest - 02 550 38 04 - office@publiest.lu Nieuwsbrief wordt gedrukt op 100 % gerecycleerd papier Cette revue existe aussi en français. Si vous souhaitez recevoir le Trait d'Union, contactez notre secrétariat : welcome@avcb-vsgb.be Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.vsgb.be

Gepubliceerd met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Belfius en Ethias

Nieuwsbrief 2012/02

23


24

Nieuwsbrief 2012/02


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.